Professional Documents
Culture Documents
Deze PDF is gemaakt met behulp van de open source toolkit mwlib. Zie http://code.pediapress.com voor meer informatie.
PDF generated at: Mon, 12 Aug 2013 13:08:39 UTC
Inhoud
Artikelen
Geschiedenis van Nederland
Romeinen in Nederland
43
De Nederlanden in de Middeleeuwen
50
Grote Volksverhuizing
95
101
Zwarte Dood
104
Honderdjarige Oorlog
108
114
Grote Ontginning
125
Hanze
130
Bourgondische tijd
141
Habsburgse Nederlanden
145
Nederlandse Opstand
150
Tachtigjarige Oorlog
152
180
209
231
235
247
Referenties
Paginabronnen en auteurs
251
253
Paginalicenties
Licentie
259
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen
Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen
..Naar provincie
Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal
Nederland
Geschiedenis
De geschiedenis van Nederland is het verhaal van het gebied van het huidige Nederland. Vr de negentiende eeuw
bestond er in dit deltagebied geen eenheidsstaat en tot die tijd kenden de gewesten in deze contreien ieder hun eigen
bestuur en regeringsvorm. Deze gewesten hebben door de geschiedenis heen dan ook wisselende onderlinge relaties
gehad, soms samenwerkend, soms rivaliserend. In die zin is dit artikel een beschrijving van de totstandkoming van
het huidige Nederland als staat; de nationale geschiedschrijving.
Deze geschiedenis kent een aantal belangrijke keerpunten waaronder de Opstand, vaak aangeduid als de meer
omvattende Tachtigjarige Oorlog, met zijn onder de naam Plakkaat van Verlatinghe bekendstaande
onafhankelijkheidsverklaring; de opvolgende periode van grote voorspoed in de Gouden Eeuw; de Franse tijd die het
einde betekende van de toen reeds langdurig in verval zijnde Republiek; de oprichting van het Koninkrijk der
Nederlanden in 1815 en de Belgische revolutie van 1830 resulterende in het Nederland in de min of meer huidige
vorm.
Deze geschiedenis is sterk verbonden met het ontstaan van de Nederlandse ondergrond. Het tegenwoordige
Nederlandse landschap is grotendeels gevormd in de laatste 150.000 jaar. De laatste duizend jaar is voornamelijk de
bewoning van grote invloed geweest op het landschap, met name door de aanleg van polders en dijken. Dit heeft
grote invloed gehad op de geschiedenis, onder meer door de collectiviteit die noodzakelijk was bij de bescherming
van het in gebruik genomen land tegen het water. Dit heeft voor een bestuur en mentaliteit gezorgd die mede heeft
bijgedragen aan het latere succes van de Nederlandse handel, waarbij ook de geografisch gunstige ligging aan zee en
waterwegen van groot belang was.
Prehistorie
Zie prehistorisch Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Het Nederlandse landschap is vooral gevormd gedurende de laatste twee ijstijden uit het Pleistoceen en het
Holoceen. De verdrinkingsgeschiedenis tijdens het Holoceen van de Schelde, Rijn, Maas en Eems en omgeving is
van groot belang geweest voor de bewoningsgeschiedenis van Nederland. Ruim tweederde van het oppervlak wordt
gevormd door Holocene afzettingen.
Inherent aan deze periode is het gebrek aan kennis van wat er zich afspeelde. Waar later persoonlijke verhalen
inzicht geven in beweegredenen, is men hier alleen in staat om culturen te onderscheiden aan de hand van
archeologische overblijfselen of bodemsporen, voor zover deze al teruggevonden zijn in het 'bodemarchief'.
Enerzijds is het aantal doorzochte locaties niet uitputtend, anderzijds zijn sporen verdwenen door natuurlijke
oorzaken, maar ook door menselijk ingrijpen of bevinden deze zich in formaties die bedekt worden door recentere
afzettingen. Voor deze voor-historische tijd is het beter te spreken van 'het gebied van het huidige Nederland'.
Steentijd
Lang voor er sprake zou zijn van een herkenbare Nederlandse identiteit bestond de bewoning in dit gebied uit
passerende jager-verzamelaars. Vondsten uit de vroegste periodes zijn spaarzaam en ontbreken bij een aantal
periodes volledig. Niet goed duidelijk is in hoeverre menselijke bewoning het ritme van glacialen-interglacialen en
stadialen-interstadialen volgde. De oudste menselijke bewoners in Nederland waren waarschijnlijk neanderthalers
die aan het einde van het Midden-Pleistoceen (0,465 - 0,128 Ma) en het Laat-Pleistoceen (0,128 - 0,0115 Ma) in
Noordwest-Europa verbleven. De oudst bekende sporen in Nederland dateren uit het Midden-Paleolithicum, ca.
250.000 BP, en zijn resten van een kamp in de Belvdre-groeve bij Maastricht en de groeve Kwintelooijen bij
Rhenen. Of er oudere artefacten uit het Vroeg-Paleolithicum zijn, is omstreden door de moeilijkheden bij de
datering. Het is niet precies bekend wanneer de moderne mens naar Europa kwam, maar zijn aanwezigheid blijkt uit
IJzertijd
In de IJzertijd waren deze gewesten een randgebied van de Keltische expansie vanaf grofweg 1000 v.Chr. die zijn
oorsprong had in Centraal-Europa. Deze Kelten hadden een klasse van edelen die hun macht deelden met stamhoofd
en drude en heersten over de plaatselijke bevolking. In het zuiden introduceerde de mogelijk Keltische
Hallstatt-cultuur (ca. 800 - 500 v.Chr.) het gebruik van ijzer, om opgevolgd te worden door de La Tne-cultuur (ca.
450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de eerste eeuw v.Chr.).
Door de introductie van nieuwe technologien als metaalbewerking kon voedsel efficinter vergaard worden, wat
een elite vrij maakte die zich bezighield met andere zaken. De belangrijkste specialisatie was die van spirituele
leiders die gevaren konden duiden of zelfs afwenden. Rondom hen ontstonden centra van toenemende welvaart,
aanvankelijk om de goden tevreden te stellen. Ter bescherming werden tijdelijk krijgers als leider aangesteld die
echter gaandeweg meer macht verkregen. Relatief egalitaire samenlevingen werden op die manier adellijk met een
aristocratisch bestuur. Dit gold onder meer voor de Kelten voor wie de Lage Landen een randgebied was en de La
Tne-cultuur daarna (ca. 450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de eerste eeuw v.Chr.).
Het bezit van vee gold als maatstaf voor rijkdom en aanzien en gaf meer status dan bereikt kon worden met
landbouw. De hoogste status hadden de krijgers die over hun chiefdoms heersten. Deze samenlevingsvorm werd
waarschijnlijk mogelijk gemaakt door de toegenomen handel. Dit had ook een toename van de ambachten tot gevolg
en men begon harnassen, wapens en gereedschappen te verkopen in marktplaatsen die uitgroeiden tot versterkte
nederzettingen.
Aangetrokken door Keltische welvaart, trokken in de tweede eeuw voor Christus Germanen naar het westen, hierbij
geholpen door het gebrek aan samenhang in de Keltische samenleving. Ook de Germanen kenden een maatschappij
van edelen, vrijen, half-vrijen (liten) en slaven. Boven de rivieren kreeg men door toenemende zeespiegelstijging
(transgressie) te maken met verslechterde woonomstandigheden en ging daarop onder andere raatakkers (celtic
fields) gebruiken en terpen bouwen, terwijl in het westen veengronden ontgonnen werden.
Bij dit alles moet worden opgemerkt dat het onderscheid tussen Kelten en Germanen niet goed duidelijk is. De
benamingen werden gegeven door de oude Grieken en Romeinen en worden tegenwoordig vooral als taalkundig
begrip beschouwd die onafhankelijke volken beschrijven zonder gezamenlijke identiteit (zie verder het artikel over
de relatieve verwantschap tussen volkeren).
Over de godsdiensten die de Kelten en Germanen aanhingen is weinig bekend. De Romeinse beschrijvingen zijn
oppervlakkig en gekleurd en het is onwaarschijnlijk dat de Germaanse mythologie van die tijd, rond het begin van de
westerse jaartelling, nog sterk overeenkwam met de Noordse en Germaanse mythologie zoals die in de dertiende
eeuw door Snorri Sturluson in Proza-Edda beschreven werd.
Romeinse tijd
Zie Romeinen in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De eerste ooggetuigenverslagen die de Nederlanden beschrijven zijn het gevolg van de komst van de Romeinen.
Deze zouden hier uiteindelijk enkele honderden jaren blijven. In de Commentarii rerum in Gallia gestarum
beschreef de generaal Julius Caesar zijn gevechten in 57 v.Chr. tegen de Belgae in de zuidelijke Nederlanden. Deze
Gallische oorlog (58 - 52 v.Chr.) markeert daarmee de overgang van de prehistorie naar de protohistorie van de nog
niet bestaande Nederlanden. Overleveringen uit deze periode zijn echter nog steeds schaars, waarbij vermoedelijk
ook veel verloren is gegaan. Pas vanaf de twaalfde eeuw neemt het aantal bronnen toe.
Caesar noemde enkele 'Belgische' stammen, waaronder de Menapii als bewoners van het kustgebied van het huidige
Vlaanderen en Zeeland en het deltagebied van de grote rivieren. Ten oosten van hen woonden de Eburones, door
hem gerekend tot de Germani cisrhenani. Hoewel de eersten aanvankelijk een succesvolle guerrillastrijd voerden,
moesten zij zich uiteindelijk overgeven. De Eburones werden verslagen en vrijwel volledig uitgeroeid. Met de oorlog
die de Rijn tot de noordgrens van het Romeinse Rijk maakte, kwam een einde aan de eigen ontwikkeling van deze
volken. In een periode van relatieve rust vestigden de Batavi zich daarna in onder andere de Betuwe, terwijl de
Cananefates naar het huidige Zuid-Holland trokken. Ten noorden daarvan woonden de Frisii. Het gebied van de
Eburones werd in het noorden opnieuw bevolkt door de Frisiavones.
Door de burgeroorlog in Rome (49 - 45 v.Chr.) en nog meer door opstanden en andere moeilijkheden liet een
doeltreffende organisatie van het gebied op zich wachten tot Augustus (27 v.Chr. - 14 n.Chr.), de eerste keizer. Deze
deelde het gebied aan de linkerzijde van de Rijn in bij Gallia Belgica. Tijdens de regering van Augustus was men
begonnen met de uitbreiding van het wegennet, vooral gericht op de pacificatie van Noord-Galli en de verovering
van Brittanni en Germani. Generaal Drusus moest voor Augustus het gebied tot aan de Elbe veroveren en wist de
Frisii te onderwerpen en met hun hulp de Chauken te verslaan. Na de door hen in 9 n.Chr. verloren Varusslag
trokken de Romeinen zich echter terug tot de Rijn. Het gebied daarboven bleef een militaire zone, maar na een
belastingmaatregel kwamen de Frisii in 28 n.Chr. in opstand, waarna zij en de Chauken vrijwel onafhankelijk
werden van de Romeinen. Daarbij werden zij geholpen door het verschuiven van de Romeinse aandacht naar de
verovering van Brittanni in 43. De Rijn werd na 47 de noordgrens of limes van het rijk.
Onder de keizers Tiberius (14 - 37) en
Claudius (41 - 54) werd het gebied van
wingewest omgevormd tot onderdeel van
het rijk. Onder Claudius werd romanisering
als
politiek
instrument
bevorderd.
Romeinsgezinde
stammen
kregen
(schijnbaar) een onafhankelijke status; aan
hen werd het statuut van civitas libera of
civitas foederata vrije of verbonden
burgers toegekend. Ook werd een deel
van de lokale bevolking ingedeeld bij de
Een villa rustica was een grote herenboerderij te midden van een uitgestrekt
hulptroepen.
De
Romeinse
landbouwgebied. De Romeinen verbouwden vaak n product in grote
verdraagzaamheid ten opzichte van de
hoeveelheden, dat vervolgens verhandeld werd, onder andere met de steden en
lokale godsdiensten droeg bij aan pacificatie
legergarnizoenen. Naast akkerbouw en veeteelt vonden hier ambachtelijke
activiteiten plaats, waarbij de Romeinse villa Voerendaal-Ten Hove langs de via
van de stammen.
Belgica een van de grootste teruggevonden villa's van Europa is.
Desondanks kwamen onder leiding van
Julius Civilis in het vierkeizerjaar (68 - 69)
de Bataven in opstand toen de Romeinse legioenen aan de Rijn gedeeltelijk waren teruggetrokken om aan de interne
meenamen.
Aangenomen wordt dat er een mengelmoes van heidense geloven bestond voordat het christendom de overheersende
godsdienst werd in de Nederlanden. Onder de Romeinen werd het Romeinse pantheon gentroduceerd en vond ook
de zogenaamde eerste kerstening plaats, vooral in de steden. De invloed hiervan was echter beperkt en verdween
vrijwel na de volksverhuizingen.
De eerste steden
In de Romeinse tijd werden de eerste steden in het huidige Nederland gesticht: Oppidum Batavorum (stad der
Bataven, rond huidige Valkhof) aan het begin van de jaartelling, later het iets ten westen daarvan gelegen
Noviomagus (Nijmegen) in 104. Omstreeks 122 stichtte keizer Hadrianus Forum Hadriani (Voorburg) als stad der
Canninefaten. Verder ontstonden er op gunstige plaatsen zoals bij wegkruisingen, doorwaadbare plaatsen bij rivieren
en rond herbergen, talrijke gehuchten en dorpjes (Vicus) die soms stedelijke omvang aannamen. Coriovallum
(Heerlen) en Maastricht waren grotere stedelijke nederzettingen die zich spontaan ontwikkelden aan belangrijke
land- en waterwegen. Veel huidige dorpen en steden beneden de grote rivieren hebben dan ook een Romeinse kern.
Vooral langs de Maas en in de Betuwe liggen stedelijke nederzettingen en dorpen met Romeinse wortels. De meeste
woonplaatsen zijn waarschijnlijk korte tijd verlaten geweest tijdens de chaotische periode van de volksverhuizingen
in de periode 300-500. Volgens recent archeologisch onderzoek is Maastricht wel sinds de Romeinse stichting
continu bewoond gebleven. Met name de vestiging van een bisschopszetel rondom het graf van Sint Servaas heeft de
bewoningscontinuteit bevorderd.
Landschapsvorming
De kustlijn zag er toen geheel anders uit dan
tegenwoordig. Een relatieve langzame
zeespiegelstijging in combinatie met het
waarschijnlijk vaker voorkomen van
stormen kan een van de oorzaken zijn
geweest van de kusterosie die begon tussen
de vijfde en de eerste eeuw v.Chr. in het
westen van het huidige Nederland. Terwijl
in de periode daarvoor de kustlijn zich
gesloten
had,
afgezien
van
de
riviermondingen van de Schelde, de Maas,
de Rijn en het Oer-IJ, werden deze
mondingen hierna weer steeds wijder. Het
hoogveengebied achter de strandwallen
raakte door de inbraken van de zee, maar
ook door toedoen van de toenmalige
bewoners ontwaterd en klonk in. Vooral in
Zeeland kwam het veen zo laag te liggen,
dat het rond het begin van de jaartelling
overspoeld werd door de zee waarmee de
veenvorming tot stilstand kwam. Hoewel er
tot in de derde eeuw op het veen werd
gewoond, kwam de zee aan het einde van
Middeleeuwen
Zie De Nederlanden in de Middeleeuwen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De Germaanse druk op de limes nam vanaf de tweede eeuw toe. De volksverhuizingen, die al met al zo'n twee
eeuwen duurden, luidden een periode van instabiliteit in. De Romeinen wisten dit lange tijd op te lossen door
Germaanse troepen als foederati of verbondenen in te zetten tegen vijandige andere Germanen. Het Romeinse Rijk
verzwakte ondertussen ook intern en werd omstreeks 300 verdeeld in een West- en Oost-deel die elk zelf voor de
verdediging van hun grondgebied moesten zorgen. Het economisch zwakkere West-Romeinse Rijk had voortaan
veel minder middelen om de legioenen op peil te houden en boette hierdoor flink in op haar defensieve kracht.
Bovendien was het politieke systeem steeds instabieler geworden, vooral voor wat de opvolging van de keizer
betreft: dit ging eigenlijk altijd met veel geweld gepaard. Dit zorgde nog eens voor extra onrust dat de desintegratie
van het westen bevorderde. De Germaanse stammen maakten dankbaar gebruik van de verzwakte grensverdediging
en vielen steeds vaker binnen.
In de vierde eeuw was er al regelmatig sprake van Germaanse invallen. Het einde van de Romeinse heerschappij
kwam toen generaal Stilicho in 402 de laatste overgebleven Romeinse troepen terugtrok van de grensgebieden om
Itali te verdedigen tegen de Goten. De Ripuarische Franken bleven achter om de grens te bewaken, maar werden in
406 verslagen in de slag bij Mainz door de voor de Hunnen vluchtende Vandalen, Sueven, Alanen, Alemannen en
Bourgondirs. Dezen staken daarna de Rijn over en trokken Galli binnen. De meningen verschillen over in hoeverre
dit gevolgen had voor het deel van het grensgebied van het huidige Nederland en daarmee het belang van het jaartal
406 voor dit gebied. Het Romeinse Rijk herstelde zich echter niet meer van en de daaropvolgende versnippering van
Europa is tot op heden herkenbaar. De bevolking en de handel namen af; geld raakte in onbruik. Nadat het Romeinse
bestuur en de legertroepen verdwenen waren, vormden zich kleine rijkjes naast elkaar. De beschrijvingen van de
gebeurtenissen in de vierde en vijfde eeuw zijn geheel afkomstig uit Romeinse bronnen en daarmee gekleurd. De
voornamelijk Germaanse bewoners zullen echter waarschijnlijk nog wel enige tijd het idee hebben gehad tot het
Romeinse Rijk te behoren.
Vanaf het midden van de vijfde eeuw begon de neergang. Veel steden en oppida werden verlaten. De bevolking nam
vrijwel zeker aanzienlijk in aantal af, terwijl er ook sprake was van economische achteruitgang. De Romeinse
heerwegen werden verwaarloosd, zodat reizen moeilijker werd en ook gevaarlijker. Door dit alles nam ook de handel
10
Karolingen
Karel Martel was de stamvader van de Karolingen die de
macht overnamen van de Merovingen. Karel de Grote wist
naast de Friezen uiteindelijk ook de Saksen en de
Longobarden aan zich te onderwerpen in de Saksenoorlogen
(772-804). Hiermee vond de zogenaamde frankisering plaats
waar de introductie van het hofstelsel deel van uitmaakte.
De zogenaamde tweede kerstening was hier ook onderdeel
van. Deels werd dit uitgevoerd door vooral Engelse en Ierse
missiebisschoppen zoals Willibrord, Bonifatius en Adelbert
van Egmond en door hen bekeerde Friezen. De harde hand
van Karel de Grote was voor hen die door de eersten niet
overtuigd
werden.
Door
beide
veranderde
het
cultuurlandschap in belangrijke mate, hoewel het hofstelsel
boven de rivieren door de aard van het landschap vrijwel
niet werd toegepast.
Bisdommen waren deels gebaseerd op de oude civitates.
Kloosters en kerken werden gesticht en om het land
efficinter te exploiteren werden nederzettingen verplaatst,
anders ingericht en nieuw gesticht. Ook ging Karel weer
over op een actieve wetgeving met het uitvaardigen van
capitularia die deels het bestaande gewoonterecht
Miniatuur uit de Trs riches heures.
vervingen. In de eeuwen daarna zou het christelijke geloof
De domeinen werden bewerkt door horige boeren en bezaten
een grote mate van autarkie.
zich aanpassen en volledig doordringen in de samenleving.
Onder Karel de Grote waren de Nederlanden geen
randgebied meer zoals in de Romeinse en vroege Frankische tijd, maar lagen nabij het centrum van het Frankische
rijk. Voor de Friezen betekende de opname in het Frankische rijk een grote stimulans voor de handel. Met de
Karolingische renaissance zag deze periode een opleving van cultuur en wetenschap.
Karel de Grote werd in 800 gekroond tot Imperator Romanorum, 'Keizer van de Romeinen'. Zijn Frankische rijk zou
echter door meerdere oorzaken uiteenvallen. Allereerst was er geen sprake van een abstract staatsbegrip of res
publica, ondanks de poging om met de kroning het Frankische gezag te legitimeren als een soort voortzetting van het
Romeinse rijk. Het rijk gold, net als onder de Merovingen, als persoonlijk bezit van de heerser zodat het na de dood
van Lodewijk de Vrome weer verdeeld werd onder diens erfgenamen. Macht (bannus) bleef vooral afhankelijk van
veroveringen, geweld en Gebltsrecht, waarbij deze in stand werd gehouden doordat de heerser van de ene palts naar
11
12
13
voor
afzonderlijke
geschiedenis
gewesten
van
in
de
de
Middeleeuwen: de gewesten.
14
Consolidatie
De veertiende eeuw was voor Europa
een periode van crisis in velerlei
opzicht, met onder andere de Grote
hongersnood van 1315-1317, de
Zwarte Dood (1347-1351) en de
Honderdjarige Oorlog (1337-1453). In
economisch opzicht was er zelfs sprake
van een algemene malaise die tot ca.
1475 duurde. Voor de Nederlanden
was er echter eerder sprake van
economische expansie, hoewel ook
hier de nodige problemen waren. Waar
SintElizabethsvloed in 1421, ~1490-1495, Meester van de Heilige Elisabeth-Panelen.De
de positie van de Franse koning in de
strijd tegen het water was een moeizaam en taai gevecht. Mede omdat de effecten van de
ingrepen niet altijd ingeschat konden worden. Bedijking van kwelder- en
voorgaande eeuwen versterkt was en
kustveengebieden zorgde ervoor dat tijdens stormen het zeewater niet meer over de
Frankrijk
een
eigen
identiteit
kwelders kon uitstromen. Hierdoor steeg de stormvloedhoogte, waardoor de kans op
ontwikkelde, ontwikkelde een sterke
dijkdoorbraken toenam. Deze vonden dan ook veelvuldig plaats.
Duitse identiteit zich pas lng nadat dit
in de Lage Landen was opgetreden. Deze ontwikkeling was een van de factoren die maakte dat de Nederlanden
uiteindelijk geen deel meer zouden uitmaken van het Heilige Roomse Rijk.
De uit de vele kleine gebieden gegroeide gewesten ondergingen een interne consolidatie van onder andere de
rechtspraak, terwijl een proto-nationaal bewustzijn vooral werd gestimuleerd door aanvallen van buitenaf. De
expansiedrang van de landsheren uitte zich in verscheidene onderlinge oorlogen, maar vooral de huwelijkspolitiek
zorgde ervoor vaak door toevalligheden dat grote delen van de Nederlanden onder buitenlandse vorstenhuizen
vielen. Gezien de voortdurende Honderdjarige Oorlog probeerden zowel de Engelsen als de Fransen dit proces zo
veel mogelijk te sturen in dit economisch belangrijke gebied. Holland kwam onder de invloedssfeer van de graven
van Henegouwen, en beiden samen onder invloed van het geslacht Wittelsbach uit Beieren. Het succes van de
huwelijkspolitiek bleek echter vooral bij de hertogen van Bourgondi, dat een grote rol speelde in de Honderdjarige
15
16
Oorlog tussen de Engelse en Franse koningen. In 1384 verwierf hertog Filips de Stoute door zijn huwelijk met
Margaretha van Male het beheer over de graafschappen Vlaanderen en Artesi. Zijn kleinzoon Filips de Goede wist
hier nog een aantal gewesten aan toe te voegen. Na een stevige, na 1417 zo'n tien jaar durende, vooral in Holland en
Zeeland gevoerde burgeroorlog (de tweede fase van de Hoekse en Kabeljauwse twisten) werd Jacoba van Beieren in
1428 met de Zoen van Delft gedwongen haar gewesten af te dragen aan Filips. Hij verwierf Namen, Brabant,
Limburg, Holland, Zeeland, Henegouwen en Luxemburg. Hiermee waren een aantal noordelijke en vrijwel alle
zuidelijke gebieden voor het eerst sinds de Karolingische tijd verenigd in een personele unie. De poging tot
gebiedsuitbreiding naar Utrecht, het Oversticht en Friesland was in feite een voortzetting van de Hollandse politiek.
Voorlopig bleef de expansie naar het noorden echter zonder blijvend resultaat. Holland was het enige gewest ten
noorden van de rivieren dat voor de zestiende eeuw permanent deel uitmaakte van het Bourgondische, later
Habsburgse landencomplex.
Bourgondirs
Zie Bourgondische tijd voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Onder de Bourgondirs werd vooral door hertog Filips de Goede (1419-1467) getracht meer greep te krijgen op de
particularistische gewesten, die elk hun eigen staten hadden. Dit gebeurde door in de gewesten stadhouders aan te
stellen, maar ook door een politiek van centralisatie. De vierlander werd als eenheidsmunt ingevoerd en men
streefde naar uniformiteit van de centrale instellingen in alle gewesten. De gezamenlijke staten werden
bijeengeroepen in de Staten-Generaal en uit de hertogelijke hofraad ontwikkelde zich de Grote Raad van Mechelen.
Hieruit ontstond een ambtenarenapparaat met aan het hoofd de kanselier. Van deze ambtenaren werd verwacht dat ze
het staatsbelang boven dat van de afzonderlijke gewesten zouden stellen. Niet alle pogingen tot centralisatie slaagden
echter. Zo ondervond de indirecte belasting op het gebruik van zout veel weerstand, omdat dit zou betekenen dat de
gewesten hun onderhandelingspositie en daarmee mogelijk hun privileges verloren. Deze vond dan ook geen
doorgang.
Ondanks de interne zwakheden en lokaal opspelende onrust
onderlinge rivaliteit van de voorgaande eeuwen en begon
koningstitel compenseerden de hertogen met een overdadige
Lage Landen een belangrijk aandeel hadden in het Europese
Vlaamse Primitieven en de Vlaamse wandtapijten.
profiteerden de
er een periode
hofcultuur, wat
artistieke leven
Brugge was in de periode 1380-1480 de belangrijkste handelsmetropool in het meest verstedelijkte gebied in
Noordwest-Europa van die tijd waar de handelaren uit Noord- en Zuid-Europa elkaar ontmoetten. Waar in
omringende landen de landbouw niet meer dan zo'n 10% stedelingen kon ondersteunen, maakte efficinte landbouw
en ook de handel het mogelijk dat dit percentage in 1470 in Vlaanderen op 36% lag en in Brabant op 31%, terwijl in
Holland in 1514 in de weliswaar relatief kleine steden zelfs 45% van de bevolking woonde. Met het groeien van de
steden groeide ook de kwetsbaarheid voor bedreigingen als ziektes en vuur. Zo zijn steden lange tijd zwarte gaten
met een sterfteoverschot geweest, waarbij in-migratie vanaf het omringende platteland voor compensatie moest
zorgen. Het probleem van ziektes werd pas opgelost met de sanitaire revolutie van de negentiende eeuw, maar
brandpreventie werd onder meer verbeterd door het proces van verstening dat vanaf de dertiende eeuw inzette
waardoor het aantal stadsbranden langzaam afnam. Ook de Hollandse zeevaart kende in deze tijd ook een opvallend
sterke groei. Vooral de handel op de Oostzee ging ten koste van de Hanze.
17
Gedurende de wat Braudel de 'lange zestiende eeuw' (1450-1650) noemde, herstelde de bevolking van Europa zich
van de Zwarte Dood en de grote hongersnoden en werd de basis gelegd van de latere Europese werelddominantie.
Hoewel het grootste deel van de Nederlanden formeel deel uitmaakte van het Duitse Rijk, kwamen deze gewesten
pas onder de Habsburgers onder een landsheer die ook koning van Duitsland was. Opmerkelijk hierbij is dat van de
gewesten die formeel onder de Franse koning vielen, de meeste er na de dood van Karel de Stoute voor kozen deel
uit te blijven maken van de personele unie. Wel maakten de gewesten gebruik van de situatie door te proberen
middels het Groot Privilege de centralisatie althans ten dele terug te draaien. Dit zou nog lang daarna aangehaald zou
worden om de rechten van de onderdanen ten opzichte van de heer te benadrukken. Maximiliaan van Oostenrijk wist
deze druk te weerstaan, evenals een grootschalige opstand tegen hem. Het waren wederom genealogische
toevalligheden die het gebied daarna onderdeel zouden laten worden van het Spaanse wereldrijk van keizer Karel V
(1515-1555), de kleinzoon van Maximiliaan.
[2]
1473
1540-48
Vlaanderen
25,4%
33,8%
22,3%
29,3%
27,0% 12,7+4,4=17,1%
5,5%
Artesi
6,2%
5,6%
Waals-Vlaanderen
2,9%
3,3%
Gelre
1,1%
Doornik
0,9%
Namen
1,3%
0,9%
18
Friesland
0,6%
Overijssel
0,6%
Luxemburg
2,4%
0,4%
Limburg
2,0%
0,3%
Utrecht
0,3%
0,3%
Picardi
3,1%
De Bourgondirs hadden uiteindelijk de strijd om de macht in Frankrijk opgegeven en zich mede door hun
gebiedsuitbreiding naar het noorden op de Nederlanden gericht. Onder Karel V en vooral onder zijn zoon Filips II
verschoof het zwaartepunt echter naar de overige gebieden, vooral Spanje. Het bestuur werd daarbij overgelaten aan
een landvoogd. Ook voor de Habsburgers waren de economische sterke Nederlanden echter van groot belang. Dat de
Nederlanden deel uitmaakten van het Habsburgse rijk betekende ook dat deze gewesten betrokken raakten in de
Frans-Habsburgse oorlogen (1521-1559). Frankrijk zag zich plotseling omsingeld door het Habsburgse Huis. Deze
strijd beheerste de Europese politiek gedurende een groot deel van de zestiende eeuw; pas in 1559 kwam hier met de
vrede van Cateau-Cambrsis een einde aan, al duurde de Frans-Habsburgse rivaliteit nog twee eeuwen langer. In die
strijd wist Karel ook de gewesten in het noorden van de Nederlanden te veroveren, waarna deze zogenoemde XVII
Provincin middels de Transactie van Augsburg en de Pragmatieke Sanctie uiteindelijk tot een vergaand
onafhankelijke eenheid werden gemaakt.
Alsof dit niet voldoende was, kreeg de protestantse reformatie vanaf de jaren twintig van de zestiende eeuw voet aan
de grond in dit gebied dat al lang een kritische houding aannam ten opzichte van de wereldlijke uitspattingen van de
geestelijkheid en de structuur van de rooms-katholieke Kerk. Uit de mystiek had zich de Moderne Devotie
ontwikkeld. De initiator hiervan, Geert Grote (1340-1384) legde sterk de nadruk op persoonlijke toewijding en
verantwoording, waarbij de bemiddeling van de kerk niet noodzakelijk was. Hij legde ook nadruk op vorming en
scholing van het gewone volk. In dit klimaat kon het bijbels humanisme zich ontwikkelen met de schrijver Erasmus
als voorvechter van de tolerantie. Hoewel Erasmus allerlei kerkelijke misstanden hekelde, kon hij de breuk die
ontstond ten gevolge van het optreden van Luther in 1517 niet accepteren. Luther verwierf al met al betrekkelijk
weinig aanhang in de Nederlanden. Zowel Erasmus als Luther hadden hun eerste onderwijs genoten op latijnse
scholen die geleid werden door Broeders des Gemenen Levens. De enige kerkhervormer uit de Nederlanden was
Menno Simons. In de jaren twintig en de eerste helft dertig van de 16de eeuw kwam de volkse en radicale
wederdopers beweging stormachtig op. Na het debacle van de wederdoperscommune van Mnster in 1536 vormden
de wederdopers het gros van de slachtoffers van de verscherpte kettervervolging. Menno Simons wist de beweging
na 1540 ondanks een sterke neergang en vervolging in een rustiger vaarwater te brengen en weer enige richting en
wereldlijke acceptatie te geven. Zij werden later in de Republiek net als de Joden en de katholieken door de
overwegend gereformeerde bestuurders gedoogd. Het aanzienlijk rechtlijniger calvinisme kreeg vanaf 1550 een veel
grotere aanhang, in vrijwel alle lagen van de samenleving, afgezien van de hoge adel. Zij werd vanwege haar
gezagsgetrouwheid ook veel meer aanvaard bij de stedelijke elites.
De centralisatie werd voortgezet met de instelling van de Collaterale Raden. Het hoogtepunt van deze politiek was
de pauselijke bul Super universas, waarmee de Nederlanden niet meer slechts een onderdeel waren van de
aartsbisdommen Keulen en Reims, maar voortaan n kerkprovincie vormden. De bul was bijzonder impopulair,
vooral door het gerucht dat de hier bestaande inquisitie vervangen zou worden door de gevreesde Spaanse. En dat
terwijl in de omringende landen sprake was van enige tolerantie. Het Duitse rijk kende sinds 1555 de
Godsdienstvrede van Augsburg. Deze ging uit van het principe cuius regio, eius religio (van wie het land is, is ook
de godsdienst). Dit hield in dat iedere rijksvorst besliste welke godsdienst in zijn gebied werd opgelegd. In Frankrijk
ging men verder met het revolutionaire tolerantie-edict van Saint-Germain in 1562. Dit werd echter gevolgd door een
reeks van godsdienstoorlogen (1562-1598) die zowel de katholieken als de protestanten in de Nederlanden leek te
Opstand
Zie Nederlandse Opstand en Tachtigjarige Oorlog voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.
Vanuit Spanje regeerde Filips II op een autoritaire wijze. Hij beschouwde zichzelf als de leider van de
contrareformatie, wat slecht viel in de tolerante Nederlanden. De Raad van State onder leiding van Willem van
Oranje als stadhouder van de Spaanse koning voor Holland, Zeeland en Utrecht vroeg om verzachting van de
plakkaten. Voor Filips II was dit onmogelijk; in zijn optiek mocht hij zijn onderdanen het 'ware geloof' niet
onthouden en hadden de hoge adel en stadsbesturen het tot een gezagscrisis laten komen. Andersom hadden de
edelen het idee het land te hebben gered van een burgeroorlog. De weigering van het verzoek tot verzachting
vervreemdde de gematigde oppositie van Filips. In het 'Wonderjaar' 1566 vond de Beeldenstorm plaats, waarop
Filips reageerde met het sturen van de hertog van Alva. De grote afstand tussen Spanje en de Nederlanden bleek een
probleem: toen Alva arriveerde, was de rust al weer maanden teruggekeerd. De harde lijn van Alva en zijn Raad van
Beroerten wakkerde de onrust vooral aan. Velen ontvluchtten de Nederlanden en zwierven rond als geuzen, het
Spaanse gezag ondermijnend door zeeroverij en guerrilla.
19
20
21
gesloten door de zich weer naar de koning schikkende Waalse gewesten na de belofte dat de privileges hersteld
zouden worden en de vreemde troepen zich terug zouden trekken. Deze overwegend katholieke gewesten zagen niets
in de calvinistische radicalisering en konden zich daarnaast door hun ligging vrijwel zeker niet verdedigen tegen de
hertog van Parma. Als reactie hierop beloofden Gelre en Zutphen, Holland, Zeeland, Utrecht en de Groningse
Ommelanden elkaar steun in de Unie van Utrecht, waar zich later andere gewesten en steden bij aansloten.
De definitieve scheiding kwam twee jaar later. In een poging om Franse steun te verkrijgen, hadden de
Staten-Generaal de soevereiniteit aangeboden aan de hertog van Anjou, de broer van de Franse koning. Om dit
mogelijk te maken, verlieten de opstandige gewesten in 1581 de Spaanse koning met het Plakkaat van Verlatinghe.
Anjou bleef ondergeschikt aan Oranje en besloot daarom in 1583 om Antwerpen in te nemen. Tijdens deze Franse
Furie werd het Franse leger door de bevolking van Antwerpen afgeslacht, wat het einde betekende van de Franse
steun. De hertog van Parma wist de zuidelijke Nederlanden te heroveren voor de Spaanse kroon. Na de moord op
Oranje in 1584 zochten de Staten-Generaal steun bij Elizabeth I van Engeland. De Engelse steun kwam echter te laat
om de val van Antwerpen in 1585 te voorkomen. Hoewel de opstand in het zuiden was begonnen, kwam daarmee
een einde aan de opstand aldaar. De val van Antwerpen bezegelde daarmee in militaire zin de scheiding van de
noordelijke en zuidelijke Nederlanden.
Hoewel Elizabeth weigerde om de soevereiniteit over de opstandige gewesten te aanvaarden, zegde zij wel steun toe
en stuurde de graaf van Leicester met troepen. Zijn beleid bleek geen succes en ook hij werd gedwongen het land te
verlaten. Men staakte daarop de zoektocht naar een geschikte landsheer en zo bleken de opstandige gewesten na
1588 een republiek. De macht in de Verenigde Provincin lag daarna de facto bij de Staten-Generaal. Hoewel Itali
al de nodige stadsrepublieken kende, was deze staatsvorm voor een gebied van deze omvang een novum. Zelfs nog
na de Franse revolutie werden landen over het algemeen beschouwd als eigendom van de vorst en konden als
zodanig vererfd, samengevoegd en verdeeld worden.
Republiek
Geholpen door de imperial overstretch
die Spanje ondervond, kon de
Republiek voorkomen heroverd te
worden. Sterker nog, het wist
maximaal te profiteren van het
verschuiven van het economisch
middelpunt van de Middellandse Zee
naar
West-Europa.
Waar
de
noordelijke Nederlanden eerder in de
schaduw stonden van de zuidelijke
gewesten, nam Amsterdam na de val
en blokkade van Antwerpen de plaats
over als handelscentrum van Europa,
terwijl Holland de scheepvaart in
Europa beheerste.
Hoewel de Unie van Utrecht slechts
een militair bondgenootschap was
tussen verschillende steden en
gewesten om de religieuze tolerantie te
verdedigen en de Spaanse dreiging te
22
Twaalfjarig Bestand
Toen het Twaalfjarig Bestand in 1609
werd afgesloten, was er al een
bepaalde mate van verbondenheid
tussen de gewesten die niet heroverd
waren door Spanje. Het bestand bracht
echter ook de tegenstellingen aan het
licht die tot het einde van de Republiek
zouden spelen. Holland werd door de
andere gewesten gezien als te machtig
en arrogant, hoewel zij dit gewest wel
nodig hadden voor de verdediging.
De zielenvisserij, Adriaen Pietersz van de Venne, 1614.
Ook was er een verschil tussen de
Allegorie op de ijver van de religies tijdens de Treves. De rivier tekent de vanaf nu
belangen van de kustprovincies, die
duidelijke scheiding tussen noord en zuid, met links de protestanten en rechts de
meer hechtten aan een sterke
katholieken, beide naar mensen vissend.
zeemacht, en de landgewesten, die de
nadruk legden op het leger. Daarnaast stonden de handelsbelangen soms tegenover die van de strijd tegen Spanje. Dit
resulteerde in een groepering die aansluiting zocht bij Frankrijk, hoewel dat katholiek was, en een groep die
toenadering zocht tot de protestantse zeemacht Engeland.
Naast al deze tegengestelde belangen was er ook nog een godsdienstige tegenstelling die politiek gebruikt zou
worden en waarbij stellingen werden ingenomen die niet noodzakelijk overeenkwamen met de religieuze
overtuigingen. Slechts de publieke kerk was toegestaan en deze werd financieel gesteund door de overheid. De staat
had evenwel niets te zeggen over de inhoud van de leer. Toen de contraremonstranten of preciezen de remonstranten
of rekkelijken uit de kerk probeerden te zetten, dreigde de prille Republiek in tween te splitsen. De remonstrantse
minderheid zocht met succes steun bij de door Oldenbarnevelt geleide Staten van Holland, die liever een brede
volkskerk zagen dan een kleine calvinistische kerk en net als de remonstranten meer invloed van de overheid op de
kerk wilden. Maurits, die tegen een vrede was die zijn invloed zou doen verminderen, sloot zich aan bij de
contraremonstranten. Vanwege de handelsbelangen van Holland voerde Oldenbarnevelt een Fransgezinde politiek,
zelfs nadat in 1615 een dubbelhuwelijk de band tussen Frankrijk en Spanje bezegelde. Dit maakte hem al verdacht,
maar de scherpe resolutie was voor Maurits de reden om 'de wet te verzetten'. Met deze staatsgreep wist hij zijn
aanhangers aan de macht te brengen. Op de Synode van Dordrecht waar ook besloten werd tot de Statenvertaling
te komen die een sterk consoliderende invloed had op het Nederlands werd de contraremonstrantse opvatting de
officile leer in de Gereformeerde Kerk. Oldenbarnevelt werd uiteindelijk in 1619 onthoofd op beschuldiging van
landverraad. Het bestand liep daarna in 1621 af en werd niet verlengd. Daar Maurits slechts genteresseerd was in
militaire macht, trok hij geen politieke macht naar zich toe en bleven de Zeven Provincin republikeins. De
tegenstellingen tussen de staatsen en de orangisten zouden daarna nog regelmatig opspelen.
23
24
Gouden Eeuw
Zie Gouden Eeuw (Nederland) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
25
26
Willem III
De crisis gaf de orangisten de overhand. Onder Willem III wist men uit de benauwde situatie te komen, waarbij
admiraal Michiel de Ruyter de gezamenlijke zeemacht van Frankrijk en Engeland wist te verslaan. Met keizer
Leopold I, Spanje en de verdreven hertog van Lotharingen werd een alliantie gesloten waardoor de aanvallers terug
konden worden gedreven. Engeland (tweede vrede van Westminster), Keulen en Mnster sloten daarop in 1674
vrede. In 1678 werd uiteindelijk ook met Frankrijk een ongunstige vrede gesloten. Hierna zou Willem III zich
blijven richten op het vormen van een Europese coalitie tegen het expansionisme van Lodewijk XIV. Hoewel hij
hierbij successen boekte, begon de teruggang van de macht van de Republiek zich af te tekenen.
Nadat koning Jacobus II van Engeland in 1688 onverwachts een mannelijke katholieke erfgenaam kreeg, werd diens
schoonzoon, stadhouder Willem III, door bepaalde Engelse facties uitgenodigd om koning van Engeland te worden.
Onder zware druk van het Franse expansionisme speelde Willem III een alles of niets politiek, die wonderwel goed
afliep. Hij rustte in de zomer van 1688 een voor die tijd enorme invasiemacht uit, die in het najaar van 1688 vanuit
Hellevoetssluis vertrok en in zuidwest-Engeland aan land ging. Na enige schermutselingen wist het leger van Willem
III de relatief beperkte en niet erg effectieve legermacht van zijn schoonvader te verdrijven, waarna het leger van
Willem III Londen bezette. Op deze gedurfde wijze kwam de Glorious Revolution tot stand en werd de groeiende
Franse invloed op de Engelse troon teniet gedaan. De al sinds Willem II bestaande verbinding tussen Oranje en de
Stuarts werd bevestigd. Nu Willem III ook in Engeland aan de macht was, slaagde hij er in met succes weerstand te
bieden aan de Franse agressiepolitiek van Lodewijk XIV. Vanaf dat moment liep de Republiek in politiek opzicht
gedurende vijfendertig jaar aan de hand van Engeland. Met Willem III ook in Engeland aan de macht, kon hij zich
nog sterker richten op het bestrijden van de Franse hegemonie. Hij speelde een belangrijke rol in anti-Franse
coalities tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) en tot aan zijn dood in 1701 in de Spaanse Successieoorlog
(1701-1713).
27
28
29
Politiek en militair zat de Republiek in het tweede
stadhouderloze tijdperk (1702-1747) op de tweede rang.
Economisch speelde na veertig jaar oorlog met Frankrijk
de enorme staatsschuld een grote rol, waarbij vooral na
de Spaanse Successieoorlog bleek dat de Republiek
boven haar macht werkte. Engeland en de Republiek
streden in deze oorlog samen met een aantal bondgenoten
om vereniging van de Spaanse en de Franse monarchie te
voorkomen. Dit werd een bijzonder lange en uitputtende
oorlog voor alle partijen, waarin de Republiek voor het
laatst een eigen rol speelde in de Europese
machtsverhoudingen. Bij de vrede van Utrecht in 1713
bereikte de anti-Franse coalitie haar doel, maar de
onderhandelingen gingen over de hoofden van de
Nederlandse gedelegeerden heen. In de woorden van de
Franse onderhandelaar Melchior de Polignac; Nous
traiterons sur vous, chez vous, sans vous, We
onderhandelen over u, bij u, zonder u.
Gods slaandehand over Nederland door de pest-siekte onder het rundvee, Jan Smit, 1745
Patriottentijd
De tweede helft van de achttiende
eeuw was een roerige periode met wat
Godechot de Atlantische revoluties
noemde. Waar het eerder slechts ging
om adellijke privileges, begon nu ook
de volkssoevereiniteit van Rousseau
een rol te spelen.
In de Republiek groeide de onvrede
over de regentenklasse die zich steeds
meer afsloot van het volk. Het bestuur
van het land was eerder weliswaar
geen democratie geweest, maar het
volk had nog wel invloed uit kunnen
oefenen. De onvrede kwam het eerst
tot uiting in de pachtersoproer in 1748.
Het Pruisische leger trekt Amsterdam binnen via de Leidsepoort
De doelisten zagen Willem IV als
degene die het bestuur kon hervormen,
maar toen hij aan de macht kwam, bleek hij niet van plan de bestaande structuur te veranderen.
De vroege dood van Willem IV in 1751 liet het stadhouderschap toekomen aan de driejarige Willem V die in 1766
meerderjarig werd. Ook hij wist daarna niet de politieke vernieuwing te brengen waarop gehoopt werd. Aan het eind
van de achttiende eeuw groeide dan ook de interne verdeeldheid in Nederland. De verlichting begon ook invloed te
krijgen in de Republiek, waar een goed onderwijs bestond en daarmee een relatief grote groep geletterden. Dit leidde
tot de wil naar een meer democratisch regeringssysteem. Aan de andere kant waren er de orangisten, die stadhouder
Willem V nog meer macht wilden geven in navolging van de Franse koningen.
Dat Nederland werd benvloed door de gebeurtenissen in Frankrijk wordt tegengesproken door Israel. Hij betoogt
daarentegen dat de wisselwerking begon in de Nederlanden, waar de radicale verlichting ontstond uit het radicale
cartesianisme. De Patriottenbeweging was volgens hem de enige grote Europese democratische massabeweging voor
de in 1789 begonnen Franse Revolutie.
Internationaal waren de verhoudingen gewijzigd en was er na eeuwen niet langer een Frans-Habsburgse
tegenstelling, waardoor in 1782 de barriresteden ontruimd moesten worden. Bij de Staten van Holland en de
Staten-Generaal ontstond onvrede over het stadhouderlijk stelsel die gedeeld werd met de regenten die in de
pro-Engelse koers van de stadhouder een bedreiging voor de handel zagen. De Amerikaanse revolutie (1775-1783)
werd toegejuicht door de democraten, maar ook door de regenten die daarin een vermindering van de Engelse macht
30
31
32
Bataafse tijd
Zie Franse tijd in Nederland voor het
hoofdartikel over dit onderwerp.
Een jongen op straat aangevallen door een slagersjongen met een hakmes, 22 november
1806, Christiaan Andriessen. Wat scheeld er aan jongen? Wel die jongen snijd me daar
met een hakmes in mijn smoel.Hoewel zinloos geweld een recente term is, is het een
fenomeen van alle tijden. Het kwam ook voor in Amsterdam tijdens de Bataafse tijd waar
door de oorlog met het Verenigd Koninkrijk de handel tot stilstand kwam en de bevolking
uit armoede wegtrok, terwijl andere steden vervielen tot slechts marktplaatsen.
33
Het volk verloor zijn enthousiasme voor de politiek. Rond 1800 wist men evenwel tot nationale verzoening te
komen, waarbij de Fransen steeds meer als bezetters in plaats van bevrijders werden gezien. In 1801 was er wederom
een staatsgreep. Het Bataafs Gemenebest werd ingesteld dat weer een federaler karakter kreeg. Ook dit bewind
voldeed niet aan de verwachtingen, waarna Napoleon in 1805 Schimmelpenninck aanstelde als raadpensionaris.
Hoewel deze een jaar later al aan de kant werd geschoven, wist Schimmelpenninck belangrijke hervormingen door te
voeren. Na de omvorming van het Bataafs Gemenebest tot het Koninkrijk Holland in 1806 stelde Napoleon zijn
broer Lodewijk Bonaparte aan als koning. Lodewijk Bonaparte zette de lijn van Schimmelpenninck door, maar
identificeerde zich volgens zijn broer te veel met zijn onderdanen, onder andere door een gebrekkige naleving van
het continentaal stelsel. In 1810 werd het land daarna in etappes ingelijfd door het Franse Keizerrijk. De staatsschuld
was in achttiende eeuw en Bataafse tijd zodanig uit de hand gelopen dat Napoleon in 1810 zelf de tircering van de
staatsschuld oplegde.
Na de desastreus verlopen veldtocht naar Rusland en volkerenslag verlieten de Franse troepen in 1813 het land.
Vooral door Hogendorp lag het initiatief voor een nieuwe staat niet bij de geallieerden. Hoewel de rol van Oranje in
de jaren daarvoor voorbij leek te zijn, werd de zoon van de overleden Willem V gevraagd soeverein te worden. De
invoering van de Franse wetgeving zou echter van blijvende betekenis blijken.
Verenigd Koninkrijk
Zie Verenigd Koninkrijk der Nederlanden voor het hoofdartikel over dit
onderwerp.
Parlementaire democratie
Zie Grondwetsherziening van 1848 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Na de Franse revolutie en het verslaan van Napoleon had het reactionisme de overhand gekregen. In het revolutiejaar
1848 zette men zich hier weer tegen af met onlusten in heel Europa. Het startpunt was weer Frankrijk waar de
reactionaire koning werd afgezet en een burgerregering aan de macht kwam. Snel daarna kwamen ook
volksopstanden voor in onder andere Duitsland en Oostenrijk. In Nederland verliep dit jaar relatief rustig doordat
Willem II naar eigen zeggen in n nacht van conservatief tot liberaal was geworden. Hij liet een nieuwe grondwet
ontwerpen door de liberaal Thorbecke. Nederland werd een constitutionele monarchie, terwijl de ministers voortaan
verantwoordelijk waren voor het beleid in plaats van de koning. Thorbecke kon dit daarna aanvullen met de nodige
hervormingen, maar kwam in 1853 ten val na het herstel van de bisschoppelijke hirarchie en de daaropvolgende
Aprilbeweging.
De schoolstrijd zou daarna een belangrijk onderdeel van de politiek vormen, waarin zich confessionele partijen
begonnen te vormen in oppositie tegen het jarenlange overwicht van de liberalen, met de protestantse
Anti-Revolutionaire Partij als eerste landelijke politieke partij. Waar de parlementsleden zich eerder verenigden in
informele allianties en kiesverenigingen, ontstonden aan het einde van de negentiende eeuw meerdere politieke
partijen.
In Nederlands-Indi volgde Nederland een zogenaamde onthoudingspolitiek. Dit hield in dat men in de
buitengewesten geen bestuur vestigde, maar zich beperkte tot relaties met de inheemse vorsten. Een andere politiek
zou financieel en militair te veel inspanningen vergen. Onder andere onder druk van het modern imperialisme van
andere landen aan het einde van de negentiende eeuw, kwam het desondanks tot een koloniale expansie, wat wel de
koloniale paradox wordt genoemd. Deze expansie kon met zwaar geweld gepaard gaan.
34
Modernisering
De invoer van goedkoop graan en andere landbouwproducten uit de
VS en Canada veroorzaakte tussen 1878 en 1895 een landbouwcrisis
waardoor de werkgelegenheid op het platteland sterk terugliep. In de
veenkolonin van Groningen en Drenthe waar al grote sociale
verschillen bestonden, had dit in 1888 in Appelscha de eerste
grootschalige staking in Nederland tot gevolg waar loonsverhoging en
afschaffing van de gedwongen winkelnering werd geist.
Een groot deel van de bevolking trok dan ook weg van het platteland.
Deels was dit migratie richting de steden, maar een substantieel deel
emigreerde ook richting het buitenland. Door de verstedelijking die
hier het gevolg van was, zette de industrialisatie vooral in het oosten en
het zuiden sterk door. Daartoe droeg de trein bij waarvan het eerste
exemplaar in 1839 ging rijden tussen Amsterdam en Haarlem. Ook
breidde de dienstensector zich uit. Dit alles droeg belangrijk bij aan de
economische groei, maar de verstedelijking maakte ook de onderste
De fabriekskinderen: "Leve mijnheer van
sociale lagen van de samenleving zichtbaar als arbeidersklasse. Hieruit
Houten", 1874, Elias Spanier.
Het kinderwetje van Van Houten was de eerste
ontstond een arbeidersbeweging die zich organiseerde in politieke
sociale wet in Nederland. Langzaam begon de
partijen en vakbewegingen. Naast de schoolstrijd werden uitbreiding
overheid een grotere rol te spelen na de eerdere
van het kiesrecht en verbetering van de sociale omstandigheden van de
terughoudendheid van de liberalen.
arbeiders belangrijke politieke thema's. Er begon zich een verzuiling af
te tekenen die met het burgerlijk karakter de Nederlandse samenleving
zou kenmerken tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw. De gestegen welvaart ging gepaard met een grote
opbloei van kunsten en wetenschappen. Geleidelijk verdween de echte armoede, terwijl arbeidsvoorwaarden een
wettelijke basis kregen. De positie van kinderen verbeterde langzaam met de invoering van het Kinderwetje van Van
Houten in 1874 en de instelling van de leerplicht in 1901.
Hoewel de neutraliteit voortkwam uit onvermogen, begon Nederland zich te profileren als gidsland. Dit stond in
tegenspraak met het beleid in de kolonin, waardoor een ethische politiek ontstond. Onder andere door de
economische belangen kwam dit niet verder dan het financieren van volksonderwijs en een beperkte mate van
politieke participatie van de koloniale bevolking.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) wist Nederland neutraal te blijven, maar het was wel het einde van de
sterke economische groei. Het leger werd wel gemobiliseerd toen in augustus 1914 de oorlog uitbrak, terwijl de
Duitse invasie in Belgi tot ca. 1 miljoen vluchtelingen uit dat land leidde. Omdat de omliggende landen in oorlog
waren en de Noordzee niet veilig meer was voor de scheepvaart, werd voedsel schaars en dreigde er zelfs
hongersnood. Er werd een bonnensysteem voor de voedseldistributie ingesteld. Een fout in de distributie leidde in
1917 tot het zogenaamde aardappeloproer in Amsterdam.
Onder druk van de oorlogsomstandigheden kwam de politiek tot de pacificatie van 1917 waarmee niet alleen de
angel grotendeels uit de conflicten werd gehaald, maar ook de verzuiling officieel bevestigd werd. Er kwam een
einde aan de schoolstrijd en voor mannen werd het algemeen kiesrecht ingevoerd, twee jaar later gevolgd door het
vrouwenkiesrecht. De sociale kwestie werd echter niet opgelost en na de vergissing van Troelstra was de positie van
de socialisten ernstig verzwakt. Deze vergissing bestond er uit dat Troelstra, de leider van de SDAP, na de revoluties
in Duitsland en Rusland, in november 1918 eveneens tot een revolutie opriep onder de arbeiders, waar echter geen
gehoor aan werd gegeven.
De relatie met Belgi dat zwaar had geleden onder de oorlog was gespannen. De Belgen vonden dat Nederland niet
neutraal was geweest, omdat het Duitse troepen door Limburg had laten terugtrekken. Ze eisten Zeeuws-Vlaanderen
35
36
en Zuid-Limburg op. Dit werd niet gehonoreerd, maar tot de Tweede Wereldoorlog zou de verhouding met Belgi
problematisch blijven. Nederland onthield zich van steun aan de Vlaamse Beweging ondanks de toespelingen op de
onderlinge band vanuit het Grootneerlandisme.
Burgerlijk-verzuilde samenleving
De ontwikkelingen hadden er ondertussen toe geleid
dat Nederland duidelijk te herkennen was als natiestaat.
In de periode na de Eerste Wereldoorlog werd de
bestaande ontwikkeling versneld. De infrastructuur
werd uitgebreid, onder meer met de Afsluitdijk en
eerder al het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg.
Op grote schaal vond ook een elektrificatie plaats, wat
grote veranderingen tot gevolg had voor transport,
massaproductie, huishoudens en communicatie. Niet
alleen de bestaande, maar ook nieuwe infrastructuur
ontstond met de komst van de luchtvaart. Van de in
1919 opgerichte KLM landde de eerste vlucht in 1920
op Schiphol. In de industrile sector groeiden enkele
zeer grote bedrijven als Philips, Shell en Unilever. In
de wetenschap en kunsten kwamen grote namen naar
voren, in de wetenschap zelfs dusdanig dat dit wel de
tweede Gouden Eeuw van de Nederlandse
natuurwetenschap is genoemd.
37
In deze periode ontwikkelde de nationale beweging in Nederlands-Indi zich. Leiders als Soekarno en Hatta eisten
bestuur of zelfs onafhankelijkheid en werden opgepakt en naar Nieuw-Guinea verbannen.
Langzaamaan kwam rond die tijd de toestroom van uit Duitsland gevluchte Joden op gang, maar om de relatie met
Duitsland niet te verstoren werd er een zeer streng toelatingsbeleid gehanteerd en werden veel Joden weer
teruggestuurd. Door de wereldwijd toenemende onrust werd besloten de defensie-uitgaven te verhogen en de
dienstplicht te verlengen. Nederland kon echter de meeste wapens niet zelf fabriceren en moest dus kopen. Met de
oorlogsdreiging waren de meeste landen echter steeds minder scheutig om internationale wapenleveranties of
doorvoer te tolereren. Nederland kon zich hierdoor niet afdoende bewapenen en bleef aansturen op volledige
neutraliteit tijdens de naderende oorlog.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) gebruikte het nationaalsocialistische bestuur Nederland onder meer
als wingewest om de oorlog te ondersteunen. De bezetters probeerden daarnaast de bevolking te nazificeren, terwijl
ruim honderdduizend Joden 75% van de Joodse bevolking in Nederland werd omgebracht in
vernietigingskampen. Slechts een klein deel van hen kon overleven door onder te duiken. Na een aanvankelijke
gematigde benadering, verhardde de bezetting al snel, vooral na de in bezet Europa unieke Februaristaking in 1941.
Zo richtten de Duitsers concentratiekampen in en startte steeds hardere repressie en terreur. Hoewel er zowel
verzetsbewegingen als collaborateurs waren, was de algemene houding er een van inschikken door vergaande
aanpassing, ook wel accommodatie genoemd. Toen op 5 mei 1945 heel Nederland was bevrijd, waren niet alleen
zo'n 200.000 Nederlandse burgers en militairen omgekomen, maar was veel weggeroofd of vernield.
Door de bezetter werden veel instellingen uit de verzuiling vervangen door algemene. Maar hoewel de verschillende
zuilen in het verzet samenwerkten en na de bevrijding de doorbraakgedachte heerste, keerde men al snel terug naar
de verzuiling van voor de oorlog. Daarmee was de oorlog minder een breuk dan verwacht zou kunnen worden. In
1948, in het vijftigste jaar van haar regeerperiode, trad koningin Wilhelmina af ten gunste van haar dochter Juliana.
Zij was vooral teleurgesteld omdat in het naoorlogse Nederland de vooroorlogse verzuilde samenleving, met
bijbehorende partijpolitieke cultuur, weer terugkwam en haar macht niet de gewenste groei had kunnen doormaken.
Er werd afstand gedaan van de falende neutraliteitspolitiek door lid te worden van de VN, de EG en vooral de
NAVO tijdens de Koude Oorlog. Willem Drees regeerde tijdens deze periode waarin de verzorgingsstaat werd
uitgebreid. Economische motieven, maar ook de spanning van de Koude Oorlog hadden een grote emigratie tot
gevolg die door de overheid werd gestimuleerd. Tussen 1947 en 1963 vertrokken 409.000 naar onder meer Canada,
Australi, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland.
De van 1942 tot 1945 door Japan bezette zeer rijke en winstgevende kolonie Nederlands-Indi ging na een
onafhankelijkheidsstrijd (1945-1949) definitief verloren voor Nederland. Met een koloniale oorlog die in Nederland
Ontzuiling
In de jaren vijftig nam de welvaart in
Nederland snel toe. Dit was vooral te
danken aan de zich eindelijk
doorzettende industrialisatie en aan het
feit dat men in West-Europa lering trok
uit de fouten van het interbellum. Men
zag in dat hoge tolmuren fnuikend
voor de economie waren. Nederland,
Belgi en Luxemburg gingen daarom
vanaf 1958 economisch nauwer
samenwerken
in
de
Benelux.
Nederland was dat jaar ook een van de
zes landen die de Europese
Economische Gemeenschap oprichtten,
waaruit in de jaren daarop de Europese
Unie ontstond.
De ruilverkaveling, die vooral na de oorlog op gang kwam, maakte een einde aan de
akkertjes met kronkelsloten die vervangen werden door grote akkers met kaarsrechte
Na de watersnood van 1953 waarbij
sloten. Met de verstedelijking veranderde dit het landschap van Nederland aanzienlijk.
vele doden vielen, werd het Deltaplan
opgesteld, dat vele dijkverhogingen en
afsluitingen van zeearmen inhield en waar bijna 50 jaar aan werd gebouwd. Hierdoor ontwikkelde men een grote
expertise op dit gebied. De haven van Rotterdam groeide uit tot de grootste van Europa, tussen 1962 en 2004 zelfs de
grootste ter wereld.
In de jaren vijftig was de concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland ook verbeterd door de geleide
loonpolitiek. Het decennium daarop zag de ontdekking van de aardgasbel en grote loonsverhogingen die een luxe
mogelijk
maakten
die
daarvoor
niet
gekend
was,
het
begin
38
39
40
41
42
Literatuur
Berendsen, H.J.A. (2004): De vorming van het land, Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Koninklijke
Van Gorcum, Assen,
Blok, D.P. (red) et al (1977-1983): Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem,
Blom, J.C.H., Lamberts, E. (red) (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn,
Deursen, A. van (2005): De last van veel geluk, de geschiedenis van Nederland 1555-1702, Bert Bakker,
Amsterdam.
Noten
Het is echter niet goed aan te tonen, althans uit archeologische opgravingen alleen, welke kleine dorpen (vicus)
uit de Romeinse tijd helemaal verlaten werden of (gedeeltelijk) bewoond bleven. Wel is duidelijk, ook uit literaire
bronnen, dat de algemene bevolking in de Vroege Middeleeuwen terugliep
[2] (2006) Geschiedenis van de Nederlanden, p. 97
[3] en hebben de Republiek om deze reden de eerste moderne economie hebben genoemd, terwijl zelfs stelde dat turf
aan de basis lag van de Gouden Eeuw. Deze visie is door anderen genuanceerd, maar het belang van een goede
energiedrager bleek ook in Engeland, waar men over steenkool kon beschikken.
[1]
Externe links
Geschiedenis van: Albani Andorra Azerbeidzjan Belgi Bosni en Herzegovina Bulgarije Denemarken Duitsland Estland
Finland Frankrijk Georgi Griekenland Hongarije Ierland Itali Kosovo Kroati Letland Liechtenstein Litouwen
Luxemburg Macedoni Malta Moldavi Monaco Montenegro Nederland Noorwegen Oekrane Oostenrijk Polen Portugal
Roemeni Rusland San Marino Servi Sloveni Slowakije Spanje Tsjechi Turkije Vaticaanstad Verenigd Koninkrijk
(Engeland, Schotland, Wales, Noord-Ierland) Wit-Rusland IJsland Zweden Zwitserland
Romeinen in Nederland
43
Romeinen in Nederland
Geschiedenis van Nederland
Tijdlijn - Bibliografie
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen
Romeinen in Nederland
44
Nederland
Geschiedenis
Gedurende ongeveer vier eeuwen was een groot deel van West-Europa bezet door de Romeinen. Al die tijd
benvloedde de Romeinse overheid het leven en de cultuur van de toenmalige bewoners en (indirect) dat van de
volgende generaties.
Geschiedenis
Het eerste contact tussen de Romeinen en toenmalige bevolking van West-Europa vond plaats rond 58 v.Chr. toen
Julius Caesar stadhouder werd van de Romeinse provincie Gallia (zoals een groot deel van West-Europa toen werd
genoemd) en hij van de Romeinse senaat de opdracht kreeg dit hele gebied te onderwerpen. Dit contact leidde tot
vele oorlogen, waardoor er allerlei verschuivingen plaatsvonden in de lokale machtsverhoudingen. In deze periode
trokken ook nieuwkomers als de Bataven en de Cananefaten langs de grote rivieren Nederland binnen. Caesar
probeerde 'vredesverdragen' af te sluiten met de inheemse stammen, maar met name de Eburonen, woonachtig in de
huidige Kempen, Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg en langs de Roer tot aan de Rijn, verzetten zich
hiertegen. Ze wisten de Romeinen een paar gevoelige nederlagen toe te brengen. Als vergelding liet Caesar hen
grotendeels uitroeien en nodigde Germanen uit de omgeving van de Rijn uit om hun woongebieden opnieuw te
bevolken. Maar in 44 v.Chr. werd Caesar vermoord en er brak een burgeroorlog uit tussen de opvolgers in Rome die
de volgende 30 jaar de aandacht voor de verre noordgrenzen verminderde. Lange tijd werden de Nederlandse streken
door de Romeinen weer aan hun lot over gelaten.
Romeinen in Nederland
Arminius
In 12 v.Chr. keerden de Romeinen terug toen Caesars uiteindelijke opvolger Gaius Octavianus (beter bekend als
Keizer Augustus) zijn macht in Rome voldoende had geconsolideerd. Heel het gebied van het huidige Nederland,
Belgi en Frankrijk werd ingelijfd en ingericht als uitvalsbasis voor grootscheepse campagnes in het noorden van het
huidige Duitsland, dat tot aan de Elbe werd veroverd. Hiervoor werden onder meer grote legioenskampen gebouwd
(o.a. de grote castra op de Hunerberg in 15 v.Chr.) en havenwerken aangelegd. Deze politiek kwam aan het
wankelen nadat in het jaar 9 de Germaanse aanvoerder Arminius 3 Romeinse legioenen onder leiding van Varus had
verslagen.
In het jaar 17 werden Nederland ten zuiden van de Rijn, het oosten van Belgi en een deel van Duitsland ten westen
van de Rijn een Romeinse bestuurlijke eenheid: Germania Inferior.
45
Romeinen in Nederland
46
Vlak na het Vierkeizerjaar komen de Bataven, Frisii en Cananefaten onder Julius Civilis in opstand. Vitellius had de
troepen aan de limes meegenomen naar Rome en de entourage van Vitellius, die in een magistratenrol was
achtergelaten, misdroeg zich ten opzichte van de Bataven. De Bataafse Cohorten, die op weg waren naar Rome,
werden teruggeroepen, de forten van de Limes werden vernietigd en de bezetting werd vermoord, Ulpia Noviomagus
Batavorum en Atuatuca Tungrorum werden in de as gelegd. Vespasianus die inmiddels princeps is, drukt met een
overmacht van zes legioenen de opstand de kop in en vestigt Legio X Gemina, dat in Spanje gelegerd was op de
Hunnerberg.
Romeinen in Nederland
47
Romeinen in Nederland
79. Volgens het Romeins recht mochten legionairs in het Romeinse leger niet trouwen, maar archeologisch
onderzoek wijst uit dat zij in hun castra (kampen) wel samenleefden met vrouwen en kinderen. Vooral de maten van
het teruggevonden schoeisel laten dit duidelijk zien. Dit gegeven en het feit dat veel inheemse mannen ver weg in
Schotland of aan de Donau waren gelegerd, leidt al snel tot de conclusie dat deze soldatenliefjes inheemse vrouwen
waren.
48
Romeinen in Nederland
49
N) Ceuclum (Cuijk)
O) ? (Esch)
P) Maastricht
Niet op de kaart: Venlo (mogelijk met fort)
Ook niet op de kaart: Colijnsplaat en Domburg, tempels gewijd aan Nehalennia
Verder nog: Aardenburg, diverse gebouwen, zeer waarschijnlijk met een militaire functie
Zie Lijst van Romeinse bouwwerken in
Nederland voor het hoofdartikel over dit
onderwerp.
Bodemgesteldheid in Nederland
rond 50 n.Chr.
Strandwallen en duinen
Getijdengebied (zandwadden, slikken en
kwelders)
Veenmoerassen en komgronden grote
rivieren
(inclusief
verlande
stroomgordels/crevassen)
Dal van de grote rivieren (niet overveend)
Rivierduinen (donken)
Open water (Zee, lagunes, rivieren)
Pleistoceen landschap (> -6 m t.o.v. NAP)
Pleistoceen landschap ( -6 m - 0 m)
Pleistoceen landschap ( 0 m - 10 m)
Pleistoceen landschap ( 10 m - 20 m)
Pleistoceen landschap ( 20 m - 50 m)
Pleistoceen landschap ( 50 m - 100 m)
Pleistoceen landschap ( 100 m - 200 m)
Verwijzingen
Excerpta Romana. De bronnen der Romeinse Geschiedenis van Nederland [2]
Bronnen
Bernard Colebrander, MUST (redactie), Limes Atlas [3], (Uitgeverij 010, 2005 Rotterdam)
Noten
[1] J. Bazelmans, in: Limes Atlas, blz. 39
[2] http:/ / www. inghist. nl/ Onderzoek/ Projecten/ ExcerptaRomana
[3] http:/ / books. google. nl/ books?id=K7RtK8T11sAC& printsec=frontcover& source=gbs_v2_summary_r& cad=0
De Nederlanden in de Middeleeuwen
50
De Nederlanden in de Middeleeuwen
De Nederlanden in de Middeleeuwen
51
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Belgae
Romeins Belgi
Gallo-Romeinse periode
Frankisch Belgi
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Spaanse Nederlanden
Zuidelijke Nederlanden
Oostenrijkse Nederlanden
Verenigde Nederlandse Staten
Franse tijd
Nederlandse tijd
Koninkrijk Belgi
Eerste Wereldoorlog
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar deelstaat
Geschiedenis van Vlaanderen
Geschiedenis van Walloni
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Kunstgeschiedenis
Literaire geschiedenis
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Rechterlijke macht
Sociale geschiedenis
..Naar provincie
Antwerpen
Henegouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
Waals-Brabant
West-Vlaanderen
..Naar voormalige kolonin
Kolonin
Portaal
Belgi
Portaal
Geschiedenis
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Geschiedenis van Nederland
Tijdlijn - Bibliografie
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
52
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen
Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen
..Naar provincie
Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal
Nederland
Geschiedenis
Deze geschiedenis van de Nederlanden in de Middeleeuwen beoogt een overzicht te geven van de geschiedenis
van die gebieden die tegenwoordig Nederland, Belgi en Luxemburg vormen. Ook de geschiedenis van de gebieden
die tegenwoordig deel uitmaken van de Franse Republiek of Duitsland, maar gedurende de Middeleeuwen deel
waren van Nederlandse staatkundige verbanden, zullen aan de orde komen. De nadruk zal dus liggen op de landen
ten noorden van de Somme in het zuiden en ten westen van de Eems in het oosten.
Al deze gebieden werden wel aangeduid als de Lage Landen of nog tot de 18e eeuw als Vlaanderen en pas vanaf de
15e eeuw ook wel als de Nederlanden, die echter gedurende de Middeleeuwen nog geen staatkundige eenheid waren.
Overigens bestond gedurende de Middeleeuwen noch het woord, noch het begrip 'Nederlanden'. In de 15e eeuw was
het gebruikelijk om de Nederlandse gewesten waar de hertog van Bourgondi regeerde aan te duiden met les pays de
par-de, de landen van herwaarts over. Het eigenlijke Bourgondi werd aangeduid met les pays de par-del, de
landen van derwaarts over (zie ook benamingen van de Lage Landen).
Gewoonlijk laat men de Middeleeuwen rond 300, 400, 500 of 600 na Christus beginnen. Ten aanzien van het einde
van de Middeleeuwen bestaat grotere consensus. De meeste historici laten de Nieuwe Tijd, die hierop volgt, kort
voor 1500 beginnen.
53
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Vroege Middeleeuwen
Tijdens de Romeinse tijd maakten de latere Lage Landen ten zuiden van de Rijn deel uit van het Romeinse Rijk. Dit
gebied was verdeeld over de Romeinse provincies Gallia Belgica en Germania inferior. Ten noorden van de Rijn lag
Germani, waarvan een gedeelte (het gebied ten westen van de Elbe) slechts korte tijd onder Romeins gezag stond.
De Lage Landen werden na de val van het West-Romeinse Rijk een deel van het Frankische of Karolingische rijk,
aanvankelijk met uitzondering van Magna Frisia. Het Frankische rijk viel in het midden van de 9e eeuw uiteen in
drie delen waarbij de Lage Landen bij het Middenrijk kwamen ook wel genoemd Lotharingen naar de eerste
keizer/koning Lotharius. Het latere hertogdom Lotharingen viel op zijn beurt eveneens uiteen in verschillende
deelgebieden, die met de naam hertogdom of graafschap werden aangeduid. Het zou later deel gaan uitmaken van
het Heilige Roomse Rijk.
Door de chaotische toestanden zoals plunderingen, branden en andere verwoestingen, die veroorzaakt werden door
de vele invasiegolven van op drift geraakte volkeren zijn uit de Vroege Middeleeuwen weinig schriftelijke bronnen
overgeleverd. De eertijds aanwezige Romeinse en vroegchristelijke archieven in de belangrijkste bestuurscentra zijn
bijna geheel verloren gegaan. Hierdoor is ook veel informatie verloren gegaan, zodat onze kennis grote lacunes
vertoont. Veel van de kennis uit vooral de Vroege Middeleeuwen, maar ook de Hoge Middeleeuwen is afkomstig uit
archeologisch onderzoek.
54
De Nederlanden in de Middeleeuwen
55
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Rijk decennialang in burgeroorlog verwikkeld met alle chaotische en verwoestende gevolgen van dien. Hierdoor
verdween de invloed van het centrale Romeinse gezag in Germania Inferior en kwam in de tweede helft van de 3e
eeuw de rijksgrens steeds meer onder druk te staan. Er kwamen steeds meer overvallen van plunderende 'over-Rijnse'
Germaanse volkeren. Ook de met veel geweld gepaard gaande troonswisselingen van de keizers ondermijnden het
Romeins gezag. Tenslotte was er de steeds extremere belastingdruk, nodig om o.a. het almaar uitdijende leger te
bekostigen, die de bevolking sterk verarmde. Vanaf 256 trokken Frankische krijgers - in het oosten van de
Nederlanden vooral de Salirs en Chamaven, afkomstig uit het Salland, de Veluwe, de graafschap Zutphen en het
aangrenzende Westfalen - de Rijn over en werd geheel Gallia geplunderd en werden vele steden en dorpen verwoest.
Rond 280 werden de invallers verdreven, maar de Salirs bleven - zelf onder druk van de Saksen - de Romeinse
gebieden binnenvallen. Ze vestigden zich in het Romeinse gebied ten zuiden van de Rijn tussen de Bataven in de
door de meeste Gallo-Romaanse bewoners op den duur verlaten grensgebieden, in het bijzonder aan de Schelde en
later ook op plaatsen in de zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk. De interne politieke en militaire chaos in het
Rijk eindigde pas in 284 toen Diocletianus aan de macht kwam, die orde op zaken stelde door grootscheepse
hervormingen van het Romeinse bestuur. Vanaf circa 297 werd Belgica door keizer Diocletianus gesplitst in Belgica
Prima in het zuidoosten en Belgica Secunda in het westen. Het in het noordoosten gelegen Germania Inferior was al
op het einde van de 1e eeuw van Belgica losgemaakt.
Uiteindelijk werd er tussen de Romeinen en de Salirs rond 296 een verbond gesloten en werden ze als verdedigers
aangesteld van de rijksgrens tussen Nijmegen en de zee, de limes. De Romeinen trachtten stand te houden door de
bouw van verdedigingssystemen, zoals de garnizoensstad in Oudenburg en de grote verkeersweg te Liberchies. De
Bataven en de Cananefaten zijn waarschijnlijk opgegaan in de Franken, hoewel ook wel wordt aangenomen dat zij
tegelijkertijd met de Romeinen zijn vertrokken. Meerdere Romeinse pogingen zich van de Franken te ontdoen
faalden, en in 358 n. Chr. kregen de Salische Franken toestemming van keizer Julianus de Afvallige om zich
definitief te vestigen in het Romeinse gebied Toxandri, nadat hij hen een paar keer had verslagen. Zij kregen hierbij
de status foederati, aan de Romeinen verbondenen.
Nadat de opperbevelhebber van het Romeinse leger, Stilicho, in 402 de troepen langs de Rijn had weggeroepen om
Itali te verdedigen tegen de Goten en om de pretendent voor de keizerlijke troon in Brittanni het hoofd te kunnen
bieden, vond op 31 december 406 de slag bij Mainz plaats tussen de Ripuarische Franken en de Vandalen, Sueven en
Alanen, die onder zware druk van de Hunnen stonden. Nadat de Franken, die als Romeinse foederatii de grens
verdedigden, na zware strijd verslagen waren, trok de coalitie van Alanen, Vandalen en Sueven Galli binnen en
verwoestten volgens Hironymus van Stridon onder meer Atrecht, Doornik en Boulogne. De Franken in Toxandri
breidden hun grondgebied uit naar het zuiden langs de Schelde. Rond 430 veroverden de Salische Franken onder
Chlodio Doornik, Kamerijk en later Atrecht.
In 476 werd Romulus Augustulus, de laatste keizer van het West-Romeinse Rijk, afgezet door Odoaker. Deze bood
aan de Oost-Romeinse keizer Zeno de westelijke keizerskroon aan en toen deze dit accepteerde was het Westelijke
Romeinse Rijk in de praktijk definitief ten einde.[1]
De Friezen hielden zich voornamelijk bezig met de veeteelt. Dit veranderde in de 3e en 4e eeuw toen het Friese land
regelmatig overstroomd werd. Hierdoor gingen ze zich meer toeleggen op de visserij en de handelsvaart, waardoor
ze een zekere rijkdom verwierven.
De val van het West-Romeinse Rijk zorgde op veel gebieden voor grote sociaal-politieke veranderingen, onder meer
omdat delen van de Germaanse bevolking ten noorden van de limes zich in het voormalige Romeinse Rijk vestigden,
waarna de door hen verlaten nederzettingsgebieden weer door andere groepen bevolkt werden. Hoewel van veel
nederzettingen vast staat dat ze werden verlaten en de omvang van de bevolking vrijwel zeker aanzienlijk afnam,
bleven veel nederzettingen bewoond.
Niet overal was er een breuk met het verleden. Wel was er sprake van een economische achteruitgang. Veel steden
en oppida verdwenen of werden aanzienlijk kleiner, doordat een deel van de Gallo-Romeinse bevolking wegtrok met
de Romeinse bestuurders en soldaten en de grote Romeinse landbouwnederzettingen, de villae rusticae, werden
56
De Nederlanden in de Middeleeuwen
verlaten. Landbouwgronden werden nog steeds wel bewerkt, maar nu vanuit Germaanse dorpen en hoeven, die van
een andere opzet waren dan de Romeinse nederzettingen. De Romeinen verbouwden vaak n product in grote
hoeveelheden, dat vervolgens verhandeld werd, onder andere met de steden. De Germanen bedreven landbouw
vooral door stukken woeste grond plat te branden en het zaad in de as te strooien. Daarnaast werden in Drenthe, de
Utrechtse Heuvelrug en de westelijke Veluwe ook kleine akkertjes, celtic fields, permanent bebouwd en bemest. Ze
bebouwden meerdere producten om in hun eigen onderhoud te kunnen voorzien, waardoor het land minder efficint
kon worden bebouwd. De uitstekende Romeinse heerwegen zoals te zien op kopien van de Tabula Peutingeriana
werden verwaarloosd, zodat reizen moeilijker werd en ook gevaarlijker. Door dit alles nam de handel af. In de
handel raakte geld in onbruik ten gunste van ruilhandel. Geld werd in deze tijd nog wel als maatstaf gebruikt om de
waarde van te ruilen goederen uit te drukken. De agrarisch-urbane samenleving van de Romeinen veranderde in een
agrarische samenleving die zich voornamelijk op het platteland afspeelde.
Taal en recht
Het geschreven Romeinse recht maakte plaats voor het
mondelinge gewoonterecht van de Germanen. Pas onder de
Merovingische koning Chlodovech I werd dit opgetekend,
de Lex Salica. Zo werd ook de Lex Ripuaria later
opgetekend. De Karolingen vaardigden capitularia uit, maar
het belang van het geschreven recht was in de Vroege
Middeleeuwen ondergeschikt, aangezien de plaatselijke
machtsverhoudingen van groter belang waren.
De Friezen hadden hun eigen recht. Tot in 1599 waren er in
Holland gebieden met aasdomsrecht, rechtspraak naar Fries
model. Het Lex Frisionum, het Friese gewoonterecht, werd
uiteindelijk rond het jaar 790 in opdracht van Karel de Grote
opgetekend.
Latijn sprekende Gallo-Romeinen vluchtten weg uit de
onveilige Romeinse grensgebieden voor de Germaans
sprekende Franken waarmee een einde kwam aan de
romanisering. Met de hergermanisering ontstond een
Germaans-Romeins menggebied waar de talen van de
verschillende stammen zich uiteindelijk ontwikkelden tot
een Germaanse eentaligheid in het noorden en een
Romaanse eentaligheid in het zuiden, met als gevolg dat er
vanaf de 8e eeuw een taalgrens viel waar te nemen. Boven
Handschrift van de Lex Salica
de taalgrens ontstond het Oudnederlands uit het
Oud-Westnederfrankisch. De geletterdheid nam af en alleen
de geestelijken konden nog lezen en schrijven en die waren daarmee belangrijk bij het bestuur van het land. Het
Latijn was nog steeds de taal van het schrift.
Door zich in de voormalige hoofdplaatsen van de Romeinse civitates te vestigen, probeerden de stammen met hun
heer hun bestuur te baseren op dat van de Romeinen. Ook sloegen ze naar Romeins voorbeeld munten, waarvan de
eersten in Soissons aan het einde van de 5e eeuw. De Gallo-Romeinse en Germaanse adel ging via huwelijken na
verloop van tijd in elkaar op. Ook slavernij, zoals op de markt van Kamerijk, zou blijven bestaan tot de opkomst van
het christendom.
57
De Nederlanden in de Middeleeuwen
58
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Utrecht
De Frankische koning Dagobert I lukte het rond 630 enkele
voormalige Romeinse forten aan de Rijn te veroveren, waaronder
Traiectum, het latere Utrecht. Hij stichtte hier een kerkje en schonk het
aan bisschop Kunibert van Keulen, met de opdracht vanuit dit kerkje
de bekering van de heidense Friezen in het noorden te ondernemen.
Maar hier kwam weinig van terecht; na de dood van Dagobert in 639
heroverden de Friezen het fort en verwoestten het kerkje. In 688
versloeg de Frankische hofmeier Pepijn van Herstal op zijn beurt de
Friese koning Radboud bij Dorestad en opnieuw kwam Utrecht in
Frankische handen.
In deze tijd begon de definitieve kerstening van de Friese gebieden. In
690 arriveerde Willibrord uit Engeland in de lage landen. Nadat hij
zich verzekerd had van de steun van het Frankische hof en zich in
Rome tot aartsbisschop der Friezen had laten wijden, vestigde hij zich
in 695 in Utrecht. Vanuit Utrecht werd nu de missionering van de
Friezen ter hand genomen.
De heilige Willibrordus.
Een laatste onderbreking van de Frankische heerschappij vond plaats
toen de Friezen in 714 nog eenmaal Utrecht in handen kregen. Na de
dood van Radbod in 719 werden zij echter definitief verdreven door de Frankische hofmeier Karel Martel. In dat jaar
kreeg Willibrord gezelschap van zijn landgenoot Bonifatius, die zich enkele jaren later naar het Germaanse gebied
ten oosten van de Rijn begaf. Karel Martel schonk het castellum met het omliggende gebied in 723 aan de Utrechtse
kerk, waarmee de basis gelegd werd voor het wereldlijke gezag van de kerk.
Ook na de dood van Willibrord in 739 bleef Utrecht het religieuze centrum van deze streken. Van een georganiseerd
bisdom was aanvankelijk nog geen sprake, maar Bonifatius wist de plaats uit handen van de Keulse bisschop te
houden, die er aanspraak op maakte op basis van de oude schenking van Dagobert. De Utrechtse kloosterschool
beleefde onder Gregorius van Utrecht een grote bloei en had leerlingen als Lebunus en Liudger. De opvolger van
Gregorius, Alberik I, werd in 777 in Keulen tot bisschop van Utrecht gewijd. Het bisdom omvatte bijna het hele
gebied van het latere Nederland boven de rivieren en Zeeland, en werd een suffragaanbisdom van het tot aartsbisdom
gepromoveerde Keulse diocees.
Twintig kilometer stroomopwaarts van Utrecht maakte de internationale handel ondertussen een weergaloze bloei
door in Dorestad. De sterke specialisatie van deze twee naburige plaatsen is opvallend en nog niet verklaard. Voor
Dorestad begon de neergang met de plundertochten van de Noormannen, die in 834 de plaats voor het eerst
aanvielen en plunderden. Ook Utrecht werd steeds meer bedreigd, zodat bisschop Hunger het in 857 raadzaam achtte
zijn zetel te verlaten en steun te zoeken bij keizer Lotharius. Via een omweg belandde de bisschop in Deventer, waar
zij zo'n vijfenzestig jaar resideerden.
59
De Nederlanden in de Middeleeuwen
60
De macht van de koningen nam echter zienderogen af, terwijl de hofmeiers, de beheerders van de koninklijke
domeinen, hun positie wisten te versterken. Zeer machtig werd het geslacht der Pippiniden, dat over Austrasi
heerste en afkomstig was uit de landen tussen Maas en Rijn. Dikwijls jaagden zij in de Ardennen. De koningen en
hofmeiers hadden geen vaste residentie, maar trokken van palts naar palts. Herstal, Jupille, Meerssen en Elsloo lagen
alle aan de Maas. De Pippiniden breidden het rijk uit in noordelijke richting en werkten nauw samen met de diverse
evangeliepredikers die hier actief waren.
In 719 liet Karel Martel zich uitroepen tot hofmeier van het gehele Frankische rijk. Na de dood van koning
Theuderik IV oefende Karel Martel in eigen naam de koninklijke macht uit. In 732 wist hij de opmars van de Moren
tijdens de Slag bij Poitiers tot staan te brengen, wat zijn prestige enorm ten goede kwam.
In 751 kwam de zoon van Karel Martel, Pippijn III, de paus te hulp toen deze bedreigd werd door de Longobarden.
In ruil hiervoor werd hij gezalfd tot rex Francorum, koning der Franken, en Patricius Romanorum, beschermheer
van Rome. Hiermee werd de laatste Merovingische vorst, Childerik III, afgezet en vestigde zich de dynastie van de
Pippiniden. Onder hen verschoof het machtscentrum naar Aken. De bekendste vorst was Karel de Grote die in 800
gekroond werd tot Imperator Romanorum, 'Keizer van de Romeinen'. Vanaf hier wordt het geslacht de Karolingen
genoemd. Ook de macht van de Rooms-Katholieke kerk nam sterk toe. Onder het bewind van Karel de Grote en zijn
opvolger Lodewijk de Vrome (814-840) heerste er in dit gebied vrede en bloeide de economie op.
Onder Karel de Grote beheerste het Frankische rijk rond 800 vanuit zijn kern in het huidige Belgi en
Noord-Frankrijk een groot deel van Europa, waaronder het huidige Duitsland en Noord-Itali. Door de grote omvang
van het rijk was hij genoodzaakt om het land te laten besturen door leenmannen (vassus) die aan hem
verantwoording schuldig waren. Door de geringe handel, de negatieve handelsbalans met het Byzantijnse Rijk en de
moslims en het verdwijnen van de gouden muntslag was de economie echter min of meer veranderd in een
ruileconomie. De leenmannen konden alleen beloond worden door hen gronden (beneficium, vanaf de 10e eeuw
feodum) en het vruchtgebruik daarvan te geven. Hieruit ontwikkelde het systeem zich tot het feodalisme. De
leenmannen streefden naar erfelijkheid, wat steeds meer regel werd en in 877 gelegaliseerd door het Capitulare van
De Nederlanden in de Middeleeuwen
61
Quierzy. Hiermee werd het onmogelijk nog een groot rijk te vormen.
Verdrag van Verdun, Verdrag van Meerssen
Na de dood van Lodewijk de Vrome in 840 was er
volgens de Frankische gewoonte wederom een rijksdeling.
Het rijk werd bij het Verdrag van Verdun in 843 in drien
verdeeld; West- (Francia Occidentalis), Midden(Francia Media) en Oost-Franci (Francia Orientalis). De
Schelde vormde de grens tussen West- en
Midden-Franci.
Het
noordelijke
deel
van
Midden-Franci, de Nederlanden, kreeg later de naam
Lotharingen, naar de eerste keizer, Lotharius. Toen
Lotharius in 855 overleed, werd zijn rijk weer in drien
verdeeld, waarbij zijn tweede zoon Lotharii regnum
verkreeg, het noordelijke stuk tussen Friesland en de Jura.
Na het Verdrag van Meerssen van 870 werd het
middenrijk verdeeld tussen het West-Frankische Rijk, het
latere Frankrijk, en het Oost-Frankische Rijk, het latere
Heilige Roomse Rijk, wat een eeuwenlange strijd tot
gevolg had tussen Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk.
Het gebied van het huidige Nederland maakte deel uit van
het Oost-Frankische Rijk, behalve Zeeuws-Vlaanderen, de
Schelde was de grens. Het graafschap Vlaanderen viel
onder West-Franci. In het noorden was dit aanvankelijk
slechts een deling op papier, de feitelijke macht was in
handen van de Vikingen en Friezen. Al in 826 werd
Friesland een Deens rijk onder de Vikingen Harald en
Rorik, dat daarna maar in leen werd gegeven door de
keizer.
De Nederlanden in de Middeleeuwen
62
De Nederlanden in de Middeleeuwen
63
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Landsheerlijkheden in Lotharingen
In deze tijd werden in West-Franci de grondslagen gelegd van het graafschap Henegouwen en het graafschap
Vlaanderen. Lotharingse vorstendommen waren Brabant, Limburg, Loon, Luxemburg en Namen die vanaf de 14e
eeuw in het Bourgondische verband werden opgenomen. Het prinsbisdom Luik bleef tot aan de Franse Revolutie een
onafhankelijke staat binnen het Heilige Roomse Rijk. De Friezen bleven gevrijwaard van een landsheer door de naar
vermeend door Karel de Grote verleende Friese Vrijheid.
Het gebied boven de rivieren viel onder het Heilige Roomse Rijk, waar later ook Brabant onder viel. Grote delen van
de Lage Landen werden beheerst door elkaar onderling bestrijdende vorsten, zoals de hertog van Gelre, de hertog
van Brabant en de bisschop van Utrecht. En ook de bisschoppen van Luik en Keulen mengden zich dikwijls met hun
legers in de politieke strijd.
In de 11e eeuw waren deze landsheerlijkheden echter vrijwel niet te herkennen op de kaart, afgezien van
Henegouwen en Vlaanderen. In Vlaanderen was toen al een eigenbesef aanwezig, wat onder andere blijkt uit De
laude Flandriae (Lof van Vlaanderen) van Petrus Pictor uit het begin van de 12e eeuw. Dat het eigenbesef elders nog
niet erg aanwezig was, kwam ook doordat de Duitse keizer via zijn rijksbisschoppen in Utrecht, Luik en Kamerijk
daar vaak nog echt aan de macht was, hoewel de laatste meer onder invloed van de graven van Vlaanderen of
Henegouwen.
Om de invloed van de lokale heersers en de Lotharingse hertog te beperken werd door de Ottonen het
Rijkskerkenstelsel ingevoerd. Hierbij werden door de keizer bisschoppen aangesteld die wereldlijke macht kregen,
zonder het gevaar dat er een dynastie gevestigd werd. Met het Concordaat van Worms kwam in 1122 echter een
einde aan de Investituurstrijd en verloor de keizer zijn ultiem beslissingsrecht over de bisschopsbenoemingen en de
investituur. Hiermee werd zijn invloed duidelijk minder en dit betekende het einde van de directe Duitse invloed in
de Nederlanden, maar betekende ook een aantasting van de wereldlijke macht van de bisschoppen, aangezien de
keizer er geen belang meer bij had hen te steunen.
Zoals Vlaanderen ontstaan was uit de versterking Brugge, zo ontstond Henegouwen rondom Bergen en Brabant
vanuit Leuven. Door het uitgroeien van het machtsgebied kwamen zij meer met elkaar in aanraking, vaak militair.
Conflicten waren vaak gebaseerd op vermeende aanspraken op bepaalde gebieden, die vaak voortkwamen uit
onderlinge huwelijken. Deze huwelijken waren weer onderdeel van de huwelijkspolitiek, waarbij het dynastieke
belang prevaleerde en het verbod van de kerk op zogenaamde incest, de verboden graden, moest worden omzeild.
Met deze politiek groeide de invloed van de heerlijkheden.
64
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Heidendom
Het is niet duidelijk in hoeverre de religie in de Nederlanden in
die tijd vergelijkbaar is met de Noordse en Germaanse
mythologie zoals die in de 13e eeuw door Snorri Sturluson in de
Proza-Edda beschreven werd. Aangenomen wordt dat voordat het
christendom de overheersende godsdienst werd in de
Nederlanden, er een mengelmoes van heidense geloven bestond,
zoals de Keltische mythologie en de Germaanse mythologie, met
godheden als Njord, Freya en Freyr, Wodan, Donar en Twaz.
Ook Irmin werd vereerd. In cultusdomeinen werden door de
stammen cultusfeesten georganiseerd als dienst voor de goden.
De cultusdomeinen waren heilige bossen, rotsen of stenen die
men als verblijfplaats van beschermgoden zag. Hier bracht men
offers die meestal bestonden uit voedsel. Ook bouwde men
eenvoudige altaren van opgestapelde stenen in de open lucht. De
wil der goden werd bekendgemaakt door middel van orakels. Er
bestonden geen priesters, de politieke leiders hadden ook het
sacrale ambt in handen. Met de Romeinen werd de Romeinse
mythologie gentroduceerd. Onder de Romeinen volgde de eerste
kerstening die vooral plaatsvond in de steden. De invloed van
deze eerste kerstening was echter beperkt en verdween vrijwel na
de volksverhuizingen.
In de 2e en 3e eeuw na Christus werd Nehalennia vereerd bij de
Nehalennia in moderne uitvoering van "Neeltje Jans"
monding van de Schelde. Zij was een voor-Keltisch-Germaanse
(Guido Metsers 1989)
beschermgodin van vissers, zeelui en handelaars. Altaren ter ere
van de godin zijn gevonden in Zeeland en bevestigen het
handelsverkeer in die periode. Bij Domburg kwamen (in 1647 al) de resten van een vroegere Nehalennia-tempel[2]
uit die tijd van onder de duinen tevoorschijn. Andere teruggevonden tempels te Elst, Kessel en Empel waren
mogelijk gewijd aan een god die de Romeinen identificeerden met Hercules Magusanus.
65
De Nederlanden in de Middeleeuwen
dubbele predestinatie.
Vanaf deze tijd werden kerken in steen gebouwd.
Vooral in de bouwkunst kwam er een eigen
Karolingische stijl. In Aken liet Karel de Grote een
paltskapel bouwen.
Zonder actieve steun van de Karolingen zou de
kerstening van de noordelijke Nederlanden minder
snel resultaat gehad hebben. Dit was echter
aanvankelijk vooral de acceptatie van de riten door
de hoge standen. De uiterlijke kerstening van de
bevolking werd echter pas veel later gevolgd door
een innerlijke kerstening. Het zou nog eeuwen duren
totdat het christendom als geloof volledig deel
uitmaakte van het leven van ook de lage stand.
Bepaalde heidense tradities leefden nog lang na de
kerstening voort. Tot in de 12e eeuw werden
openlucht-cultusplaatsen voor rituele doeleinden
gebruikt. Zelfs heden zijn nog sporen van
voorchristelijke gebruiken te vinden in veelal
plaatselijke gebruiken op het platteland van de lage
landen.
De weerstand bleek duidelijk uit de dood van
Reliekschrijn van Karel de Grote in de Dom van Aken.
Bonifatius in 754 in Dokkum en overkwam ook
Lebunus, een Angelsaksische priester, die vanuit het
missiecentrum Utrecht naar de IJsselstreek trok. Vanuit Deventer werden kerken gesticht in het Saksische land, zoals
waarschijnlijk rond 770 in Oldenzaal. De kerk van Deventer werd echter een aantal keer verwoest, waarna het
twintig jaar zou duren voordat de missiepriesters terugkeerden.
Liudger had meer succes, en slaagde met name in de provincie Groningen, maar ook bijvoorbeeld in Wichmond,
Zelhem en Billerbeck. Kort na 800 werd Liudger de eerste bisschop van het nieuwe Bisdom Mnster. Het grootste
deel van Groningen en het graafschap Twente gingen tot dat Saksische bisdom behoren. De stad Groningen viel
echter met Drenthe en het graafschap aan de IJssel, waar Deventer en Zutphen in de 10e eeuw deel van uitmaakten,
goeddeels onder het Frankische bisdom Utrecht, hoewel dat tot in de 17e eeuw werd betwist door Munster.
Door het ontstaan van de eerste parochies in de 7e eeuw ontstonden er grote veranderingen in het aanzicht van het
platteland. Boven de daken van de plattelandswoningen torenden opeens grote kerken en basilieken uit, zoals de
Sint-Gertrudiskerk te Nijvel en de Sint-Baafsabdij en de Sint-Pietersabdij te Gent. Deze laatste werden gesticht in
676 door Amandus van Gent, de apostel van Vlaanderen. In 675 werd de abdij van Stavelot opgericht door
Remaclus, de apostel van Walloni. Zo werden er tussen 630 en 740 circa 50 abdijen opgericht in de zuidelijke
Nederlanden. Deze waren belangrijk voor de verspreiding van het geloof.
De eerste kloosters ten noorden van de rivieren ontstonden vanaf de 9e eeuw. Toen werd in Deventer het
kapittelklooster gesticht, in de 10e eeuw ook in Oldenzaal en in de 11e eeuw Zutphen en Groningen. Kloosters op
het platteland ontstonden vanaf de 12e eeuw, zoals die van de benedictijnen en de cistercinzers. In de grotere steden
vestigden zich vanaf de 13e eeuw bedelordekloosters van de dominicanen en de franciscanen en Heilige
Geest-gasthuizen. Vanaf de 14e eeuw nam het aantal kloosters, zowel in de steden als op het platteland, sterk toe
door de begijnen en de Moderne Devotie.
66
De Nederlanden in de Middeleeuwen
In de Romeinse tijd werden de doden waarschijnlijk gecremeerd, rond 400 stapte de sociale elite over op begraven,
of inhumaties.
Vroege steden
De eerste stadsontwikkeling ontstond met steden die door de Romeinen werden gesticht of ontstonden uit
voormalige castella, zoals Nijmegen, Maastricht en Utrecht, maar ook kleinere steden als Cuijk en Woerden. Daarna
ontstonden Karolingische handelsplaatsen als Dorestad, Medemblik en Deventer. Deze nederzettingen lagen op een
knooppunt van waterwegen en de bewoners namen deel aan lange-afstandshandel en hadden een eigen ambachtelijke
productie. In de 10e eeuw ontstonden stedelijke nederzettingen als Stavoren, Tiel en de handelswijk Stathe in
Utrecht. Groningen groeide door goede landverbindingen in de 10e eeuw ook uit tot een belangrijke handelsplaats,
net als Zutphen en ook kleinere nederzettingen als Zwolle en Arnhem. Vanwege hun gunstige ligging werden hier
vanaf de Karolingische en de Ottoonse tijd door de Frankische veroveraars bestuurlijke en kerkelijke centra gesticht
en soms ook emporia, handelscentra. Deventer was, met tol en muntWikipedia:Bronvermelding, rond 850 de
belangrijkste opvolger van Dorestad en naast Utrecht het belangrijkste kerkelijke centrum, zeker na de omwalling
die rond 890 plaatsvond naar aanleiding van Vikingaanvallen. Ook Zutphen, in de 9e eeuw in hetzelfde
Karolingische graafschap aan de IJssel gelegen en het bestuurlijke en militaire centrum met gravenhof en
ringwalburg, werd om die reden omwald. Zwentibold verleende Tiel, Utrecht en Deventer in 896 speciale
handelsprivileges. Oldenzaal was de centrale plaats van het graafschap Twente en was dankzij een grafelijk hof, een
vroege kerkstichting (ca. 775; vanaf de 10e eeuw kapittel) en een marktfunctie een bloeiende plaats.
In deze steden werd de macht van de Duitse vorst en de bisschop van Utrecht tot uitdrukking gebracht in de
architectuur. In een tijd dat de meeste gewone huizen nog van hout en leembestreken vlechtwerkwanden waren,
werden kerkelijke gebouwen en bestuursinstellingen in steen gebouwd om indruk te maken. De grootste huizen
werden tot in de 13e eeuw opgetrokken uit natuursteen. Deze huizen waren vaak breed en diep en voorzien van
verdiepingen. Door kantelen en arkeltorens kregen ze het aanzien van adellijke residenties. Ook waren ze in beperkte
67
De Nederlanden in de Middeleeuwen
68
mate verdedigbaar met soms de ingang op de eerste verdieping, bereikbaar met een wegneembare trap. Bij de meeste
huizen werd het deel aan de straatzijde gebruikt als werkplaats of winkel. Overigens werd ten zuiden van de grote
rivieren het stenen bouwmateriaal vaak gesloopt uit oude romeinse gebouwen die daardoor grotendeels verdwenen.
Vaak kan men heden nog in de oudste gedeelten van kerken, burchten en stadswallen stukken van romeinse pilaren,
grafmonumenten en bakstenen zien.
Kunst en cultuur
In West-Europa duurde het tot ~750 voordat er
sprake was van een opleving van de kunst. Ten tijde
van de lange regeerperiode van Karel de Grote
(768-814) kreeg de Karolingische renaissance
gestalte, de opbloei van cultuur en wetenschap tussen
~750 en ~950. Deze opleving manifesteerde zich
vooral aan diens hof en werd vooral gedragen door
de clerus. Tijdens de regeerperiode van de
Karolingen was er sprake van een toenemende
belangstelling voor de klassieke cultuur. Byzantijnse
invloeden, culminerend in het afbeelden van de
menselijke figuur, werden versmolten met de
Germaanse, grotendeels abstracte, ornamentiek.
Verder zijn veel klassieke teksten in het Latijn
bewaard gebleven in de vorm van handschriften die
in de Karolingische tijd zijn vervaardigd. Dit
gebeurde vooral in kloosterbibliotheken, waarvan het
aantal en de omvang sterk toenamen tijdens en vlak
na de regeerperiode van Karel de Grote.
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Hoge Middeleeuwen
Gedurende de Middeleeuwen werden de hertogen van Brabant en Gelre en de graven van Holland en van Vlaanderen
heersers over de meeste gebieden van de Lage Landen. Door veroveringen en vooral door huwelijkspolitiek vond
schaalvergroting plaats. Zo kwam Holland onder de invloedssfeer van de graven van Henegouwen, en beiden samen
onder invloed van het Huis Wittelsbach van Beieren.
Er kwam ook weer beweging in de samenleving, zodat deze na tweehonderd jaar voor iemand die rond 1050 had
geleefd niet meer te herkennen was, wat ook wel de Renaissance van de 12e eeuw genoemd. En van de kenmerken
was de enorme toename van de ontginningen van nieuw land.
Economie
Vanaf ongeveer het jaar 1000 begon West-Europa zich te herstellen van de chaotische 'donkere Middeleeuwen'. De
bevolking groeide weer, talloze nieuwe steden ontstonden en de handel breidde zich sterk uit. Ook de Lage Landen
profiteerden hiervan. Het economische zwaartepunt lag tussen 1100 en 1500 duidelijk in Vlaanderen waar Brugge en
Gent door de toenemende handel zeer welvarend werden. Belangrijk was de handel tussen het Rijnland (glas,
aardewerk, metalen) en Engeland (wol) die hier samenkwam. Brugge, het belangrijkste Hanzekantoor, had zeewaarts
een verbinding met Londen met het Stalhof als hanzekantoor, maar ook de handel met het zuiden van Frankrijk
(baaizout, wijn) en het Iberisch Schiereiland was belangrijk. Over land was er de verbinding met de handel van de
Westfaalse en de Rijnlandse Hanzesteden en de Italiaanse steden (kruiden, zuidvruchten zoals gedroogd fruit).
In het oosten waren het de IJsselsteden die zeer grote welvaart bereikten door de handel binnen het Hanzeverbond
(voornamelijk wol, graan, hout) (Doesburg, Zutphen, Deventer, Kampen, Elburg, Harderwijk om de belangrijkste te
noemen).
Vanaf de 14e eeuw begon ook het gewest Holland belangrijker te worden. Rond 1200 was de rol van Holland nog
marginaal, maar tegen 1300 was het een belangrijke lokale macht. De voornaamste stad van dat gewest was in die
dagen Dordrecht.
69
De Nederlanden in de Middeleeuwen
70
De Sint-Elisabethsvloed (1421).
De Nederlanden in de Middeleeuwen
71
De Nederlanden in de Middeleeuwen
72
Kunst
De Hoge Middeleeuwen begonnen op het gebied van
kunst eigenlijk al in 900 met de romaanse stijl.
Ondanks de benaming is het Romaans als bouwstijl
slechts indirect gebaseerd op de bouwstijl van de
Romeinen. Feitelijk komt zij voort uit de
Karolingische stijl, waarin principes uit de Romeinse
architectuur werden herontdekt. De romaanse stijl
werd gekarakteriseerd door kleine rondboogvensters
en decoraties met eveneens ronde bogen. De muren
waren doorgaans dik en versierd met lisenen, friezen
en spaarvelden waarin eveneens ronde vormen
domineedren. De muren droegen het grootste deel
van het gewicht van het gebouw op zich, waardoor
grotere ramen niet mogelijk waren. Daarom was het
in Romaanse kerken altijd vrij donker. Omdat veel
gebouwen in die tijd van hout gemaakt werden,
bleven feitelijk vrijwel alleen kerken en kloosters in
de Romaanse bouwstijl bestaan.
Hoewel deze kenmerken vrij algemeen zijn, kent de
romaanse stijl grote regionale verschillen. Bovendien
maakte de stijl een geleidelijke ontwikkeling door die
uiteindelijk, door de grootschalige toepassing van het
kruisribgewelf, zou leiden tot het ontstaan van de
gotische bouwstijl, waardoor het Romaans werd verdrongen.
De vroeggotiek zou de eerste vernieuwende kunststijl zijn sinds de val van het West-Romeinse Rijk. Het verschil
tussen de gotiek en het Romaans is dat de gotiek voorheen noodzakelijke bouwelementen weglaat. Dit was mogelijk
door de toepassing van kruisribgewelf, spitsboog en pilaren. Buitenwaartse krachten, die de neiging hebben de
muren naar buiten te drukken, waren in de romaanse architectuur met zijn dikke muren geen probleem, maar
moesten bij deze veel lichtere constructie wel afgevoerd worden. Hiervoor werd de luchtboog verder ontwikkeld.
Hierdoor ontstond een sterke constructie die in de romaanse stijl onmogelijk was en die een grotere verticaliteit
toeliet. Dit zorgde ervoor dat de kerken veel hoger konden worden en dat er ruimte vrijkwam in de kerk, door het
weglaten van dragende onderdelen.
De vroeggotiek zou opgevolgd worden door de hooggotiek. De Hooggotiek zou zich vooral kenmerken doordat de
gotiek nog meer zou worden toegepast. De Gotiek zou nu op zijn hoogtepunt zijn.
De Nederlanden in de Middeleeuwen
73
Religie
Tijdens de Hoge Middeleeuwen waren er nog wel
sporen van heidens geloof, maar de kerk beheerste
het leven desondanks volledig. Dit uitte zich in kunst,
cultuur en onderwijs, maar ook in bestuur en
wetenschap, of meer bepaald in de scholastiek.
In de 12e en 13e eeuw was er voldoende welvaart om
een professionele clerus te betalen en bisschoppen
zijn toen begonnen met het oprichten van
kathedraalscholen om de clerus het canonieke recht
te laten onderwijzen, alsook kerkelijke administratie,
boekhouden, logica en retoriek (voor theologische
discussies en preken). Kathedraalscholen hadden
meestal slechts n leraar. Dit was het begin van de
scholastische traditie. De zeven vrije kunsten,
oorspronkelijk bekend onder hun Latijnse naam
Septem artes liberales, vormden een vroege
Europese indeling van de wetenschappen, en
vormden de basis van het universitair onderwijs.
Septem artes liberales uit Hortus deliciarum van Herrad van Landsberg,
rond 1180.
Vanaf circa 1050 brak een periode van economische groei aan, vooral in Noordwest-Europa. De invoering van het
drieslagstelsel in de landbouw maakte een grotere productie mogelijk, waardoor meer mensen zich konden
onttrekken aan de voedselproductie. Hierdoor konden de steden en de handel groeien. De steden werden vooral door
hun muren een machtsfactor van belang en dit leidde uiteindelijk vooral in Vlaanderen tot het ontstaan van machtige
steden die in verzet konden komen tegen de alleenheerschappij van de adel en de geestelijkheid. Dit zou het begin
zijn van de afbraak van het feodale stelsel. De eerste scholen werden gesticht, gebaseerd op de gedachten van Karel
de Grote.
In het zuiden concentreerde zich dit rond de Rijn, de Maas en de Schelde. Daardoor nam ook de bevolking sterk toe
en kon men zich ook gaan bezighouden met handel en industrie, wat weer de opkomst van de steden in de hand
werkte. De Brabantse steden Antwerpen, Brussel en Leuven volgden het voorbeeld van Luik en Brugge. Vooral de
inpoldering van de Vlaamse kust, nieuwe technieken in de productie van goederen en handel met andere regio's
zorgden voor deze economische opbloei en verstedelijking. De textielindustrie ontstond in Artesi en later in
Vlaanderen en zorgde voor welstand. Ook de export van natuursteen was belangrijk. In Luik werd in 1195 de eerste
steenkool ontgonnen en de Luikse wapenproductie veroverde Europa in deze periode. De jaarmarkten zorgden ook
voor een sterke toename van de handel, die ook buitenlandse kooplieden aantrok. Kooplieden uit dezelfde stad
verenigden zich op een gegeven moment in een "Hanze". Deze "hanzes" sloten zich later weer aaneen en werden
steeds machtiger. Op deze manier ontstonden de Vlaamse Hanze van Londen die handel dreef met Engeland en
Schotland, en de Hanze der XVII steden, die zich richtte op Itali. Er werd uitgevoerd naar alle uithoeken van
Europa. Dit economische succes bracht de bestaande standenmaatschappij langzaam ten val. De volkstaal begon het
tot dan toe allesoverheersende Latijn te vervangen.
De Nederlanden in de Middeleeuwen
74
De Nederlanden in de Middeleeuwen
75
Kruistochten
In 1091 stuurde de keizer van het Byzantijnse Rijk, Alexios I
Komnenos, brieven naar paus Urbanus II en Robrecht I de
Fries, de graaf van Vlaanderen, met het verzoek om bijstand.
In 1095 riep de paus tijdens het Concilie van Clermont op tot
de (Eerste) Kruistocht.
De kruistochten zorgden voor een opleving van de
scheepvaart en de handel. De Tweede Kruistocht in 1147
leidde tot het beleg van Lissabon door Vlaamse, Friese,
Normandische, Engelse, Schotse en wat Duitse
kruisvaarders. Op 24 oktober werden de Moren verslagen en
werd Lissabon, na geplunderd te zijn, overgedragen aan
koning Alfons. Dit was ook het enige echte succes van deze
kruistocht.
De Derde Kruistocht vond plaats tussen 1189 en 1192. In
april 1190 verzamelde Richard Leeuwenhart een vloot van
600 schepen uit Engeland, Normandi, Brittanni, Anjou,
Poitou en Aquitani in Dartmouth in Devonshire. De graven
van Holland, Gelre en Kleef namen gezamenlijk aan de
Derde Kruistocht deel. Floris III van Holland, die in 1190
omkwam in de strijd, werd vergezeld door zijn zoon, de
latere Willem I van Holland.
Ondertussen was Willem I gexcommuniceerd door de paus.
Mede om van deze ban af te komen nam Willem I in 1217
deel aan de Vijfde Kruistocht. Hij verwierf hiermee veel
roem, mede doordat het voor hem de tweede kruistocht was.
Met zijn leger van Friezen, Hollanders en Vlamingen zeilde Willem langs de Europese kust op weg naar het heilige
land. Door een storm raakte de schepen uit koers. De vloot, waarbij zich inmiddels ook Engelse schepen hadden
gevoegd, zocht beschutting op een Portugese rivier. De Portugese koning Alfons II wist de kruisridders over te halen
hem te helpen in de strijd tegen de Moorse overheersing in zijn land. Willem I gaf gehoor aan het verzoek en voer op
30 juli 1217 met zijn vloot naar Lissabon. De stad was 80 jaar eerder tijdens de Tweede Kruistocht bevrijd, maar de
Moren waren nooit helemaal verdreven uit Portugal. Na een hevige strijd om fort al-Kasr en met de belofte van
Willem I op een vrije aftocht gaven de Moren zich op 21 oktober 1217 over. Eenmaal buiten de vesting stortte het
leger van Willem I zich op de ongewapende Moren en slachtte ze af. Als dank bood de Portugese koning de
kruisridders land aan en vele ridders aanvaardden dit. Willem I verloor hierdoor een groot deel van zijn leger en
vroeg daarom aan paus Honorius III om hem te ontheffen van zijn kruisvaart en hem toe te staan in plaats daarvan de
strijd in Portugal voort te zetten, maar de paus weigerde om op dit verzoek in te gaan. Een deel van de vloot ging
daarna op weg naar Akko. Willem zelf overwinterde met de rest van de vloot in Portugal en zou later volgen.
De Nederlanden in de Middeleeuwen
76
De gewesten
Vlaanderen
Vlaanderen werd een belangrijk gebied dat zich
uitstrekte van Zeeuws-Vlaanderen tot Boulogne, het
Kroon-Vlaanderen. Vanaf de 11e eeuw hield de graaf
van Vlaanderen ten oosten van de Schelde ook
rijkslenen, waarvoor hij leenhulde verschuldigd was
aan de keizer, dit was Rijks-Vlaanderen. Brabant
groeide met Antwerpen en Mechelen ook uit tot een
belangrijk maritiem gewest, waar echter een einde
aan kwam toen deze plaatsen bij Vlaanderen werden
gevoegd. De graaf van Vlaanderen bezat ook twee
"zonnelenen": het Land van Dendermonde en het
Land van Bornem. Hier was de graaf absolute
heerser en geen leenman van de Franse koning of de
Duitse keizer. Hij was er alleen aan God dank en
trouw verschuldigd voor "het verleende zonnelicht"
[3]
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Engeland in 1066 van zijn schoonzoon Willem de Veroveraar, die gehuwd was met zijn dochter Mathilde van
Vlaanderen. Dit had echter tot gevolg dat de opkomst van het Anglo-Normandisch blok de Vlaamse macht
bedreigde. Hierop zocht Arnulf III toenadering tot zijn leenheer, de Franse koning. Dit vooruitzicht zorgde voor een
Engels-Vlaamse toenadering. Robrecht de Fries maakte echter ook aanspraak op het graafschap Vlaanderen, dat hij
verkreeg na de Slag bij Kassel in 1071.
De betrekkingen met de Engelse koning Willem de Veroveraar waren verre van vriendschappelijk. Deze had
indertijd zelfs een contingent Normandirs gestuurd om Richilde van Henegouwen, de moeder van Arnolf, te
steunen in haar strijd tegen Robrecht. Robrecht steunde de aanspraken van zijn schoonzoon Knoet IV van
Denemarken op de verloren Engelse troon. Samen zouden ze een vloot van 1600 schepen naar Engeland sturen. Het
kwam echter nooit zover, door een broedertwist tussen de twee Deense prinsen Knut IV en Olaf. Daarna ontstond er
toch weer een toenadering.
Met Diederik van de Elzas en Filips van de Elzas werd Vlaanderen steeds belangrijker. Onder hun bewind konden de
steden zich ontwikkelen en werden de instellingen organisatorisch hervormd. De havens Grevelingen, Nieuwpoort,
Damme en Biervliet werden gesticht. Er werd handel gedreven met Engeland, de Baltische landen en Frankrijk en
over land met het Rijnland en Itali. Vooral de wolhandel met Engeland was van belang voor de opkomende
lakennijverheid. Daarnaast was er een belangrijke graanvaart op Engeland en via Holland op Hamburg. Sint-Omaars
werd in de 12e eeuw de belangrijkste noordelijke doorvoerhaven voor Franse wijn.
Vlaanderen raakte echter betrokken bij de oorlogen tussen Frankrijk en Engeland, waarna de macht begon af te
nemen. Ook met Brabant was er geregeld strijd. Gent, Brugge en Ieper waren de drie belangrijkste steden, waarbij
Gent een tijdlang na Parijs de grootste stad van Noord-Europa was. De steden hadden hierdoor een grote eigen
macht, wat de eenheid binnen Vlaanderen niet ten goede kwam. Dit leidde bijvoorbeeld tot de Gentse Opstand tegen
Lodewijk van Male van 1379 tot 1385.
In de 13e eeuw verloor het graafschap Vlaanderen gebied in het zuiden aan Frankrijk. Dit ten voordele van Brugge,
dat de wijnhandel van Sint-Omaars overnam. De vijandschap met Frankrijk zorgde voor een betere verstandhouding
met Engeland, ondanks wederzijdse kaperijen.
Brabant en Limburg
Limburg
Het hertogdom Limburg ontstond bij het uiteenvallen van het hertogdom Neder-Lotharingen in de 10e en 11e eeuw.
Het omvatte voornamelijk het land van Eupen en de vesting Limburg, nu bijna geheel in de provincie Luik en niet in
de hedendaagse provincies Belgisch- en Nederlands-Limburg.
Maastricht was een aparte situatie. In 1204 werd de stad Maastricht, die zich onder de heerschappij van de bisschop
van Luik bevond, door de Duitse keizer in leen gegeven aan de hertog van Brabant. Vanaf dat moment had
Maastricht twee heren, de bisschop van Luik en de hertog van Brabant, de zogenaamde Tweeherigheid van
Maastricht.
Hendrik I werd ook hertog van Neder-Lotharingen, waardoor de hertogstitel op Limburg overging. De hertogen van
Limburg oefenden grote invloed uit in het Duitse Rijk, vooral bij de Investituurstrijd, waarbij Hendrik I een grote rol
speelde. In 1155 werd het Land van 's-Hertogenrade met Limburg verbonden.
In 1285 stierf Ermingard of Irmgard, erfdochter van Limburg, gehuwd met Reinald van Gelre. Met toestemming van
de Duitse koning Rudolf van Habsburg nam Reinald bezit van het hertogdom Limburg, maar vond daarbij een
tegenstander in Adolf van Berg, zoon van de broer van de laatste hertog. Deze rivaal droeg zijn rechten over op de
hertog van Brabant, terwijl Luxemburg de rechten van Reinald van Gelre verwierf. Deze strijd werd uitgevochten bij
de Slag van Woeringen op 5 juni 1288. Hertog Jan I van Brabant werd daar de winnaar en verwierf zo het hertogdom
Limburg.
77
De Nederlanden in de Middeleeuwen
De Landen van Overmaas
De Landen van Overmaas ontstonden toen de Landen van Dalhem, Valkenburg en 's-Hertogenrade (Herzogenrath)
in de loop van de 13e eeuw door het hertogdom Brabant werden verworven. In 1244 verwierf hertog Hendrik I van
Brabant het graafschap Dalhem. Brabant stelde door de overwinning in de Slag bij Woeringen in 1288 het bezit van
het hertogdom Limburg veilig. Dat was toen reeds in personele unie met 's-Hertogenrade verenigd. In 1347 verwierf
Brabant nog het Land van Valkenburg. Vanuit Brabants perspectief kregen ze de naam Overmaas. Deze naam werd
in politieke zin door de bestuurders van het hertogdom Brabant toegepast, als men sprak over de hele regio. De
aparte landjes bleven echter tot in de 18e eeuw hun eigen benaming handhaven. Elk van deze drie landen had een
eigen statenvergadering, bestaande uit de ridderschap en vertegenwoordigers van de schepenbanken; in Daelhem
kwam daar nog de abt van Godsdal (Valdieu) bij; in 's Hertogenrade de abt van Kloosterrade (Rolduc). In 1473
verenigden de Overmazers en de Limburgers hun Staten tot de Staten van Limburg en de Landen van Overmaas en
zetelden aldus in de Staten-Generaal van de Nederlanden. De bestuurlijke taal was het Nederlands. Met name
Dalhem onderging vanwege haar ligging een sterke invloed vanuit het hertogdom Limburg. De overige landjes
ondergingen vanaf de 13e eeuw een sterke invloed vanuit Brabant.
Brabant
Brabant verkreeg in 1204 met het prinsbisdom Luik de overheidsrechten over Maastricht en in 1288 versloeg Jan I
van Brabant in de Slag bij Woeringen de Keulse aartsbisschop en won daarmee het hertogdom Limburg, waarmee
een einde kwam aan de Limburgse Successieoorlog. Brabant was vanaf toen het machtigste gebied in de
Nederlanden, terwijl Vlaanderen steeds meer te kampen had met de toenemende macht van de Franse leenheer en de
economische crisis.
IJsselsteden
De voornaamste handelsteden in de Noordelijke Nederlanden waren aanvankelijk de IJsselsteden en Tiel dat in de
11e eeuw de belangrijkste handelsplaats was. Tiel was lange tijd de voornaamste stad voor de handel op Engeland.
In Londen genoten kooplieden uit de stad speciale bescherming als homines imperatoris, mannen van de keizer. In
de 12e eeuw kreeg Tiel te maken met de concurrentie van Keulen. Met hoge tolheffingen werd geprobeerd
nieuwkomers zoals Lbeck te verdrijven, maar uiteindelijk verloor Tiel zijn positie, mede doordat de zeeschepen
groter werden, waardoor plaatsen als Dordrecht gunstiger gelegen waren.
Sticht Utrecht en Oversticht
Nadat de bisschoppen van Utrecht onder druk van de Noormannen zo'n 65 jaar in Deventer hadden geresideerd,
vestigde bisschop Balderik zich weer in Utrecht. Hij repareerde de muren van het Romeinse fort en herstelde de
kerkelijke gebouwen. Nadat de Nederlanden als Lotharingen in 925 aan het Duitse Rijk was vervallen, ontstond er
een innige band tussen Utrecht en de keizer. Balderik was waarschijnlijk niet door de keizer aangesteld, maar hij
kreeg nu te maken met het Rijkskerkenstelsel, ingevoerd door keizer Otto I. Otto wist Balderik voor zich te winnen
door hem zijn zoon te laten opvoeden en vele schenkingen aan het bisdom. In deze tijd profiteerde Utrecht ook van
de ondergang van Dorestad: voor het eerst ontstond er een belangrijke handelswijk, Stathe genaamd.
In 1122 kreeg Utrecht stadsrechten van de bisschop. De burgers mochten nu een muur om de stad bouwen. De
singels werden aangelegd. De stad werd welvarend en er ontstond een netwerk van straten binnen de muren en de
welgestelden bouwden volop stenen huizen. In die tijd had Utrecht een voorsprong op andere Nederlandse steden,
waar stenen woningen nog zeldzaam waren. Het was als bisschopszetel en grootste stad van de Noordelijke
Nederlanden het belangrijkste culturele centrum van Nederland.
Na het Concordaat van Worms van 1122 verloor Utrecht echter de steun van de keizer en daardoor gezag en raakte
gebied kwijt aan Holland en Gelre. Groningen en Drenthe maakten dan wel officieel deel uit van het Oversticht,
maar onttrokken zich, met name na de slag bij Ane, steeds meer aan het bisschoppelijk gezag.
78
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Groningen en Friesland
Het meest noordelijke deel van het huidige Nederland maakte in deze periode een geheel eigen ontwikkeling door,
een ontwikkeling die mede bepaald zal zijn door de excentrieke ligging. Uit 1040 stamt de eerste schriftelijke
verwijzing naar de stad Groningen: Villa Cruoninga, een plaats in Drenthe. Groningen moet van oorsprong een
Drents dorp geweest zijn. Als zodanig hoorde de stad en de directe omgeving zowel kerkelijk als bestuurlijk tot het
bisdom Utrecht. De huidige provincie Groningen, de Ommelanden, behoorde grotendeels tot het bisdom Mnster.
Westerwolde en een deel van het Reiderland hoorden kerkelijk bij het bisdom Osnabrck. De Ommelanden werden,
net als Oost-Friesland samen met de huidige provincie gerekend tot Friesland.
De stad Groningen was geen rustig bezit voor het bisdom Utrecht. Tijdens de heerschappij van bisschop Hartbert van
Bierum ontstond een opstand in de stad Groningen. Nadat de bisschop deze opstand had neergeslagen, maakten de
bisschop en de stad een afspraak geen muur rondom de stad te bouwen. Een afspraak waar de Stadjers zich niet lang
aan hielden. De bisschop verdeelde grofweg zijn grondgebied onder zijn familie. Zijn oudere broer Ludolf werd de
prefect van de stad, zijn jongere broer Leffart kreeg het Huis te Coevorden in het zuidoosten van Drenthe en daarmee
de controle over de enige weg door het Bourtangermoeras van Drenthe naar Duitsland.
79
De Nederlanden in de Middeleeuwen
III van Holland in de Slag bij Vlaardingen al de troepen van keizer Hendrik II te verslaan.
In de Late Middeleeuwen waren er slechts enkele Hanzesteden van minder belang in de Noordelijke Nederlanden.
Voor de Hanze was het gebied slechts interessant om naar Vlaanderen en Engeland te komen zonder over open zee
te hoeven varen. Hiertoe verleende Willem II van Holland hen in 1243 vrije doorgang door zijn landen. Steden
waren er in Holland pas vanaf de 13e eeuw. Kleine nederzettingen kregen privileges, stadsrechten, die de handel
moesten stimuleren en zo de inkomsten van de graaf moesten vergroten, een strategie die vooral door Willem I
gevolgd werd. Deze steden waren dus aanvankelijk kunstmatiger dan ten zuiden van de rivieren, waar steden
groeiden uit nederzettingen die hun belang haalden uit het feit dat ze op knooppunten van handel lagen. Floris V van
Holland gaf de Hanze de eerste privileges in Dordrecht in 1277. In Holland ontbrak het aanvankelijk aan de ervaring,
organisatie en financile middelen om te kunnen wedijveren met de Hanze. Zo arriveerden de eerste geldwisselaars
uit Lombardije (lommerds) pas in 1260, waar zij naar aanleiding van het consilium van Lyon werden verbannen om
pas in 1283 terug te keren. De Hanze had ondertussen een handelsnetwerk opgebouwd van Vlaanderen tot Rusland
met een goed functionerend kredietsysteem, hoewel ook Dordrecht al gebruik maakte van krediet in de handel met
de Baltische staten vanaf in ieder geval 1284.
In de 13e eeuw werd Utrecht voor korte tijd het handelscentrum voor de Noordelijke Nederlanden. Hier werd vis en
zout verhandeld voor wijn en andere producten. Ook hadden zij al rond 1250 een visserijkolonie (vitte, een
handelsconcessie waarbij men een afgebakend stuk grond kreeg toegewezen) op Schonen. De sterke positie was
gebaseerd op de kanalen die de Lek en de Vecht verbonden met Zeeland, maar door verzilting van deze kanalen
verloor Utrecht deze positie. Na de enorme Sint-Luciavloed in 1287, waarbij waarschijnlijk meer dan 50.000 mensen
omkwamen en West Friesland definitief werd gescheiden van het huidige Friesland, waren er veel kleine plaatsen die
plotseling toegang tot zee hadden, zoals Amsterdam.
Ook Zeeland kwam grotendeels onder Holland te vallen. Hierover werd echter regelmatig gevochten met Vlaanderen
en Brabant. In 1012 werden door keizer Hendrik II de Zeeuwse eilanden en het gebied dat later de Vier Ambachten
zou worden, beleend aan Boudewijn IV. Door de Investituurstrijd viel het gebied vanaf 1076 echter onder de graaf
van Holland, als leen van Vlaanderen. Dit leidde tot verschillende schermutselingen tussen Floris III en Filips van de
Elzas. Floris III begon tol te heffen bij Geervliet wat de Vlaamse handel op het Rijnland belemmerde. Daarnaast liet
hij Vlaamse schepen kapen en maakte met de heer van Beveren aanspraak op het Waasland. Filips van de Elzas
greep in 1158 in en Floris III moest zich onderwerpen aan Filips. In 1166 stelde Floris III de tol bij Geervliet weer
in, waarop Filips wederom ingreep en Floris gevangennam. Deze moest hierdoor het in 1167 overeengekomen
Verdrag van Brugge accepteren, waardoor de Vlaamse kooplui in Holland rechten kregen over Zeeland. Dit verdrag
bepaalde de situatie in Zeeland voor meer dan een eeuw. In de 12e eeuw had Vlaanderen dus de overhand, maar met
het groeien van de Hollandse macht verschoof dit in de 13e eeuw.
In 1253 kwam het tot de Slag bij Westkapelle, wat ook een onderdeel was van de Vlaams-Henegouwse
Successieoorlog. Gwijde van Dampierre leed hierbij een nederlaag in de strijd met zijn halfbroers Jan en Boudewijn
van Avesnes. Op 2 oktober 1256 wist Otto II van Gelre Margaretha II van Vlaanderen en Floris de Voogd tot het
Verdrag van Brussel te bewegen, waarbij Zeeland aan Holland toekwam. Haar zoon, Gwijde van Dampierre, bleef
dit echter aanvechten.
80
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Gelre, Kleef en Gulik
In het oosten van de Nederlanden vonden er door de eeuwen heen ingewikkelde wisselingen plaats in het eigendom
van de lenen van de keizer.
Gelre
Het graafschap Zutphen kwam op als graafschap na de dood van Balderik in het begin van de 11e eeuw. Het was
feitelijk een voortzetting van de oude gouw Hamaland. Het graafschap Zutphen werd in de 11e eeuw leengoed van
de bisschop van Utrecht.
In 1021 verkreeg Gerard van Antoing uit Henegouwen in Wassenberg van keizer Hendrik II het land van Gelre.
Hendrik I van Gelre erfde in 1179 het graafschap Zutphen van zijn moeder Ermgard van Zutphen. In 1248 verwierf
graaf Otto II vanwege zijn hulp aan Rooms-koning Willem II de rijksstad Nijmegen.
Gelre bestond toen uit vier kwartieren, het kwartier van Nijmegen, het graafschap Zutphen, het kwartier van Veluwe,
ten koste van de bisschop van Utrecht, en het Overkwartier of Opper-Gelre. Aan de Gelderse gebiedsuitbreiding
kwam onder Reinald I een einde met de Slag bij Woeringen in 1288. Reinald II huwde echter met de zuster van
Eduard III, de koning van Engeland. Door diens bemiddeling werd Gelre in 1339 door keizer Lodewijk de Beier tot
hertogdom verheven.
Nadat Gelre een hertogdom was geworden, ontbrandde onder Reinald III de strijd tussen de Heeckerens, gesteund
door Reinald, en de Bronckhorsten, gesteund door Reinalds broer Eduard. Bij de Slag bij Tiel van 1361 werd
Reinald gevangengenomen en werd Eduard hertog. In 1371 werd Eduard echter vermoord en Reinald hersteld, maar
deze stierf nog in hetzelfde jaar, waarmee het Huis Gelre uitstierf.
Gulik
Gulik was oorspronkelijk een Romeinse pleisterplaats aan de rivier de Roer. Later vestigden de Franken zich er en
werd Gulik de hoofdplaats van een graafschap. Rond 900 werden het ambt en de titel graaf erfelijk. Gerard van de
Metzgau, n van de eerste graven, hielp in 900 koning Zwentibold van Lotharingen te verslaan en trouwde
vervolgens met diens weduwe, Oda van Saksen. Het bezit en de rijkdom van het graafschap werd door een ander
huwelijk in 1172 zeer vergroot.
De stad Gulik raakte ook betrokken in conflicten over de troonopvolging in het Heilige Roomse Rijk en werd hierbij
eerst door de keizer in 1114, en precies een eeuw later door de koning verwoest. De stad kreeg daarna te maken met
de veroveringsdrang van Keulse aartsbisschoppen, met wie de graven een eeuw lang strijd voerden. Bisschop
Koenraad verwoestte de stad nog een keer in 1239, en diens opvolger Siegfried deed dat in 1278.
Dat de graven een geschikte huwelijkspolitiek voerden bleek opnieuw in 1266, toen Willem V van Gulik trouwde
met Maria, een dochter van Gwijde van Dampierre en Mathilde van Bthune. Dit resulteerde in een
bondgenootschap met het graafschap Vlaanderen. Hij werd, samen met zijn vader Willem IV, in 1278 in Aken
gedood tijdens een straatgevecht met oproerige inwoners. Willem werd opgevolgd door zijn broer Walram. Deze
stond in 1288 tijdens de Slag bij Woeringen tegen Keulen aan de kant van de overwinnaars, Brabant, waardoor het
graafschap definitief onafhankelijk bleef.
De zoon van Willem V, Willem van Gulik, speelde een belangrijke rol bij het verzet van de Vlamingen tegen de
annexatiepolitiek van de Franse koning Filips de Schone. Hij was hun leidsman tijdens de Guldensporenslag. Hij
stond aan het hoofd van de Vlaamse troepen in een nieuwe, ditmaal verloren confrontatie met de Fransen in de Slag
bij Pevelenberg in 1304, waar hij sneuvelde.
In de eeuwen daarna wisten de heren van Gulik door huwelijken en erfopvolging hun macht steeds te vergroten. In
1356 werd het graafschap een hertogdom.
81
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Gelre en Gulik
Maria, de dochter van Reinald III van Gelre, was getrouwd met de hertog van Gulik. Toen Reinald in 1371 stierf
zonder mannelijke erfgenaam, volgde de Gelderse Successieoorlog. Deze leidde er in 1383 toe dat Maria's zoon
Willem van Gulik hertog werd. Vanaf 1393 was hij tevens hertog van Gulik. In 1402 stierf hij kinderloos en kwam
Gelre in handen van zijn broer Reinoud IV van Gelre. Nadat ook deze kinderloos was gestorven in 1423, werden
Gelre en Gulik weer gescheiden. In 1423 werd hertogdom Gulik verenigd met het hertogdom Berg aan de
rechterzijde van de Rijn en ging het Land van Gulik een nieuwe fase in.
Gelre onder Bourgondi
Edelen en steden erkenden een achterneef van Reinald, Arnold van Egmond als opvolger. Deze raakte verwikkeld in
een strijd met zijn zoon Adolf, werd op zijn slot in Grave overrompeld en in Buren gevangengezet, waarna Adolf het
bewind overnam.
In 1473 kwam Gelre in handen van de Bourgondische hertog Karel de Stoute. Nadat deze in 1477 was overleden
werd hij opgevolgd door zijn enige dochter Maria van Bourgondi. Zij huwde in hetzelfde jaar Maximiliaan I van
Oostenrijk. Hun zoon Filips de Schone kreeg in 1482 Gelre in handen.
Tegen deze overheersing bleef verzet bestaan en in 1493 werd Gelre weer zelfstandig. Onder Karel van Gelre
verzette het hertogdom zich succesvol tegen de Habsburgse hegemonie in de Nederlanden. Met zijn veldheer
Maarten van Rossum voerde hij de Gelderse Oorlogen en wist in 1522/1523 Groningen, Drenthe en Friesland onder
zijn controle te brengen. Zijn legerleider Maarten van Rossum plunderde in 1528 zelfs Den Haag, maar daarmee
ging hij volgens Karel V en Margaretha van Oostenrijk over de schreef. Zij brachten een grote troepenmacht op de
been en nog in dat zelfde jaar werd de voor Gelre ongunstige Vrede van Gorinchem gesloten.
Kleef
Kleef, oorspronkelijk een graafschap, was in het bezit van de graven van Teisterbant en werd rond 1100 een
rijksleen. Vanaf 1368 waren de graven van Mark ook hertog van Kleef. Kleef werd in 1417 een hertogdom. Kleef lag
als een wig tussen Opper-Gelre en de overige kwartieren van Gelre.
Gelre, Gulik, Kleef, Berg en Mark
In 1521 verenigde Johan III het hertogdom Kleef en het graafschap Mark met Gulik en Berg. De stad Gulik was toen
niet langer meer de hoofdstad van het land.
Na het overlijden van Karel van Gelre in 1538 werd hertog Willem van Kleef en Gulik tevens hertog van Gelre. Ook
hij verzette zich tegen de Habsburgse heerser Karel V, maar moest bij het Tractaat van Venlo in 1543 Gelre afstaan
aan Karel V.
Prinsbisdom Luik
Het prinsbisdom Luik was oorspronkelijk een bisdom waarover bisschop Notger in 980 van de keizer Otto II de
heerlijke rechten kreeg en dus naast de geestelijke macht ook de wereldlijke macht kon uitoefenen. Vanaf dat
ogenblik werd een deel van het bisdom Luik een prinsbisdom en genoot het immuniteit, onder bescherming van de
keizer. Het was de facto een semi-zelfstandig land geworden.
In 817 omvatte het bisdom al Tongeren, Maastricht, Hoei, Dinant, Ciney en de abdij van Saint-Hubert. De
Noormannen verwoesten het gebied in 820 voor de eerste keer. Het domein van Theux werd in 898 door Zwentibold,
koning van Lotharingen, aan de bisschop van Luik geschonken. Het werd in 985 door keizer Otto II uitgebreid met
het graafschap Hoei. In de 12e eeuw werd deze heerlijkheid het markgraafschap Franchimont. Het hertogdom
Bouillon werd in 1096 gekocht van Godfried V - die geld nodig had om zijn kruistocht te bekostigen - en bleef een
apart deel van het prinsdom tot 1678.
82
De Nederlanden in de Middeleeuwen
In 1366 annexeerde Jan van Arkel het graafschap Loon na de dood van Lodewijk IV van Loon, maar toch behield
het graafschap een grote autonomie. Zo kon de prins-bisschop niet zomaar belastingen innen of verhogen en moest
hij bij zijn aantreden de oude privileges van Loon erkennen.
De Bourgondirs slaagden er niet in om Luik toe te voegen aan hun bezittingen, maar wel om prins-bisschoppen te
installeren die hun goed gezind waren, zoals Lodewijk van Bourbon. Het conflict leidde er wel toe dat Karel de
Stoute de stad Luik in 1468 platbrandde en een groot deel van de bevolking werd uitgemoord.
Luxemburg
Het gewest Luxemburg ontstond als Duits leen in 963 vergeven aan een graaf Siegfried,
die de stamvader van het huis Luxemburg was.
Oorspronkelijk was Lucilinburhuc niet meer dan een fort, waar nu de huidige stad
Luxemburg is gelegen, samen met enige gebieden aan de Sre en de Alzette. Spoedig
kwamen de abdijen van Stavelot en Echternach ook onder invloed van de vorst van
Luxemburg. In 1136 stierf het eerste huis Luxemburg uit met Koenraad II en erfde
Hendrik de Blinde, graaf van Namen, het graafschap Luxemburg, dat daarmee tijdelijk
een vereniging met het graafschap Namen aanging.
Deze eenheid hield geen stand, want toen Hendrik op ruim 80-jarige leeftijd stierf, werd
Siegfried, stichter van
de erfenis van zijn 10-jarige dochter Ermesinde II van Namen en Luxemburg betwist
Luxemburg
door haar achterneef Filips van Henegouwen. Het uiteindelijk resultaat van deze strijd
was een schikking, waarbij in 1199 Namen werd toegewezen aan Filips, terwijl Ermesinde en haar echtgenoot
Theobald I van Bar de graafschappen Luxemburg, La Roche en Durbuy tezamen met de abdijen mochten houden.
Na de dood van Theobald huwde Ermesinde met Walram III van Limburg, waardoor haar zoon Hendrik V ook het
graafschap Aarlen zou erven, waarmee een groot deel van de huidige Belgische provincie Luxemburg tot het
graafschap ging behoren.
Late Middeleeuwen
De Late Middeleeuwen waren voor Europa een
periode van crisis in velerlei opzicht. In economisch
opzicht was er zelfs sprake van een algemene malaise
die tot ~1475 duurde. Voor de Nederlanden ging dit
echter niet op en was er eerder sprake van
economische expansie. Wel waren de jaren 1438 en
1439 jaren van zware crisis en torenhoge
graanprijzen. Ook het decennium van 1482 tot 1494
was ongunstig, en daardoor politiek onrustig.
Daarnaast kenmerkte de periode zich door een sterke
verstedelijking in Europa, een heropleving van de
geldhandel en het afbrokkelen van de feodaliteit.
De Dulle Griet, een bombarde uit 1431
De feodale economie had haar hoogtepunt qua
landbouwproductiviteit bereikt rond 1150. Daarna
stagneerde de productie echter omdat de beloning die de edelen de boeren boden voor hun arbeid - bescherming
tegen andere heren - de laatsten niet kon aanzetten tot de grotere productie die nodig was om de groeiende bevolking
te voeden. Als gevolg daarvan ontstonden hongersnoden, te beginnen die van 1315 - 1317. De grote pestepidemie
van 1347 - 1354 kostte daarna misschien een derde van de bevolking het leven. De Honderdjarige Oorlog die duurde
van 1337 tot 1453 stortte West-Europa in een diepe depressie.
83
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Het gevolg was een verarming van de landadel. Militaire ontwikkelingen als de uitvinding van het kanon en grote,
professionele infanterie-eenheden bewapend met slagzwaarden en pieken reduceerden de rol van ridders op het
slagveld en dreven de kosten van oorlogvoering zo ver op dat deze uiteindelijk alleen nog voor de hoogste heren
betaalbaar was. Boeren in heel Europa kwamen tegen hun onderdrukkers in opstand: van 1323 tot 1328 vond de
Opstand van Kust-Vlaanderen plaats, in 1358 brak in Frankrijk de Jacquerie uit, in 1381 een grote boerenopstand in
Engeland. De boerenrepublieken was doorgaans een kort leven beschoren.
In de steden van West-Europa begonnen middelgrote boeren en afgezanten van handelaars uit het Middellandse
Zeegebied een klasse van kooplieden te vormen. De steden namen het economische voortouw, vooral in de handel,
waarvan het zwaartepunt verschoof van luxeproducten naar massagoederen als voedsel en hout. De stedelingen
eisten langzaam maar zeker steeds meer rechten en macht op. Ook hier kwamen opstanden tegen het gezag voor,
zoals de opstand van Jacob van Artevelde in Gent in 1337. Deze opstanden waren een stuk minder gewelddadig dan
die op het platteland.
Het transport van bulkgoederen zoals bouwmaterialen en agrarische producten nam steeds meer toe. In
Noordwest-Europa vond ook een specialisatie in agrarische producten plaats, zoals granen, vee, zuivel, wol, vlas en
hennep. Handelaren en later hele steden verbonden zich, zoals de Hanze, maar ook grote economische blokken rond
de Middellandse Zee. Een Europese economie ontstond.
Nijverheid zoals bierbrouwerijen en textielnijverheid was van groot belang. In enkele steden specialiseerde men zich
in bepaalde producten, afhankelijk van de aanvoer van grondstoffen uit de omgeving of van de grootte van de
afzetmarkt. Na de handelaren begonnen ook de ambachtslieden zich te verenigen in gilden. Aanvankelijk waren het
charitatieve instellingen om zieke gezellen of hun nabestaanden bij te staan. Men hield zich daarna steeds meer bezig
met controle op de kwaliteit van de vervaardigde producten, waarvoor merktekens op de producten werden
aangebracht. Dit werd steeds meer gebruikt om de beroepsgroep te beschermen tegen vrije ambachtslieden, nieuwe
arbeidsbesparende technieken en goedkopere productiecentra. Deze gilden vergaarden zo politieke macht en
kwamen tegenover de koopliedengilden te staan. De feodale structuur kwam zo onder druk te staan. Ook de vorsten
profiteerden hiervan en vergrootten hun macht, als enigen die zich nog een staand leger en oorlogvoering konden
veroorloven. Sterke centrale staten ontstonden in Frankrijk, Engeland en Spanje. De grenzen van de latere natiestaten
begonnen zich af te tekenen.
De val van Constantinopel in 1453 bracht een vluchtelingenstroom van intellectuelen op gang van het Byzantijnse
Rijk naar de steden van Itali. Deze vormde een belangrijke stimulans voor de renaissance, een culturele en
wetenschappelijke ontwikkeling die Itali al sinds circa 1300 onderging, en die zich in de komende twee eeuwen
over Europa zou verspreiden en zorgde voor de renaissance in de Nederlanden.
Verstedelijking
De verstedelijking stelde de bevolking voor nieuwe uitdagingen en bracht een groot aantal veranderingen teweeg op
cultureel, sociaal, economisch en politiek gebied. Zo verving de onderlinge solidariteit van de klassen langzaam de
familiebanden en maakte ruilhandel plaats voor een marktsysteem dat gebruik maakte van geld. Politiek gezien
werden de steden in West-Europa een machtsfactor doordat vorsten de steden nodig hadden vanwege de belastingen.
Met het groeien van de steden groeide ook de kwetsbaarheid voor bedreigingen als ziektes en vuur. Zo zijn steden
lange tijd zwarte gaten met een sterfteoverschot geweest, waarbij in-migratie vanaf het omringende platteland voor
compensatie moest zorgen. Het probleem van ziektes werd pas opgelost met de sanitaire revolutie van de
negentiende eeuw, maar brandpreventie werd onder meer verbeterd door het proces van verstening dat vanaf de
dertiende eeuw langzaam inzette.
84
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Wetenschap
De eerste tekenen van de Renaissance zijn te zien in
de beschaving van West-Europa. De zogeheten
Renaissance van de 12e eeuw ging op geestelijk
gebied gepaard met een sterke opleving van de
wetenschap. Na 1200 leerden ook koopmanszonen
op de kloosterscholen lezen, schrijven en rekenen.
Veel van deze niet-geestelijke geschoolde burgers
kregen een baan in de handel of het bestuur.
Halverwege de 12e eeuw ontstonden uit de
kathedraalscholen van Bologna en Parijs de eerste
universiteiten. Studenten konden zich daar
specialiseren in geneeskunde, recht of theologie.
De universiteit van Leuven, in 1425 de eerste in de Nederlanden.
Vanuit de Nederlanden ging men ook naar Sorbonne
in Parijs. Deze opleving van de wetenschap zorgde
ervoor dat in korte tijd de hoofdwerken van Arabische en Griekse filosofen en zuiver wetenschappelijke teksten in
het Latijn werden vertaald. Tegen 1200 beschikte men in het Westen slechts over een beperkt aantal van de
hoofdwerken van Aristoteles in vertaling, die als de tolk van de natuurlijke orde werd beschouwd. De dominicaan
Willem van Moerbeke en anderen vertaalden in de eerste helft van de 13e eeuw de rest van Aristoteles' oeuvre.
Boekdrukkunst
De uitvinding van de boekdrukkunst met losse letters was een mijlpaal in de Europese geschiedenis. In het begin van
de 15e eeuw werden zogenaamde 'blokboeken' gemaakt. Tekst en afbeeldingen werden in hout uitgesneden, waarna
ze handmatig konden worden afgedrukt. Een kalenderblad voor het jaar 1448, gezet met loden letters, is bewaard
gebleven. Het zou het werk kunnen zijn van Johannes Gutenberg, drukker te Mainz, die in 1455 of 1456 de
beroemde Gutenbergbijbel vervaardigde.
Voor de traditie om deze uitvinding toe te schrijven aan Laurens Janszoon Coster ontbreekt ieder bewijs. De enige
bron hiervoor is een verhaal van Hadrianus Junius, een eeuw later. Wel zijn er oude incunabelen bewaard gebleven
die vermoedelijk in de Nederlanden gedrukt zijn.
De nieuwe techniek voorzag duidelijk in een behoefte en verbreidde zich snel. In de halve eeuw die volgde werden
op diverse plaatsen in Europa drukkerijen ingericht. Het merendeel van de gedrukte teksten, bijbels, devote literatuur
en heiligenlevens, had een uitgesproken conservatief karakter. Tegelijkertijd is de reikwijdte van humanisme en
Hervorming zonder de drukpers niet te verklaren.
Literatuur
Zie Nederlandse literatuur: de Middeleeuwen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
In deze periode ontwikkelde zich het Middelnederlands uit het Oudnederlands. De eerste bekende literaire tekst is
het bekende Hebban olla vogala, dat nog Oudnederlands is. De tekst dateert naar schatting uit het derde kwart van de
11e eeuw. Intussen zijn er oudere geschriften gevonden met volledige teksten in Oudnederlands, zoals de
Wachtendonckse Psalmen (van halfweg 10e eeuw), terwijl er losse zinnetjes bekend zijn uit de 9e, 8e en zelfs 6e
eeuw (in de Salische wet). Terwijl de oudste ambachtelijke tekst in het Frans uit 1194 stamt is die in het Diets van
1236.
85
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Kunst en cultuur
In de bouwkunst werd de gotiek voortgezet. Het
aantal decoratieve elementen nam sterk toe. De drang
tot imponeren leidde tot het bouwen van steeds
hogere torens en grotere kerken. De steden bouwden
naast ringmuren en poortgebouwen, die dienden ter
verdediging, ook grote openbare gebouwen als teken
van hun rijkdom. Een voorbeeld hiervan is de
lakenhal te Ieper. Veel van dergelijke gebouwen
werden bovendien nog verfraaid met een
zogenaamde belfort, een hoge toren.
Het is niet verwonderlijk dat in de kunsten de dood
een steeds terugkerend thema was. Wie het kon
Aanbidding van het Lam Gods, in opdracht van Joos Vijd geschilderd
betalen
besteedde
grote
aandacht
aan
door Jan en Hubert van Eyck.
grafmonumenten. Filips de Stoute, hertog van
Bourgondi, schonk grote sommen geld aan het door
hem gestichte klooster Champmol bij Dijon om hier zijn mausoleum te laten verrijzen. Het klooster is verwoest,
maar de Mozesput, met beeldhouwwerk van Claus Sluter, is bewaard gebleven.
In de Late Middeleeuwen ontstond ook onder leken de gewoonte om dagelijks een verkorte vorm van het officie te
bidden. Hierdoor ontstond er vraag naar zogenaamde getijdenboeken, die voor welgestelde afnemers werden
verlucht met schitterende miniaturen. Een onovertroffen hoogtepunt van deze kunst zijn Les trs riches heures du
duc de Berry, gemaakt voor een broer van de Franse koning door de gebroeders Van Limburg, en het getijdenboek
van Turijn dat werd vervaardigd door de gebroeders Van Eyck, maar verloren is gegaan.
De uitvinding van de olieverf stimuleerde de paneelschilderkunst. Kleuren bleven beter houdbaar en behielden hun
stralende helderheid. Opdrachtgevers waren de Kerk, vorsten en ook rijke burgers. Gewoonlijk werden de
schilderingen geplaatst in een kerk. De opdrachtgevers lieten zichzelf op zijpanelen afbeelden, zodat een triptiek
ontstond. Een voorbeeld van een polyptiek is het schitterende Gentse altaarstuk, de Aanbidding van het Lam Gods, in
opdracht van Joos Vijd geschilderd door Jan en Hubert van Eyck. Jan van Eyck, de meester onder de Vlaamse
primitieven, schilderde ook portretten, onder andere het Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw.
Zowel het prachtlievende Bourgondische hof als de rijke Zuid-Nederlandse steden verstrekten in de 15e eeuw veel
opdrachten, wat veel kunstenaars aantrok. Tot de Vlaamse meesters behoren Rogier van der Weyden, Dirc Bouts en
de Duitser Hans Memlinc.
Vlaanderen
Het Huis van Avesnes heerste vanaf 1299 in een personele unie ook over de graafschappen Zeeland en Holland.
Floris V van Holland had de macht en aanzien van Holland enorm vergroot, maar het ging fout toen Floris zijn
bondgenoot Eduard I van Engeland in 1296 wegens een conflict over de wolhandel aan de kant zette ten gunste van
de Franse bondgenoot. De Engelse koning zou enkele ontevreden edelen hebben gevraagd hem gevangen te nemen.
Tijdens een valkenjacht werd Floris gevangengenomen door Gijsbrecht van Amstel, Herman van Woerden en Gerard
van Velsen. Het nieuws van zijn gevangenneming lekte echter snel uit en onder het volk, waar Floris erg populair
was, ontwikkelde zich het plan hem te bevrijden. Toen de edelen met hun gevangene op 27 juni 1296 het Muiderslot
verlieten, kwamen ze in Muiderberg een groep Gooilanders uit Naarden tegen. Hierop reed Gerard van Velsen terug,
trok zijn zwaard en vermoordde graaf Floris, die op zijn paard vastgebonden geen weerstand kon bieden. Vervolgens
namen de ontvoerders de vlucht.
86
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Jan I van Holland keerde hierna terug uit Engeland, waar hij opgegroeid was aan het hof van Eduard en getrouwd
met diens dochter Elizabeth. Eduard stelde in de Vlaamsgezinde Jan III van Renesse en de Engelsgezinde Wolfert I
van Borselen aan als regenten. Op 30 april 1297 droeg Jan het bestuur echter over aan Wolfert I van Borselen. Na
een conflict met het stadsbestuur van Dordrecht werd Van Borselen op 1 augustus 1299 vermoord. Hierna
benoemden de steden Jan II van Avesnes, graaf van Henegouwen als regent en op 27 oktober 1299 droeg Jan I de
regering voor een periode van 5 jaar aan hem over. Twee weken later stierf Jan, 15 jaar oud, en met hem stierf ook
het Hollandse Huis uit. Jan van Avesnes, die diens naaste mannelijke erfgenaam was, werd na diens dood in 1299
graaf van Holland. Voortaan was Holland in een personele unie met Henegouwen verenigd onder het Henegouwse
Huis.
In 1300/1301 wist Jan van Avesnes de Franse successen in Vlaanderen uit te buiten om zijn positie te consolideren.
Hij versloeg de Zeeuwse opstandelingen en maakte zijn broer Gwijde van Avesnes tot bisschop van Utrecht in 1301.
De strijd tussen Engeland en Frankrijk had grote
invloed op Vlaanderen. Als Franse leen was het
graafschap verbonden met de zuiderburen, maar
economisch was het via vooral de wolhandel
verbonden met Engeland. In 1297 vond graaf Gwijde
van Dampierre een bondgenoot in de kooplieden en
verzette zich tegen de Franse invloed in Vlaanderen
en sloot een militair verbond met Engeland. In 1300
was het Franse geduld op en Filips de Schone liet
Vlaanderen bezetten en annexeren met hulp van
Fransgezinde stadsbesturen (leliaards). Graaf Gwijde
werd gevangengezet, maar kon rekenen op steun van
de Liebaards: adel, ambachtslieden en boeren.
Openlijk verzet vond plaats tijdens de Brugse metten
op 18 mei 1302, een bloedige overval van
Bruggelingen op Franse troepen die een dag eerder
de onrustige stad hadden ingenomen. Het bleek de
opmaat voor een bevrijdingsoffensief richting
Filips de Schone.
Kortrijk en op 11 juli werden de Fransen bij die stad
verslagen in de Guldensporenslag onder leiding van Willem van Gulik, Gwijde van Namen, Phillipus Baelde, Pieter
van Belle, en Jan III van Renesse.
Door de rust in het zuiden kon Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen, zich richten op zijn oude rivaal, Jan II
van Avesnes, graaf van Holland en Henegouwen. Deze had in de Guldensporenslag meegestreden met de Fransen. In
februari 1303 werd het offensief in Henegouwen begonnen. Lessen werd op 2 april veroverd en met 22 dorpen in de
omgeving in brand gestoken. Als wraak ging de zeventienjarige zoon van Jan van Avesnes, Willem, op plundertocht
vanuit Arnemuiden naar Terhofstede op het eiland van Cadzand.
87
De Nederlanden in de Middeleeuwen
88
Hierop formeerden de Vlamingen in Sluis een vloot die onder Gwijde van Namen, de zoon van
Gwijde van Dampierre, de rechten op Zeeland opeiste. Dit werd gesteund door het
Vlaamsgezinde deel van de Zeeuwse edellieden die door Willem van Avesnes waren verbannen.
Op 23 april verliet de vloot de haven op weg naar het Sloe, tussen Walcheren en Zuid-Beveland.
Jan II van Avesnes liet de verdediging over aan zijn zoon Willem.
De Vlamingen veroverden heel Walcheren en de overige Zeeuwse eilanden. Slechts Zierikzee
wist stand te houden. Begin juli werd een wapenstilstand gesloten, waarbij graaf Jan II de
eilanden tot aan de Maas afstond aan Gwijde van Namen, met uitzondering van Zierikzee, dat
echter niet mocht worden versterkt.
Na wat plundertochten in het noorden van Frankrijk door de Vlamingen zegden zij in het
voorjaar van 1304 het bestand op met Holland. De Vlamingen trokken om Zierikzee Holland en
Utrecht binnen, waarna Jan II van Brabant zich bij de Vlamingen aansloot. In maart 1304
brachten zij onder Gwijde van Namen op Duiveland een nederlaag toe aan Jan II van Avesnes
zoon, Willem. Bisschop Gwijde van Utrecht werd gevangengenomen en in Utrecht volgde een
anti-Hollandse reactie. Holland en Zeeland zelf vielen grotendeels in handen van Gwijde van
Namen of van Jan II van Brabant, die zich bij de aanvallers had gevoegd. Utrecht, Leiden en
Delft werden ingenomen.
De goedendag
besliste de
Guldensporenslag
in 1302
Alleen Dordrecht en Haarlem hielden stand. Witte van Haamstede, de bastaardzoon van graaf Floris V, wist de
Hollandse steden echter weer aan de zijde van Willem te brengen, waarna de Vlamingen zich terugtrokken uit
Holland. Hierop volgde het Vlaams beleg van Zierikzee. Zierikzee hield stand, maar dreigde te verhongeren.
Ondertussen verliep eind juni het bestand met Frankrijk. De Franse koning, Filips de Schone, had een machtig
landleger gevormd, dat begin augustus de zuidgrens van Vlaanderen overstak en via een omweg Doornik bereikte.
Een paar weken daarvoor had hij admiraal Reinier Grimaldi naar Holland gestuurd om steun te bieden. Op 10 en 11
augustus vond de Slag bij Zierikzee plaats. Dit resulteerde in een Frans-Hollandse overwinning, waarna de
Vlamingen het beleg ophieven. Een week na de slag versloeg het grote landleger van Filips de Schone de Vlamingen
in de Slag bij Pevelenberg. Uiteindelijk bij de Vrede van Parijs van 1323 tussen Vlaanderen en Henegouwen/Holland
zag de graaf van Vlaanderen af van aanspraken op Zeeland en erkende hij de graaf van Holland als graaf van
Zeeland.
Verder hielden Vlaanderen en Brabant zich bijna niet bezig met het noordelijke gebied; de rivieren waren daar een te
grote barrire voor, afgezien van wat botsingen tussen Brabant en Gelre ten zuiden van de Waal.
Lodewijk van Male was de laatste autonome graaf van Vlaanderen. Na zijn dood in 1384 bracht zijn dochter en
erfgename Margaretha van Male door haar huwelijk met Filips de Stoute het graafschap Vlaanderen onder de
feitelijke macht van de Bourgondische hertogen.
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Luxemburg
In 1312 werd graaf Hendrik van Luxemburg keizer en dat versterkte de positie van Luxemburg aanzienlijk. Zijn
zoon Jan de Blinde werd door huwelijk ook koning van Bohemen, en daarmee n van de machtigste vorsten in het
Duitse Rijk. In 1354 werd het graafschap tot hertogdom verheven en in 1364 werd het graafschap Chiny aan de
Semois er bijgekocht. Alleen het hertogdom Bouillon bleef bij Luik.
Latere opvolgers van Jan de Blinde gingen zich zo zeer op Bohemen richten, dat tienmaal groter en volkrijker was
dan het hertogdom Luxemburg, dat zij Luxemburg gingen verwaarlozen en verpanden. In 1383 stierf de tak van de
familie waaraan het hertogdom verpacht was uit en erfden de Bourgondirs het hertogdom. De lokale adel
aanvaardde dat echter niet en kwam in opstand ten gunste van een zijtak van de Luxemburgse dynastie. De laatste
hertogin van deze tak, Elisabeth van Grlitz verbond zich (echtelijk) met het huis Bourgondi en zo werd het
hertogdom in 1451 een der gewesten van de Bourgondische Nederlanden. In oppervlak was het zelfs een van de
grootste gewesten dat behalve het huidige Groothertogdom Luxemburg en de Belgische provincie van die naam ook
bepaalde gebieden in de Eifel omvatte, zoals de omgeving van Bitburg en Stavelot. Het merendeel daarvan werd
echter door de schaarsbevolkte Ardennen gevormd, zodat het hertogdom weliswaar strategisch belangrijk was, maar
allesbehalve rijk.
Vanaf 1350 begon voor het graafschap Holland, tot dan toe vooral een agrarisch gebied, een periode van
economische expansie. Naast kustvisserij waren Hollandse schepen meer en meer betrokken bij handel en
goederenvervoer tussen de Hanzesteden, Engeland en de Atlantische kust van Frankrijk. De Leidse lakenindustrie
werd een geduchte concurrent van de oudere textielindustrie in Vlaanderen en Brabant. In Haarlem en Delft werd
vanaf ~1350 bier gebrouwen voor de export.
Kort voor 1400 ging men ertoe over haring aan boord te kaken. Hierdoor konden Vlaamse en Hollandse
haringbuizen voortaan concurreren met de visvangst bij Skne en werd de hegemonie van de Hanze langzaam
gebroken.
De graven van Holland probeerden tevergeefs Dordrecht de positie van Brugge te laten overnemen. Door haar
strategische ligging ontwikkelde de stad zich tot een belangrijke stapelplaats met stapelrecht vanaf 1299. Er werd
vooral wijn, hout en graan verhandeld. In 1421 kwam Dordrecht ten gevolge van de Sint Elisabethsvloed op een
eiland te liggen. Hierdoor verloor het zijn gunstige ligging. Toen de Hanze tussen 1451 en 1457 opnieuw Vlaanderen
blokkeerde, werd niet Dordrecht als nieuwe stapelplaats aangewezen, maar eerst Deventer en later Utrecht, hoewel
de kooplieden Amsterdam als centrum van hun activiteit kozen.
Ondanks de Hoekse en Kabeljauwse twisten was er ook in de noordelijke provincies een zekere mate van welvaart in
deze periode. Steden als Groningen, Harderwijk, Deventer en Zwolle hadden zich aangesloten bij de Hanze, evenals
Kampen, dat zich net zoals Stavoren in een comfortabele positie bevond. De toenemende welvaart had een grotere
vraag naar graan tot gevolg en stimuleerde ook de haringvisserij. Hiervoor waren grote hoeveelheden zout,
89
De Nederlanden in de Middeleeuwen
90
afkomstig uit de landen rond de Oostzee, nodig. De Hanze had op beide producten een monopolie. De meeste bossen
waren in de noordelijke Nederlanden al in de 11e eeuw gekapt, zodat veel hout - nodig voor de bouw van huizen en
schepen en ook gebruikt als brandstof - eerst uit Duitsland en Frankrijk en later uit Noorwegen en het Oostzeegebied
ingevoerd moest worden.
De Hollandse expansie naar het noorden leidde in Friesland tot de twisten tussen de Schieringers en Vetkopers,
waarbij de Vetkopers zich verbonden met Holland. De Fries-Hollandse oorlogen verliepen aanvankelijk succesvol
voor Holland; de Schieringers vochten desondanks door en rond 1414 verloor Holland zijn greep op Friesland. De
Hollandse steden steunden de graaf om een definitief einde te maken aan de Friese piraterij op de Zuiderzee, zoals
die van Grote Pier die samenwerkte met Karel van Gelre. Grote Pier dankte zijn positie aan deze vrijheidsoorlogen
en was zeer schadelijk voor de Hollandse Sontvaart.
Bourgondische tijd
Zie Bourgondische tijd voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De Nederlanden in de Middeleeuwen
De omvang en het aanzien van het Bourgondische Rijk was voor de keizer aanleiding om met de Bourgondirs te
gaan onderhandelen over een verheffing van hun gebieden tot koninkrijk. Dat koninkrijk, waarvoor als naam
Koninkrijk Friesland gedacht was, kwam er uiteindelijk niet doordat beide partijen het niet eens konden worden over
de verhouding tussen het nieuwe koninkrijk en de keizer.
Het culturele, academische en politieke zwaartepunt lag in het zuiden. Kunst en decoratie werden in Brabant en
Vlaanderen een van de belangrijkste activiteiten. Dit kwam door de concentratie van de rijkdom bij het hof, de hoge
adel en de hoge geestelijken. Het niveau was het hoogste van alle gebieden ten noorden van de Alpen. De
Universiteit van Leuven was de enige universiteit van de Lage Landen en ook in het zuiden gelegen. De stadhouders
die Filips de Goede aanstelde in Holland en Zeeland kwamen uit de zuidelijke hoge adel. Andersom kregen
noordelijke edelen vrijwel nooit functies aan het hof en maakten vrijwel geen deel uit van de Orde van het Gulden
Vlies. De Staten-Generaal vergaderde altijd in een zuidelijke stad, meestal Brussel. Voor de hertog lag het belang
van de noordelijke gewesten in de belasting die ze opbrachten. Door deze geringe belangstelling traden de Staten van
Holland in de praktijk op als zelfstandige regering, zoals in de strijd tegen de Hanze die in 1438 uitmondde in de
Hollands-Wendische Oorlog en in 1441 afgesloten werd met de Vrede van Kopenhagen. De Oostzee was hiermee
weer open voor Hollandse kooplieden en de invloed van de Hanze nam af.
Het hoogtepunt van de Bourgondische macht was onder Karel de Stoute die in 1473 Gelre wist te veroveren. Zijn
dood in 1477 tijdens de Slag bij Nancy veroorzaakte een crisis in het hertogdom. Zijn dochter, Maria van
Bourgondi, werd onmiddellijk geconfronteerd met de ontevredenheid over het oorlogszuchtige en centralistische
beleid van haar vader. Door toekenning van het Groot Privilege op 11 februari 1477 verkreeg Maria financile en
militaire steun van de Staten-Generaal. Ook moest zij, om tegemoet te komen aan het particularisme, aan
verscheidene gewesten en steden eigen keuren verlenen. Holland en Zeeland verkregen in maart 1477 hun eigen
Groot Privilege, waarbij Nederlands de bestuurstaal werd en zuiderlingen werden uitgesloten van belangrijke
functies. Lodewijk van Gruuthuse werd hierop opgevolgd door Wolfert VI van Borselen. Bovendien viel Frankrijk
haar Franse gewesten aan.
Filips de Goede begon zich na de indrukwekkende expansie van zijn rijk te richten op de interne consolidatie van
zijn gebieden, die elk tenslotte een eigen vorm van bestuur hadden. Dit deed hij allereerst door het instellen van
overkoepelende organen als de Staten-Generaal, een Rekenkamer en de Orde van het Gulden Vlies, die boven de
gewestelijke instellingen stonden. Brussel werd de hoofdstad en Frans werd de voertaal aan het hof.
Ten tweede bracht hij meer uniformiteit in de gewestelijke besturen en ten derde bood hij persoonlijke voordelen aan
lokale machthebbers aan om de daar bestaande weerstand te breken. Mocht dit niet lukken, dan werd er zo nodig
gewapend ingegrepen. Dat dit protest opwekte bleek uit de opstanden die ontstonden rond de troonopvolging in 1467
en 1477.
Het bestuur van de steden lag in handen van de patricirs in de vroedschappen met de aan het hoofd de
burgemeesteren. De orde lag in handen van de baljuwen en onder hem de schouten. De schout vormde samen met de
schepenen en de secretaris het dagelijkse bestuur van een gemeente. Daarnaast was de drossaard de aanklager in
criminele zaken, en zat hij de rechtszittingen van de schepenbank voor. Tenslotte was hij hoofd van de politie.
91
De Nederlanden in de Middeleeuwen
Habsburgse tijd
Zie Habsburgse Nederlanden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
92
De Nederlanden in de Middeleeuwen
93
Religieuze ontwikkelingen
Aan het eind van de 14e eeuw kwam de Moderne Devotie op. Dit was een spirituele beweging binnen de
middeleeuwse kerk die de nadruk legde op de innerlijke ontwikkeling van het individu. De beweging ontstond door
ontevredenheid over de misstanden in de kerk. De grondlegger van de Moderne Devotie was Geert Grote. Hij
stichtte in zijn geboorteplaats Deventer in het Meester Geerthuis de eerste gemeenschap van de Zusters van het
Gemene Leven en in het Heer-Florenshuis de eerste woongemeenschap van de Broeders van het Gemene Leven. De
Moderne Devotie legde de nadruk op de uitbreiding en verbetering van scholing. Onder invloed van de Moderne
Devotie werden vanaf de tweede helft van de 14e eeuw tientallen kloosters gesticht.
De beweging benvloedde mensen zoals Thomas a Kempis, die praktische devotie tijdens de viering van de Mis en in
het dagelijkse leven voorstond (De navolging van Christus), en later ook Desiderius Erasmus en Jheronimus Bosch
uit 's-Hertogenbosch.
De Moderne Devotie zorgde voor een verandering in
denken. Dit creerde een voedingsbodem voor het
bijbels humanisme - in navolging van de humanisten
uit Itali - en de Reformatie. Het bijbels humanisme
bestudeerde vooral de bronnen van het christendom,
waaronder de teksten van de kerkvaders Augustinus
en Hironymus.
De theoloog Nicolaas van Kues (Cusanus,
1401-1464) wordt als de eerste bijbelse humanist
beschouwd. Hij probeerde de filosofie van
Aristoteles met die van Plato te verenigen. Daarnaast
verzamelde
hij
handschriften.
Invloedrijke
humanisten waren verder de Groningers Wessel
Gansfort (1419-1489) en Rudolf Agricola
(1443-1485). De belangrijkste van hen is uiteraard
Desiderius Erasmus van Rotterdam (1466-1536).
Hoewel vermaard om zijn eigen literair Latijn
maakte hij de uitwassen van het humanisme
belachelijk in zijn werk "Ciceronianus". Zowel
Gansfort, Agricola als Erasmus maakten reizen naar
Itali.
Rudolf Agricola
Deze noordelijke humanisten schreven niet alleen in een soepel en foutloos Latijn, maar maakten ook een studie van
het klassiek Grieks en Hebreeuws. Zij gingen ertoe over om de Bijbel in zijn oorspronkelijke talen te bestuderen.
Aldus wezen zij de weg naar de Reformatie, die in 1517 begon met de 95 stellingen van Maarten Luther.
De Nederlanden in de Middeleeuwen
94
Belangrijke persoonlijkheden
Willibrord
Bonifatius
Hadewijch (schrijfster)
Willem II van Holland
Floris V van Holland
Melis Stoke
Hertog Jan I van Brabant
Jacob van Maerlant
Robrecht III van Vlaanderen
Rudolf Agricola
Geert Grote
Thomas a Kempis
Historische bronnen
Literatuur
Asaert, G., J. van Beylen, H.P.H. Jansen et al (1976): Maritieme geschiedenis der Nederlanden 1, De Boer Maritiem, Bussum.
Berendsen, H.J.A. (2004): De vorming van het land, Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Koninklijke Van Gorcum, Assen,
ISBN 90-232-4075-8, 9.12 Paleografische ontwikkeling, Subatlanticum: 2900 yr BP-heden, p. 295-299
Bitter, P., R. van Genabeek en C. van Rooijen (2006): De stad in de Middeleeuwen en Vroegmoderne tijd (versie 1.0, geaccepteerd
oktober 2006)
[4]
Blockmans, W.P. en P.C.M. Hoppenbrouwers (2002): Eeuwen des onderscheids. Een geschiedenis van middeleeuws Europa, Bert
Bakker, Amsterdam, ISBN 9035126653
Blok, D.P. (red) et al (1977-1983): Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, ISBN 9022838005
Blom, J.C.H. en E. Lamberts, redactie (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn, ISBN 90-5574-474-3
Es, W.A. van en W.A.M. Hessing (red.) (1994): Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland, van Traiectum tot
Dorestad, 50 v.C - 900 n.C., Matrijs, Utrecht, ISBN 9053450491
Groenewoudt, B., M. Groothedde en H. van der Velde (2006): De Romeinse tijd, Middeleeuwen en Vroegmoderne tijd in het Middenen Oost-Nederlands zandgebied (versie 1.0, geaccepteerd september 2006)
[5]
Huizinga, J. (1982): Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over levens- en gedachtenvormen der veertiende en vijftiende eeuw in
Frankrijk en de Nederlanden, vijftiende druk, Wolters-Noordhoff, Groningen.
Israel, J.I. (1996): De Republiek, 1477-1806, Uitgeverij Van Wijnen, Franeker. (vert.)
Jansen, H.P.H. (1981): Geschiedenis van de Middeleeuwen, derde druk, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht - Antwerpen, ISBN
9027453772
Jansen, H.P.H. (1979): Middeleeuwse geschiedenis der Nederlanden, 6e druk, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, ISBN 9027470162
De Nederlanden in de Middeleeuwen
95
Noten
hoewel in theorie de keizers van het Oost-Romeinse Rijk nu de 'zaakwaarnemer' voor de voormalig Romeinse
gebieden van het westelijke Rijk waren. Later, in de 6de eeuw, probeerde de Oost-Romeinse keizer Justinianus I
deze theoretische status weer in de realiteit om te zetten door het grondgebied van het Westen te 'heroveren' op de
Germaanse 'bezetters'. Hierin slaagde hij maar gedeeltelijk.
[2] "Nehalennia gered in Domburg" (http:/ / www. nehalenniatempel. nl/ article. php?story=20050427223510626)
[3] Karim Van Overmeire, De Guldensporenslag, het verhaal van een onmogelijke gebeurtenis, Uitgeverij Egmont
(2001), ISBN 90-805616-3-0
[1]
Grote Volksverhuizing
Staatkundige geschiedenis
van Duitsland
Grote Volksverhuizing
96
Kelten
Germanen
Grote Volksverhuizing (4e-6e eeuw)
Frankische Rijk (5e eeuw-843)
Oost-Frankische Rijk (843-962)
Heilige Roomse Rijk (962-1806)
Rijnbond (1806-1813)
Duitse Bond (1815-1866)
Noord-Duitse Bond (1866-1871)
Duitse Rijk
Duitse Keizerrijk (1871-1918)
Weimarrepubliek (1918-1933)
nazi-Duitsland (1933-1945)
Oostgebieden (-1945)
Na-oorlogs Duitsland
Geallieerde zones (1945-1949)
Saarland (1947-1956)
Verdeeld Duitsland:
Bondsrepubliek (1949-1990)
DDR (1949-1990)
Duitse hereniging (1990)
Duitsland (1990-heden)
Portaal
Portaal
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Duitsland
Geschiedenis
Grote Volksverhuizing
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen
..Naar provincie
Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
97
Grote Volksverhuizing
98
Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal
Nederland
Geschiedenis
Geschiedenis van Belgi
Tijdlijn - Bibliografie
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Belgae
Romeins Belgi
Gallo-Romeinse periode
Frankisch Belgi
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Spaanse Nederlanden
Zuidelijke Nederlanden
Oostenrijkse Nederlanden
Verenigde Nederlandse Staten
Franse tijd
Nederlandse tijd
Koninkrijk Belgi
Eerste Wereldoorlog
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar deelstaat
Geschiedenis van Vlaanderen
Geschiedenis van Walloni
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Kunstgeschiedenis
Literaire geschiedenis
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Rechterlijke macht
Sociale geschiedenis
Grote Volksverhuizing
99
..Naar provincie
Antwerpen
Henegouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
Waals-Brabant
West-Vlaanderen
..Naar voormalige kolonin
Kolonin
Portaal
Belgi
Portaal
Geschiedenis
Met de Grote Volksverhuizing in het begin van de middeleeuwen wordt het binnendringen van verschillende
stammen in het Romeinse Rijk tussen de 4e en de 6e eeuw aangeduid.
Overzicht en betekenis
De Grote Volksverhuizing vond plaats in de nadagen van het West-Romeinse Rijk en luidde het begin van de
middeleeuwen in. Opgejaagd door de oprukkende Hunnen en aangelokt door de rijkdommen van het politiek
verzwakte West-Romeinse Rijk trokken vanaf de vierde eeuw meerdere voornamelijk Germaanse stammen (door de
Romeinen barbaren genoemd) West-Romeins gebied binnen. In het veel sterkere Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk
kregen zij geen vaste voet aan de grond. De invallen in het westelijk deel van het rijk waren niet altijd gewelddadig
van karakter. Reeds in de 3e eeuw sloten de Romeinen verdragen met Germanen aan de andere kant van de grens. In
die verdragen werd bepaald dat Germanen in het rijk mochten wonen als zij zich onderwierpen aan de Romeinse
wetten. Hiermee werden deze Germanen officieel foederati (bondgenoten) van de Romeinen. Ze werden gebruikt als
buffer tegen andere invallers. Zo kwamen onder meer de Salische Franken in Toxandri (de Kempen) het rijk
binnen. Ze zouden zich uitbreiden tot aan Doornik. Aanvankelijk werden de niet-Romeinen ingedeeld in aparte
hulptroepen, de zgn. auxiliae, maar later ook in de legioenen. De ingelijfde 'barbaren' mochten volgens de met de
Romeinen gesloten verdragen dikwijls onder hun eigen aanvoerders dienen wat de integratie in de Romeinse
maatschappij niet ten goede kwam. Door verschillende oorzaken meldden zich bovendien steeds minder 'autochtone
Romeinen' voor het leger waardoor een toenemende 'barbarisatie' van het leger plaatsvond. Doordat de Romeinen
steeds afhankelijker werden van de militaire steun van de Germanen kregen de laatsten meer macht: officieren en
generaals waren op den duur meestal van Germaanse afkomst. Eind 4e eeuw verdedigde Stilicho, oorspronkelijk een
zoon van de koning van de Vandalen, als generaal het rijk tegen de binnenvallende Visigoten. De laatste
West-Romeinse keizer werd in 476 door de Germaanse krijgsheer Odoaker, officieel een 'generaal' in het Romeinse
leger, afgezet. De koninkrijken die de Germanen stichtten op de restanten van het West-Romeinse Rijk vormden de
basis van de maatschappelijke orde van het middeleeuwse Europa. Hoewel zij de politieke macht in handen namen
dient opgemerkt te worden dat de meeste Germaanse landverhuizers die zich binnen het vroegere Romeinse Rijk
vestigden binnen enkele generaties in taal en gewoonten geassimileerd waren met de Romeinse bevolking. De
meeste Germaanse stammen waren al tot de Ariaanse variant van het christendom bekeerd voordat ze het rijk
binnenvielen maar geleidelijk bekeerden ze zich tot de katholieke variant van hun Romeinse onderdanen. Hierdoor
was de overgang van de laat-Romeinse tijd naar de middeleeuwen een geleidelijke.
Grote Volksverhuizing
Germanen
Visigoten
De Visigoten vielen in 376 de Balkan binnen en vestigden zich in Thraci en Moesi (= Servi plus Bulgaarse en
Roemeense gebieden aan de benedenloop van de Donau). In 410 plunderden ze Rome onder leiding van Alarik. Zij
trokken verder westwaarts en in 418 vestigden ze zich in Aquitani, waar zij het koninkrijk Toulouse stichtten, dat
aan het einde van de 5e eeuw van Cdiz in het zuiden tot Nantes in het noorden reikte. Toen ze in 507 Aquitani
verloren aan de Franken, verdreven ze de Vandalen uit Andalusi en stichtten ze een nieuw koninkrijk in het Iberisch
Schiereiland. Toen ze in 711 een nederlaag leden bij Jerez de la Frontera tegen de zojuist binnengevallen Moren,
werden ze al snel teruggedrongen in een klein koninkrijkje in het noorden, waar nu Asturi ligt. De Visigoten
verloren daarna geheel hun eigen identiteit.
Ostrogoten
De Ostrogoten versloegen in 488 Odoaker en belandden rond 490 in West-Europa. In 493 drongen ze dieper door in
Itali en veroverden Ravenna. Zij werden in 552 door Byzantijnse generaals onderworpen.
Salische Franken
De Salische Franken ten slotte, kwamen het Romeinse Rijk binnen in Toxandri in 358. In 440 stichtten ze een
koninkrijk met als centrum Doornik. Ze breidden hun rijk steeds verder uit naar het zuiden, onder Childerik tot aan
de Somme, later onder Clovis tot aan de Loire. Bij de dood van Clovis in 511 hadden ze bijna de volledige provincie
Gallia onder controle dat voortaan 'Frankrijk' zou heten, het rijk van de Franken. Clovis behoorde tot de eerste
dynastie van dit Rijk der Franken: de Merovingische dynastie.
100
Grote Volksverhuizing
101
Hunnen
De Hunnen waren Aziatische nomaden die met hun superieure militaire tactieken angst inboezemden bij de Europese
bevolking. In 450 vielen ze onder leiding van Attila Galli binnen. In 451 verloren ze de slag op de Catalaunische
velden tegen een leger dat gevormd werd door Germanen en Romeinen en dat geleid werd door een van de laatste
'Romeinse' generaals van betekenis: Aetius. De volgende paar jaar viel hun rijk snel uit elkaar.
Keltische volken
Vanuit Ierland trokken de Gael het westen van Schotland binnen, waar ze het koninkrijk Dalriada stichtten, van
waaruit ze uiteindelijk heel Schotland zouden veroveren. In Latijnse teksten uit die periode worden deze invallers
Scotti genoemd, vandaar Schotland. Ook in het zuidwesten van Wales stichtten ze kolonies.
De Bretons trokken na de verovering van Brittania door de Angelsaksen naar het vasteland, waar ze de Gallirs van
Armorica onderwierpen en een aantal koninkrijken stichtten.
Achtergrond
De Grote Hongersnood bleef beperkt tot noordwest-Europa, met
inbegrip van de Britse Eilanden, met name het noorden van Frankrijk,
de Lage Landen, Scandinavi, Duitsland en het westen van Polen.[] Het
gebied dat werd getroffen werd begrensd door de oostkust van de
Oostzee, de Alpen en de Pyreneen. Oost-Europa en het
Middellandse-zee gebied bleven dus gespaard.
Grote Hongersnood
In het voorjaar van 1315 hadden grote delen van Europa te maken met zware regenval. Gedurende de lente en de
zomer bleef het regenen en de temperatuur bleef aan de lage kant. Onder deze omstandigheden kon het graan niet
rijpen. De voedselprijzen begonnen te stijgen. Tussen de lente en de zomer van 1315 verdubbelden de voedselprijzen
in Engeland. In het hertogdom Lotharingen steeg de prijs van tarwe met 320 procent. De boeren konden zich niet
langer brood veroorloven. Noodopslagplaatsen van graan waren voorbehouden aan heren en edelen. Gezien de in de
12e en 13e eeuw sterk toegenomen bevolkingsdruk betekende een minder dan gemiddelde oogst al honger voor een
flink aantal mensen; er was weinig ruimte voor tegenslag. Een misoogst als in 1315 betekende honger voor bijna
iedereen. Mensen begonnen in de bossen eetbare wortels, planten, grassen, noten en boomschors te verzamelen.
Door de nattigheid ontstond er ook een groot gebrek aan stro en hooi. Hierdoor was er in de winter van 1315-1316 te
weinig voer voor het vee. Zeezout, de enige manier om vlees te conserveren, was in Engeland moeilijk te krijgen,
omdat het in het natte weer niet kon verdampen; hierdoor viel een deel van het aanbod weg; de prijs steeg met 30%
van 30 tot 40 shillings per eenheid.
Er zijn een aantal gedocumenteerde incidenten die de omvang van de hongersnood aantonen. Edward II, koning van
Engeland, wilde op 10 augustus 1315 in St Albans overnachten. Er kon echter geen brood voor hem en zijn
entourage worden gevonden, zodat zelfs de koning van Engeland hongerig naar bed ging.
De Fransen probeerden onder Lodewijk X om Vlaanderen binnen te vallen, maar aangezien de velden doorweekt
waren, werd het Franse leger gedwongen zich terug te trekken. Om te voorkomen dat hun voorraden in Vlaamse
handen zouden vallen, staken de Fransen dezen in brand.
In de Vlaamse steden liepen de prijzen van graan op tot het drievoud, plaatselijk zelfs tot het 11-, 12- en 24-voud van
de normale prijs. Voor Brugge en Ieper heeft men de draagwijdte van de ramp kunnen meten: respectievelijk werden
zo'n 2000 en 2800 lijken op stadskosten van de straten opgeraapt en in massagraven geworpen. In het eerste geval
betekende dit zowat 5% van de totale bevolking van de stad, in het tweede zelfs 10%.[1]
Ook in het voorjaar van 1316 bleef het doorgaan met regenen. De reeds ondervoede boeren, 95% van de bevolking,
hadden geen reserves meer om zich hier doorheen te slaan. Steeds meer ging men er toe de toekomst te
verhypothekeren; trekdieren werden gedood en genuttigd; het zaaigoed werd soms opgegeten. Kinderen werden aan
hun lot overgelaten (zie het sprookje over Hans en Grietje);Wikipedia:Bronvermelding ouderen zagen vrijwillig van
voedsel af in de hoop dat de jongere generatie dan een grotere kans had te overleven. De kroniekschrijvers uit deze
tijd maken ook melding van gevallen van kannibalisme.
Het hoogtepunt van de hongersnood kwam in 1317, toen ook in de lente van dat jaar het natte weer aanhield. De
zomer van 1317 was echter niet buitensporig nat. De mensen waren echter zo verzwakt door ziekten, zoals
102
Referenties
(en) John Aberth, From the Brink of the Apocalypse: Confronting Famine, Plague, War and Death In the Later
Middle Ages (Vanaf de rand van de apocalyps: de confrontatie met hongersnood, pest, oorlog en dood in de late
middeleeuwen), 2000, ISBN 0415927153 - Hoofdstuk 1 (gaat over de grote hongersnood) is zie hier [3].
(en) William C. Jordan, The Great Famine: Northern Europe in the Early Fourteenth Century (De grote
hongersnood: Noord-Europa in de vroege veertiende eeuw), Princeton UP, 1996. ISBN 0691058911. De meest
uitgebreide bespreking in boekvorm.
Voetnoten
[1] , Tussen crisis en welvaart: sociale veranderingen 1300-1500 PDF (https:/ / openaccess. leidenuniv. nl/ bitstream/ 1887/ 2497/ 1/
351_094. pdf)
[2] Het moet niet moeilijk zijn om dit met behulp van de "forensische vulkanologie" te controleren aan de hand van ijskernen uit
Groenland en Antarctica. Als er op de juiste plaats in de ijskernen inderdaad in voldoende mate vulkanisch stof wordt aangetroffen,
kan men aan de chemische samenstelling van het stof tegenwoordig zelfs herkennen welke vulkaan er is uitgebarsten en hoe zwaar de
uitbarsting ongeveer is geweest.
[3] http:/ / search. barnesandnoble. com/ booksearch/ isbninquiry. asp?ean=9780415927154& displayonly=CHP
103
Zwarte Dood
104
Zwarte Dood
De Zwarte Dood is de naam voor een
epidemische ziekte die tussen 1346 en
1351 in Europa woedde en vele
slachtoffers maakte, soms tientallen
procenten van de bevolking. De
epidemie kostte wereldwijd tussen de
75 en 100 miljoen mensen het leven.
Meestal werd al aangenomen dat het
hier de pest betrof, maar hierover
bestond tot voor kort geen absolute
zekerheid. De mogelijkheid dat de
epidemie veroorzaakt werd door een
filovirus
werd
ook
opengelaten.Wikipedia:Bronvermelding
Tot deze groep van virussen behoren
onder meer het ebolavirus en het
marburgvirus. De pest daarentegen
wordt niet veroorzaakt door een virus,
maar door de bacterie Yersinia pestis,
die verspreid wordt door vlooien die
met name op de zwarte rat parasiteren.
Dat een bacterie de oorzaak was van de
pest en dat deze bacterie verspreid
werd door vlooien op ratten, werd pas
honderden jaren later bekend. Uit
overlevering en tekeningen weten we
dat de Zwarte Dood gepaard ging met
builen (zwelling van de lymfeklieren),
vergelijkbaar met de Aziatische
builenpest uit de 18e eeuw. Dit steunt
de theorie dat het bij de Zwarte Dood
om builenpest ging. In 2010 werden
sporen van de Yersinia pestis bacterie
in het DNA gevonden van skeletten uit
massagraven waarin slachtoffers van
de Zwarte Dood zijn begraven. [1]
De pest
Oorsprong
Hoewel het niet helemaal duidelijk is waar deze pandemie in de 14e eeuw precies is begonnen, is wel zeker dat
Zwarte Dood
105
Zwarte Dood
Slachtoffers
In Europa heeft de ziekte belangrijke verminderingen van de inwonertallen veroorzaakt; sterfte van tientallen
procenten was niet uitzonderlijk. Geschat wordt dat in totaal ongeveer een derde van de bevolking van Europa stierf.
Pas rond 1600 zou de bevolking weer op het dezelfde bevolkingsaantal komen van voor de epidemie.
In het boek "The Coming Plague" uit 1994 stelt de Amerikaanse schrijfster Laurie Garrett dat de Chinese bevolking
daalde van 123 miljoen in 1200 tot 65 miljoen in 1393 en dat dit waarschijnlijk werd veroorzaakt door de pest en de
hongersnood die erop volgde (de maatschappij raakte vaak ontwricht na een uitbraak van een epidemie, doordat ook
de beroepsbevolking zwaar werd getroffen).
Literatuur
Benedictow, Ole J., The Black Death 1346-1353. The complete history. Woodbridge, 2004.
Cantor, Norman F., De zwarte dood; hoe de pest de wereld veranderde. Kampen: Agora, 2003.
Ziegler, Phillip, The Black Death. Harmondsworth: Penguin Books, 1970.
Romans
Beirs, van Jean-Claude en Pat, Jonkvrouw.
Willis, Corrie, Zwarte winter.
Veen, Sytse van der, De lijfwacht van Janeway.
106
Zwarte Dood
Referenties
[1] http:/ / news. discovery. com/ history/ black-death-plague-bacteria. html
[2] S. Fry, The Book of General Ignorance (London, 2006)
[3] Molecular insights into the history of plague (http:/ / www. macalester. edu/ ~cuffel/ molecularplague. htm), Michel Drancourt en Didier
Raoult, januari 2002
[4] Plague Information, Black Death Facts (http:/ / science. nationalgeographic. com/ science/ health-and-human-body/ human-diseases/
plague-article. html), National Geographic, 2008
[5] Black Death and hard facts (http:/ / www. dnms. no/ index. php?kat_id=16& art_id=87), Benedictow OJ., The Black Death 1346-1353: The
Complete History, Woodbridge: The Boydell Press, 2004, ISBN 0-85115943-5
[6] Inleiding Decamerone (http:/ / www. fordham. edu/ halsall/ source/ decameronintro. html), Boccacio, 1353
[7] Myth of Well-Poisoning (http:/ / www. jewishencyclopedia. com/ view. jsp?artid=1114& letter=B), Jewish Encyclopedia
[8] 1348 - 1349 THE BLACK PLAGUE (Europe) (http:/ / www. jewishhistory. org. il/ history. php?startyear=1340& endyear=1349), Jewish
History
107
Honderdjarige Oorlog
108
Honderdjarige Oorlog
Honderdjarige Oorlog
1337-1453
Locatie
Resultaat
Casusbelli
Territoriale Het Huis Plantagenet verliest alle continentale gebieden behalve Calais
veranderingen
Strijdende partijen
Huis Valois
Gesteund door:
Frankrijk
Castili
Schotland
Genua
Majorca
Bohemen
Kroon van
Aragon
Bretagne (Blois)
Huis Plantagenet
Gesteund door:
Engeland
Bourgondi
Aquitani
Bretagne (Montfort)
Portugal
Navarra
Vlaanderen
Henegouwen
Luxemburg
Heilige Roomse Rijk
De Honderdjarige Oorlog was een reeks oorlogen, gevoerd van 1337 tot 1453, door het Huis Valois en het Huis
Plantagenet, ook bekend als het Huis Anjou, voor de Franse troon welke vacant was door het uitsterven van het Huis
Capet, de eerste lijn van Franse koningen. Het Huis Valois maakte aanspraak op de titel van koning van Frankrijk
terwijl de Plantagenets aanspraak maakten op zowel de troon van Frankrijk als van Engeland. De koningen van
Plantagenet waren de heersers van het koninkrijk Engeland tijdens de 12e eeuw en hadden hun wortels in de Franse
gebieden van Anjou en Normandi.
Het conflict duurde 116 jaar, onderbroken door verscheidene periodes van vrede, voordat het uiteindelijk eindigde
door het verdrijven van de Plantagenets uit Frankrijk (behalve uit Calais). Het resultaat was een overwinning voor
het Huis Valois. Echter, de oorlog had de Valois bijkans geruneerd terwijl de Plantagenets zichzelf hadden verrijkt
door plundering. Frankrijk leed sterk onder de oorlog omdat het grootste gedeelte van het conflict plaatsvond in dat
gebied. De bevolking was gehalveerd aan het einde van de oorlog.
Honderdjarige Oorlog
De "oorlog" was in feite een reeks van conflicten en wordt meestal verdeeld in drie of vier fasen: de Oorlog van
Eduard (1337-1360), de Oorlog van Karel (1369-1389), de Oorlog van Lancaster (1415-1429) en het trage verval
van de Plantagenets na de verschijning van Jeanne d'Arc (1412-1431). Verschillende andere eigentijdse Europese
conflicten hadden rechtstreeks betrekking tot dit conflict: de Bretonse Successieoorlog, de Castiliaanse
Burgeroorlog, de Oorlog van de Twee Peters en de Crisis van 1383-1385. De aanwijzing "Honderdjarige Oorlog" is
een term, uitgevonden door latere historici, om de reeks van gebeurtenissen te beschrijven.
De oorlog dankt zijn historische betekenis aan een aantal factoren. Hoewel het in de eerste plaats een dynastiek
conflict was, gaf de oorlog aanzet tot ideen van zowel Frans als Engels nationalisme. Op militair vlak zag het de
invoering van nieuwe wapens en tactieken, die het oudere systeem van feodale legers, gedomineerd door zware
cavalerie, ondermijnde. De eerste beroepslegers in West-Europa sinds de tijd van het West-Romeinse Rijk werden
ingevoerd tijdens de oorlog waardoor de rol van de ridders veranderde. Hierdoor, alsmede door zijn lange duur,
wordt de Honderdjarige Oorlog dikwijls gezien als een van de belangrijkste conflicten in de geschiedenis van
middeleeuwse oorlogsvoering. Door opstanden, epidemien, hongersnood en plunderende bendes (voormalige)
huursoldaten verminderde de bevolking in Frankrijk met ongeveer de helft.
De feodale achtergrond
De oorsprong van deze lange periode van strijd ligt in de innerlijke tegenstrijdigheden van het feodale stelsel die in
die tijd in vele plaatsen in Europa aan het licht traden. In de vroegere middeleeuwen was de macht vrijwel geheel bij
de leenman komen liggen. Dit was vooral in Frankrijk bijzonder sterk het geval omdat de lenen de hertogdommen,
graafschappen, markizaten enzovoort daar groot genoeg waren om aparte rijkjes te vormen.
Door een proces van uithuwelijking afgewisseld met oorlogen was er allengs een lappendeken ontstaan waar de
lenen in steeds minder handen terechtkwamen. Dit proces van "klontering" gebeurde vaak over de oude rijksgrenzen
heen. Zo was de Engelse koning ook hertog van Guyenne in Frankrijk en de hertog van Bourgondi verwierf zowel
het graafschap Vlaanderen (een Frans leen) als Brabant en Holland (Duitse lenen).
De grootste tegenstrijdigheid daarbij was dat de koning van Engeland in zijn hoedanigheid van hertog van Guyenne
geacht werd de eed van trouw aan de Franse koning af te leggen. Bovendien konden de burgers van Guyenne bij een
geschil met hun hertog een beroep doen op de Franse koning om tussenbeide te komen.
De koningen zelf deden ook driftig mee aan het klonteringsproces en aan het begin van de 14e eeuw was de koning
van Frankrijk een bijzonder machtig man die hard bezig was de kleinere leenmannen het zwijgen op te leggen en
eventueel hun gebieden af te pakken. Met een leenman die zelf ook koning was, was dat natuurlijk wat moeilijker.
De dynastieke achtergrond
Er ontstond echter in de jaren 13141328 een groot dynastiek probleem in Frankrijk. In 1314 stierf de machtige
Franse koning Filips IV. Hij had drie zoons en een dochter, Isabella, die getrouwd was met Eduard II van Engeland.
Zij smeedde een complot met de machtige edelman Roger Mortimer om haar echtgenoot te vermoorden en regeerde
daarna het land in naam van haar zoon, de latere Eduard III van Engeland, die Mortimer liet ombrengen en zijn
moeder liet verbannen. Tegelijkertijd stierven de drie broers van Eduards moeder n voor n zonder mannelijke
nakomelingen na te laten: eerst Lodewijk X (1316), daarna Filips V (1322) en ten slotte Karel IV op 1 februari 1328.
Daarmee was het huis Capet in directe, mannelijke lijn uitgestorven. Hoewel er niet echt een wet was die
vrouwelijke opvolging verbood (latere historici zouden een heel oude wet van de Franken, de Salische Wet uit de
vergetelheid opduiken, maar dat was achteraf), zag Karel IV liever zijn neef van Valois op de troon dan de enige
dochter van Lodewijk X, laat staan zijn zus of diens Engelse zoon Eduard. Op zijn sterfbed vermaakte hij daarom
zijn troon aan zijn neef Filips.
109
Honderdjarige Oorlog
110
Ondertussen strijdt in het verre Bretagne een herenboer met een kleine
longbows versloegen de Fransen links met
kruisbogen.
groep guerrillero's tegen de Engelsen. Deze herenboer, Bertrand du
Guesclin, blonk in 1357 uit door bij de Engelse belegering van Rennes
deze stad te verdedigen. Aanvankelijk streed hij slechts voor een onafhankelijk Bretagne maar later trad hij in dienst
van de Fransen, die zijn kwaliteiten goed konden gebruiken.
De Engelse koning Eduard deed ten slotte een poging om Frankrijk in n keer op de knien te krijgen. Hij zette een
enorm leger aan land in Calais, en liet dit naar Reims opmarcheren. Daar hoopte hij tot koning te worden gekroond.
De onderneming werd een mislukking, dankzij de tactiek van de verschroeide aarde, maar bracht de balans tussen
beide zijden zodanig terug dat er weer over vrede gepraat kon worden. In 1360 werd de Vrede van Brtigny gesloten.
Frankrijk moest heel Aquitani afstaan, en de Engelsen gaven (voorlopig) hun rechten op de Franse troon op.
Karel V de Wijze
Jans oudste zoon Karel V zelf nog erg jong krijgt te maken met allerlei bijverschijnselen van de oorlog: het volk
komt in opstand omdat zij de klappen moeten opvangen en hun feodale meesters niet in staat zijn of gewoon geen
interesse hebben om hen tegen de plunderingen en brandschattingen te beschermen. Hij moet het Verdrag van
Brtigny tekenen waarbij een groot deel van Zuid-Frankrijk (Aquitani) in handen van Eduard III en zijn zoon,
Eduard de Zwarte Prins, valt.
Karel V ontpopt zich echter als een kundige tegenspeler. Met zijn generaals brengt hij de Engelsen zware klappen
toe. Bertrand du Guesclin weet de plunderende huurlingen in te huren voor een veldtocht naar Spanje, waar hij de
pro-Engelse Peter de Wrede van de troon stoot. Deze laatste krijgt hulp van de Engelsen, maar wordt tenslotte te
Montiel in 1367 definitief verslagen. Zijn halfbroer Hendrik van Trastamare laat zich tot koning kronen, terwijl hij
Peter met behulp van Du Guesclin laat vermoorden. Nu heeft Frankrijk een bondgenoot in het zuiden.
Karel richt zich vervolgens naar het zuidwesten, en in 1369 neemt hij Aquitani weer in beslag. De Engelsen zijn
weer min of meer bij af, hoewel ze inmiddels wel ook Kales (Calais) in handen hebben. In de zestien jaar van Karels
regering verliezen de Engelsen bijna alles wat ze in 27 jaar hebben veroverd.
Honderdjarige Oorlog
De Zwarte Prins sterft vroeger dan zijn vader en zo komt diens kleinzoon Richard II in Engeland (en de Franse
bezittingen) op de troon. Richard wil eigenlijk wel van de oorlog af en het komt bijna tot vrede, maar de
oorlogspartij in Engeland is inmiddels erg machtig geworden. Op avontuur gaan in Frankrijk was namelijk voor vele
Engelsen d manier geworden om er beter op te worden. Er waren door plundering schatten verzameld. De
oorlogspartij weet in 1399 Richard van de troon te stoten en daarmee worden de Plantagenets vervangen door een
zijtak, de Lancasters. Hoewel zij nauwelijks een legitieme claim op de Engelse troon hebben later zouden daar de
Rozenoorlogen door ontstaan beweren zij wel degelijk ook de legitieme koningen van Frankrijk te zijn.
De Franse burgeroorlog
Karel VI, zoon van Karel V, is aanvankelijk geen slechte opvolger
maar in 1392 wordt hij krankzinnig. Dit brengt de Bourgondische
tijdbom van zijn grootvader Jan II tot ontploffing. Er ontstaat in de
familie Valois grote onenigheid over wie nu Frankrijk moet regeren. Er
zijn twee kampen: de Bourguignons en de Armagnacs. Allengs
ontaardt deze twist in moordpartijen en uiteindelijk burgeroorlog.
In Engeland is de troon van de Lancasterkoning Hendrik IV allengs
juist wat steviger geworden en zijn zoon Hendrik V besluit om op
oorlogspad te gaan in Frankrijk. In 1415 valt Hendrik V Normandi
De slag bij Azincourt.
binnen en boekt een klinkende overwinning bij Azincourt. Hiermee
begint hij een onstuitbare opmars die uitmondt in onderhandelingen
met de Franse koningin Isabella, die (met Bourgondische steun) in naam van haar krankzinnige echtgenoot het
Verdrag van Troyes met hem sluit. Ze verklaart haar eigen zoon, de kroonprins die met de Armagnacs heult, tot
bastaard en huwelijkt haar dochter aan Hendrik uit. Hendrik en Catharina worden tot erfgenamen van Frankrijk
uitgeroepen en daarmee lijkt het lot van Frankrijk beslist. Catharina schenkt het leven aan een zoon, de latere koning
Hendrik VI, maar dan sterft Hendrik V plotseling. Zijn broer Bedford zet de strijd in naam van Hendrik VI die nog
een baby is voort, aanvankelijk met veel succes. Hendrik VI wordt zelfs in Parijs tot koning van Frankrijk
gekroond nadat zijn krankzinnige en verwaarloosde grootvader overlijdt.
111
Honderdjarige Oorlog
De afloop
Voor de Franse bevolking is de ellende
bijzonder groot. Iedere militaire actie
gaat
gepaard
met
plundering,
verkrachting, roof, moord en zelfs als
er geen gevechten geleverd worden,
zijn er de eindeloze belastingen om de
oorlogen te kunnen bekostigen. Het
maatschappelijk stelsel kraakt in zijn
voegen en de waarden van eer en
trouw aan de vorst hebben hun
geloofwaardigheid volledig verloren.
Dat geldt ook voor de kerk. De paus
was tot 1377 min of meer de
gevangene van de Franse koning, maar
daarna ontstaat er schisma na schisma.
Er zijn na het concilie van Pisa zelfs
drie pausen, die alle drie beweren dat
hellevuur het lot is van degene die in
de verkeerde paus gelooft. In dit
klimaat komt Jeanne d'Arc naar voren,
een eenvoudig boerenmeisje dat
stemmen hoort. Zij weet een geheel
Kaart van Europa op het hoogtepunt van de oorlog
nieuw element in te brengen in de
politiek en op het slagveld. De strijd
verschuift van een twist over feodale rechten naar een nationale bevrijding. Dit was onverwacht. Zelfs de dauphin
Karel VII, tot bastaard verklaard en niet meer in zijn eigen zaak gelovend, komt weer tot actie, hoewel hij het nieuwe
van de situatie ook wel met enige zorgen beziet. Door Jeannes toedoen wordt hij toch in Reims midden in
vijandelijk gebied gekroond. Hoewel Jeanne daarna gevangengenomen wordt door de Godons en als ketter
verbrand, is de opmars van Karel VII niet meer te stuiten. Karel groeit in zijn rol, reorganiseert zijn leger en
koninkrijk en ontpopt zich als een succesvol militair leider van zijn troepen.
In de jaren 1450 tot 1453 weet de energieke koning voorgoed af te rekenen met de Engelsen bij de slag bij Castillon.
Zij verliezen alles, behalve Kales (Calais). Voor een groot deel is dat te danken aan de modernisering van het Franse
leger. Daar werkt men nu met kanonnen. Hoewel die al aan het begin van deze lange strijd op het slagveld
verschenen, waren ze in het begin bijna even gevaarlijk voor de gebruikers als voor de doelen waarop ze gericht
waren. Aan het eind van de oorlog zijn deze eerste kanonnen echter zo verbeterd dat ze redelijk effectief zijn en zijn
ze nu de Engelse boogschutters meer dan de baas.
112
Honderdjarige Oorlog
Gevolgen
Door de afloop van deze oorlog wordt het gezag van de Franse koning Lodewijk XI versterkt. Frankrijk groeit uit tot
een goed georganiseerde staat met een sterk leger, een deugdelijke administratie en een geordende belastingsinning.
Engeland verzwakt nadien door de ruzie om de koningstitel wat leidt tot de Rozenoorlog. Engeland verliest op Calais
na al zijn Franse bezittingen en het is het begin van hun isolationistische politiek en later de splendid isolation.
Literatuur
(fr) Philippe Contamine, La Guerre de Cent Ans, Que sais-je ?, N 1309, 9e editie, 2010, ISBN
978-2-13-058322-6
Bronnen, noten en/of referenties
113
114
962 1806
(Details)
(Details)
Kaart
Geen
Oppervlakte
~ 800.000 km
Talen
Latijn, Neder- en Hoogduitse dialecten, Frans, Reto-Romaans, Lombardische en Italiaanse dialecten, Sloveens,
[2]
Tsjechisch, Sorbisch, Kasjoebisch, Polabisch, Jiddisch, Romani
Religie(s)
[1]
Regering
Regeringsvorm Kiesmonarchie
Dynastie
Diverse
Staatshoofd
Rooms-Duitse keizer
Legislatuur
Het Heilige Roomse Rijk (Duits: Heiliges Rmisches Reich; Italiaans: Sacro Romano Impero; Latijn: Sacrum
Romanum Imperium) was een rijk in Centraal-Europa en omringende gebieden dat ontstond in de middeleeuwen en
bestond tot 1806. Het was geen staat in de moderne betekenis van het woord, maar een politiek verband van
wereldlijke en kerkelijke gebieden die direct of indirect onderworpen waren aan de soevereiniteit van de keizer of
115
De Duitse natie
De laatste grote verandering van de naam was de toevoeging van Nationes Germaniea (Duitse Natie, Duits:
Deutscher of Teutscher Nation) aan de rijkstitel in de late 15e eeuw. Hiermee werd het Rijk gepresenteerd als een
uitsluitend Duitse aangelegenheid. Of daarmee ook bedoeld werd dat het Rijk in feite alleen nog uit de "Duitse"
kerngebieden bestond en dat de Italiaanse gebieden niet meer tot het Rijk behoorden is omstreden.[5]
De toevoeging "van de Duitse Natie" werd nooit consequent gebruikt; Heilige Roomse Rijk bleef de meest
gebruikelijke naam. Vanaf het midden van de 16e eeuw verdween ook het woord "Heilig" geleidelijk uit de naam.[6]
In de laatste verdragen die de keizer sloot werd het Rijk kortweg Duitse Rijk (Duits: Deutsches Reich) genoemd.
Geschiedenis
Van de oostelijke Franken tot de Investituurstrijd
Het Heilige Roomse Rijk werd gesticht in 962 door Otto I. Sommigen vinden echter dat het rijk gesticht werd toen
Karel de Grote tot eerste (westerse) keizer werd gekroond in 800 sinds het afdanken van Romulus Augustulus in
476. Karel noemde zichzelf echter meestal de koning van de Franken. Dit Frankische Rijk omvatte zowel het
hedendaagse Frankrijk als Duitsland en Noord-Itali. Karel werd opgevolgd door zijn enig overgebleven zoon, die
ook de keizerstitel overnam, Lodewijk de Vrome zodat het rijk nog verenigd bleef. Toen deze stierf had hij echter
drie zonen die allen naar Frankisch erfrecht aanspraak maakten op een gedeelte van het rijk. Veel geschiedkundigen
zien de stichting van het Rijk dan ook als het einde van een proces dat begon bij deze definitieve splitsing van het
Frankische rijk bij het Verdrag van Verdun in 843. In eerste instantie werd het rijk in drie stukken verdeeld: een
Westelijk, een Midden- en een Oostelijk Rijk. De Karolingische dynastie werd eveneens gesplitst. Het Middenrijk
ging naar de oudste zoon Lotharius die tevens de keizerstitel kreeg. Het werd na diens dood in 855 verdeeld onder
diens drie zonen maar al snel werden deze versnipperde gebieden verdeeld tussen het sterkere Oost-Frankische en
West-Frankische Rijk. Het oostelijke deel werd bezit van Karloman van Beieren die tevens de keizerstitel overnam.
Karloman werd opgevolgd door enkele Karolingers, tot aan de dood van Lodewijk het Kind, die de laatste oostelijke
Karolinger was.
De leiders van Alamanni, Beieren, Franki en Saksen verkozen hierop Koenraad I van Frankenland tot koning in
911. Zijn opvolger, Hendrik de Vogelaar, werd aanvaard door het West-Frankische Rijk in 911, en noemde zich rex
Francorum orientalium (koning van de Oostelijke Franken).
Hendrik stelde zijn zoon Otto aan als opvolger, die werd verkozen in Aken, in 936. Zijn latere kroning als keizer
Otto I in 962 betekende het officile begin van het Heilige Roomse Rijk.
Toen keizer Hendrik II in 1024 zonder opvolgers stierf werd Koenraad II verkozen tot koning. Hij was de eerste van
de Salirs.
Het Rijk stortte bijna ineen tijdens de Investituurstrijd, toen paus Gregorius VII koning Hendrik IV in de ban deed.
Hoewel deze beslissing ongedaan werd gemaakt na de Tocht naar Canossa in 1077, waren de mythische
eigenschappen van het rijk aangetast; de Duitse koning was vernederd. Belangrijker nog was de intrede van de kerk
als een onafhankelijke factor in het politieke systeem van het Rijk.
116
Hohenstaufen
Koenraad III werd in 1138 verkozen als eerste keizer van de Hohenstaufen-dynastie. Keizer Frederik I Barbarossa
noemde als eerste het Rijk 'Heilig'.
Barbarossa verstevigde de eenheid van zijn land door de plaatselijke hertogen te verbieden hun onderlinge vetes uit
te vechten. Nieuwe steden werden gesticht, zowel door de keizer als door de plaatselijke hertogen. Dit gebeurde
vooral om de bevolkingsexplosie op te vangen, maar ook om de economische kracht van het rijk op strategische
plaatsen te concentreren. Voorbeelden van deze steden zijn Freiburg en Mnchen.
De regeerperiode van de laatste Hohenstaufer keizer Frederik II was in vele opzichten verschillend van die van
eerdere keizers. Hij werd gekroond in 1220, en riskeerde een conflict met de paus toen hij de macht over Rome
opeiste. Hij kon echter wel Jeruzalem veroveren in een Kruistocht in 1228 terwijl hij nog altijd in de ban was.
De machtsstrijd na de Staufers
Na de dood van Frederik II in 1250 kon geen enkele dynastie een waardige koning voorstellen, en de leidende
hertogen stelden zelf enkele koningen voor. De periode tussen 1246, toen Hendrik Raspe en Willem II van Holland
tot koning werden verkozen, tot 1273, met Rudolf I van Habsburg als koning, staat bekend als het Interregnum.
Rudolf en zijn opvolgers zagen het Rijk echter alsmaar meer uit elkaar vallen. Tijdens de 15e eeuw veranderden de
deelstaten zichzelf in voorgangers van moderne staten. Het proces varieerde van staat tot staat, en ging sneller in
gebieden die ongeveer overeenkwamen met de landen van de oudere Germaanse stammen, zoals Beieren.
Rijkshervorming
De grondwet van het rijk was grotendeels nog niet vastgelegd aan het begin van de 15e eeuw. Hoewel enkele
procedures en instellingen vastlagen, hingen de mogelijkheden van de hertogen om zich onafhankelijk te gedragen in
het Rijk vooral af van de persoonlijkheid van de regerende vorst. Toen Frederik III, die grotendeels binnen zijn
kroondomein verbleef, de oude kernlanden verwaarloosde, viel het oude regeringsorgaan, de Hoftag, uit elkaar. De
Rijksdag bestond nog niet, waardoor het rijk onbestuurbaar werd. Uiteindelijk ontstonden zelfs interne oorlogen.
In diezelfde periode had de rooms-katholieke kerk te kampen met het Westers Schisma. Het conflict tussen de paus
en verschillende tegenpausen werd pas opgelost in 1418. Vanaf 1419 werd veel energie gestoken in het bevechten
van de "ketterij" van andersdenkenden. Het middeleeuwse idee van een verenigd Corpus christianum, waarvan de
paus en het Rijk de leiding in handen hadden, kwam onder druk te staan.
Tijdens deze drastische veranderingen gingen dan ook stemmen op om de structuur van het Rijk te veranderen.
Regels uit een ver verleden waren niet meer relevant; een versterking van het gecentraliseerd bestuur werd
noodzakelijk geacht.
117
118
Toen Frederik III de hertogen nodig had om zijn oorlog
tegen Hongarije te financieren in 1486 en zijn zoon, de
latere keizer Maximiliaan I, tot koning werd verkozen,
eisten de hertogen een samenkomst. Voor de eerste
keer werd de vergadering van kieshertogen en anderen
de Rijksdag genoemd. Frederik weigerde dit nieuwe
orgaan bijeen te roepen, maar zijn zoon ging na de
dood van zijn vader akkoord. In Worms werd de
Rijksdag voor het eerst samengebracht in 1495. Hier
werd de Rijkshervorming goedgekeurd, waardoor het
Rijk weer wat structuur zou krijgen.
119
Crisis na de reformatie
Karel V was de laatste keizer die de middelen had, vooral door zijn
rijke Spaanse gebieden overzee, om buiten zijn 'Hausmacht', ook een
krachtig beleid te voeren in zijn overige keizerlijke gebied. Hij trachtte,
met wisselend succes, een meer gecentraliseerd Rijk op te zetten maar
vooral de rijke en machtige steden in de Lage Landen, Zwitserland en
Itali, die van oudsher al veel onafhankelijkheid bezaten, verzetten zich
hier tegen. En toen Maarten Luther in 1517 de Reformatie startte,
zagen veel plaatselijke hertogen, vooral in het noorden van het Duitse
Rijk, een nieuwe kans om de Keizer nog meer macht afhandig te
maken door 'over te lopen' naar de protestanten. Na enkele decennia
van oorlog en verwarring, gooide de moegestreden keizer Karel de
handdoek in de ring en besloot de Rijksdag van Augsburg op 25
september 1555 tot een Godsdienstvrede. Voortaan zou de landsheer
bepalen welke religie zijn onderdanen zouden aanhangen.
Deze keizerskroon van Rudolf II, keizer van het
Omvang en staatsinrichting
Staatkundige geschiedenis
van Duitsland
Kelten
Germanen
Grote Volksverhuizing (4e-6e eeuw)
Frankische Rijk (5e eeuw-843)
Oost-Frankische Rijk (843-962)
Heilige Roomse Rijk (962-1806)
Rijnbond (1806-1813)
Duitse Bond (1815-1866)
Noord-Duitse Bond (1866-1871)
Duitse Rijk
Duitse Keizerrijk (1871-1918)
Weimarrepubliek (1918-1933)
nazi-Duitsland (1933-1945)
Oostgebieden (-1945)
Na-oorlogs Duitsland
Geallieerde zones (1945-1949)
Saarland (1947-1956)
Verdeeld Duitsland:
Bondsrepubliek (1949-1990)
DDR (1949-1990)
Duitse hereniging (1990)
Duitsland (1990-heden)
120
Portaal
Portaal
Duitsland
Geschiedenis
Koning en keizer
Het Heilige Roomse Rijk begon zijn bestaan als het Oost-Frankische koninkrijk. Op een zeker moment werd aan de
koning van dit rijk ook de keizerstitel gegeven. Hoewel dit als tijdelijke regeling bedoeld was om een acute politieke
situatie op te lossen is de keizerstitel blijven 'hangen' in het Oost-Frankische koninkrijk. In de beginperiode dongen
de West-Frankische koningen nog mee naar de keizerstitel, maar kregen die slechts een enkele keer. Reden hiervoor
is o.a. dat de West-Frankische koningen zo ver weg woonden dat ze niet precies op de hoogte waren van de politieke
situatie in het andere koninkrijk. Uiteindelijk hebben ze hun bemoeienissen met het andere deel van het voormalige
Karolingische Rijk opgegeven. Aldus werd de benoeming van de keizer een interne aangelegenheid van het
Oost-Frankische koninkrijk. Dit koninkrijk en het keizerrijk vielen in de praktijk steeds meer samen, hoewel de
keizer als wereldlijke tegenhanger van de paus optrad. Aldus konden de regionale machthebbers in het
Oost-Frankische koninkrijk bepalen hoe de keizer werd gekozen en op die manier kon de titel Heilig Roomse Rijk
der Duitse naties ontstaan.
Frederik Barbarossa (1152-1190) was de eerste die de aanduiding sacrum imperium (Romanorum) (Heilige Roomse
Rijk) gebruikte. Dit was gericht tegen de wereldlijke ambities van de sancta ecclesia, de Heilige Kerk.
Het Heilige Roomse Rijk kende dus zowel een koning als een keizer. Deze hoefden niet dezelfde persoon te zijn,
maar waren dat vaak wel; een machtig persoon die je tot koning kiest, kun je de keizerstitel niet onthouden. De
koning van het koninkrijk werd de Rooms-koning genoemd. Gekozen worden tot koning was vaak, maar niet altijd
het voorstadium om keizer te worden. Deze tweefasenstructuur is altijd blijven bestaan. Uiteraard hangt dat samen
met de ontstaansgeschiedenis van het keizerschap, maar ook met de ideologie van het keizerschap. De keizer
belichaamde een hoger ideaal dan een koning, namelijk wereldheerschappij versus een lokale machthebber, de
koning. Lodewijk XIV van Frankrijk waarschuwde zijn opvolger in zijn testament voor deze ambities van de keizer.
Die waren onlosmakelijk verbonden met de keizerstitel, ongeacht of de keizer in de praktijk zo machtig was of niet.
Lodewijk waarschuwde dus ca. 700 jaar nadat de West-Frankische koningen waren opgehouden met meedingen naar
de keizerstitel, toch nog even zijn opvolger.
121
122
Duitse natie?
Rijksstanden
Een deelgebied werd aangezien als Rijksstende wanneer ze geen andere autoriteiten boven zich had dan de keizer.
Deze staten waren:
Gebieden geregeerd door een vorst of een hertog (in sommige gevallen ook een andere titel).
Kerkelijke gebieden geregeerd door een bisschop of een prins-bisschop. In het tweede geval kwam het gebied
onder het bevel van deze leider overeen met het plaatselijke bisdom, waardoor de bisschop zowel kerkelijke als
wereldlijke macht had.
Vrijsteden
Het aantal van deze gebieden was erg groot. Toen de Vrede van Mnster getekend werd, bestond het rijk uit
honderden deelstaten, waarvan een heleboel niet groter waren dan enkele vierkante kilometer. Anderen hadden geen
grondgebied; het waren stiften of, zoals aan het einde van het bestaan van het Rijk voorkwam, vorsten die zonder
grondgebied te bezitten lid waren van de Rijksdag. Voor het aantal Rijksstaten van 1792, zie de Lijst van leden van
de Rijksdag (1792) en de Lijst van leden van de Rijksdag (1803) .
Rijksdag
Zie Rijksdag (Heilige Roomse Rijk) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De Rijksdag was het wetgevende orgaan van het Heilige Roomse Rijk. Het was een vergadering waarin de
honderden vorsten en vorst-bisschoppen en vorst-abten of abdissen zitting hadden. Ook de rijksgraven, vrije steden
en vertegenwoordigingen van de graven in bepaalde territoria hadden er hun zetel. Omdat zij ook over rijkslenen
beschikten, zetelden ook de koningen van Engeland en Zweden in deze vergadering.
De heraldiek en de regalia
123
124
De keizers van het Heilige Roomse Rijk werden eerst tot Rooms-koning gekroond in
Aken en later in Frankfurt. De daarvoor benodigde regalia bestonden uit de kroon, de
scepter, de rijksappel, kroningskledij en een psalter (gebedsboek). Deze werden
aanvankelijk bewaard op de rijksburcht Trifels en later in de rijksstad Neurenberg. Bij
de kroning waren er ceremonile taken weggelegd voor de dragers van de aartsambten
(Erzmter): de rijksaartskamerheer, de rijksaartsschatmeester, rijkserfmaarschalk, de
rijksopperstalmeester en de rijksaartskanseliers voor Duitsland, Itali en Bourgondi.
Geen van deze functies bracht werkelijke macht met zich mee.
Karel de Grote plaatste een adelaar in het hof van zijn palts in Aken. Adelaren,
De rijkskroon van Otto I uit
symbolen van kracht en macht, waren al bij de Goten en Romeinen geliefde tekens van
de 10e eeuw
heerschappij. Onder de Ottonendynastie wordt men zich meer bewust van de
Romeinse traditie van de adelaar. Koenraad II plaatst een adelaar op zijn scepter. In de
tijd dat de heraldiek ontstaat, gaat men een eenkoppige adelaar van goud of zwart al snel als het wapendier van het
rijk zien. Onder keizer Hendrik VI zien we voor het eerst een zwarte adelaar op een schild. Zwart en goud golden al
in de 13e eeuw als de kleuren van de koning/keizer, dit ter onderscheiding van de oorspronkelijke rijkskleuren rood
en wit.[7]
In de 13e eeuw wordt eerstmaals een dubbelkoppige
adelaar als wapendier voor de keizer gebruikt. Onder
keizer Karel IV wordt dit definitief, maar het is
Sigismund die als eerste keizer ook zelf de zwarte
dubbeladelaar op een gouden veld als wapen voert. De
dubbelkoppigheid werd gezien als symbool voor de
macht van het Oost- en West-Romeinse Rijk en ook als
teken van keizerlijke plicht om zowel de geestelijke als
de wereldlijke orde te handhaven. Keizer Sigismund
voorziet de dubbeladelaar rond 1430 bovendien van een
aureool of nimbus achter de koppen, dit naar het
voorbeeld van de Johannes-adelaar, die symbool stond
voor de evangelist Johannes.[8]
Sindsdien blijft deze adelaar tot het einde van het rijk in
1806 min of meer onveranderd. Keizer Frederik III van
Duitsland plaatste nog wel op de buik van de adelaar
Volledig wapen van keizer Jozef II uit 1765 met de dubbelkoppige
een hartschild, met daarop de wapens van zijn
adelaar, het hartschild en alle heraldische attributen
erflanden. Dit gebruik zouden alle latere keizers
volgen. Daarnaast voegden heraldische tekenaars ook nog wel kronen, zwaard, scepter, rijksappel en schildhouders
aan het wapen toe.
De wapens met adelaar van het keizerrijk Oostenrijk, Het tweede Duitse rijk, de Weimarrepubliek, Nazi-Duitsland
en de Bondsrepublieken Duitsland en Oostenrijk zijn alle voortzettingen van deze eeuwenoude heraldische traditie.
De Duitse Democratische Republiek brak met die traditie en koos een nieuw wapen volgens de socialistische
heraldiek, dus zonder adelaar. Sinds 1950 lijkt de adelaar van de Bondsrepubliek weer sterk op die van de
Hohenstaufen uit de 12e eeuw. Toen de Bondsdag in 1990 naar Berlijn verhuisde debatteerde dit parlement over de
vorm van de adelaar. Moest het de "vette kip", spotnaam voor de vriendelijker uitziende corpulente adelaar, blijven
of koos men de oude, agressief aandoende magere adelaar? De Bondsdag koos een adelaar die zo vreedzaam was als
een grote roofvogel maar zijn kan.
Zie de categorie Heilige Roomse Rijk (http:/ / commons. wikimedia. org/ wiki/
Category:Holy_Roman_Empire?uselang=nl#mw-subcategories) van Wikimedia Commons voor meer mediabestanden.
Grote Ontginning
De Grote Ontginning was een periode van ontginningen die startte in de 10e en duurde tot en met de 13e eeuw in
voornamelijk wat tegenwoordig Het Groene Hart of ook wel de Hollands-Utrechtse laagvlakte wordt genoemd. In
deze periode is het landschap daar grotendeels gevormd en is sindsdien slechts weinig veranderd.
Voor turfwinning: zie Vervening
Voorgeschiedenis
In de Vroege Middeleeuwen werd
Holland alleen bewoond in de hogere
duingronden langs de kust en op de
oeverwallen langs de rivieren. Voor de
rest
bestond
het
gebied
uit
veengronden die vrijwel onbewoond
waren.
800
Rond het jaar 800 werd een eerste
begin gemaakt met de ontginning van
Ontginningslandschap bij Willeskop
de
metersdikke
uitgestrekte
veenkussens die bestonden uit door gebrek aan zuurstof in de natte bodem slechts gedeeltelijk verteerd plantaardig
materiaal. De kolonisten namen waarschijnlijk de hoogst liggende gronden, die een natuurlijke ontwatering kenden,
het eerst in gebruik. Van hieruit werd het land door het verbreden van natuurlijke waterlopen en het graven van
sloten verder ontwaterd, waarbij vaak een verlaging van de waterstand met 0,5 tot 1 meter noodzakelijk was.
125
Grote Ontginning
900
De bevolkingsgroei vanaf de 10e eeuw zorgde voor een toename van de behoefte aan landbouwgronden in
West-Europa. De bevolkingstoename maakte ook dat er meer arbeidskrachten beschikbaar kwamen die
landbouwgronden konden ontginnen. Ook in de Lage Landen was meer landbouwgrond nodig, aangezien er veel
graan moest worden ingevoerd. Daarnaast stopten rond het jaar 1000 de plundertochten van de Vikingen, waardoor
de rust terugkeerde en het land verder ontwikkeld kon worden. Ook werd de relatief koude Karolingische tijd
afgewisseld met een relatief warmere periode tot waarschijnlijk begin 14e eeuw.
Vr deze tijd vonden ontginningen slechts op beperkte schaal plaats om uitgeputte gronden - afgezien van in
Friesland en delen van Holland werd er weinig vee gehouden, zodat er geen goede bemesting was - te vervangen.
Uitgebreidere ontginningen werden beperkt door het Karolingische domeinstelsel dat een gesloten, sterk
hirarchische en planmatige organisatie was. Ontginningen vonden wel plaats door bedijking van grote delen van het
kustgebied, van de Aa tot voorbij de Eems, waardoor de schorren vruchtbare weidegronden werden.
1000
Door de vervanging van de houten haakploeg door de ijzeren keerploeg werd de bewerking van zwaardere gronden
mogelijk en kon dieper geploegd worden, wat zorgde voor een betere bodemvruchtbaarheid. Daarnaast werd het
drieslagstelsel steeds meer gebruikt waardoor er minder misoogsten waren en er een gevarieerder voedselaanbod
was. Ook werd het ossenspan langzaam vervangen door paarden met halsters. De zaaizaadfactor steeg enorm door al
deze veranderingen. Langzaamaan verdwenen de hongersnoden die tot in de 12e eeuw periodiek voorkwamen. De
grootste bijdrage hieraan leverde de toegenomen ontginning van woeste gronden waarmee vanaf de 10e eeuw vanuit
de oudere nederzettingen was begonnen. Onder druk van de bevolkingssamenstelling kwam geleidelijk een einde aan
het statische domeinstelsel, mede veroorzaakt door de vrees dat de horigen van het domein zouden wegtrekken om
elders kolonist te worden. Langzaam werden de herendiensten daarom afgebouwd en vervangen door een cijns,
aanvankelijk in natura, later in geld.
1100
De woeste gronden vielen traditioneel onder de landsheer via de regalia, de gesurpeerde koninklijke rechten. In de
10e eeuw was het wildernis- en stroomregaal op de graven van Holland en de bisschoppen van Utrecht overgegaan.
Friesland werd in de 11e eeuw bestuurd door de Brunonen, de vorsten van Brunswijk, voor en na hen hadden de
bisschoppen van Utrecht er de grafelijke rechten. Bovendien hadden ook de graven van Holland soms de macht in
Friesland of delen ervan. Deze heren inden het schot en hadden hun eigen heerban. Daarnaast waren er de kleinere
heren, die lokaal behoorlijk zelfstandig konden zijn. Aanvankelijk ging een deel van de ontginningen in Friesland,
West-Friesland en Waterland waarschijnlijk van hen uit, buiten graaf of bisschop om.
Grote Ontginning
De Grote Ontginning vond plaats van de 10e eeuw tot en met de 13e eeuw in het gebied tussen het IJ in het noorden,
de duinen in het westen, de Lek en de Waal in het zuiden en de Oude Rijn, de Utrechtse Vecht en het Gooi in het
oosten. Veel meer dan bij eerdere ontginningen het geval was, lag de controle bij de graven van Holland en de
bisschoppen van Utrecht. Deze ontginning vond plaats in twee periodes. De eerste periode liep van de 11e eeuw tot
een aantal stormvloeden aan het einde van de 12e eeuw, zoals de Sint-Thomasvloed van 21 december 1163, de
Allerheiligenvloed van 1170 en de Sint-Nicolaasvloed van 1196 waardoor onder andere de Zuiderzee uit het Almere
ontstond en het afwateringssysteem verstoord raakte door verzandingen van riviermondingen.
Begin 13e eeuw begon een tweede periode van ontginningen, waarbij eerst de beste stukken grond werden
ontgonnen. Dit waren lager gelegen gebieden die van nature met hout begroeid waren. Uit deze
ontginningsnederzettingen ontstonden plaatsen met namen waar woud of woude in voorkomt. Later werden ook de
126
Grote Ontginning
mindere gronden, de hogere venen die onbegroeid waren, ontgonnen. Hier werden plaatsen gesticht met de naam
veen. De hoop voor de toekomst van de kolonisten blijkt uit een naam als Kockengen, Cocagne oftewel
Luilekkerland. Waarschijnlijk waren de kolonisten horigen die een beter statuut beloofd werd met zekere vrijheden
en rechten, zoals de vrijstelling van belasting tijdens de ontginningsfase en het ontbreken van herendiensten op het
saalland. Het aantrekken van kolonisten was zelfs een van de oorzaken van het conflict tussen de keizer en Dirk III
van Holland dat leidde tot de Slag bij Vlaardingen in 1018.
Cope
Bij de Grote Ontginning sloten de
graven
en
bisschoppen
overeenkomsten, copen, met een groep
ontginners.
Volgens
deze
overeenkomst kregen de ontginners de
grond in eigendom en kregen zij de
status van vrije boeren. Waarschijnlijk
traden lokale edelen in de eerste
periode op als vercoper namens de
graaf of de bisschop. In de latere
periode werden woeste gronden door
de graaf in leen gegeven. De leenman
trok
kolonisten,
vaak
hospites
Gebied rond Waddinxveen dat in 1233 door graaf Floris IV voor
200 Hollandse ponden ter ontginning werd verkocht. (kaart uit 1687)
genoemd, aan die het ontginningswerk
verrichtten en eigenaar van een perceel
werden. Het schoutambt en daarmee de rechtspraak en het recht om boetes te innen en het recht om tienden te innen
moest hij voor zichzelf houden, aangezien dit heerlijke rechten waren, alleen aan edelen voorbehouden en dus niet
over te dragen aan niet edele boeren.
De graaf gaf ook wel rechtstreeks land aan de kolonisten, die daarvoor recognitietijns, een soort
ontginningsbelasting, moesten betalen. De recognitietijns was een symbolisch bedrag dat waarschijnlijk slechts
bedoeld was om de kolonisten de graaf te laten erkennen als hun heer. In Holland konden zij ook worden opgeroepen
voor de heervaart, een soort dienstplicht. Uiteindelijk werd het jaarlijkse bedrag steeds hoger en vormde daarmee een
echte belasting, de bede. Deze cijns werd vaak omgezet in een pacht, die meestal gold voor drie jaar of een
meervoud daarvan. Omstreeks 1300 was vrijwel het gehele gebied in cultuur gebracht.
Methode
Naast het graven van ontwateringssloten die diep genoeg waren om het water af te kunnen voeren uit het veen, werd
de begroeiing afgebrand, wat ook een vorm van bemesting was. De hoeve had een vaste breedte en diepte. De diepte
bedroeg meestal zes voorlingen en de breedte werd bepaald aan de hand van de parallel uit te graven sloten. Dit werd
ook wel de Fries-Hollandse ontginningsmethode genoemd. Na een jaar was er een zode gevormd die min of meer in
staat was mens en dier te dragen. Voor een periode van drie jaar werd de grond dan voor veeteelt gebruikt, waarna,
als de grondwaterstand voldoende was gezakt, het verdeeld werd voor akkerbouw, vooral voor graanverbouw.
127
Grote Ontginning
Ontginningen elders
Behalve door kolonisten werd ook door cistercinzers veel bedijkt en ontbost. Monniken van de abdij
Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen te Koksijde en de Abdij van Boudelo te Klein-Sinaai hebben bijvoorbeeld grote
delen van het Land van Hulst in Zeeuws-Vlaanderen ingepolderd.
Voor ontginningen in Midden- en Oost-Europa werden vanaf de 12e eeuw ervaren kolonisten uit de Lage Landen
aangetrokken met als vooruitzicht een beter statuut. Er werden tientallen nederzettingen gesticht naar Vlaams of
Hollands recht.
In Noord-Duitsland werden in de 12e eeuw copebrieven opgesteld naar Hollands model. Er vonden daar ook
ontginningen plaats door Hollanders, hetgeen onder meer blijkt uit een contract dat in 1113 door een priester
Hendrik alias Heinricus sacerdos werd afgesloten met de aartsbisschop van Bremen en Hamburg ten behoeve van
een groep Hollandse immigranten.
Veranderende machtsverhoudingen
Bij de aanleg van waterwerken speelden nog wel eens tegengestelde belangen. Zo kwam Floris III van Holland in
conflict met bisschop Godfried van Rhenen toen de graaf de Oude Rijn liet blokkeren bij Zwammerdam. Dit
gebeurde naar aanleiding van de Sint-Thomasvloed van 21 december 1163, waarbij door de enorme kracht van de
wind het water in de Oude Rijn bij de toch al verzande monding bij Katwijk werd teruggedreven in de rivier.
Hierdoor liepen de polders van eerst Holland en later Utrecht onder water. De Hollanders legden de
Suadenborchdam aan in de Oude Rijn, maar hierdoor konden de Utrechters hun landerijen niet meer afwateren. De
bisschop bracht de zaak voor keizer Frederik Barbarossa. Floris III voerde aan dat de bisschop zelf in 1122 een dam
had aangelegd bij Wijk om wateroverlast op zijn eigen gebied tegen te gaan. De graven van Gelre en Kleef, die
overlast ondervonden van de bisschoppelijke dam, steunden Floris III, maar de keizer ging niet overstag en de
Suadenborchdam moest worden verwijderd, terwijl de dam bij Wijk mocht blijven liggen.
Voor de Grote Ontginning waren de grenzen tussen de machtsgebieden van de graven van Holland en de
bisschoppen van Utrecht niet duidelijk afgetekend en bestond er tussen beide een feitelijk niemandsland. Gedurende
de ontginningen wisten de graven van Holland echter hun invloed uit te breiden ten koste van Utrecht. Zo ging
Amstelland in 1279 over van Utrecht naar Holland. Waterland werd door Jan van Persijn in 1281 of 1283 verkocht
aan graaf Floris V, West-Friesland werd na een eeuwenlange strijd in 1297 definitief aan Holland onderworpen.
128
Grote Ontginning
een belangrijk onderdeel was van het latere succes van de Hollandse handel.
De bodemdaling veroorzaakt door de ontwatering van het veen bedroeg in het Hollands-Utrechtse veengebied in
1000 jaar ongeveer twee meter. In sommige delen van West-Friesland lag het maaiveld zelfs bijna vier meter hoger
dan tegenwoordig. Soms kwam daardoor ook de kustverdediging in het gedrang. Dit bleek al in de 12e en 13e eeuw
toen er een toename was van het aantal stormen en de Nederlanden te maken kregen met een aantal grote
stormvloeden. Vanaf de 13e eeuw werden er dijken langs de kusten van de Zuiderzee en daarmee verbonden wateren
aangelegd en langs de rivieren. Gebieden die aanvankelijk boven zeeniveau lagen werden vervolgens
noodgedwongen omdijkt, zodat veenpolders ontstonden.
Bibliografie
Bakker, G.: Het ontstaan van het Sneekermeer in relatie tot de ontginning van een laagveengebied, 950-1300 [1],
Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis 10 (2001); webversie 2006
Blom, J.C.H., Lamberts, E., redactie (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn, ISBN
90-5574-474-3
Buitelaar, A.L.P. (1993): De Stichtse ministerialiteit en de ontginningen in de Utrechtse Vechtstreek [2],
Uitgeverij Verloren, Hilversum
Dekker, C (2003): Heerschappij en ontginning in Woudenberg in de Middeleeuwen, in: Jaarboek Oud-Utrecht
2003, PlantijnCasparie, Utrecht, blz. 123-166
Holtzappel, N. (2005): Spitten in de blubber, Schriftgebruik bij cope-overeenkomsten in Holland: Waddinxveen
als voorbeeld, Werkstuk Onderzoekseminar II : Middeleeuwse Pennelikkers [3]
Borger, G., Haartsen, A., Vesters, P., Horsten, F. (1997): Het Groene Hart. Een Hollands cultuurlandschap,
Matrijs, Utrecht, ISBN 90-5345-109-9
Referenties
[1] http:/ / www. stedengeschiedenis. nl/ Downloads/ WG/ TWG2001_054-066. pdf
[2] http:/ / books. google. nl/ books?id=MV74PPAXm9sC& printsec=frontcover& source=gbs_v2_summary_r& cad=0
[3] http:/ / www. nholtz. dds. nl/ hist/ Spitten_in_de_blubber. pdf
129
Hanze
130
Hanze
Een hanze of hanza ('groep', 'schare'
of 'gevolg' als van het Oudhoogduits
Hansa)
was
een
samenwerkingsverband van handelaren
en steden tijdens de middeleeuwen.
Door samenwerking probeerden ze hun
handel te beschermen en uit te breiden.
Vanaf de twaalfde eeuw ontstonden
rond de Noord- en Oostzee
samenwerkingsverbanden van Duitse
kooplieden, parallel aan het systeem
van
de
Italiaanse
Hanzesteden en handelsroutes
handelsnederzettingen, maar veel
bescheidener van omvang. Het Zweedse eiland Gotland was aanvankelijk het centrum waar handel met lokale
handelaren werd gedreven door kooplieden uit Denemarken, Lbeck en later Westfalen. Van Gotland uit werd ook
handel gedreven met Engeland, Vlaanderen en Novgorod, dat al in 1190 een Duitse vestiging had.
Ter bescherming werden er aanvankelijk kleine en later steeds grotere samenwerkingsverbanden gevormd, waarvan
sommige gilde werden genoemd en andere Hanze, zoals de Vlaamse Hanze van Londen en de Hanze der XVII
steden voor de handel op de jaarmarkten van de Champagne. De Duitse Hanze is echter veruit de belangrijkste en
bekendste, en wordt vaak kortweg de Hanze genoemd. Deze vormde zich om van koopliedenassociatie tot
stedenverbond, en bestond op het hoogtepunt uit een kleine 200 steden, van Londen tot Novgorod.
Verspreidingsgebied
zie ook de lijst van Hanzesteden
Hanze
131
Hanzekantoren
Zie Hanzekantoor voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De Schra van Novgorod is de enige volledig bewaarde verzameling bepalingen over de interne reglementen van de
vier Hanzekantoren.
Organisatie
De Hanze was oorspronkelijk niet formeel georganiseerd. Op onregelmatige tijden werden er bijeenkomsten
gehouden, Hanzedagen genoemd, waaraan afgevaardigden van de deelnemende steden deelnamen. Aan de
geschreven bronnen van die dagen valt nu nog op te maken welke steden de trouwste Hanzeleden waren. Zo namen
steden in Holland en Zeeland maar een enkele keer deel aan de bijeenkomsten, terwijl de Oost-Nederlandse steden
veel trouwer waren.
De Hanze was een geheel op vrijwillige leest geschoeid samenwerkingsverband. Niemand werd gedwongen lid te
worden of te blijven. Er was geen centrale instantie die regels of richtlijnen oplegde. Steden die lid werden, voeren
dan ook meestal een eigen koers. In Nederland was Kampen zo'n stad die er eigen regels op nahield: zij probeerde
zelf verbonden te sluiten met Noorwegen en Vlaanderen en trad pas in 1441 formeel toe tot de Hanze.
Hanze
daarvan was Keulen de hoofdstad.
Oprichting
Lbeck werd een basis voor handelaars uit Saksen en Westfalen, die
zich oost- en noordwaarts verspreidden. Ruim voordat het woord
Hanze in een document uit 1267 werd genoemd, werden er al gilden
(of Hansa) gevormd, met handel met overzeese steden als doel,
voornamelijk in de steden in het minder ontwikkelde oostelijke
Oostzeegebied waar hout, was, barnsteen, hars, huiden en zelfs rogge
en meel uit het achterland naar de havens werd getransporteerd. Deze
steden zorgden voor hun eigen beveiliging in vorm van troepen die op
de handelsschepen meevoeren. De verschillende hanzesteden kwamen
elkaar te hulp met deze troepen.
In de Oostzee was de hoofdstad van Gotland, Visby, de spin in het
web, nog vr de Hanze. De Duitsers voeren ruim honderd jaar onder
de Gotlandse vlag naar Novgorod, waar de handelaren uit Visby een
handelspost hadden gesticht, de Gotenhof. Omdat het aantal
handelaren toenam, stichtten de Gotlanders een eigen handelspost voor
Vorming van de Lbecks-Hamburgse alliantie in
de Duitse handelaren, de Peterhof, die later een van de hanzekantoren
Hamburg, Duitsland (circa 1241)
werd. Voor de oprichting van de Hanze in 1356, kwam het woord
Hanze niet voor in het Oostzeegebied. De Gotlanders gebruikten het woord varjag.
De Hanzegenootschappen lobbyden voor het verminderen van handelsbelemmeringen voor hun leden. Zo wisten de
handelaren van de Hanzestad Keulen koning Hendrik II van Engeland over te halen om geen tol te heffen voor
Londen. Zo verkregen ze vrije handel in Engeland. De "Koningin van de Hanze", Lbeck, waar handelaren goederen
tussen de Noord- en Oostzee transporteerden, werd in 1227 een vrije rijksstad.
In 1241 vormde Lbeck, de stad die toegang had tot de viswateren in de Noord- en Oostzee, een alliantie met
Hamburg, dat de zoutroutes uit Lneburg beheerde. Deze geallieerde steden verkregen de macht over de vishandel,
voornamelijk op de vismarkt van Skne. Keulen voegde zich bij hen na de algemene vergadering in 1260. Hendrik
III van Engeland gaf de Hanze van Lbeck en Hamburg toestemming om in Engeland handel te drijven. Nadat
Keulen zich in 1282 ook hierbij had gevoegd, ontstond de machtige Hanzekolonie in Londen. De grootste impuls
voor deze samenwerking kwam door het zwakke centrale gezag van de Duitse vorsten, die faalden in het beschermen
van de handel. In de daaropvolgende 50 jaar ontstond de Hanze door formele overeenstemmingen van verbonden en
samenwerking, die de westelijke en oostelijke handelsroutes omvatten. Lbeck bleef de hoeksteen en bij de eerste
algemene vergadering van de Hanze, kreeg de Hanze haar officile structuur en was de oprichting een feit.
132
Hanze
133
Uitbreiding
De positie van Lbeck aan de Oostzee gaf toegang tot de handel met
Scandinavi en het Kievse Rijk. Dat plaatste de stad recht tegenover de
Scandinavirs, die voorheen de meeste handelsroutes op de Oostzee
hadden beheerst. Een verdrag met de Hanze van Visby bracht deze
strijd tot een einde. Dankzij dit verdrag kregen de Lbeckse kooplieden
toegang tot de binnenlandse Russische haven van Novgorod, waar zij
een hanzekantoor stichtten. Meer van dergelijke allianties ontstonden
tijdens het Heilige Roomse Rijk. De Hanze werd nooit een strak
georganiseerd samenwerkingsverband. Vertegenwoordigers van de
verschillende Hanzesteden spraken vanaf 1356 onregelmatig in Lbeck
af voor een algemene vergadering, de Hanzedag.
Nieuwe hanzekantoren werden gesticht in Brugge (Vlaanderen),
Bergen (Noorwegen) en Londen (Engeland). Deze handelsposten
groeiden uit tot belangrijke enclaves. Het Londense kantoor, gesticht in
1320, was ten westen van de London Bridge gevestigd, nabij Upper
Thames Street (op dit perceel staat nu Station Cannon Street). Na
verloop van tijd groeide het kantoor uit tot een ommuurde
gemeenschap met eigen pakhuis, waag, kerk, kantoren en huizen, wat
de schaal van de activiteiten goed weergeeft. De eerste referentie naar
het gebied als Stalhof stamt uit 1422.
Naast de hanzekantoren waren er ook individuele Hanzehavens die elk
hun eigen afgevaardigde handelaar en pakhuis hadden. Voorbeelden
hiervan in Engeland zijn Boston, Bristol en Bishop's Lynn (nu King's
Lynn), waar het enige overgebleven Hanzepakhuis van Engeland te
vinden is.
Hanze
134
Hoogtepunt
Het hoogtij van de Hanze viel in het midden van de vijftiende eeuw. Het gebied van de Hanze strekte zich toen uit
van de mondingen van de Rijn en Maas in het zuiden, bijvoorbeeld de Engelse steden Norwich en Hull in het
westen, tot ver in Finland in het noorden, en Reval (Tallinn) in het oosten. De Hanze had een losse structuur, maar de
leden deelden enkele karakteristieken. Zo waren de meeste Hanzesteden onafhankelijk begonnen of werden ze
onafhankelijk door de collectieve onderhandelingskracht van de Hanze. Die onafhankelijkheid kende wel grenzen:
de vrije rijkssteden moesten trouw zijn aan het Heilige Roomse Rijk, zonder banden met de lokale adel.
Een andere overeenkomst was de strategische locaties van de steden langs de verschillende handelsroutes. Op het
hoogtepunt van hun macht wisten de handelaren van de Hanze met hun economische invloed, en soms militair
machtsvertoon, het beleid van het rijk te benvloeden.
Ook overzee was de Hanze machtig. Tussen 1368 en 1370 wisten
Hanzeschepen middels een alliantie van verschillende Hanzesteden in
een gevecht tegen de Denen 15 procent van de winst uit Deense handel
te bemachtigen en daarmee effectief een monopolie in Scandinavi te
bewerkstelligen. Koning Waldemar IV van Denemarken probeerde
later het door de Hanze veroverde gebied terug te krijgen, maar
overleed tijdens zijn poging Zuid-Jutland terug te winnen. Ook voerde
de Hanze een campagne tegen piraterij. Hanzeschepen liepen tussen
1392 en 1440 gevaar door aanvallen van piraten, eufemistisch de
Victualinbroeders (of Vitalinbroeders) genoemd, huurlingen van
Terechtstelling van de Victualinbroeders in
Hamburg
Albrecht van Mecklenburg tegen koningin Margaretha I van
Denemarken. Handelaren uit Amsterdam wisten met de
Hollands-Wendische Oorlog (1438-41) vrije toegang tot de Oostzee te bewerkstelligen en braken het monopolie van
de Hanze. De Hanze bouwde vuurtorens en leidde loodsen op om hun investeringen in de handel te beschermen.
Exclusieve handelsroutes hielden ook vaak nadelen in voor de handelaren. Zo beperkten de meeste buitenlandse
steden de Hanzehandelaren tot specifieke gebieden en hun eigen handelsposten. Ze spraken zelden tot nooit de lokale
bevolking, behalve bij de uiteindelijke onderhandelingen. Bovendien waren veel mensen, zowel handelaren als de
adel, jaloers op de macht van de Hanze. Zo voerden de lokale handelaren in Londen constante druk uit om de
privileges van de Hanze in te perken. De weigering van de Hanze om wederzijdse regelingen aan te gaan verhoogde
deze spanning. Ondanks zijn vijandigheid bevestigde Eduard IV van Engeland toch de privileges van de Hanze in de
Vrede van Utrecht (1474), dit kwam mede door de aanzienlijke financile bijdrage van de Hanze voor de Yorkse
zijde in de Rozenoorlogen. In 1597, een eeuw later, verbande Elizabeth I van Engeland de Hanze uit Londen waarna
de Stalhof een jaar later sloot. Het bestaan van de Hanze en haar privileges en monopolies zorgde voor economische
en sociale spanningen die vaak resulteerden in rivaliteit tussen de verschillende leden.
Concurrentie
De economische crises aan het einde van de veertiende eeuw gingen
niet ongemerkt aan de Hanze voorbij. Diverse concurrerende partijen
waren in opkomst. In heel Europa, en niet alleen in het westen (zo
overwon Polen in 1466 de Duitse Orde) stonden nieuwe en al
bestaande rivalen op. Ivan III van Moskou beindigde de commercile
onafhankelijkheid van Novgorod in 1478. Nieuwe ruilmiddelen uit
Itali zoals zilveren en gouden munten lieten de Hanzesteden met hun
papieren ruilmiddelen achter zich.
Hanze
135
De Holstentor in Lbeck
Hanze
Hanzesteden in Noord-Duitsland. Na diverse zeeoorlogen tussen Holland en de Hanzevloten werd Amsterdam
uiteindelijk vanaf het einde van de vijftiende eeuw de belangrijkste haven voor graantransport uit Polen en de
Baltische staten. De Hollanders beschouwden de graanhandel van Amsterdam als de "moedernegotie", de
belangrijkste van alle handel.
De stad Neurenberg in Franken ontwikkelde een handelsroute over land om producten uit Frankfurt die voorheen
onder het Hanzemonopolie vielen via Leipzig aan Polen en Rusland te verkopen. De stad verkocht Vlaams textiel en
Franse wijn in ruil voor graan en bont. De Hanze profiteerde van deze handel van Neurenberg door de Neurenbergse
bevolking toestemming te geven zich te vestigen in Hanzesteden, die door de Franken werden gexploiteerd door
ook de handel met Zweden over te nemen. De Neurenbergse handelsman Albrecht Moldenhauer was van grote
invloed in de ontwikkeling van de handel met Zweden en Noorwegen, en zijn zonen Wolf en Burghard vestigden
zich in Bergen en Stockholm van waaruit zij de lokale Hanzeactiviteiten leidden.
136
Hanze
137
aan het definitieve einde van de Hanze in 1862 waren nog maar drie steden lid (Lbeck, Hamburg en Bremen).
Ondanks deze ondergang zijn er nog steeds steden die trots zijn op hun verbintenis met de Hanze. De Nederlandse
steden Zwolle, Kampen, Deventer, Zutphen, Harderwijk, Oldenzaal, Groningen en de Duitse steden Bremen,
Demmin, Greifswald, Hamburg, Rostock, Lbeck, Lneburg , Stralsund en Wismar noemen zichzelf nog steeds
"Hanzestad". Lbeck, Hamburg en Bremen staan zelfs nog steeds officieel te boek als "vrije en hanzesteden".
Rostocks voetbalvereniging heet dan ook F.C. Hansa Rostock. Voor Lbeck bleek deze connectie met de Hanze
zelfs in de twintigste eeuw nog belangrijk. In 1937 namen de nazi's de stad Lbeck het Hanzeprivilege af toen de
senaat van Lbeck weigerde Adolf Hitler toestemming te geven in hun stad te spreken tijdens zijn
verkiezingscampagne. Hij verplaatste zijn speech naar Bad Schwartau, een klein dorp bij Lbeck. Tijdens zijn
speech refereerde hij aan Lbeck als "een klein dorp vlakbij Bad Schwartau".
Invloeden op de economie
Door de evolutie van de economie, mede door de Hanze, kwam er
vraag naar een beter, veiliger en gestandaardiseerd betaalmiddel. Nadat
in de 12e eeuw de goudhandel met de Arabische wereld op gang was
gekomen, begonnen Italiaanse handelaars goudstukken te slaan. Met
deze goudstukken waren grotere transacties mogelijk, met name omdat
het vertrouwen in de waarde van het zilvergeld onder druk stond. Bij
het gewone volk bleven de kleine zilverstukken populair; de muntheren
voegden daarom steeds meer andere metalen aan het zilver toe
waardoor ze meer muntstukken konden slaan, maar ook de waarde
onduidelijk werd en afnam. Soms werd er dermate veel 'exotisch'
metaal toegevoegd dat de munt zwart werd (daar zou de uitdrukking
zwart geld vandaan komen).
Doordat er nu veel verschillende soorten, maten en waardes van de
De Lbische Mark, een standaardbetaalmiddel in
de Wendische Hanzesteden
verschillende muntstukken door elkaar circuleerden ontstonden er
grote boekhoudkundige problemen voor de Hanzesteden. Als oplossing
werd een soort wisselkoers bedacht, waarbij de waarde van het aangeboden geld werd gerelateerd aan een
'rekenmunt'. Een andere oplossing was het opstellen van een notarile overeenkomst die een combinatie van een
lening en een wissel was. Deze wisselbrieven waren overdraagbaar wat betekende dat ze een ideaal betaalmiddel
waren voor de internationale handel. De wisselbrieven zorgden voor de oprichting van banken en waren de
voorlopers van de huidige cheque en het papiergeld.
Dit gestandaardiseerde betaalmiddel werd echter weinig gebruikt. In de vijftiende eeuw ontstond er een tekort aan
edelmetalen. Deze belemmeringen van de handel droegen mede bij aan de ondergang van de Hanze.
Hanze
138
Hanze
139
Bunte Kuh
De Bunte Kuh was een vermoedelijk in Vlaanderen gebouwde kogge. Het schip, in 1401 het grootste schip van de
Hanze, leidde de klopjacht op zeerover Klaus Strtebeker. Met succes, Strtebeker werd in datzelfde jaar in
Hamburg onthoofd.
Hanzevlaggen
Zie Hanzevlaggen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De Hanzeschepen waren te herkennen aan de zogenaamde Hanzevlaggen, banieren die aan het schip werden
bevestigd. Aanvankelijk waren deze egaal rood. Later, in de tweede helft van de 13e eeuw, gingen de Hanzesteden
zich onderscheiden met verschillende banieren, meestal met een combinatie van rood en wit. Deze individuele
vlaggen vormden ook de basis van veel van de huidige stadswapens.
De Hanzevlag
van Hamburg,
de oudste van
de
Hanzevlaggen.
De
Hanzevlag
van Danzig.
Bronnen
(en) Het artikel over de Hanze in de Engelse Wikipedia
(de) Het artikel over de Hanze in de Duitse Wikipedia
Job Weststrate, 'Des kopmans Hense ende vriheden', Organisatie en structuur van de Hanze, ca. 1300-ca. 1450,
Leidschrift, jaargang 15, nummer 2, september 2000 [2]
Han van der Horst - Een bijzonder land (2008) ISBN 9789035132832 Uitgeverij Bert Bakker/Prometheus,
hoofdstuk 7 (blz. 76) "De Hanze"
Hanze
140
Bibliografie
Dollinger, P. (1997): Die Hanse, Stuttgart;
Bracker, J.; Henn, V.; Postel, R. (1999): Die Hanse. Lebenswirklichkeit und Mythos, Lbeck.
Referenties
[1] Jochen Brennecke: Geschichte der Schiffahrt, Knzelsau 1986 (2e editie),
[2] http:/ / www. leidschrift. nl/ nl/ archief/ 152-van-hanze-tot-metropool/
des-kopmans-hense-ende-vriheden-organisatie-en-structeer-van-de-hanze-ca-1300-ca1450
p. 62
Externe links
Bourgondische tijd
141
Bourgondische tijd
Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Friesland
1024 1528
Sticht Utrecht
Groningen &
Ommelanden
1339 1543
Gelre
1384
1482
Bourgondische Nederlanden
1482
1581 / 1795
Habsburgse Nederlanden
1556
1713
Spaanse Nederlanden
1581
1795
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
1795
1801
Bataafse Republiek
1801
1806
Bataafs Gemenebest
1806
1810
Koninkrijk Holland
Rijksabdij Thorn
Graafschap Horn
980 1795
Prinsbisdom
Luik
Rijksabdij
StavelotMalmedy
Hertogdom
Bouillon
1713
1795
Oostenrijkse Nederlanden
(1790
Verenigde Nederlandse Staten
1795
1804
Eerste Franse Republiek
Bourgondische tijd
142
1810
1813
Eerste Franse Keizerrijk
1804
1815
Eerste Franse Keizerrijk
1813
1815
Vorstendom der Nederlanden
1815
1830
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830
Koninkrijk der Nederlanden
1830
Koninkrijk Belgi
1815 - 1867
G-H
Luxemburg
(Duitse Bond)
1867
Groot- Hertogdom Luxemburg
De Bourgondische tijd is de periode waarin een groot deel van de Lage Landen werden geregeerd door de hertogen
van Bourgondi, die verschillende afzonderlijke gebieden bijeenvoegden en tot een grotere eenheid begonnen te
maken. Deze periode begon in 1384 en eindigde in 1482, toen de regering overging naar de vorsten uit het huis
Habsburg.
Oorsprong
Als begin van de Bourgondische Nederlanden geldt het jaar 1384, toen hertog Filips de Stoute de graafschappen
Vlaanderen en Artesi verwierf.
Filips de Stoute (1342-1404) was een prins uit de Franse koninklijke dynastie van het Huis Valois en was tevens
hertog van Bourgondi. Zijn vader was koning Jan II van Frankrijk en Filips' oudere broer was de latere Franse
koning Karel V de Wijze. Philips was in 1369 te Gent in het huwelijk getreden met Margaretha van Male, de enige
dochter en erfgename van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male, die op 30 januari 1384 overleed.
Vooral de kleinzoon van Filips de Stoute, hertog Filips de Goede (1396-1467) wist, na de moord op zijn vader Jan
zonder Vrees in 1419, meerdere gewesten te verwerven, meestal op vreedzame manier door middel van huwelijk,
erfenis of afkoop:
In 1421 het graafschap Namen door aankoop van Jan IV van Brabant
In 1430 de hertogdommen Brabant en Limburg na de dood van Filips van Saint-Pol door een besluit van de Staten
van Brabant
In 1433 de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen na afstand door Jacoba van Beieren, dochter van
graaf Willem VI, met de zogeheten Zoen van Delft
In 1432 de heerlijkheid West-Friesland, verbonden aan het Graafschap Holland
In 1443 het hertogdom Luxemburg na de dood van zijn kinderloze nicht Elisabeth van Grlitz
Filips de Goede verzekerde zich bovendien van de controle over de prinsbisdommen van Luik, Utrecht en Kamerijk.
Daarom gaf humanist en historicus Justus Lipsius hem later het epitheton: Conditor Belgii.
In 1430 stichtte Filips de Goede de exclusieve Orde van het Gulden Vlies om daarmee zijn dynastie nog meer
aanzien te verlenen. Enkele symbolen van deze orde, met name het Bourgondisch kruis en de vuurslag, zouden ook
staatkundige symbolen van de Bourgondische en later de Habsburgse Nederlanden worden.
Bourgondische tijd
Betekenis
Deze vereniging was slechts een personele unie. Elke provincie bleef een autonome landsheerlijkheid met eigen
instellingen, rechten en tradities.
De vorst regeerde de provincie met de hulp van de zogeheten Staten-Provinciaal. In deze instelling waren er drie
standen, adel, geestelijkheid en steden, vertegenwoordigd. Aanvankelijk werden zij slechts in financile zaken (innen
van belastingen) door de vorst geraadpleegd. De vorst kon evenwel ook in andere domeinen hun mening vragen.
Centraal bestuur
Ondanks regionaal verzet slaagde Filips de Goede er in een centraal bestuur uit te bouwen. Daartoe richtte hij
vooreerst, naar Frans voorbeeld, de hertogelijke hofraad op. Deze bestond uit hoge edelen en geestelijken die de
hertog adviseerden over alle belangrijke staatszaken. Ook fungeerde deze raad als hoogste hof van beroep voor alle
Bourgondische gewesten.
Om gemakkelijker zijn wil te kunnen opdringen en om tijd te winnen, liet hij de vertegenwoordigers van de
verschillende provincies samenroepen in n enkele vergadering: de Staten-Generaal (1463). Deze bestond uit
vertegenwoordigers van de Staten-Provinciaal.
In navolging van het principe vervat in de Blijde Inkomst (1356) bestond hun belangrijkste bevoegdheid in de
medezeggenschap over de inning van de belastingen, maar de zaken van algemeen belang konden ook besproken
worden. De periodiciteit van hun vergaderingen was echter onregelmatig en niet alle provincin werden op elk van
hun vergaderingen uitgenodigd. Tot het einde van de 16e eeuw hadden deze vergaderingen plaats. Daarna verloren
zij veel van hun belang en vielen hun activiteiten vrijwel volledig stil.
143
Bourgondische tijd
Maria van Bourgondi overleed in 1482 en werd opgevolgd door haar zoon Filips de Schone (1478-1506). Omdat hij
nog minderjarig was trad zijn vader Maximiliaan I van Oostenrijk op als regent. Bij zijn meerderjarigverklaring in
1494 nam Filips zelf het bewind in handen.
Filips de Schone en zijn zoon Karel V maakten nog geruime tijd aanspraak op het hertogdom en bleven daarom de
titel hertog van Bourgondi voeren. De Franse koning wist Filips bij het Verdrag van Parijs van 1498 te dwingen
afstand te doen van deze aanspraken en Karel V deed dat op zijn beurt bij de Damesvrede van Kamerijk van 1529.
144
Habsburgse Nederlanden
145
Habsburgse Nederlanden
Habsburgse Nederlanden
Personele unie van lenen van het Heilige Roomse Rijk
1482 1585/1795
(Details)
(Details)
Kaart
De Habsburgse Nederlanden (paars, in het noorden) met hertogdom en vrijgraafschap Boergondi (eveneens paars, maar zuidelijk) binnen
het keizerrijk van Karel V
Algemene gegevens
Hoofdstad
de facto: Brussel
Bevolking
ca. 3.000.000
Talen
Religie(s)
Munteenheid
Regeringsvorm
Monarchie
Dynastie
Huis Habsburg
Spaanse lijn (1556-1598)
Staatshoofd
de facto: landsheer
Plv. staatshoofd
Landvoogd
Habsburgse Nederlanden
146
Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Friesland
1024 1528
Sticht Utrecht
Groningen &
Ommelanden
1339 1543
Gelre
1384
1482
Bourgondische Nederlanden
1482
1581 / 1795
Habsburgse Nederlanden
1556
1713
Spaanse Nederlanden
1581
1795
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Rijksabdij Thorn
Graafschap Horn
980 1795
Prinsbisdom
Luik
Rijksabdij
StavelotMalmedy
Hertogdom
Bouillon
1713
1795
Oostenrijkse Nederlanden
(1790
Verenigde Nederlandse Staten
1795
1801
Bataafse Republiek
1795
1804
Eerste Franse Republiek
1801
1806
Bataafs Gemenebest
1806
1810
Koninkrijk Holland
1810
1813
Eerste Franse Keizerrijk
1804
1815
Eerste Franse Keizerrijk
1813
1815
Vorstendom der Nederlanden
1815
1830
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830
Koninkrijk der Nederlanden
1830
Koninkrijk Belgi
1815 - 1867
G-H
Luxemburg
(Duitse Bond)
1867
Groot- Hertogdom Luxemburg
De Habsburgse Nederlanden was een benaming voor de Nederlanden gedurende de tijd dat ze geregeerd werden
door vorsten uit het huis Habsburg. Deze periode begon in 1482 en eindigde voor de Noordelijke Nederlanden in
1581 en voor de Zuidelijke in 1795.
Het begrip Habsburgse Nederlanden is in twee betekenissen gebruikt. Eerst verwees het naar een periode dat alle
Nederlanden een Habsburgse landsheer hadden. Later, toen alleen nog de Zuidelijke Nederlanden onder het huis
Habsburg vielen, werd het een synoniem voor Zuidelijke Nederlanden.
Sinds het aantreden van koning Filips II van Spanje in 1555 spreekt men ook wel van de Spaanse Nederlanden.
Even, tot 1581, gold dat ook voor alle Zeventien Provincin, maar in dat jaar scheidden zich hiervan de noordelijke
provincin af. Na een gedeeltelijke Spaanse herovering werden de Zeven Verenigde Provincin bij de Vrede van
Mnster van 1648 ook internationaal als onafhankelijk erkend. Spaanse Nederlanden werd dus ook een synoniem
voor de Zuidelijke of Habsburgse Nederlanden, geregeerd door de Spaanse tak van het huis Habsburg. In 1713
vervielen zij aan de Oostenrijkse tak van het huis Habsburg en werden tot 1795 vaak Oostenrijkse Nederlanden
(Latijn: Belgium Austriacum) geheten, soms ook wel keizerlijke Nederlanden omdat de Habsburgse landsheer dan
meestal ook keizer van het Heilige Roomse Rijk was, waartoe deze landen sowieso nog behoorden. Dit werd toen
tezamen met de noordelijke Republiek door Frankrijk ingelijfd.
Habsburgse Nederlanden
Ontstaan (1482-1515)
In de 15e eeuw bestond het rijk van de Bourgondische hertogen uit twee delen: enerzijds het Hertogdom
Bourgondi, samen met het Vrijgraafschap Bourgondi, en anderzijds de Bourgondische Nederlanden, die werden
aangeduid als de "landen van herwaarts over", de landen hier, in tegenstelling tot de stamlanden, de landen ginds.
Het Hertogdom Bourgondi ging na de dood van Karel de Stoute in 1477 naar de Franse kroon, waardoor in het
huidige Frankrijk alleen nog het graafschap, de Franche Comt resteerde en het zwaartepunt naar de Nederlanden
verschoof.
De Bourgondische Nederlanden kwamen na de dood van de laatste hertogin van Bourgondi, Maria de Rijke, in
1482 aan haar zoon Filips de Schone uit het huis Habsburg. Vanwege diens minderjarigheid werden zijn taken tot
1494 echter waargenomen door zijn vader Maximiliaan I van Oostenrijk, die als regent optrad.
Filips de Schone was, in tegenstelling tot zijn vader, enkel landsheer van de Nederlanden, en kon al zijn tijd en
aandacht aan dit grondgebied besteden. Hij probeerde de Nederlanden buiten de grote oorlogen van die tijd (tussen
de Habsburgers en Frankrijk en Engeland) te houden. Ook gaf Filips de Schone meer macht aan de gewesten, zonder
daarmee concessies te doen aan de centrale macht.
Toen Filips de Schone in 1506 plotseling overleed was zijn zoon Karel nog te jong om te regeren. Keizer
Maximiliaan werd opnieuw regent van de Nederlanden, maar liet het bestuur over aan zijn dochter Margaretha van
Oostenrijk. Zij had de neiging de adel, die onder Filips de Schone veel in te brengen had, te passeren bij het nemen
van belangrijke besluiten. Hierdoor was zij niet erg populair.
In 1515 werd Karel (die later Keizer Karel V zou gaan heten), de zoon van Filips de Schone op de leeftijd van 15
jaar oud genoeg verklaard om te kunnen regeren over de Nederlanden. Toen hij in 1517 voorlopig naar Spanje
vertrok, benoemde hij zijn tante Margaretha weer tot regentes van de Nederlanden. Toen zij in 1530 overleed,
benoemde Karel V in 1531 zijn zuster Maria van Hongarije tot haar opvolger als landvoogdes. Maria van Hongarije
hield meer rekening met de wensen van de Nederlanden dan haar tante, maar kon ook autoritair optreden.
Uitbreiding (1515-1543)
De Nederlandse landsheerlijkheden die Karel V van zijn vader erfde werden de patrimoniale gewesten genoemd.
Hieraan zouden onder zijn regering een heel aantal gewesten, de niet-patrimoniale, worden toegevoegd. Als eerste
was dat de bisschopsstad Doornik, die in 1521 veroverd werd. Een jaar later werd ook Friesland definitief voor
Habsburg gewonnen, hoewel dat al sinds 1515 formeel onder hun heerschappij viel.
In de jaren daarna veroverde hertog Karel van Gelre Groningen en de Ommelanden, Overijssel en Drenthe. Hierdoor
ontstond een concurrerend machtsblok direct naast de Habsburgse Nederlanden. Mede als gevolg van een
bondgenootschap tussen Gelre en Frankrijk, de erfvijand van de Habsburgers, vonden in die jaren regelmatig
Gelderse overvallen plaats in de Habsburgse gewesten Holland en Brabant, maar ook in het vorstbisdom Utrecht. De
strijd tussen Habsburg en Gelre werd uitgevochten in de zogeheten Gelderse Oorlogen.
De stad Utrecht riep hiertegen in 1527 de hulp van Karel V in, in ruil waarvoor de bisschop in 1528 zijn wereldlijke
heerschappij over Utrecht (het Nedersticht), Overijssel (het Oversticht) en Drenthe overdroeg aan Karel V. Nadat
Gelderse en Deense troepen in 1536 Groningen binnenvielen, onderwierp ook dit gewest zich ter bescherming aan
Karel V. Bij de verdrijving van de Denen werd meteen ook Drenthe ingelijfd.
In 1539 kwam het hertogdom Gelre in handen van Willem van Gulik, die tevens hertog van Kleef was. Hierdoor was
wederom een bedreigend machtsblok langs de grenzen van de Habsburgse Nederlanden ontstaan. Wederom in het
kader van een oorlog met Frankrijk besloot Karel V ook Gulik uit te schakelen. Daartoe veroverde hij in 1543 de
stad Dren, waarna de hertog capituleerde en zijn hertogdom Gelre aan Karel V moest afstaan.
147
Habsburgse Nederlanden
1. Graafschap Artesi
2. Graafschap Vlaanderen
3. Kasselrijen Rijsel, Dowaai en Orchies (soms Rijsels-Vlaanderen genoemd)
4. Heerlijkheid Mechelen
5. Graafschap Namen
6. Graafschap Henegouwen
7. Graafschap Zeeland
8. Graafschap Holland
9. Hertogdom Brabant en Markgraafschap Antwerpen
10. Hertogdom Limburg en de Landen van Overmaas
11. Hertogdom Luxemburg
12. Heerlijkheid Friesland (sinds 1515)
13. Doornik en het Doornikse (sinds 1521)
De hierboven gevolgde opsomming staat echter niet geheel vast. Zeventien was op een gegeven moment het aantal
statenvertegenwoordigers bij de Staten-Generaal in Brussel en mede vanwege het symbolische karakter van dat getal
is men dat blijven noemen. Maar de vertegenwoordigingen konden wel eens wisselen omdat een bepaalde
heerlijkheid soms afhing van een andere. Zo hoorde Zutphen bij Gelre en Limburg bij Brabant. Anderzijds hadden
het markizaat Antwerpen, Doornik of Rijsels-Vlaanderen soms een eigen delegatie.
148
Habsburgse Nederlanden
149
Staatsinrichting
De Habsburgse Nederlanden zijn nooit een eenheidsstaat geworden, maar altijd een personele unie van formeel
zelfstandige landsheerlijkheden gebleven. De eenheid bestond in eerste instantie uit het feit dat zij allemaal dezelfde
landsheer hadden, een vorst uit het huis Habsburg. Sinds 1506 was deze tevens de koning van Spanje en Karel V was
van 1520-1556 bovendien nog Rooms-Duits keizer.
Centraal niveau
Omdat de landsheer bijna altijd afwezig was en ver weg resideerde, stelde hij een landvoogd of landvoogdes aan
voor het dagelijkse bestuur van de Nederlanden. Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk resideerde in Mechelen,
haar opvolgster Maria van Hongarije in Brussel, dat sindsdien als de hoofdstad van de Nederlanden gold.
Het ambtelijke bestuursapparaat stond onder leiding van een kanselier, die in 1505 verheven werd tot grootkanselier.
Toen in 1530 grootkanselier Mercurino di Gattinara overleed besloot Karel V echter geen opvolger meer te
benoemen. Een jaar later reorganiseerde hij de centrale bestuursinstellingen en vormde deze, naar Spaans voorbeeld,
om tot de zogeheten Collaterale Raden. Deze stonden onder leiding van de landvoogd(es) en vergaderden op vaste
dagen in Brussel. De drie collaterale raden waren:
De Geheime Raad, die was belast met binnenlandse bestuurlijke en juridische aangelegenheden, maar alleen
zelfstandig mocht besluiten wanneer de landsheer niet aanwezig was.
De Raad van State, die als adviesraad verantwoordelijk was voor staatkundige, buitenlandse en militaire
vraagstukken.
De Raad van Financin was tenslotte verantwoordelijk voor het financile beleid en het beheer van de
domeinen.
Als hoogste college van de rechterlijke macht bleef de al in de 15e eeuw opgerichte Grote Raad van Mechelen
fungeren.
Habsburgse Nederlanden
Gewestelijk niveau
In de afzonderlijke gewesten werd de landsheer vertegenwoordigd door een stadhouder, die namens hem de leiding
had over de gewestelijke bestuursorganen.
De meeste Nederlandse landsheerlijkheden kenden een dualisme van landsheer en standen. Dit betekende kort
gezegd dat de macht van de landsheer zich niet veel verder uitstrekte dan dat zijn machtigste onderdanen toelieten.
Eerst waren dat zijn leenmannen, later ook steden en geestelijkheid.
Deze drie standen waren vertegenwoordigd in de gewestelijke Staten(vergaderingen), waarin zij bijeenkwamen om
met de landsheer te overleggen, meestal wanneer deze om nieuwe belastinggelden vroeg, de zogeheten bede.
Wanneer de staten van alle afzonderlijke landsheerlijkheden gezamenlijk vergaderden, heette dat de Staten-Generaal.
Externe link
De 17 staten aanwezig bij de Staten-Generaal van 15 oktober 1555 [1] (met kaart)
Referenties
[1] http:/ / www. wazamar. org/ Nederlanden/ zeventien-prov. htm
Nederlandse Opstand
De Nederlandse Opstand of Opstand is de strijd van de Nederlandse
gewesten tegen hun landsheer, de Spaans-Habsburgse koning Filips II.
De opstand leidde uiteindelijk tot een splitsing van de Nederlanden in
de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. In het noorden werd de
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gevormd. De Zuidelijke
Nederlanden, het latere Belgi bleven onder Habsburgs bewind.
"Liever Turks dan paaps". Penning in de vorm
In de moderne geschiedschrijving is deze benaming gebruikelijker dan
van de Turkse halve maan door Geuzen gedragen
het daarbuiten bekendere begrip van de Tachtigjarige Oorlog. Waar bij
en symbool voor de calvinistische harde kern van
deze laatste veelal als beginjaar 1568 wordt aangehouden en 1648 als
de opstand tegen de rooms-katholieke landvoogd.
eindjaar, ligt dit bij de Opstand vaak anders. Als er al een beginjaar
wordt genoemd, dan is dat eerder dan 1568. De Opstand wordt ook wel gezien als de eerste fase, waarbij de periode
na het Twaalfjarig Bestand dan de Tweede Oorlog is.
Afbakening
Vooral de beginjaren tussen 1568, het jaar van de slag bij Heiligerlee en 1589, toen de Graaf van Leicester vertrok,
hadden vaak het karakter van een opstand zonder sterke centrale leiding. De Staten-Generaal zochten vervolgens
geen nieuwe landvoogd meer maar namen zelf de soevereiniteit op zich. In 1589 woedde de meer geregelde
onafhankelijksoorlog tegen Spanje volop en waren de Staten al duidelijk aan de winnende hand.
150
Nederlandse Opstand
151
Opstand of oorlog?
Door Alva is het verzet tegen de Spaanse koning Filips II getypeerd als een opstand. In 1572 bericht Lodewijk van
Nassau aan de leider van de opstand, zijn broer Willem, dat de hertog van Alva zeer verbaasd is ... dat de steden zo
in opstand komen (les villes se revoltent ainsi). In brieven, kronieken en dagboeken uit die tijd wordt gesproken over
verzet, verlatinghe, afzwering van de landsheer, etc. Ook in de latere geschiedschrijving over deze periode worden
de gebeurtenissen vanaf 1568 veelal aangeduid als 'De Opstand'. In een studie uit 2004 spreekt de geschiedkundige
Arie van Deursen over De Opstand van 1572-1584.[1]
Externe link
Website over de Opstand (Universiteit Leiden) [2]
Bronnen, noten en/of referenties
[1] Arie van Deursen, De last van veel geluk,
[2] http:/ / www. dutchrevolt. leiden. edu/ Pages/ start. aspx
Tachtigjarige Oorlog
152
Tachtigjarige Oorlog
Tachtigjarige Oorlog
Datum
1568
Locatie
Resultaat
-1648
Portaal
Tachtigjarige Oorlog
Tachtigjarige Oorlog
153
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Belgae
Romeins Belgi
Gallo-Romeinse periode
Frankisch Belgi
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Spaanse Nederlanden
Zuidelijke Nederlanden
Oostenrijkse Nederlanden
Verenigde Nederlandse Staten
Franse tijd
Nederlandse tijd
Koninkrijk Belgi
Eerste Wereldoorlog
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar deelstaat
Geschiedenis van Vlaanderen
Geschiedenis van Walloni
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Kunstgeschiedenis
Literaire geschiedenis
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Rechterlijke macht
Sociale geschiedenis
..Naar provincie
Antwerpen
Henegouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
Waals-Brabant
West-Vlaanderen
..Naar voormalige kolonin
Kolonin
Portaal
Belgi
Portaal
Geschiedenis
Tachtigjarige Oorlog
Geschiedenis van Nederland
Tijdlijn - Bibliografie
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
154
Tachtigjarige Oorlog
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen
Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen
..Naar provincie
Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal
Nederland
Geschiedenis
155
Tachtigjarige Oorlog
156
Aanloop
Particularisme
Al in de 15e eeuw had de centralisatiepolitiek van de Bourgondische
hertogen weerstand ondervonden van het stedelijk particularisme. Dit
had vooral in Vlaanderen geleid tot opstanden, zoals de Vlaamse
Opstand tegen Maximiliaan van 1482 tot 1492. De vader van
Maximiliaan, keizer Frederik III, stuurde Duitse troepen naar Gent en
Brugge, maar hierdoor sloten Brabant en de Hoeken zich aan bij de
Vlamingen. Jan III van Egmont dwong echter in juni 1489 Rotterdam
tot overgave en in juli 1492 gaf Gent zich over aan Albrecht van
Saksen.
Naast landsheer van de Habsburgse Nederlanden was keizer Karel V echter ook keizer van het Heilige Roomse Rijk.
In die hoedanigheid kwam hij door zijn expansiepolitiek in conflict met Frans I van Frankrijk. Deze Italiaanse
Oorlogen zorgden voor een toenemende belastingdruk op de rijke Nederlanden, vooral Vlaanderen. In de periode
1552 - 1556 steeg de rente in Antwerpen hierdoor bijvoorbeeld tot 48,8%, wat de economie van de Nederlanden
ondermijnde. Door deze druk van het imperium kwam Gent daarvoor al in opstand, maar in 1540 wist Karel V de
Gentse Opstand neer te slaan, waarna de privileges van de stad ontnomen werden, wat voor de andere steden een
voldoende waarschuwing was.
De oorlogen met Frankrijk werden ook uitgevochten op het grondgebied van de Nederlanden. De Gelderse Oorlogen
werden mede hierdoor gevoerd met steun van de Fransen. Dit zorgde er voor dat de Hollandse schepen constant
gekonvooieerd moesten worden door de samenwerking tussen Karel van Gelre en de Fries Grote Pier. Deze methode
van kaapvaart werd later voortgezet door de watergeuzen.
Ter bescherming tegen invallen van de hertog van Gelre onderwierp het Sticht Utrecht (ruwweg de huidige
provincies Utrecht en Overijssel omvattend) zich in 1528 en Groningen en Drenthe in 1536 aan Karel V. Ten slotte
wist Karel V na afloop van de Gelderse Oorlogen in 1543 ook Gelre onderdeel te maken van de Habsburgse
Nederlanden. Ondanks de tegenstribbelingen leek het tot n geheel smeden van de Nederlanden succes te hebben en
in 1548 kon dit middels de Transactie van Augsburg geconsolideerd worden. Alle Zeventien Provincin werden toen
opgenomen in de Bourgondische Kreits en kregen als zodanig vergaande onafhankelijkheid binnen het Heilige
Roomse Rijk.
Religie
Luther
Calvijn
Aan het eind van de 14e eeuw kwam de Moderne Devotie op. Dit was een spirituele beweging binnen de
middeleeuwse kerk die de nadruk legde op de innerlijke ontwikkeling van het individu. De beweging ontstond door
ontevredenheid over de misstanden in de kerk. Het begin lag in de IJsselstreek, van daar uit verspreidde ze zich via
handelssteden als Deventer en Zwolle over de hele wereld van de Hanze, met name in het noorden en oosten van
Tachtigjarige Oorlog
Duitsland. De Moderne Devotie zorgde voor een verandering in denken. Dit creerde een voedingsbodem voor het
bijbels humanisme - in navolging van de humanisten uit Itali - en de Reformatie, die allereerst vaste voet aan de
grond kreeg in Duitsland (Saksen). Als reactie op de Reformatie ontstond de Contrareformatie.
Het gedachtegoed van de Reformatie verspreidde zich aanvankelijk eerst door de meest verstedelijkte delen van de
Nederlanden, waaronder Doornik en Valencijn, vanwaar het zich al snel verspreidde naar Antwerpen. In 1521 werd
Luther in de kerkelijke ban gedaan, waarna hij na de Rijksdag van Worms in de rijksban gedaan werd. In 1523
vonden de eerste verbrandingen in de Nederlanden plaats toen de augustijner monniken, Jan van Essen en Hendrik
Voes, op de Grote Markt van Brussel terecht werden gesteld. Zij hadden in Antwerpen het woord van Luther
verspreid.
Ook in Duitsland vonden naar aanleiding van de Reformatie schermutselingen plaats. Dit leidde zelfs tot de
oprichting van het Schmalkaldisch Verbond in 1531, waarin Duitse protestantse vorsten ijverden voor de erkenning
van de nieuwe Duitse godsdienst, het lutheranisme. Hoewel dit aanvankelijk succesvol leek, wist de keizer in 1541
landgraaf Filips I van Hessen voor zich te winnen en later ook hertog Maurits van Saksen. Omdat de
Schmalkaldische Bond nu verlamd was, besloot de keizer het religievraagstuk met geweld op te lossen en voerde in
1546 en 1547, verbonden met de paus, Beieren en enkele protestantse vorsten de Schmalkaldische Oorlog, die de
bond verloor. Evenwel werd in 1555 de Godsdienstvrede van Augsburg getekend, die uitging van het principe cuius
regio, eius religio, van wie het land is, is ook de godsdienst. Dit hield in dat iedere rijksvorst besliste welke
godsdienst in zijn gebied opgelegd werd en dat hij daarom ook de kerkgoederen mocht beheren. De godsdienstvrede
maakte definitief en officieel een einde aan de geloofseenheid in het Heilige Roomse Rijk, waarvan feitelijk al enige
tijd geen sprake meer was.
Hoewel de oorlog en de daaropvolgende vrede niet direct te maken hadden met de Nederlanden, werd hierdoor wel
heel duidelijk dat het mogelijk was af te wijken van het rooms-katholieke geloof. Vooral in de Zuidelijke
Nederlanden kreeg het protestantisme naar de leer van Zwitserse theoloog Johannes Calvijn (calvinisme) grote
aanhang. Het lutheranisme, dat aanvankelijk sterker stond in het noorden en vooral het oosten van de Nederlanden,
werd er in de tweede helft van de 16e eeuw door verdrongen.
In 1550 vaardigde keizer Karel V in de Nederlanden het Bloedplakkaat uit. Hiermee werd het drukken, schrijven,
verspreiden en bezitten van ketterse boeken en afbeeldingen, het bijwonen van ketterse bijeenkomsten, het prediken
van een tegendraadse religie en het huisvesten van ketters, met de doodstraf en inbeslagname van alle goederen
beantwoord. Een derde van de vervolgden waren anabaptisten. Omdat ze zo sterk aan hun geloof vasthielden,
wachtte hen de brandstapel.
De lokale machthebbers, zoals de adel en de stadsbesturen, bleven weliswaar overwegend katholiek, maar stonden
een veel gematigder beleid voor om ongeregeldheden met de grote protestantse minderheid te voorkomen. Vooral in
de gewesten die ver van Brussel, sinds 1531 het regeringscentrum, gelegen waren, werd de anti-ketterijwetgeving
vrijwel niet uitgevoerd. Dit was bijvoorbeeld het geval in Friesland, waar na 1559 de wetgeving zelfs helemaal niet
meer werd toegepast. In Groningen werd het Bloedplakkaat van 1550 niet eens afgekondigd. Maar ook in
Amsterdam werd tussen 1553 en 1567 geen enkel doodvonnis uitgevoerd. In Vlaanderen echter wist de inquisiteur
Pieter Titelmans vele ketters op te pakken om deze tot de doodstraf te laten veroordelen.
In 1559 vaardigde paus Paulus IV de bul Super universas uit waarin een nieuwe bisschoppelijke indeling van de
Nederlanden werd beschreven. Dit was een bijzonder impopulair plan, omdat men verwachtte dat hiermee ook de al
bekende inquisitie vervangen zou worden door de Spaanse Inquisitie. Hierover deden gruwelijke verhalen de ronde,
die niet noodzakelijk waren gebaseerd op de realiteit, de zogenaamde zwarte legende, maar waarvan de geuzen wel
profiteerden.
157
Tachtigjarige Oorlog
158
Constitutioneel probleem
De religieuze tegenstellingen legden het constitutionele probleem
bloot: had de koning absolute macht, of moest hij samenwerken met de
hoge adel en de Staten-Generaal? De stadhouders en de hoge adel
hadden onder Karel V en zijn zuster, landvoogdes Maria van
Hongarije, veel van hun macht moeten inleveren ten bate van
ambtelijke juristen. Na het aantreden van Margaretha van Parma als
landvoogdes richtte de hoge adel, o.a. Oranje, Egmont en Horne, zich
vooral tegen haar adviseur Granvelle. Op 23 juli 1561 schreven Oranje
en Egmont hun eerste protestbrief aan Filips. Nadat er een jaar later
geen verandering was opgetreden, sloten zij zich aaneen in de Liga
tegen Granvelle. In 1563 sloot Horne zich aan bij de tweede
protestbrief. In 1564 wisten ze Granvelle weg te werken, waarna hun
invloed op de landvoogdes toenam. Hierna konden zij zich weer meer
richten op de godsdienstkwesties.
Willem van Oranje, de invloedrijkste edelman in
de Nederlanden.
Economie
Machtsoverdracht
Met de Transactie van Augsburg van 1548 had Karel V de uitbreiding van zijn bezittingen in de Nederlanden
bezegeld door de erkenning van de Zeventien Provincin als Bourgondische Kreits binnen het Heilige Roomse Rijk.
In 1549 had hij met de Pragmatieke Sanctie bepaald dat de Zeventien Provincin steeds als n geheel overgerfd
moesten worden. In 1555 droeg Karel de regering van de Nederlanden over aan zijn zoon Filips II. De meeste
vorsten bleven aan tot hun dood en mogelijk voorzag hij de oppositie tegen de onbekende Filips. Karel leunde bij
deze plechtigheid op de schouder van Willem van Oranje.
Was het onder het gezag van Karel alleen in 1554 in Antwerpen tot onlusten gekomen, onder zijn zoon zou een einde
komen aan de opgebouwde eenheid.
Tachtigjarige Oorlog
159
Tachtigjarige Oorlog
160
Eerste vijandelijkheden
Toen de calvinisten die Valencijn bezetten weigerden een
regeringsregiment binnen de muren toe te laten, werden zij op 17
september 1566 door het regeringsleger tot rebel verklaard, wat op 14
december door de regering in Brussel werd bevestigd, terwijl de
koninklijke troepen op 6 december reeds begonnen waren de stad te
belegeren. Op 27 december 1566 werden Vlaamse calvinisten en
geuzen, die trachtten Valencijn te ontzetten, uitgemoord in Wattrelos.
In januari 1567 werd Doornik door regeringstroepen belegerd en
veroverd. Oranje, Horne en Brederode weigerden intussen opnieuw de
eed van trouw af te leggen die Margaretha van alle Nederlandse edelen
Met de succesvolle belegering van het Waalse
eiste. Op 13 maart verloren de geuzen onder leiding van Jan van
Valencijn werd de eerste opstand door Spanje
Marnix de Slag bij Oosterweel, waarbij Willem van Oranje, die toen
gebroken.
nog gouverneur van Antwerpen was, verbood hulp te bieden aan de
geuzen en de stadspoorten sloot. Burgemeester Antoon Van Stralen wist een dag later het oproer in Antwerpen te
bedaren. Op 24 maart viel Valencijn, en toen de andere opstandige steden tegen mei ook heroverd waren op de
rebellen, leek de opstand voorbij[2]. Op 15 april vertrok Willem van Oranje uit Breda naar zijn geboorteplaats, het
Duitse Dillenburg, vanwaar hij later zelfs Alva zijn diensten aanbood.
Hij nodigde de edelen van de opstandige gebieden uit voor een gesprek. De meeste edelen doorzagen dat het een list
was. Op 9 september werd de op de vlucht geslagen Antoon Van Stralen opgepakt en later ter dood veroordeeld. Een
dag later werden Egmont en Horne gevangengenomen toen zij als weinigen wel op kwamen dagen bij Alva. Later
werden beiden op beschuldiging van hoogverraad door de Raad van Beroerten ter dood veroordeeld. Nadat op 1 juni
de eerste achttien edelen werden onthoofd op de Grote Markt van Brussel, volgden Horne en Egmont op 5 juni 1568,
wat tot grote onrust onder de bevolking leidde.
Tachtigjarige Oorlog
In 1568 probeerde Willem van Oranje, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, Alva te verdrijven uit Brussel.
Het ging hier nadrukkelijk om een opstand tegen Alva en niet tegen de koning. Het vers uit het Wilhelmus, dat
omstreeks deze tijd geschreven werd, herinnert hieraan: De koning van Hispanje heb ik altijd geerd. Oranje en zijn
bondgenoten deden dat jaar drie verschillende invallen. In april werd de Slag bij Dalheim door Joost de Soete
verloren. Maar de Slag bij Heiligerlee op 23 mei 1568 was de eerste overwinning van de troepen van Willem van
Oranje (aangevoerd door Lodewijk van Nassau) op die van Alva.
Er was echter nog weinig steun voor Oranje - geen enkele stad verkoos zich aan te sluiten bij de opstand. Bovendien
liet Alva op 5 juni de edelen Egmont en Horne onthoofden om het volk schrik aan te jagen, waarna hij naar het
noorden trok en Lodewijk van Nassau versloeg in de Slag bij Jemmingen. Na deze nieuwe nederlaag deed Willem
van Oranje in oktober zelf nog een inval, maar faalde om slag te leveren met Alva op het Lanakerveld, en bij
Geldenaken werd Oranje uiteindelijk verpletterend verslagen. Dit beindigde voorlopig zijn pogingen om de
Nederlanden te bevrijden, terwijl Alva de orde herstelde.
161
Tachtigjarige Oorlog
162
Tachtigjarige Oorlog
Ook Friesland schaarde zich geheel achter Oranje. Later dat jaar volgde nog de inname van steden als Mechelen,
Dendermonde en Leuven.
Door Alva werd het verzet getypeerd als een opstand, niet als een oorlog. In 1572 berichtte Lodewijk van Nassau aan
zijn broer Willem dat de hertog van Alva zeer verbaasd is ... dat de steden zo in opstand komen (les villes se
revoltent ainsi). In brieven, kronieken en dagboeken uit die tijd wordt gesproken over verzet, afzwering van de
landsheer enzovoorts.
Na de zes jaar durende harde lijn van Alva, bleek deze averechts gewerkt te hebben. De opstand was niet
neergeslagen, maar de repressie had wel gezorgd voor een groeiende onvrede onder aanvankelijk nog gematigde
onderdanen. In 1573 werd Alva dan ook teruggehaald naar Spanje. Hij werd op 17 oktober opgevolgd door de
gematigder Requesens.
Externe invloed
Voor het verloop van de Opstand was niet alleen de situatie in de Nederlanden van belang; Spanje stond in het
Middellandse Zeegebied onder druk van het Ottomaanse Rijk, dat net als Spanje in die tijd op het hoogtepunt van
zijn macht was. Een oude vriend van Willem van Oranje uit Antwerpen, de jood Josef Nasi, was adviseur geworden
van de sultan in Istanboel.[6] Toen in 1566 de Beeldenstorm Antwerpen bereikte, stuurde Sleyman I in oktober een
brief aan de vergadering te Antwerpen, waarin hij de opstandelingen financile en militaire hulp aanbood, opdat zij
samen tegen de Spanjaarden zouden strijden. Kort daarna stierf hij. De Turkse vlaggen van de Watergeuzen en hun
geuzenpenningen met de tekst 'Liever Turks dan paaps', die zij ook vanaf het jaar 1566 droegen met een Turkse
halve maan, verwijzen naar dit aanbod. In 1568 stuurde Willem van Oranje een delegatie naar de nieuwe sultan,
Selim II, om de samenwerking voort te zetten. De Turken hadden op dat moment echter al hun krachten nodig tegen
Ivan de Verschrikkelijke in de Russisch-Turkse Oorlog, die duurde tot 1570. In dat jaar wist Nasi met de hulp van
Lala Kara Mustafa Pasha Selim te bewegen Cyprus te veroveren, tegen de wil van grootvizier Mehmet Sokollu in, de
machtigste man aan het hof. Het Ottomaanse Rijk leed in 1571 een grote nederlaag in de slag bij Lepanto tegen de
Heilige Liga, die bestond uit Spanje, de republiek Veneti, de Kerkelijke Staat, de republiek Genua, Savoye en de
orde van Malta. Dat was echter geen definitieve nederlaag, want de Heilige Liga viel al in 1573 weer uiteen. In
datzelfde jaar verloren de Venetianen Cyprus aan de Ottomanen. In 1574 heroverden de Ottomanen Tunis op de
Spanjaarden. Het zou nog meer dan een eeuw duren voordat het Ottomaanse Rijk definitief tot de terugtocht werd
gedwongen. De Ottomaanse druk verhinderde Spanje zich volledig te richten op het neerslaan van de opstand in de
Nederlanden.
163
Tachtigjarige Oorlog
besloten werd de dijken door te steken. Na twee maanden, op 3 oktober 1574 stond het water rondom Leiden zo
hoog dat de Spanjaarden hun beleg moesten opgeven. De Geuzen werden op platte schuiten over het ondergelopen
land als overwinnaars binnengehaald, daarbij haring en wittebrood uitdelend aan de uitgehongerde bevolking. Tot op
de dag van vandaag wordt het ontzet zowel in Alkmaar als in Leiden jaarlijks gevierd. In Leiden werd op initiatief
van Willem van Oranje kort daarna, op 8 februari 1575, de universiteit gesticht, die overigens wel was opgedragen
aan Filips II. Deze was immers nog niet afgezworen als staatshoofd; de opstand ging in principe slechts over herstel
van geschonden autonome rechten van de provincies. Tijdens de belegering maakte predikant Adriaen Taling
bezwaar tegen de spreuk op de noodmunt, haec libertatis ergo (dit is om de vrijheid). Hij vroeg zich af waarom daar
geen haec religionis ergo (dit is om de religie) op stond. Duidelijk bleek dat er onenigheid was over het doel van de
opstand.
De Spaanse bevelhebber Don Requesens probeerde een vredesverdrag te sluiten. Om de opinie gunstig te stemmen,
schafte hij de Tiende Penning en de Raad van Beroerten af. Ook werd de opstandelingen amnestie beloofd, maar
omdat hierop weer driehonderd uitzonderingen werden gemaakt, was dit vermoedelijk geen serieus aanbod. Op 3
mei 1575 vonden in Breda onderhandelingen plaats. Hier bleek echter hoe sterk de opstand het karakter van een
godsdienstoorlog had gekregen: de onderhandelingen liepen stuk op godsdienstige eisen. Zo eisten de Spanjaarden
dat de protestanten het land zouden verlaten en eisten de opstandelingen dat alle bisschoppen zouden vertrekken. Na
het mislukken van de onderhandelingen werd de strijd in alle hevigheid voortgezet. Oudewater en Schoonhoven
werden door de Spanjaarden veroverd. In de herfst van dat jaar viel ook Zierikzee. De stad Woerden werd door de
Spanjaarden belegerd, maar door het doorsteken van de dijken werden de Spanjaarden, na elf maanden, verdreven.
164
Tachtigjarige Oorlog
165
en Valencijn. De regeringstroepen moesten zich in veel plaatsen op bevel van de nieuwe landvoogd don Juan van
Oostenrijk terugtrekken.
De Spaanse troepen begonnen zich eind april 1577 terug te trekken. Maar na enkele maanden, op 24 juli, nam Don
Juan de Citadel van Namen in, wat een breuk met het edict was. Het begon ernaar uit te zien dat er geen vreedzame
oplossing zou komen en op 31 augustus beval Filips II bovendien dat de Spaanse troepen terug moesten keren naar
de Nederlanden.
Willem van Oranje liet zich op 24 september 1577 triomfantelijk binnenhalen in Brussel, om het volk zijn steun te
betuigen tegen de Spanjaarden. Dit was een vrij revolutionaire daad, maar het volk steunde hem en bood hem zelfs
de titel 'Ruwaard van Brabant' aan, die vroeger werd gegeven aan een plaatsvervanger van de hertog, als deze niet in
staat bleek (goed) te regeren.
De Staten-Generaal moesten snel vergaderen over wat te doen tegen het nieuwe offensief van Don Juan, maar dat
was niet gemakkelijk: men was onderling vooral verdeeld over godsdienstige kwesties, en het vormen van n
gezamenlijk leger ging uiterst moeizaam. Op 28 oktober vond er bovendien een staatsgreep van radicale calvinisten
plaats in Gent, die begonnen aan gewelddadige bekeringen onder de bevolking, wat katholieken en gematigde
protestanten afschrikte en het Willem van Oranje nog moeilijker maakte eenheid te smeden.
In januari 1578 kwam Alexander Farnese, zoon van
Margaretha van Parma en de latere hertog van Parma, met
verse troepen Don Juan ondersteunen. Op 31 januari behaalde
Farnese een verpletterende overwinning op het Staatse leger
in de Slag bij Gembloers, ten zuidoosten van Brussel. Na de
slag werd Leuven ingenomen. Hierdoor werden de
Staten-Generaal nog verder verdeeld tussen voor- en
tegenstanders van de opstand.
Gembloers was een grote Spaanse overwinning die de
rebellen diep verdeelde.
Tachtigjarige Oorlog
166
als landvoogd, maar stelden in zijn plaats de aartshertog Matthias van Oostenrijk, neef van Filips II, aan. Dit was
tegen de zin van Filips II, voor wie Don Juan nog gewoon landvoogd was. Matthias van Oostenrijk was nog erg jong
en politiek onervaren, zodat hij in de praktijk weinig in te brengen had tegen Willem van Oranje. In de volksmond
werd hij spottend de griffier van de prins genoemd. De Spaanse troepen bedreigden Brussel en de Staten-Generaal
besloten zich terug te trekken naar Antwerpen. Op 1 oktober 1578 overleed Don Juan in zijn legerkamp nabij Namen
op 33-jarige leeftijd aan tyfus, nadat hij Farnese aangewezen had als zijn opvolger.
Intussen werd in op 26 mei 1578 in Amsterdam de Alteratie ingevoerd, waarmee de katholieke stadsregering werd
afgezet. Amsterdam was in 1578 een belangrijke stad die nog niet tot de prins was overgegaan. De oorlog was
kostbaar en een aantal steden dreigde af te haken. Tijdens de Satisfactie verzoende de stad zich met de overige steden
van Holland.
Op 23 januari 1579 tekenden Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en de Ommelanden een eigen verdrag, de Unie
van Utrecht. In de daaropvolgende maanden sloten ook de andere noordelijke provincies en veel steden in Brabant
en Vlaanderen zich daarbij aan. Gent, Brussel en Antwerpen werden bestuurd door "calvinistische republieken".
Willem van Oranje was aanvankelijk tegen deze Unie, omdat het in feite een afscheuring was en hij nog altijd
geloofde in een verenigd Nederland. Feitelijk vielen ook de Staten-Generaal uiteen in een noordelijke ("Utrechtse")
en een zuidelijke ("Atrechtse") vergadering. Op 3 mei 1579 ondertekende Willem echter een steunverklaring aan de
Unie van Utrecht. Deze wordt gezien als de oprichting van de Verenigde Provincin, die overigens pas na de Vrede
van Mnster op 15 mei 1648 internationaal werd erkend.
Tachtigjarige Oorlog
167
Vredesoverleg in Keulen
Op uitnodiging van keizer Rudolf II
begonnen
in
mei
1579
vredesonderhandelingen in Keulen. De
Spanjaarden eisten dat de protestanten zich
terugtrokken uit de Nederlanden en dat de
politieke situatie van vr 1559 werd
hersteld. Van de kant van de koning
verwachtte men niet dat de opstandelingen
hierop in zouden gaan, maar hoopte men
hen op het slagveld te dwingen. Parma
veroverde intussen in juni 1579 Maastricht,
en de stadhouder van Groningen, Friesland
en Drenthe, de graaf van Rennenberg, sloot
zich in 1580 weer aan bij de koning.
Hiermee gingen Coevorden, Groningen,
Grol en het toch al weerspannige katholieke
Oldenzaal verloren. Alleen in Friesland
konden de opstandelingen hun posities
behouden. Toen Rennenberg in 1581
overleed, werd hij vervangen door de
Spanjaard Francisco Verdugo.
Gesteund door deze militaire successen
besloot Filips II zich te richten op de oorlog
tegen Portugal. Hij liet Willem van Oranje
op 15 juni 1580 vogelvrij verklaren: hiermee
raakte Willem van Oranje definitief
vervreemd van de Spaanse troon. Op 13
december bood Oranje daarop zijn Apologie
aan de Staten-Generaal aan, waarin hij zich
voor het eerst openlijk afzet tegen Filips II
in plaats van tegen diens landvoogd.
Tachtigjarige Oorlog
Zie Parma's negen jaren voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Oranje vermoord
Op 10 juni overleed de hertog van Anjou. Voor de Staten-Generaal en Willem van Oranje was dit een reden om
opnieuw met Frankrijk te onderhandelen over steun in de strijd. Frankrijk ging daar echter niet op in, en de moord op
Willem van Oranje op 10 juli 1584 door Balthasar Gerards maakte definitief een einde aan de gesprekken.
Bovendien verloor de opstand met zijn dood haar leider. Maurits van Nassau, zijn 16-jarige oudste in Nederland
verblijvende zoon, was wel zijn beoogde opvolger als stadhouder, maar speelde in het begin nog nauwelijks een rol.
168
Tachtigjarige Oorlog
169
Engelse steun
Op 14 augustus 1585 weigerde de Engelse koningin Elizabeth de soevereiniteit over de Nederlanden te aanvaarden,
omdat de relaties met Spanje toch al slecht genoeg waren, maar ze beloofde wel graaf van Leicester met een
troepenmacht van 6000 man naar de Nederlanden te sturen. Leicester kwam in december 1585 in Vlissingen aan.
Even voordien, in november 1585, was Willem van Oranjes tweede zoon, graaf Maurits van Nassau, op 18-jarige
leeftijd benoemd tot stadhouder van Holland en Zeeland. Op 4 februari 1586 liet Leicester zich uitroepen tot
landvoogd en kapitein-generaal van de Nederlanden, maar Elizabeth gelastte hem die titel op te geven omdat zij de al
aan de gang zijnde Spaans-Engelse Oorlog (1585-1604) niet verder wilde laten escaleren. Vanaf februari 1586
regelde Johan van Oldenbarnevelt, landsadvocaat van Holland, de interne zaken binnen de Unie van Utrecht. Graaf
Leicester behield de leiding over de militaire operaties. Maar de Engelse militaire steun was halfslachtig: twee
Engelse officieren, William Stanley en Rowland York, gaven Deventer en de schans voor Zutphen over aan de
Spanjaarden. Ook Sluis viel in Spaanse handen, al kon graaf Maurits, met zijn eerste krijgsdaad, Axel op 17 juli
1586 op de Spanjaarden veroveren. Leicester bleek echter op last van koningin Elizabeth op een vrede met Spanje
aan te sturen. In december 1587 werd hij gedwongen te vertrekken.
Tachtigjarige Oorlog
170
Tachtigjarige Oorlog
171
Na de nodige tegenslagen volgde een periode waarin de situatie
voor de Republiek sterk verbeterde, door Fruin de Tien jaren
genoemd. De Nederlandse Opstand ontwikkelde van vrijwel
hopeloos in 1588 tot vrijwel gewonnen in 1598. Deels was deze
ontwikkeling toe te schrijven aan internationale factoren zoals de
Spaanse inmenging in de Franse Hugenotenoorlogen, deels echter
ook aan de politieke bekwaamheid van Johan van Oldenbarnevelt
en de militaire bekwaamheid van Maurits van Nassau.
In Frankrijk was een strijd gaande tussen de protestantse koning
Hendrik van Navarre en de katholieke Liga, die een katholieke
vorst op de Franse troon wilde. Filips II steunde de Liga om het
katholicisme in Europa te beschermen. Dit vond hij belangrijker
dan de strijd tegen de opstandige Nederlanders, daarom gaf hij de
hertog van Parma vanaf 1590 driemaal de opdracht Frankrijk
binnen te vallen. Hierdoor kon die zijn succesvolle activiteiten in
het noorden niet voortzetten. Strijd leveren op twee fronten was
voor de regering in Brussel financieel niet haalbaar.
De provincies hadden in 1588 de Engelse gouverneur-generaal Leicester afgezworen en waren voor het eerst
helemaal onafhankelijk. Dus toen de kans er lag iets te ondernemen waren de provincies nog terughoudend. De
verovering van Breda door troepen via een turfschip de stad binnen te smokkelen, bracht de overtuiging van de eigen
kracht. Plannen werden voorbereid en de financin verhoogd voor het voeren van een offensieve oorlog. De
Republiek was omsingeld met steden in het oosten, noorden en zuiden die in Spaanse handen waren. Daarom zag
iedere provincie graag de steden veroverd worden in of dichtbij zijn provincie. Van Oldenbarnevelt kon iedereen
overtuigen, het eigen belang opzij te zetten en eerst de steden in Gelderland en Overijssel te veroveren, omdat die
een grote dreiging voor het hart van de Republiek vormde. Daarna zou het mogelijk zijn in het noorden en in het
zuiden door te pakken. Zo geschiedde en de jonge republiek boekte hierop een reeks militaire successen. In 1591
begon Maurits een veldtocht in het oosten van het land. Hij veroverde achtereenvolgens Zutphen, Deventer, Delfzijl,
Hulst en Nijmegen. In 1592 werden in het noorden Steenwijk en Coevorden heroverd.
Inmiddels was de hertog van Parma overleden op 6 december 1592. In het katholieke Zuiden volgde daarop een
periode met niet minder dan 40 muiterijen. Omdat Filips II ook zijn eigen einde voelde naderen, liet hij zijn dochter
Isabella trouwen met haar neef Albrecht van Oostenrijk om samen over de Nederlanden te regeren. In 1598 werd
door Spanje een poging ondernomen om de gewesten te verenigen, maar de Noordelijken kwamen niet opdagen bij
de Statenvergadering in Brussel. Op 13 september van datzelfde jaar overleed Filips II en werd in het Zuid-Europese
deel van zijn rijk opgevolgd door zijn niet al te bekwame zoon Filips III. De Spaanse macht was over zijn
hoogtepunt heen. In 1593 volgde de inname van het Brabantse Geertruidenberg, in 1594 vond de 'reductie' van het
hele gewest Groningen plaats. In 1597 vond Maurits' veldtocht plaats. In het oosten werden Rijnberk, Meurs, Grol
(nu Groenlo), Bredevoort, Enschede, Ootmarsum, Oldenzaal en Lingen ingenomen. Maurits' overwinningen
betekenden een enorme opsteker voor de Republiek. Er werd gesproken over 'het sluiten van de Tuin van de
Republiek'.
Tachtigjarige Oorlog
Na de Negen jaren van Parma in Spaans voordeel, gevolgd door Tien jaren waarin Maurits en Willem Lodewijk het
tij van de oorlog keerden, kwamen de 'Elf jaren', waarin noch de staatsen, noch de Spanjaarden de overhand wisten
te krijgen. De beide kampen hadden wisselend succes, en na elf jaren vergeefs geprobeerd te hebben de ander te
overwinnen, kwam men in 1609 het Twaalfjarig Bestand overeen.
In juni 1600 besloten de (Noordelijke) Staten-Generaal, waar Johan
van Oldenbarnevelt grote invloed had, dat Duinkerke aan de Vlaamse
kust moest worden ingenomen: het was een uitvalsbasis van de
Duinkerker kapers, die de handelsvloot regelmatig grote schade
toebrachten. Het doel lag ver in vijandelijk gebied, maar de kans lag er
doordat het leger van de Zuidelijke Nederlanden geteisterd werd door
muiterijen. Maurits was, evenals Willem Lodewijk, fel tegen deze
aanval diep, omdat het risico groot was dat afgesneden zou worden,
De slag bij Nieuwpoort in 1600 werd gewonnen
maar voerde het plan toch uit. Onderweg naar Nieuwpoort werd het
door Maurits.
leger van Maurits verrast door een Spaans leger, dat snel door de
aartshertog op pad gestuurd was. De daarop volgende slag bij
Nieuwpoort werd gewonnen door Maurits. Een ramp voor de Republiek werd zodoende voorkomen, maar achteraf
was het leger dermate verzwakt, dat Duinkerke buiten bereik was geraakt. Na een 11 dagen durend vergeefs beleg
van Nieuwpoort werd het risico van de komst van een nieuw ontzettingsleger te groot geacht en Maurits keerde terug
naar huis. De verstandhouding tussen de politieke leider Van Oldenbarnevelt en de jonge militaire leider Maurits was
van toen af behoorlijk verstoord.
In de jaren na Nieuwpoort bepaalde Maurits grotendeels de
oorlogsvoering, hoewel regelmatig bijgestuurd door de Staten.
Oostende, de enige stad dieper in Vlaanderen in Staatse handen was
voor Albrecht het doel. Zodoende kreeg Maurits ruimte om andere
plaatsen te belegeren zoals Rijnberk en Grave in 1601 en 1602. Twee
maal probeerde hij zonder succes Den Bosch te veroveren en in 1604
overwon hij Aardenburg en Sluis. Zijn aanvallen hadden ook als doel
Albrecht met zijn leger weg te lokken van Oostende, maar hij bleek
Het beleg van Oostende, een stad die gold als een
vastberaden. Sinds 1601 werden de Spaanse legers aangevoerd door
doorn in het Spaanse Vlaanderen, en na drie jaar
Ambrogio Spinola, een Genuese bankier en die ook een kundige
werd veroverd door Ambrogio Spinola.
veldheer bleek te zijn. Het beleg van Oostende was kostbaar en
langdurig, want vanuit zee kon de stad steeds bevoorraad worden. Pas na drie jaar werd de stad in 1604 ingenomen.
Volkomen onverwacht stootte Spinola hierna met zijn snelle leger door de verdedigingsgordel van de Republiek
tijdens zijn veldtocht om in de Graafschap en Twente de steden Lochem, Rijnberk, Groenlo en Oldenzaal in te
nemen. Vanwege een tekort aan financin bleef het hierbij. Daardoor kreeg Maurits de gelegenheid gebied in de
Achterhoek te heroveren. Veel kon hij niet doen, want ook de Republiek had te maken met financile problemen.
Op zee had de Republiek echter weinig meer te vrezen van Spanje. Op 25 april 1607 vernielden Nederlandse
oorlogsschepen onder leiding van Jacob van Heemskerck een Spaanse vloot, nog gedeeltelijk in aanbouw in de
haven van Cdiz. Deze zeeslag staat bekend als de Zeeslag bij Gibraltar.
De ontstane patstelling leidde tot vredesbesprekingen in Den Haag. Spinola zelf kwam hiervoor naar Den Haag. Er
kon geen overeenstemming worden bereikt over definitieve vrede, maar wel werd op 9 april 1609 in Antwerpen
besloten tot een bestand, dat uiteindelijk twaalf jaar zou duren. Maurits was hier zeer op tegen omdat volgens hem de
Spanjaarden hun leger weer konden herstellen en opnieuw op kon bouwen. De Hollandse regenten stemden voor
172
Tachtigjarige Oorlog
173
Tachtigjarige Oorlog
174
Hierna kwam steeds meer gebied in handen van de Republiek. In 1632 liepen hoge Zuid-Nederlandse edelen over,
waarna Frederik Hendrik zijn Veldtocht langs de Maas begon, waarin hij vrijwel probleemloos Roermond en Venlo
in kon nemen. Maastricht werd na een belegering in datzelfde jaar ingenomen. Ernst Casimir overleed bij het beleg
van Roermond. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Hendrik Casimir I.
Tachtigjarige Oorlog
Spaans tegenoffensief
In 1637 werd het leger van Frederik Hendrik verslagen bij het
Zeeuws-Vlaamse Hulst, waarna hij Breda belegerde. Don Ferdinand
begon een campagne in Limburg en veroverde op 7 augustus 1637
Venlo en op 4 september Roermond. Ook heroverde hij enkele steden
op de Fransen. Hij kon echter niet voorkomen dat Breda werd
ingenomen door Frederik Hendrik. Op 20 juni 1638 probeerde een
leger onder leiding van Willem van Nassau Antwerpen te veroveren:
het leger werd echter door de Spanjaarden verpletterend verslagen in
de slag bij Kallo of Calloo.
De Staatse vloot bij Duins.
De Spanjaarden ondernamen vervolgens een tweede poging om met
een armada de zeemacht van de Republiek te breken. Op deze tweede
armada behaalde Maarten Harpertszoon Tromp vermoedelijk zijn grootste overwinning, in de Zeeslag bij Duins,
vlak onder de Engelse zuidkust. In 1640 trachtte men het Zeeuws-Vlaamse Hulst alsnog te veroveren op de
Spanjaarden (slag bij Hulst). Hendrik Casimir I sneuvelde echter bij de slag en de Spanjaarden hielden stand. Pas in
1645 werd Hulst door de Staatse troepen ingenomen. Hendrik Casimir werd door zijn broer Willem Frederik
opgevolgd als stadhouder van de noordelijke gewesten. Ook op een ander front leed Spanje een gevoelige nederlaag:
Portugal werd onafhankelijk.
175
Tachtigjarige Oorlog
176
Tachtigjarige Oorlog
geenszins het keerpunt van de oorlog was, dat pas in 1588 kwam met de oprichting van de Republiek en de
nederlaag van de Spaanse Armada, en na de Tien jaren daarna pas de Opstand (althans voor het Noorden) vrijwel
gewonnen was.[7]
Volgens de gereformeerde antirevolutionaire Guillaume Groen van Prinsterer ging de Opstand om hoe door Gods
leiding het Nederlandse volk onder het huis Oranje-Nassau zijn vrijheid wist te verwerven. Dit kwam het duidelijkst
naar voren in zijn Handboek der geschiedenis van het vaderland (1846).[8]
De door Rankes historisme en Mills liberalisme benvloede Fruin, die als eerste de leerstoel vaderlandse
geschiedenis van de Universiteit Leiden bekleedde, betrachtte een wetenschappelijke benadering van de Opstand, in
tegenstelling tot de louter verhalende geschiedenis die tot dan toe gebruikelijk was. Fruin richtte zich daarbij
hoofdzakelijk op twee perioden: Tien jaren uit den Tachtigjarigen Oorlog (1857) over 1588-1598 en Het voorspel
van de Tachtigjarigen Oorlog (1859) over 1555-1568. In zijn werk is aanvankelijk wel enige staatsgezindheid te
merken, later daarentegen orangisme.[9]
De eveneens liberale Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het
onderzoek door het opzetten van het Rijksarchief. Ook gaf in 1859 zijn vertaling van The Rise of the Dutch Republic
(1856) van de Amerikaanse puriteinse historicus John Lothrop Motley een flinke impuls aan de discussie.[10]
Het katholieke antwoord op de protestantse en liberale geschiedschrijving kwam van Willem Jan Frans Nuyens, die
stelde dat ook katholieken goede vaderlanders konden zijn en velen van hen ook meevochten tegen de Spanjaarden
tijdens de Opstand. Nuyens werk Geschiedenis der Nederlandsche Beroerten in de XVIe eeuw (Amsterdam,
1865-70, 8 delen) was belangrijk voor het (her)vinden van de rol van de Nederlandse katholieken in de Opstand en
daarmee in de Nederlandse staat en droeg bij aan hun emancipatie.
De sociaaldemocratische Pieter Geijl bracht begin 20e eeuw een vernieuwende visie op de Opstand, door te stellen
dat deze inging tegen de logische loop der geschiedenis, waarin uiteindelijk elk volk zijn eigen staat zou moeten
kunnen vestigen, terwijl dit voor een deel van wat Geijl zag als de Nederlandse stam, namelijk het zuidelijke oftewel
de Vlamingen, niet opging. Geyl meende dat de Republiek door had moeten vechten om ook de Nederlandstalige
gewesten van het latere Belgi te veroveren, die in de jaren 1579-1585(-1604) verloren waren gegaan, zodat er een
Dietse volksstaat zich had kunnen vestigen. Hij pleitte in de Groot-Nederlandse gedachte (1925, 1930) om de tijdens
de Opstand verloren gegane Vlaams-Nederlandse eenheid te herstellen. Daarvoor moest de geschiedenis worden
herschreven in Groot-Nederlandse zin, en Geijl trachtte dat in zijn werk Geschiedenis van de Nederlandsche Stam
(1939-1962), waarin hij echter niet verder kwam dan het jaar 1798.[11]
De discussie over de Opstand gaat tot op de dag van vandaag voort.
Noten
In de traditionele geschiedschrijving geldt de Slag bij Heiligerlee (23 mei 1568) als "officieel" startpunt van de
oorlog. Sommigen menen echter dat eerdere krijgshandelingen, zoals de Slag bij Dalheim (23 april 1568), de Slag
bij Oosterweel (13 maart 1567), het Beleg van Valencijn (december 1566-maart 1567) of zelfs de Beeldenstorm
(vanaf 10 augustus 1566) als het eigenlijke begin moeten worden gezien.
[2] Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. Tachtigjarige Oorlog. Microsoft Corporation/Het
Spectrum.
[3] De bijnaam ijzeren hertog verkreeg Alva doordat hij na de slag bij Jemmingen de op Lodewijk van Nassau
buitgemaakte kanonnen liet omsmelten tot een ijzeren standbeeld van zichzelf, dat hij in Antwerpen liet plaatsen.
[4] dutchrevolt, Willem van Oranje roept op tot verzet (http:/ / dutchrevolt. leidenuniv. nl/ Nederlands/ bronnen/ 1572 04 14 ned.
[1]
htm)
isgeschiedenis.nl Martijn Boere Bloedbad van Naarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog (http://www.isgeschiedenis.
december 2011
[6] Mehmet Bulut. Ottoman-Dutch Economic Relations in the Early Modern Period 1571-1699, Uitgeverij Verloren,
Hilversum 2001
[7] , Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog, 1588-1598 (tweede uitgave 1861), 1. Amsterdam: Gebhard & Co.
[8] Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. Groen van Prinsterer, Guillaume. Microsoft
Corporation/Het Spectrum.
[5]
177
Tachtigjarige Oorlog
178
Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. Fruin, Robert Jacobus. Microsoft Corporation/Het
Spectrum.
[10] De werken van J.L. Motley, vertaald door Bakhuizen van den Brink, op dbnl.org (http:/ / www. dbnl. org/ auteurs/
[9]
auteur. php?id=motl001)
[11] Encarta-encyclopedie
Winkler Prins (1993-2002) s.v. Geyl, Pieter Catharinus Arie. Microsoft Corporation/Het
Spectrum
Literatuur
Groenveld, S. ... [et al.]. De Tachtigjarige Oorlog : opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560-1650) /
Zutphen : Walburg Pers, cop. 2008. - 432 p. : ill. ; 31 cm. Oorspr. uitg. in 2 dl. o.d.t.: De kogel door de kerk? : de
opstand in de Nederlanden 1559-1609. - 1983, en De bruid in de schuit : de consolidatie van de Republiek
1609-1650. - 1985. - Met index, lit. opg. ISBN 90-5730-537-2 geb. ISBN 978-90-5730-537-5 geb.
Deursen, A. Th. De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702 ISBN 9035126270 (eerste
uitgave 2004)
Fruin, R. Het voorspel van de 80-jarige oorlog (eerste uitgave 1859)
Fruin, R. Tien Jaren uit de 80-jarige oorlog 1588-1598 (eerste uitgave 1857)
Graaf, R. de, Oorlog, mijn arme schapen. Een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog, 1565-1648 ISBN
9051942729 (eerste uitgave november 2004)
Israel, J.I. De Republiek 1477-1806, Franeker 1996 (vertaling van The Dutch Republic: its rise, greatness and fall
1477-1806, Oxford 1995)
Presser, J. e.a. De Tachtigjarige Oorlog (twee delen) (eerste uitgave 1941, maar niet onder de naam Presser in
verband met zijn Jood-zijn)
Briels, J. Zuid-Nederlanders in de Republiek 1572 - 1630. Een demografische en cultuurhistorische studie ISBN
90 6467 062 5
De Tachtigjarige Oorlog (http://dutchrevolt.leidenuniv.nl), Universiteit Leiden
Bronnen die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Thema:Tachtigjarige Oorlog op Wikisource
Tachtigjarige Oorlog
Elf jaren Nieuwpoort Rijnberk (1601) Oostende Sluis Spinola 1605-1606 (Oldenzaal (1605) Lingen (1605) Bergen op Zoom (1605)
strijd: Mlheim Wachtendonk Kasteel Krakau Bredevoort (1606) Berkumerbrug Grol (1606/I) Rijnberk (1606) Lochem (1606)
Grol (1606/II) Gibraltar
Twaalfjarig
Bestand
Eindstrijd: Gulik 1621-1622 Steenbergen (1622) Bergen op Zoom (1622) Veluwe 1624 Breda (1624-1625) Oldenzaal (1626) Grol
(1627) Baai van Matanzas 's-Hertogenbosch (1629) Veluwe 1629 Wesel (1629) Veldtocht langs de Maas (Venlo (1632)
Roermond (1632) Maastricht (1632)) Rijnberk Philippine Schenkenschans Breda (1637) Venlo (1637) Kallo Duins
Sint-Vincent Hulst (1645) Antwerpen (1646) Venlo (1646) Puerto de Cavite
179
180
(Details)
(Details)
Motto
Concordia res parvae crescunt
(Eendracht maakt macht)
Kaart
Algemene gegevens
Hoofdstad
Geen
De facto Den Haag
Bevolking
1.500.000
Talen
Nederlands
Minderheidstalen: Nedersaksisch, Fries
Religie(s)
Munteenheid
Gulden
Regering
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen
181
182
Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen
..Naar provincie
Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal
Nederland
Geschiedenis
Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Friesland
1024 1528
Sticht Utrecht
Groningen &
Ommelanden
1339 1543
Gelre
1384
1482
Bourgondische Nederlanden
1482
1581 / 1795
Habsburgse Nederlanden
1556
1713
Spaanse Nederlanden
1581
1795
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
1795
1801
Bataafse Republiek
1801
1806
Bataafs Gemenebest
1806
1810
Koninkrijk Holland
Rijksabdij Thorn
Graafschap Horn
980 1795
Prinsbisdom
Luik
Rijksabdij
StavelotMalmedy
Hertogdom
Bouillon
1713
1795
Oostenrijkse Nederlanden
(1790
Verenigde Nederlandse Staten
1795
1804
Eerste Franse Republiek
183
1810
1813
Eerste Franse Keizerrijk
1804
1815
Eerste Franse Keizerrijk
1813
1815
Vorstendom der Nederlanden
1815
1830
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830
Koninkrijk der Nederlanden
1830
Koninkrijk Belgi
1815 - 1867
G-H
Luxemburg
(Duitse Bond)
1867
Groot- Hertogdom Luxemburg
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, ook wel 'De Verenigde Provincin', Latijn: Belgica Foederata,
was de naam van de republiek die bij gebrek aan een geschikte landsheer, in 1588 (tijdens de Tachtigjarige Oorlog)
ontstond op het grondgebied van wat nu ongeveer Nederland is. Deze kleine republiek verwierf in de 17e eeuw
(bijgenaamd de Gouden Eeuw) grote politieke, maar vooral economische macht. Zij speelde geruime tijd een
hoofdrol op het wereldtoneel. Het einde kwam met de inval van de Franse troepen in 1794 - 1795, al was de
neergang al lang daarvoor begonnen.
Context
Opmerkelijk in de kleine Republiek - die nooit meer dan 2,5 miljoen inwoners telde - was het succes van de
Nederlandse wereldhandel (VOC en WIC), de grote militaire successen tegenover ogenschijnlijk veel sterkere
machten zoals Spanje en Engeland en de verovering van Indi (Indonesi), de enorme vloot (met 2000 schepen
groter dan die van Engeland en Frankrijk samen), en de evenzeer ongevenaarde bloei van schilderkunst (Rembrandt
en vele anderen) en wetenschappen (Hugo de Groot bijvoorbeeld) gepaard gaand met voor die tijd grote geestelijke
vrijheid.
Na de afsluiting van de Schelde in 1585 vestigden veel stedelingen uit de Zuidelijke Nederlanden zich voornamelijk
in Amsterdam, Middelburg, Leiden en Haarlem. In Amsterdam en Middelburg sprak een derde van de bevolking in
die tijd met een Antwerpse tongval. In Leiden en Haarlem werd, in verband met de lakenindustrie, ook veel
West-Vlaams en Frans gesproken. Naast de grote instroom van Zuid-Nederlanders was er sprake van een ongekende
immigratie, uit o.a. Westfalen, Frankrijk en Portugal, waardoor in het begin van de 17e eeuw een derde van de
bewoners uit de Zuidelijke Nederlanden kwam of van buitenlandse afkomst was. In sommige steden zoals Leiden
was dat op een bepaald moment zelfs ruim de helft van alle inwoners.
Tussen 1525 en 1675 steeg de stedelijke bevolking van de Noordelijke Nederlanden van 300.000 tot 815.000. Rond
1600 telden de vijf grootste steden (meer dan 20.000 inwoners; Amsterdam, Leiden, Haarlem, Utrecht en
Middelburg) samen ca. 160.000 inwoners. In 1675 waren de grootste steden (meer dan 25.000 inwoners) Amsterdam
(ruim 200.000), Leiden (ca. 65.000), Rotterdam (ca. 45.000), Haarlem (ca. 37.000), Middelburg (ruim 27.000) en
Utrecht (ruim 25.000).
Tussen 1514 en 1680 groeide de bevolking van het gewest Holland van ongeveer 275.000 naar 883.000 personen,
waarvan het merendeel in de 19 steden. In de volgende eeuw nam de bevolking daarna langzaam af tot ca. 783.000
(ca. 1750 bereikt, daarna stabiel tot het einde van de 18e eeuw). In de periode tot 1800 was er tevens sprake van een
sterfte-overschot van ongeveer 800.000 personen en emigreerden bovendien 250.000 mensen naar het buitenland.
Berekend is dat ongeveer 1,4 miljoen mensen in die periode naar de steden getrokken zijn, waarvan 1,2 miljoen door
immigratie.[1]
Geschiedenis
Voorgeschiedenis
De Nederlanden onder de Bourgondirs en Habsburgers
Een groot deel van de Nederlanden behoorde in de tweede helft van de
15e eeuw door vererving en verovering aan de Bourgondirs. Van alle
gewesten waren het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen
veruit de belangrijkste van de Nederlanden. Ze hadden de grootste
bevolking en waren vergeleken met de rest van de Nederlanden
economisch het meest ontwikkeld. Vergeleken met de rest van Europa
werd de economische macht alleen door Noord-Itali gevenaard. Het
graafschap Holland stelde in de 15e eeuw nog weinig voor. Het had
weinig export en moest het vooral hebben van de scheepvaart en
visserij. Ook de steden in Holland waren met ongeveer 10.000
inwoners klein vergeleken met de steden in de zuidelijke Nederlanden.
Een groot verschil was dat in Vlaanderen en Brabant de rijkdom en
De Bourgondische Kreits binnen het Heilige
Roomse Rijk na de Transactie van Augsburg in
bevolking waren geconcentreerd in een klein aantal steden. In Holland
1555.
was er niet echt sprake van een concentratie, maar was het juist
gespreid door een groot aantal kleine steden. Het percentage dat in
Holland in de stad woonde was met 45% groter dan in Vlaanderen (36%) en Brabant (31%).[2] De steden in Holland
kenden in tegenstelling tot de andere gewesten weinig autonomie, waardoor zij gedwongen waren samen te
werken.[3]
De zuidelijke gewesten kregen door hun belang meer aandacht van de Bourgondische hertogen dan de noordelijke.
Zo was het hof van de hertog in het zuiden gevestigd en ook de eerste universiteit werd in het zuiden gevestigd. De
hertog vond het vooral belangrijk dat het rustig was in het noorden en dat de gewesten belasting afdroegen. Toen
Holland een conflict kreeg met het Hanzeverbond konden zij dan ook niet op steun rekenen van de hertog of van de
twee machtige gewesten Vlaanderen en Brabant. Om die reden namen de Staten van Holland het heft toen in eigen
hand en ondernam men een expeditie tegen Lbeck en haar bondgenoten.[4]
Tijdens de regering van Karel de Stoute werd het bestuur van de Nederlanden tot ongenoegen van de gewesten meer
gecentraliseerd, werd het leger uitgebreid en werden de belastingen verhoogd. Na zijn dood kwam Vlaanderen in
opstand tegen de opvolger Maria en werd het Groot Privilege in 1477 afgedwongen, waarin de rechten van de
gewesten beschreven stonden.[5] Maria trouwde met de Habsburger Maximiliaan waarmee de Nederlanden
overgingen naar het huis van de Habsburgers. Na de dood van Maria deed Maximiliaan er alles aan om het Groot
Privilege af te schaffen, dit tot groot ongenoegen van de gewesten die opnieuw in opstand kwamen. Door militair
ingrijpen werd deze grote opstand gebroken.
Na de mislukte opstand probeerden de Habsburgers van de zeventien Nederlandse gewesten een eenheid te smeden
met als hoofdstad het zuidelijk gelegen Brussel. Van deze gewesten waren Vlaanderen, Brabant en Holland, dat
vanaf de 16e eeuw economisch hard groeide, veruit de belangrijkste en zij brachten gezamenlijk dan ook 75% van de
belastingen op. De overige 14 gewesten zorgen voor de resterende 25%. De noordelijke buitengewesten moesten
gereorganiseerd worden en dat werd gedaan met financile middelen uit Holland.[6] Holland probeerde al langere tijd
haar invloed op de noordoostelijke gewesten te vergroten. Dit in tegenstelling tot Brabant en Vlaanderen die zich
niet bemoeiden met de gewesten boven de grote rivieren. De onderlinge contacten tussen de noordelijke gewesten en
Holland waren, onder andere vanwege de binnenlandse handel die via de rivieren liep, dan ook nauwer dan die met
de gewesten ten zuiden van de rivieren. Omdat de noordelijke gewesten alleen met elkaar te maken hadden en zich
verder niet bemoeiden met de gewesten ten zuiden van de grote rivieren en andersom, lag een eenwording van de
184
185
186
koning, vluchtten weg door druk vanuit de bevolking. Sommige Spaansgezinde stadsbesturen konden echter de druk
vanuit de bevolking weerstaan doordat ook de schutterijen, die in steden de openbare orde moesten bewaken, veelal
loyaal waren aan de Spaanse koning.
In 1575 werden er in Breda onderhandelingen gehouden over een mogelijke vrede. Voorwaarden die de
opstandelingen eisten, namelijk godsdienstvrijheid en beperkte macht van de koning, konden echter niet ingewilligd
worden. Hierdoor werd geen compromis gesloten. Door het bankroet van Spanje in 1576 en het uitblijven van soldij
van het Spaanse leger, sloeg het leger aan het muiten en plunderde daarbij Antwerpen. De gewesten van de
Nederlanden, uitgezonderd Namen, Luxemburg en een deel van Limburg, sloten uit angst voor plunderingen de
Pacificatie van Gent, waarin zij overeenkwamen de Spaanse troepen te verdrijven en n voorlopige regering te
vormen, de Staten-Generaal. Hoewel zij een eigen regering hadden gevormd, bleven de gewesten wel de
soevereiniteit van de Spaanse koning erkennen. Willem van Oranje werd door de Staten-Generaal erkend als
stadhouder van Holland en Zeeland. Tevens bepaalden de Staten-Generaal dat het protestantisme in Holland en
Zeeland beleden mocht worden en dat de overige gewesten officieel katholiek bleven, hoewel protestanten er niet
vervolgd werden. De door Filips II aangewezen landvoogd, Don Juan van Oostenrijk werd door de Staten-Generaal
erkend als landvoogd mits hij de Pacificatie van Gent zou erkennen. Don Juan tekende vervolgens in februari 1577
het Eeuwig Edict (inhoudende dat de Spaanse troepen de Nederlanden grotendeels zouden verlaten), maar besloot al
in juli zich er niet meer aan te houden, omdat zijn macht afnam en vanwege de groeiende verdeeldheid tussen de
gematigde en radicale opstandelingen in het zuiden. Daarop zetten de gewesten, op Luxemburg en Namen na, de
strijd tegen de koning voort.
187
188
189
190
191
Verval
Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747)
Willem III overleed kinderloos in maart 1702. Hoewel hij de Friese stadhouder Johan Willem Friso als opvolger had
aangewezen, werd er na zijn dood in Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel wederom geen nieuwe
stadhouder benoemd. Hiermee brak het Tweede Stadhouderloze Tijdperk aan. Johan Willem Friso verdronk op 14
juli 1711 toen zijn schip omsloeg op het Hollandsch Diep. Zijn zoon Willem IV zou zes weken later geboren
worden.
Twee jaar voor het overlijden van Willem III overleed de Spaanse koning Karel II. Hij had geen nakomelingen en in
zijn testament had hij Filips V, die de kleinzoon was van de Franse koning, aangewezen als opvolger. Hierdoor
ontstond er een machtig Frans-Spaans blok dat bij de Spaanse Successieoorlog getracht werd te breken door een
alliantie van de Verenigde Provincin, Pruisen, Oostenrijk en Groot-Brittanni. Dit machtsblok was een bedreiging,
omdat men vreesde dat de handel met de Spaanse kolonin in Amerika door de Fransen overgenomen zou worden.
Toen Franse troepen de Spaanse Nederlanden binnentrokken verdween de barrire tussen Frankrijk en de Republiek
192
193
Gewestelijke indeling
De zeven provincies (ook wel als gewesten aangeduid) van de Nederlanden die toetraden tot de Republiek waren:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Friesland
Gelre
Holland
Overijssel
Stad en Lande (Groningen)
Utrecht
7. Zeeland
194
195
Het Landschap Drenthe was een gewest dat wel een eigen Statenvergadering, maar geen stemrecht in de
Staten-Generaal had.
Demografie
Bevolkingsontwikkeling
[12][13]
Tegen 1300 waren de noordelijke Nederlanden relatief dun bevolkt. Dit veranderde rond 1500 toen de
verstedelijking toenam. De noordelijke Nederlanden, met rond de n miljoen inwoners, behoorden tot de meest
verstedelijkte regio's van Europa. De hoge verstedelijkingsgraad werd niet behaald door het hoge inwonersaantal van
de steden (dat viel in vergelijking met steden in bijvoorbeeld de zuidelijke Nederlanden wel mee), maar door het
grote aantal steden. Tussen 1500 en 1650 verdubbelde de totale bevolking in de Republiek. Gekeken naar alleen de
kustprovincies was de bevolking zelfs verdrievoudigd. Hierna vond er tot 1750 een daling van de bevolking plaats in
Noord-Holland en Friesland en een stagnatie rondom de Zuiderzee. Daarbij daalde het aantal inwoners zeer sterk in
Hollandse industriesteden als Delft, Leiden en Haarlem. Na 1780 werd de groei weer ingezet in het noorden en
zuiden van Holland en in Friesland. Ook in het oosten was er vanaf 1500 een langzame groei, maar die was vanwege
de oorlog, die vooral in het oosten en zuiden woedde, beperkt. Na 1650 nam de groei hier toe. Met name in het
zuiden, waar gedurende de eerste helft van de 16e eeuw nog sprake van een grote bevolkingstoename was, zorgde de
Migratie
Tussen 1585 en 1650 maakten Hollandse en Zeeuwse steden een explosieve groei door. Dit was in de vroegmoderne
tijd heel uitzonderlijk, omdat in steden het sterftecijfer het geboortecijfer overtrof als gevolg van ziektes en een hoge
zuigelingensterfte. Groei was alleen mogelijk door een voortdurende instroom van mensen vanuit het omliggende
platteland of vanuit andere gebieden. Immigranten trokken tot 1590 vooral vanwege religieuze motieven naar de
Republiek, daarna immigreerden mensen vanwege de betere kansen op de arbeidsmarkt en de hogere lonen in de
Republiek en dan met name in de provincies Holland en Zeeland. De expanderende en welvarende economie van
het westen van de Republiek had een aanzuigfunctie op andere gebieden; niet alleen kwamen er immigranten uit de
zuidelijke Nederlanden en Duitsland, maar ook uit de oostelijk gelegen provincies. Terwijl de stedelijke groei in
Holland en Zeeland zeer groot was, was die in de overige provincies minder sterk. Wel groeide daar, net als in de
rest van de Republiek, de vraag naar landbouwproducten en daarmee de plattelandsbevolking. Had dit in het westen
vooral te maken met de groeiende steden, in het oosten kwam dit vooral door de Dertigjarige Oorlog in Duitsland
waar de legers door hun grootte voedsel uit het buitenland moesten importeren. Naast immigratie vond er ook
emigratie plaats. Mensen vertrokken ook om religieuze of economische redenen naar anderen landen. Deze groep
was niet groot. Groter was het aantal personen dat in dienst ging van de VOC en op zee of in een van de
VOC-vestigingen bleven. Daar het vaak om vertrekkende mannen ging, verstoorde dit vooral in Hollandse steden de
seksenratio.
Religie
In de Unie van Utrecht werd de inwoners van Holland en Zeeland vrijheid van geweten verleend. Elke andere
provincie had de vrijheid om zelf te bepalen hoe de religieuze kwestie werd aangepakt, hoewel de Unie van Utrecht
wel bedong dat ieder mens vrij moest zijn in de keuze van zijn persoonlijke religie en niemand mocht worden
vervolgd op basis van zijn of haar religieuze keuze.[14] Willem van Oranje was een sterk voorstander van zowel
publieke als persoonlijke vrijheid van godsdienst en hoopte protestanten en katholieken te verenigen in de nieuwe
staat. Voor hem was de Unie een nederlaag, aangezien deze niet garandeerde dat iedereen ook publiekelijk zijn
religie mocht belijden. In de praktijk werden in alle provincies katholieke diensten snel verboden en de
Gereformeerde Kerk werd de "publieke" kerk in de Republiek.[15] De bezittingen van de Katholieke Kerk werden
vrijwel overal door de (lokale) overheden geconfisqueerd.
Tijdens de Republiek was het enkel de gereformeerden toegestaan een openbare dienst te houden. Om een openbaar
ambt in de Republiek te bekleden, dienden mensen het gereformeerde geloof aan te hangen en daarover een eed af te
leggen. In hoeverre de diensten van verschillende godsdiensten of stromingen werden vervolgd, hing sterk af van het
tijdperk en de regenten van een bepaalde stad of regio. In het begin was dit vooral gericht tegen de
rooms-katholieken, de religie van de vijand. In het Leiden van de 17e eeuw konden mensen bijvoorbeeld beboet
worden met 200 gulden voor het openstellen van hun huis voor niet-gereformeerde diensten en verbannen worden uit
de stad.[16] Desondanks heeft in de Republiek altijd de persoonlijke vrijheid van godsdienst bestaan. Samen met
economische redenen leidde dit tot grote immigratie van vluchtelingen uit andere delen van Europa.
In de eerste jaren van de Republiek, ontstond er controverse binnen de Gereformeerde Kerk, vooral rond het thema
van de predestinatie. Dit is uitgegroeid tot de bekende als de strijd tussen Arminianisme en Gomarisme, of tussen
remonstranten en contra-remonstranten. De Synode van Dordrecht in 1618, die deze kwestie aanpakte, leidde tot het
verbod van het remonstrantse geloof en leidde vervolgens ook tot het zuiveren van remonstranten uit diverse
stadsbesturen en het verbieden en vervolgen van remonstrantse diensten.
196
Bestuur
De manier waarop de Republiek via haar instellingen bestuurd werd, werd gevormd tussen 1572 en 1588, kreeg haar
definitieve vorm tussen 1587 en 1609 en bleef daarna vrijwel ongewijzigd. Het bestuur was wezenlijk anders dan
onder de Habsburgers en het verschilde ook met het Unieverdrag, het constituerende document van de Republiek.
Het was oorspronkelijk de bedoeling dat de verschillende soevereine provincies gingen samenwerken op een aantal
punten, namelijk belasting voor het betalen van de defensie, de defensie zelf en het buitenland-beleid. De provincies
behielden een zeer ver gaande autonomie. Binnen deze provincies genoten op hun beurt de steden (en zeker de wat
grotere steden) weer een zeer grote mate van zelfbestuur.
Later ging de Republiek zich met veel meer zaken bezighouden dan met de hiervoor genoemde onderwerpen. Zo
ging de Republiek zich ook bezighouden met de scheepvaart, het bestuur over veroverde gebieden, de bevordering
van koloniale expansie en religie. Toch kan er niet gesproken worden over een volwaardige federale republiek,
doordat uiterlijk en ceremonieel gezien de gewesten soevereiniteit vertoonden. Het verbond was meer een kruising
tussen een confederatie en een federatie, waarbij het verbond in vorm en theorie meer een confederatie was en in
praktijk juist meer een federatie.[17] Het was enerzijds de stadhouder, die als kapitein-generaal (opperbevelhebber)
van de strijdkrachten fungeerde, en anderzijds de zeer dominante positie van het gewest Holland (dat voor ongeveer
60% van de staatsinkomsten verantwoordelijk was), die enige mate van politieke samenhang verzekerde.
Landelijk bestuur
Het landelijk bestuur bestond uit de Staten-Generaal, bestaande uit
vertegenwoordigers van de zeven gewesten. Zij vergaderden in een
vergaderzaal aan het Binnenhof in Den Haag. De Staten-Generaal
bestond al ten tijde van het Bourgondische en Habsburgse bestuur,
maar kwam toen weinig bij elkaar, het mocht alleen vergaderen over
de door de landsheer vastgestelde onderwerpen en het mocht geen
besluiten nemen. Toen de Staten-Generaal zich in 1583 boven de grote
rivieren hadden gevestigd kwamen zij vaker bij elkaar, zo'n 16 tot 28
dagen per maand, ook op zondagen. Zij hielden zich onder andere
Vergadering van de Staten-Generaal in de
bezig met de scheepvaart, het bestuur over veroverde gebieden, de
Ridderzaal in 1651
bevordering van koloniale expansie en religie. Daarbij werden zij
bijgestaan door een aantal instellingen. Ook het bestuur van
Staats-Vlaanderen (ongeveer het huidige Zeeuws-Vlaanderen), Staats-Brabant (het huidige Noord-Brabant) en
Staats-Limburg (het gebied rond Maastricht) was een taak van de Staten-Generaal.
Een van deze instellingen was de Raad van State. Het administreerde het leger, de vestingsteden en de
Generaliteitslanden. Een andere instelling was de Generaliteitsrekenkamer. Deze was verantwoordelijk voor het
bijhouden van de inkomsten en uitgaven van de Republiek en stelde de begroting op. Een instelling die onder de
Raad van State viel was de Hoge Krijgsraad. Dit was een permanent militair gerechtshof dat zich bezig hield met het
bestraffen van militairen die een overtreding hadden begaan. De generaliteitsmuntkamer was een andere instelling
die de waarde, het gewicht en de inhoud van de munten die in de zeven gewesten geslagen werden bepaalde. Tot slot
waren er vijf Admiraliteitscolleges die verantwoordelijk waren voor de vloot, het innen van douanegelden, het
operationeel houden van de schepen, het rekruteren van bemanning, het bewaken van de rivieren en riviermonden en
het toezien op naleving van regels aangaande de scheepvaart en visserij.
197
198
Gewestelijk bestuur
Zie Gewestelijk bestuur van de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Stadhouder
Zie Stadhouder voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Door het Plakkaat van Verlatinghe was de functie van stadhouder overbodig geworden, aangezien er geen erkende
landheer meer was en er dus geen sprake meer kon zijn van plaatsbekleden. Toch werd besloten de functie van
stadhouder in ere te houden ook als legeraanvoerder. Friesland had (doorgaans samen met Drenthe en Groningen)
een eigen stadhouder. De reden hiervoor was dat men de belangrijkste aanvoerders van de opstand, zoals Willem van
Oranje, een hoofdfunctie in de uitvoerende macht wilde geven, zonder ze zelf tot landheer te laten uitgroeien. In de
praktijk trok de stadhouder meestal grote persoonlijke macht naar zich toe. Op gewestelijk niveau droeg hij vaak
leden van de vroedschappen van steden voor en wist zo zijn eigen volgelingen in de meest fundamentele
besluitvormende organen te benoemen. In Zeeland was hij de Eerste Nobele en daarmee lid van de Staten van die
provincie.
De Republiek kende twee periodes zonder Stadhouder, het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) en het
Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747). Vanaf 1747 had de Republiek n Stadhouder.
199
Economie
Voor 1585 werd er in de noordelijke Nederlanden vooral gehandeld in
bulkgoederen als graan, hout en zout. Graan en hout kwamen vooral uit
het Oostzeegebied en zout werd uit Frankrijk en Portugal
gemporteerd. Het zout werd gebruikt om haring mee te conserveren.
De haringvisserij was een belangrijke sector met vloten in Zeeland,
rond de Maasmonding en in Enkhuizen en werd niet voor niets de
grote visserij genoemd. Verder waren er veel andere maritiem
gerelateerde industrien belangrijk voor de economie, zoals de
scheepsbouw en de touw- en zeilmakerijen. De Nederlandse
scheepvaart was de grootste van Europa. In 1565 voeren er 1000
Nederlandse schepen naar de Oostzee, wat drie keer meer was dan het
aantal Noord-Duitse schepen.[18]
Vanaf 1590 begon voor de Republiek langzaam de Gouden Eeuw door grootschalige veranderingen in de economie
en de stedelijke samenleving. Werden voor deze transformatie voornamelijk laagwaardige goederen verhandeld, na
deze transformatie ging men ook handelen in hoogwaardige goederen, zoals specerijen, en ontstonden er
bijbehorende verwerkingsindustrien. Deze ontwikkeling had te maken met een aantal factoren die de Republiek in
een voordelige positie brachten: de Republiek werd intern stabiel, de strategisch positie verbeterde, waterwegen
richting Duitsland gingen open, geschoolde arbeid en kapitaal vanuit Antwerpen na 1585, het tijdelijk opheffen van
het handelsembargo voor Hollandse schepen op het Iberisch schiereiland en het handhaven van het embargo voor
Engelse schepen, een verbeterde greep op de mondingen van de Eems en de Schelde en tot slot de blokkade van de
Vlaamse kust.
Veel specerijen werden verhandeld op de stapelmarkten van Lissabon
en Sevilla. Om meer winst te maken richtten kooplieden in Amsterdam
in 1594 de Compagnie van Verre op, die met vier schepen naar Indi
vertrok. Later volgden meer kooplieden die expedities naar Indi
financierden. Tegen 1597 had de Republiek de specerijenhandel in
Noord-Europa veroverd. Om dit economische succes van de Republiek
te stoppen, stelde Spanje in 1598 opnieuw een handelsembargo in,
waardoor Nederlanders geen toegang meer hadden tot de stapelmarkten
De VOC factorij Hougli in Bengalen. Zie ook het
van Lissabon en Sevilla. Dit dwong de Republiek zelf de specerijen te
artikel: VOC in Bengalen.
halen uit Indi, indien zij de positie wilde handhaven. Als reactie op
het embargo werden de investeringen in expedities vergroot, zodat meer schepen naar Indi konden vertrekken. In
1599 waren er acht compagnien die vloten uit lieten varen, in 1601 waren dat er veertien. De compagnien gingen
met elkaar concurreren, waardoor de prijzen daalden. Om de Nederlandse belangen te beschermen werden er door
onder andere Johan van Oldenbarnevelt besprekingen gevoerd om de verschillende compagnien samen te voegen.
Deze nieuwe compagnie, de Vereenigde Oostindische Compagnie, werd opgericht in 1602 en stond onder toezicht
van de Staten-Generaal. Onder de VOC werd er een handelszone en koloniaal imperium opgezet dat zich uitstrekte
van de Kaap de Goede Hoop tot de kusten van Japan en de Filipijnen. Het hoofdkwartier van de VOC in Azi lag in
Batavia. De West-Indische Compagnie, die pas na het twaalfjarig bestand in 1621 kon worden opgericht, was op
dezelfde leest geschoeid en richtte zich op de handel met Amerika en West-Afrika.
200
Landbouw
De landbouw vormde in de Republiek de grootste economische sector. Hij bood werk aan bijna de helft van de totale
beroepsbevolking. In de vroege 16e eeuw waren de graanopbrengsten laag door een gebrek aan specialisatie en het
ontbreken van investeringen. Het oosten bestond uit zandgronden dat met mest en humus vruchtbaar gehouden
moest worden. De essen en woeste gronden daar werden gemeenschappelijk beheerd door marken. In het westen en
noorden waren de gronden nat en afgelegen, maar wel in de buurt van de stedelijke afzetmarkt en waterwegen. Het
inklinkende land in deze regio zorgde voor een transformatie van akkerbouw naar meer veeteelt. Veruit het
belangrijkste gewas was toen nog rogge.
Vanaf de late 15e eeuw groeide de bevolking in Europa en stegen de voedselprijzen sterk. De graanprijzen in
Nederland stegen minder hard, doordat Amsterdam zich ontwikkelde tot graanmarkt en graanschuur van Europa met
de import van goedkoop graan uit het Oostzeegebied. Lage graanprijzen, en daarmee lage inkomsten, deden
akkerbouwers zoeken naar alternatieven zoals tuinbouwgewassen en intensieve nijverheidsgewassen als hennep,
vlas, hop, meekrap en oliehoudende zaden. Sommigen stapten over op veeteelt. De veeteelt was de belangrijkste
specialisatie en bestond uit twee takken: de productie van zuivelproducten als boter en kaas en de vetweiderij,
waarbij magere ossen van buiten de Republiek werden aangevoerd om te worden gemest en geslacht. De hogere
landbouwopbrengsten boden de mogelijkheid investeringen te doen die de productiviteit en efficintie verbeterden.
Ook was het financieren en uitvoeren van grote landwinningsprojecten (zoals de drooglegging van de Beemster in
1612) aantrekkelijk, zodat de hoeveelheid landbouwgrond fors kon worden uitgebreid. In de landprovincies bleven
deze ontwikkelingen uit door militaire activiteiten en de geringe marktgerichtheid van de akkerbouw. Tegen 1650
begon de agrarische depressie die tot halverwege de achttiende eeuw zou duren en alle boeren in Europa trof. In de
kustprovincies werden de boeren extra getroffen vanwege hun specialisatie. Door dalende inkomsten waren veel
bedrijven zelfs niet in staat de pacht (volledig) te betalen, wat onder meer zorgde voor desinvesteringen. In het
oosten was het probleem kleiner, omdat men daar minder afhankelijk was van de markt. Vanaf halverwege de 18e
eeuw lieten de prijzen internationaal weer een stijging zien. In deze periode nam door haar groei het belang van de
agrarische sector toe, terwijl het economisch belang van de steden daalde. De binnenlandse vraag naar
nijverheidsgewassen nam af en in plaats daarvan werd de aardappel steeds belangrijker.
Visserij
Ook de visserij was een belangrijke economische sector in de
Republiek. Niet alleen vonden veel mensen werk direct in de visserij,
er werd ook werk en omzet gegenereerd in allerlei op de visserij
leunende bedrijfstakken zoals scheepsbouw, touwslagerij, zeil- en
nettenmakerij en zoutziederij.
Met de dalende haringvangst in de Oostzee nam de vraag naar haring
van buiten de Oostzee toe. Hier speelden handelaren in de Republiek
gretig op in. Technologische verbeteringen die in de 15e eeuw
begonnen en in 1600 werden volmaakt, zorgde voor een efficinte
vistechniek en -verwerking. Het kaken en zouten van de vis (voor de
houdbaarheid) werd al op de haringbuis gedaan waardoor die weken
weg kon blijven. Door de grootte van de schepen en hun twaalf- tot
veertienkoppige bemanning, werden de haringbuizen gezien als
drijvende fabrieken en maakte de haringvloot van 400 500 schepen
grote indruk. Het hoogtepunt van de haringvisserij lag rond 1630.
Daarna daalde het belang van de sector door concurrentie met
goedkopere Engelse en Scandinavische haring.
Nijverheid
Een andere belangrijke sector was de nijverheid, die in de steden met
het ambachtswezen het meeste werk verschafte. Naast steden waren er
ook plattelandsgebieden waar nijverheid een belangrijke plaats innam
zoals de Zaanstreek, Twente en de omgeving van Tilburg. De
Zaanstreek was in deze uniek, omdat het zich van plattelandsgebied
ontwikkelde tot een industriegebied met honderden molens in bedrijf.
Via Europese vervoersnetwerken konden grondstoffen makkelijk
gemporteerd, en eindproducten gexporteerd worden. Hollandse
steden lagen gunstig door de goedkope transportmogelijkheden over
Verschillende processen van de textielnijverheid
in Leiden: het spinnen, het scheren van de
water, de goedkope energie (turf) en de beschikbaarheid van een veel
[19]
ketting,
en het weven door Isaac Claesz. van
gebruikt productiemiddel (water).
Belangrijke takken binnen de
Swanenburg (1594-1596)
nijverheid waren de textiel- en de bouwnijverheid. Andere takken
waren de bierbrouwerij, zoutziederij, suikerraffinaderij, houtzagerij,
branderij, pijpenmakerij, scheepsbouw, zeildoekweverij, steenbakkerij, aardewerkindustrie, papiernijverheid en de
tabaksspinnerij. In sommige steden bestonden verschillende industrien, in andere had een bepaalde industrie de
overhand. Zo was in Leiden en Haarlem de textielnijverheid groot, in Delft was dat aardewerk, in Gouda de
pijpenmakerij en in Schiedam de branderij.
Gedurende een groot deel van de 16e eeuw was de groei in de nijverheid beperkt. Vanaf de jaren tachtig van die
eeuw nam de groei sterk toe door de komst van personen, kennis en geld vanuit de Zuidelijke Nederlanden. Tot het
midden van de zeventiende eeuw floreerde de nijverheid. Men kon in de 17e eeuw sterk profiteren van de onrust in
Europa waardoor Nederlandse handelaren veel goederen konden exporteren. Toen de spanningen in Engeland en
Frankrijk bedaarden gingen die landen de eigen nijverheid stimuleren en beschermen middels de Engelse
Scheepvaartwetten en de Franse tarievenpolitiek van Colbert. Later werd dit mercantilisme gevolgd door andere
Europese landen. De Nederlandse export nam af en de binnenlandse markt was te klein om de industrie overeind te
houden. Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw waren er bedrijfstakken met een constante achteruitgang, waar
sommige gelijk bleven, en weer een aantal andere juist opkwamen. Vanaf halverwege de 18e eeuw was er in vrijwel
alle bedrijfstakken achteruitgang te zien en tegen 1813 was het nieuwe koninkrijk Nederland bijna volledig
gedendustrialiseerd.
201
Handel
De stadjes in de Noordelijke Nederlanden konden in de Middeleeuwen
al profiteren van de ligging tussen de economische centra in de
Zuidelijke Nederlanden, het Rijngebied, Engeland en het gebied aan de
Noord- en Oostzee. In het midden van de 16e eeuw kon Amsterdam,
dankzij het gebruik van superieure schepen, de graanhandel op de
Oostzee overnemen waar voorheen de Hanze een monopolie had. De
Nederlandse handel met het Oostzeegebied, door haar belang ook wel
moedernegotie genoemd, bestond voornamelijk uit de import van graan
en de export van haring, zout en Engelse wollen stoffen. Het
handelsnetwerk kon naar het Iberisch Schiereiland en Frankrijk
De beurs van Amsterdam (Job Berckheyde, ca.
1670) was opgericht als ontmoetingscentrum
uitgebreid worden door de daar aanwezige vraag naar graan en de
voor de handelaren. Samen met andere takken uit
beschikbaarheid van zout. Amsterdam ging zich ontwikkelen tot een
de dienstensector, waaronder het bankwezen,
stapelmarkt. Op haar beurt wakkerde dit in de Republiek de visserij,
leverde zij een belangrijke bijdrage aan de bloei
landbouw en nijverheid aan, waarvan de producten voor een groot deel
van de handel.
bestemd waren voor de export. Ook gedurende de oorlog met Spanje
bleef de handel overeind vanwege het gezamenlijk belang van beide partijen. De Republiek beschikte over de
aanvoer van textiel en graan en Spanje over de aanvoer van zout, onbewerkte wol en zilver uit de Nieuwe Wereld.
Tussen 1585 en 1621 kon het handelsnetwerk sterk uitgroeien waardoor het vrijwel de hele wereld omspande.
Nederlanders importeerden uit Rusland onder meer talk, was, huiden, bont, vlas en hennep. Uit Engeland
importeerde men wol en uit Noorwegen hout. In Zweden bestond het aanbod uit ijzer, koper en wapentuig. Uit
Frankrijk werd wijn en zout gemporteerd en in de Levant werden exotische goederen gekocht zoals zijde, katoen,
angorawol, kameelhaar en krenten. Peper en specerijen kocht men in Portugal. Door het onregelmatige aanbod en de
hoge prijzen daarvan gingen Nederlanders in 1595 zelf naar Azi om die producten in te kopen. In 1602 werden de
kooplieden die op Azi handelden, verenigd in de monopolistische organisatie de Vereenigde Oostindische
Compagnie (VOC). In de volgende jaren werd vanuit de Aziatische hoofdstad van de organisatie, Batavia, een
Aziatisch handelsnetwerk opgericht en werden peper en specerijen naar de Republiek gezonden. Vergelijkbaar met
de VOC, werd voor West-Afrika en de Nieuwe Wereld in 1621 een octrooi verleend voor de oprichting van de
West-Indische Compagnie (WIC) voor de handel in goud, ivoor, suikerriet en later ook slaven. Halverwege de 17e
eeuw had Amsterdam een leidende internationale positie ingenomen, was de Nederlandse koopvaardijvloot
internationaal veruit de grootste met zo'n 2.000 zeewaardige schepen en bood de Nederlandse scheepvaart werk aan
46.000 mensen.
Vanaf 1650 werd het onbetwiste economische leiderschap van de Republiek op de proef gesteld. Zo kreeg zij te
maken met mercantilistisch beleid van Frankrijk en Engeland en uiteindelijk werd zij door deze landen
voorbijgestreefd. Op de Oostzee verloor de Republiek haar leidende positie doordat het aanbod niet meer volledig
aansloot bij de vraag. Tegenover een daling van het handelsvolume in de handel binnen Europa stond een groei van
de handel met Oost- en West-Indi. De winsten van de VOC en de WIC liepen echter terug. Uiteindelijk werden het
verliezen en eind achttiende eeuw hielden beide bedrijven op te bestaan.
Binnenlands vervoer
Tussen steden bestond de vraag naar vervoersdiensten van vracht, personen en post. Het meeste vervoer tussen
steden ging over water vanwege de reeds aanwezige rivieren, meren en beken. Wegen waren in die tijd buiten de
stad veelal onverhard en daarom was het water veel sneller en begaanbaarder. Vanaf 1529 werden door steden de
eerste regelmatige dienstregelingen opgezet van beurtveren. Deze schepen voeren op vaste tijden op vaste trajecten,
ongeacht of ze volgeladen waren of niet. In de jaren daarop breidde dit netwerk van diensten zich uit naar meer en
202
De Republiek in oorlog
In 1648 was de Republiek in de eerste plaats een grote zeemogendheid, maar had ook een vrij sterk leger te velde. Al
in 1646 waren de Staten-Generaal van mening dat Spanje had afgedaan als ernstige bedreiging voor de Republiek te
land. Maar het Frankrijk van Lodewijk XIV was in opkomst. In de jaren voor de Vrede van de Pyreneen (1659)
veroverde Frankrijk grote delen van de Spaanse Nederlanden, terwijl Spanje te zwak was om er iets tegen te doen.
Engeland werd een ernstige bedreiging op zee. De Engelse en Nederlandse koopvaarders concurreerden hevig met
elkaar en de Engelse Act of Navigation ("Scheepvaartwet") leidde tot de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654). Deze
oorlog verloor de jonge Republiek, en zij verloor haar beste admiraal: Tromp. Na de Vrede van Westminster bleef de
Scheepvaartwet van kracht. In 1665 verklaarde Engeland de Republiek weer de oorlog. De Tweede Engelse Oorlog
volgde (1665 - 1667). In deze oorlog vernietigde Michiel de Ruyter een groot deel van de Engelse vloot bij de tocht
naar Chatham. In de Vrede van Breda werd overeengekomen dat de Scheepvaartwet versoepeld werd.
Ondertussen hadden de Fransen de Spaanse Nederlanden weer aangevallen. Om de Franse dreiging het hoofd te
bieden vormde Johan de Witt met Zweden en Engeland de Triple Alliantie tegen de agressieve politiek van Lodewijk
XIV. De Fransen kochten echter de Engelsen om en Zweden beloofde neutraal te blijven. In het Rampjaar 1672
vielen Frankrijk, Keulen en Mnster de Republiek over land aan en Engeland over zee. Voor deze Hollandse Oorlog
(1672-1678) hadden de Fransen een geweldig leger van 120.000 man verzameld. Zij zouden naar Holland optrekken.
Keulen en Mnster zouden het noorden aanvallen, en de gecombineerde Engelse en Franse vloten zouden aan de
kust van Holland een leger aan land zetten. Raadspensionaris Johan de Witt en zijn broer Cornelis de Witt werden
als hoofdschuldige van de noodsituatie gezien. Zij werden gelyncht in Den Haag door een woeste menigte. Het
Staatse leger was verwaarloosd en werd haastig versterkt voor de verdediging.
Willem III was op 25 februari 1672 kapitein-generaal gemaakt en ondernam tevergeefs een veldtocht. Hij trok zich
daarna terug achter de Hollandse Waterlinie en hield daar stand, ondertussen werd hij op 8 juli tot stadhouder van
Holland benoemd, op 16 juli van Zeeland. Ondertussen hervormde hij zijn leger en breidde hij het uit. In het noorden
werden de legers van Keulen en Mnster tegengehouden bij de linie van Groningen onder leiding van Von
203
Willem III was zijn verdere leven de grote tegenstrever van Lodewijk XIV. Hij vormde de Grote Alliantie tussen
Engeland, de Republiek en de Duitse keizer tegen Frankrijk. Willem werd in 1689 koning van Engeland, wat
Lodewijk XIV niet over zijn kant kon laten gaan. In de Negenjarige Oorlog die daarop volgde, veroverden de
Fransen in snel tempo een aantal vestingen in de Spaanse Nederlanden. De geallieerden onder Willem III waren de
hele oorlog bezig deze weer terug te veroveren. In 1697 werd de vrede in Rijswijk getekend. Het was voor alle
betrokkenen duidelijk dat dit geen blijvende vrede, maar een tijdelijke wapenstilstand was. Toen Peter de Grote
datzelfde jaar met zijn Grote Ambassade in de Republiek verscheen, was de Republiek vanwege de vrede met
Frankrijk niet echt geneigd zijn kant te kiezen in zijn anti-Turkse alliantie tegen het Ottomaanse Rijk (waarvan
Frankrijk weer een bondgenoot was).
In 1700 stierf de kinderloze Spaanse koning Karel II. Hij had een kleinzoon van Lodewijk XIV als troonopvolger
aangewezen. Lodewijk zou de kroon voor zijn kleinzoon waarnemen. Frankrijk en Spanje onder n kroon was
onacceptabel voor de leden van de Grote Alliantie wegens de ernstige verstoring van de machtsverhoudingen en in
1701 werd de oorlog verklaard aan Frankrijk. In 1702 stierf Willem III aan een longontsteking die hij opliep toen hij
van zijn paard gevallen was. In Engeland werd hij opgevolgd door Koningin Anna. In de nu weer van Engeland
gescheiden Republiek namen de regenten het heft weer in handen, waarmee het Tweede Stadhouderloze Tijdperk
begonnen was.
De Spaanse Successieoorlog, waarin de Republiek een belangrijke rol speelde, ging gewoon door. Het leger van de
Republiek groeide in deze oorlog tot wel 100.000 man in het veld. Er waren grote Staatse contingenten aanwezig in
de grote en bloedige slagen van Blenheim (1704), Ramillies (1706), Oudenaarde (1708) en Malplaquet (1709). Door
de grote oorlogsinspanningen te land moest de vloot wel in verval raken. De Republiek verloor langzamerhand de
positie van grote zeemogendheid. Deze oorlog ging de kracht van de Republiek ver te boven, maar dat gold voor alle
deelnemers aan deze oorlog. Toen in 1713 de Vrede van Utrecht gesloten werd, was het hoofddoel bereikt, namelijk
het gescheiden houden van de Franse en de Spaanse troon, maar de Republiek was na bijna 40 jaar oorlog met
Frankrijk toe aan een periode van vrede. De grootste verliezer was eigenlijk de Nederlandse Republiek, die haar
grootmachtstatus uit de Gouden Eeuw definitief verloor. De Franse gezant wreef het de gastheren pijnlijk onder de
neus met de woorden: Wij onderhandelen hier bij u, over u en zonder u!" De grote winnaar was het kersverse
Verenigd Koninkrijk, dat veel koloniale gebieden op Frankrijk wist te veroveren.
De Republiek bleef een rol spelen door het Barrireverdrag, volgens welke het garnizoenen kon onderhouden in de
Zuidelijke Nederlanden, die krachtens de vrijwel gelijktijdige Vrede van Rastatt in Oostenrijkse handen waren
overgegaan. Zodoende moest Frankrijk aan de noordkant ingedamd worden. De Grote Alliantie tussen het sinds
1707 verenigde Britse Verenigd Koninkrijk, de Republiek en het Duitse Keizerrijk bleef bestaan en Frankrijk was
204
In 1740 stierf keizer Karel VI. Hij had alleen een dochter, Maria Theresia, om hem op te volgen. De keurvorst van
Beieren had zich kandidaat gesteld voor het keizerschap en had de steun van Lodewijk XV van Frankrijk. Oostenrijk
werd ondertussen aangevallen door Pruisen, een Franse bondgenoot. De Oostenrijkse Successieoorlog was
begonnen.
Voor de Republiek begon de oorlog pas in 1744 toen de Fransen de Oostenrijkse Nederlanden binnenvielen. De
Republiek had een leger van 80.000-90.000 man op de been. De oorlog verliep slecht voor de Grote Alliantie. De
slagen van Fontenoy, Rocourt en Lafelt werden allemaal verloren. Talloze vestingen in de Oostenrijkse Nederlanden
gingen verloren. In 1747 werd de Republiek zelf aangevallen. Door deze vernedering verloor het regentenregime het
laatste restje prestige en kon Willem IV vrijwel zonder bloedvergieten (een zgn. 'bijltjesdag') stadhouder worden,
maar zijn aanstelling had niet het gehoopte effect. Hij had lang niet de leiderschapskwaliteiten van eerdere generaties
van het huis van Oranje.
De vestingplaats Bergen op Zoom, de trots van de Republiek, viel na een beleg van drie maanden en 20.000 Franse
doden. In 1748 werd de Vrede van Aken gesloten.
Het was duidelijk dat het 'Oude Systeem' niet meer werkte. In 1756 sloot Frankrijk een bondgenootschap met
Oostenrijk, waardoor het Barrireverdrag nutteloos werd. Deze ommekeer van allianties wordt de renversement des
alliances genoemd. De Republiek, zonder Barrireverdrag en dus zonder bondgenoot Oostenrijk, werd hierdoor
volledig aangewezen op Engeland. De Republiek werd een tweederangsmogendheid, nu ook op het land. In de
volgende Zevenjarige Oorlog (1756-1763) bleef de Republiek neutraal.
De Vierde Engels-Nederlandse oorlog tussen de Republiek en het Verenigd Koninkrijk werd gevoerd van 1780 tot
1784 en eindigde in een nederlaag voor de Republiek.
Personen
De Republiek vond haar eerste leider in Willem van Oranje, die bij zijn dood in 1584 werd opgevolgd door zijn zoon
Maurits van Oranje, gevolgd door Frederik Hendrik, Willem II, Willem III, Willem IV, regentes Anna van
Hannover, besturend voogd Van Brunswijk en Willem V. Belangrijke andere politici waren Johan van
Oldebarneveldt, Constantijn Huygens, Johan de Witt, naast vlootvoogden als de meest succesvolle Michiel de
Ruyter, en verder Piet Hein, Maarten Tromp en diens zoon Cornelis Tromp, Jan Evertsen, Witte de With. Op het
gebied van de handel waren de kanonnenkoning Louis de Geer, zijn compagnon, Jacob Trip en de Zeeuwse reder
Cornelis Lampsins toonaangevend. Als regenten oefenden de Amsterdamse burgemeesters een overheersende
invloed op de Republiek uit, waaronder Cornelis de Graeff, Gillis Valckenier, Andries Bicker en Nicolaas Witsen.
205
Wetenschappen
Daarnaast waren er wetenschappers en bekwame vaklieden op allerlei terrein in de Nederlanden te vinden tijdens de
Gouden Eeuw. Een kleine greep: Hugo de Groot (1583-1645) als nimmer gevenaard instigator van het volkenrecht,
oorlogs- en zeerecht, Christiaan Huygens (1629-1695) als wis-, natuur- en sterrenkundige, uitvinder van het
slingeruurwerk en verklaarder van de ringen van Saturnus, de natuur- en waterbouwkundige Simon Stevin die
bovendien decimale getallen uitbreidde met de cijfers achter de komma, Jan Leeghwater als waterbouwkundige en
architect van de belangrijkste Nederlandse polders, Benedictus Spinoza (1632-1677) als filosoof van onder meer het
panthesme. De Franse wis- en natuurkundige en filosoof Ren Descartes (1596-1650), beroemd door zijn
filosofische stelling "Ik denk dus ik ben", woonde gedurende langere tijd in een aantal Nederlandse steden,
waaronder Leiden.
Cultuur
Vanwege de enorme rijkdom van de Republiek als gevolg van de succesvolle handel bloeide de cultuur, met name de
schilderkunst, sterk in de 17e eeuw. Deze eeuw kreeg dan ook de bijnaam Gouden Eeuw. In totaal werden er volgens
berekeningen van kunsthistorici drie miljoen schilderijen geproduceerd door ongeveer 5000 kunstenaars, waaronder
Rembrandt, Vermeer, Frans Hals, Govert Flinck, Ferdinand Bol, Jan Steen. Ook architecten als Jacob van Campen
(Paleis op de Dam) waren succesvol. Het aantal literatoren bleef achter bij het aantal kunstschilders, maar in het
eigen taalgebied werden Joost van den Vondel, P.C. Hooft en Bredero bekend. Jan Pieterszoon Sweelinck
(1562-1621) werd bekend als componist en organist.
In de 18e eeuw zakte het culturele leven in de Nederlanden geheel in, en werd volkomen overvleugeld door
Frankrijk (literatuur, muziek, toneel), Duitsland (muziek met onder meer Bach, literatuur met onder meer Goethe),
Itali (muziek) en Engeland (literatuur en muziek).
Bataafse Revolutie
Zie Bataafse Revolutie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
In de laatste 20 jaar van de achttiende eeuw was het zeer onrustig in de Republiek. Het was de tijd van de Patriotten
en hun tegenpartij, de Prinsgezinden. De onrust resulteerde in 1787 in een Pruisische interventie ten gunste van de
stadhouder, Willem V, en een Franse inval in 1794. Met Franse steun werd in 1795 de Bataafse Republiek
uitgeroepen. Hiermee kwam een einde aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Benamingen
Gebruikelijke namen voor de Republiek der Verenigde Nederlanden:
de Republiek
Republiek der Verenigde Nederlanden
Republiek der Verenigde Provincin
Republiek der Zeven Provincin
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Republiek der Zeven Verenigde Provincin
de Verenigde Provincin
de Verenigde Gewesten
de Zeven Verenigde Gewesten
206
207
Bronnen
J.I. Israel: De Republiek, 1477-1806, Uitgeverij van Wijnen-Franeker, 2008, ISBN 9789051943375
J. de Vries en A. van der Woude: Nederland 1500-1815, De eerste ronde van moderne economische groei, Uitgeverij Balans, 1995,
ISBN 905018281X
Immigranten in Holland 1600-1800. Een kwantitatieve benadering., Centrum voor de Geschiedenis van
Migranten, Amsterdam 2002
[2] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 15
[3] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 25
[4] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 23
[5] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 28
[6] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 78
[7] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 62
[8] : De religieuze kaart van Nederland: omvang en geografische spreiding van de godsdienstige gezindten vanaf de
Reformatie tot heden, Uitgeverij van Gorcum, 1992
[9] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 280
[10] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 281
[11] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 935
[12] en blz. 71
[13] De weergegeven lijn is de ondergrens van een schatting. Het inwonertal kan in werkelijkheid 50.000100.000
en voor 1650 zelfs 200.000 hoger zijn. Tot de Bataafse Republiek zijn er geen exacte gegevens bekend.
[14] Tekst Unie van Utrecht (http:/ / nl. wikisource. org/ wiki/ Unie_van_Utrecht)
[15] : De Republiek, 1477-1806 (1996), blz. 225
[16] : Leiden, De Geschiedenis van een Hollandse Stad, 1574-1795, Stichting Geschiedschrijving Leiden, 2003
[17] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 306
[18] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 124
[19] en noemden de Republiek de eerste moderne economie. stelde zelfs dat turf aan de basis lag van de Gouden
Eeuw. Deze visie is door anderen genuanceerd, maar het belang van een goede energiedrager bleek ook in
Engeland, waar men over steenkool kon beschikken.
[1]
Verder lezen
M. Baas e.a.: Dynamiek en stagnatie in de Republiek, Malmberg, 's Hertogenbosch, ISBN 9789034553713
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gewesten: Heerlijkheid Friesland Hertogdom Gelre en Graafschap Zutphen Graafschap Holland en
West-Friesland Heerlijkheid Overijssel Stad en Lande Heerlijkheid Utrecht Graafschap Zeeland
Landschap Drenthe
Generaliteitslanden: Staats-Brabant Staats-Opper-Gelre Staats-Overmaas Staats-Vlaanderen
208
Gouvernementen: Amboina* Banda* Batavia* Ceylon Coromandelkust* Formosa Java's Noordoostkust* Kaapkolonie*
Makassar* Malakka* Mauritius Molukken*
Directoraten: Vestingen in Bengalen Vestingen in Perzi Suratte
Commandementen: Bantam* Malabar Sumatra's Westkust*
Residenten: Bandjarmasin* Cheribon* Palembang* Pontianak*
Gebieden met een opperhoofd: Birma Dejima* Vestingen in Siam Timor Tonquin
Factorijen: Vestingen in China
Gebieden in handen van de Noordse Compagnie
Nederzettingen: Amsterdam eiland (incl. Smeerenburg) Jan Mayen
Overige gebieden in handen van de Staat
Vestingen: Acadia Fort Nassau Zoutpannen in Venezuela
*: Gebieden ook in handen van de Bataafse Republiek geweest.
Zie de categorie Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (http:/ / commons. wikimedia. org/ wiki/
Category:Republic_of_the_Seven_United_Netherlands?uselang=nl#mw-subcategories) van Wikimedia Commons voor meer mediabestanden.
209
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
210
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen
..Naar overzeese gebieden
Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen
..Naar provincie
Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal
Nederland
Geschiedenis
De Gouden Eeuw is een periode in de Nederlandse geschiedenis die goeddeels samenvalt met de zeventiende eeuw.
De noordelijke Nederlanden, die samen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vormden, maakten een
bloeiperiode door op gebied van handel, wetenschap en kunsten. Ook wat betreft haar politieke en militaire macht
(vooral ter zee) nam de Republiek in de wereld een vooraanstaande positie in. De bloeitijd van de noordelijke
Nederlanden was een belangrijke nieuwe fase in de ontwikkeling van de westerse beschaving.
Sommigen houden als beginpunt van de Gouden Eeuw 1602 aan, het jaar waarin de VOC opgericht werd; anderen
kiezen voor het jaar 1609, het beginjaar van het Twaalfjarig Bestand. Tot het einde van het bestand (1621) groeide
de economie vrijwel ongehinderd. Tijdens de Dertigjarige Oorlog, die goeddeels samenviel met de tweede fase van
Inleiding
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen die hebben bijgedragen aan deze bloeiperiode in kunsten en
wetenschappen.
Economische bloei
De economie heeft een erg belangrijke rol gespeeld in de opkomst van de Republiek in de zeventiende eeuw. In de
Gouden Eeuw groeide de Republiek uit tot het centrum van de wereldhandel. Na zich in enkele decennia te hebben
vrijgevochten van het Spaanse gezag ontwikkelde het land zich tot een internationale grootmacht. Zowel in Azi en
Afrika als in Amerika beschikte de Republiek over een aantal zeer winstgevende kolonin. In de nieuwe
wereldeconomie ging Amsterdam een zeer belangrijke rol spelen. De bloeiende handel leidde tot een grote en zeer
rijke klasse van kooplieden. De nieuwe voorspoed leidde ook tot meer aandacht voor en sponsoring van beeldende
kunsten, literatuur, wetenschappen en armenzorg.
Na de Spaanse overheersing heeft Nederland een nieuwe, republikeinse staatsvorm gekozen. Haar samenleving werd
veel minder door het feodalisme gekenmerkt dan in andere landen en hierdoor was de arbeidsmarkt veel vrijer. Een
andere factor die ervoor zorgde dat de economie zo goed liep was het feit dat er in de Republiek een uitgebreide
markt bestond voor het lenen en uitlenen van geld. Hierdoor konden mensen, bedrijven of de staat, die graag
investeringen of uitgaven wilden doen, gebruikmaken van het gespaarde geld van iemand anders. Deze financile
markt vergemakkelijkte dan ook het doen van investeringen in potentieel winstgevende bedrijven of
staatsorganisaties (zoals de VOC).
Een derde reden voor de economische voorspoed was de technologische voorsprong die de Republiek tijdens de
Gouden Eeuw op veel andere landen had. Doordat de Republiek een relatief diverse, open en tolerante samenleving
kende, was het gemakkelijker om ideen en uitvindingen te ontwikkelen. Op bijna ieder terrein liep de Republiek
voor op het buitenland. Een bekend voorbeeld van zo'n 'noviteit' is het fluitschip, dat de Nederlandse zeevaarders een
groot voordeel gaf ten opzichte van veel andere zeevarende landen.
Een laatste belangrijke oorzaak voor de economische voorspoed was de spilfunctie die Amsterdam kreeg in de
wereldhandel. In Amsterdam begon er langzamerhand een stapelmarkt te ontstaan, waarbij bijna alle informatie,
goederen en diensten op een relatief kleine plek aanwezig waren.
211
Tolerantie
Volgens bezoekers uit het buitenland en ook
volgens de officile propaganda was
Nederland een zeer tolerant land, het land
van de ware vryheit. Latere historci hebben
dit in verband gebracht met de internationale
handel en de reformatie, die beide zouden
hebben bijgedragen aan een relatief milde
opstelling
ten
opzichte
van
andersdenkenden.
Protestanten stellen dat de interpretatie van
de Bijbel vooral een kwestie van het eigen
geweten van ieder individu is, en verwerpen
centrale dogma's en een klerikale hirarchie
om deze te bekrachtigen. Dat nam niet weg
dat de gereformeerden in de Gouden Eeuw
een machtspositie innamen gelegitimeerd
door de Staat (Synode van Dordrecht) en het
andersdenkende protestanten moeilijk of
onmogelijk maakten volgens andere
opvattingen hun religie te belijden.
Opportunisme zal een belangrijke rol
hebben gespeeld, aangezien men het zich
niet kon veroorloven het grote katholieke
Synode van Dordrecht, 13 november 1618.
deel van de bevolking al te veel van zich te
vervreemden. De relatieve tolerantie voorkwam daarmee dat men te maken kreeg met een exodus zoals het
dogmatische Spanje had meegemaakt.
Of het hier ging om de bijna spreekwoordelijke Nederlandse tolerantie, een vorm van onverschilligheid of van
opportunisme, in ieder geval maakte dit het buitenlanders makkelijk om naar de Lage Landen te reizen of zelfs te
emigreren. De Nederlanders in de Gouden Eeuw bleken echter in bepaalde opzichten helemaal niet erg
verdraagzaam, zoals ten opzichte van varianten op het 'officile' gereformeerde geloof. De vrijzinnig georinteerde
doopsgezinden, remonstranten en mennonieten bijvoorbeeld werden vervolgd, kregen strenge beroepsverboden en
moesten soms (in het geval van de strikt pacifistische mennonieten) zelfs emigreren (zoals naar Danzig en
omstreken, en later naar de Wolga waar zij bekend werden als 'Wolga-Duitsers'). Joden in Nederland konden geen
lid worden van de gilden, konden geen poorter worden en mochten niet trouwen met niet-joden. Toch was er relatief
veel vrijheid in de Nederlanden en werd een aantal Nederlandse steden een sociale 'smeltkroes'.
Zelfbewustzijn
Voor de calvinisten ging zuiverheid in de leer boven alles. De uitkomst van de Nederlandse Opstand tegen Spanje,
beter bekend als de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), die de vrijheid om het calvinisme te belijden benevens
politieke zelfstandigheid als inzet had, en als uitkomst de volledige onafhankelijkheid van de protestantse
noordelijke provincies, zal zeker het nationale besef versterkt hebben. Reeds in 1609, toen Nederland en Spanje een
wapenstilstand sloten die twaalf jaar zou duren, was veel van dit alles bereikt.
Net als na de Franse Revolutie, leidde politieke vrijheid tot vrijheid in andere domeinen van menselijk handelen en
leidde deze vrijheid ertoe dat men ook openstond voor nieuwe culturele en wetenschappelijke ideen.
212
Bestuurders en geleerden
Aan het eind van de zestiende en in zeventiende eeuw hebben de Nederlanden een aantal uiterst bekwame
bestuurders gehad, zoals Johan van Oldenbarnevelt, Johan de Witt (tevens wiskundige op het gebied van
levensverzekeringen), Cornelis de Graeff en Andries Bicker. Ook ontbrak het niet aan bekwame veldheren zoals
Prins Maurits en Prins Frederik Hendrik en admiraals als Piet Hein, Maarten Tromp en vooral Michiel de Ruyter.
Daarnaast waren er wetenschappers en bekwame vaklieden op allerlei terrein in de Nederlanden te vinden. Enkele
grootheden en hun gebieden zijn Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) muziek, Hugo de Groot (1583-1645)
volkenrecht en zeerecht, Louis de Geer (15871652) wapenfabricage en handel, Rembrandt van Rijn (1606-1669)
schilderkunst, Franciscus Gomarus (1563-1641) en Jacobus Arminius ( 1559 - 1609) theologie, Christiaan Huygens
(1629-1695) wis-, natuur- en sterrenkunde, Simon Stevin (1548 1620) waterbouwkunde en rekenkunde, Jan
Adriaanszoon Leeghwater(1575 - 1650) waterbouwkunde en Benedictus Spinoza (1632-1677) filosofie.
213
214
Nederlanden. Filips' dochter Isabella volgde hem met haar gemaal, Albertus van Oostenrijk, op in de zuidelijke
Nederlanden. Aldus werd een Spaanse vazalstaat gecreerd. Tot een hereniging van noord en zuid heeft dit niet
geleid, hoewel er onderhandelingen gevoerd zijn. Van de noordelijke provincies werd geist dat zij de aartshertogen
formeel als soeverein erkenden en de katholieke eredienst tolereerden. Dit waren voor het noorden onaanvaardbare
eisen.
Demografie; verstedelijking
De bijzondere positie die de Republiek in de zeventiende eeuw innam is des te verwonderlijker als men bedenkt dat
het aantal inwoners van de Verenigde Provincin nooit boven de twee miljoen is uitgekomen. Een opvallend aspect
van de noordelijke Lage Landen was daarbij de hoge graad van verstedelijking. Het merendeel van de inwoners
leefde in het westen, in het gewest Holland (ongeveer gelijk aan het huidige Noord- en Zuid-Holland). Daarvan
leefde ongeveer de helft in een stad, in Holland vooral in Amsterdam, Leiden, Haarlem, Rotterdam, Delft, Dordrecht
en Enkhuizen. Buiten Holland waren Middelburg, Utrecht en Groningen de grootste steden. Deze verhouding tussen
stedelingen en plattelandsbewoners was voor die tijd uitzonderlijk: in omringende landen woonde slechts vijftien tot
twintig procent van de bevolking in een stad.
1622
1647
1688
Amsterdam
30.000
105.000
140.000
200.000
Haarlem
16.000
39.500
45.000
50.000
Leiden
15.000
44.500
60.000
70.000
Delft
14.000
22.750
21.000
24.000
Middelburg
10.000
25.000
30.000
30.000
Enkhuizen
7.500
22.000
18.000
14.000
Rotterdam
7.000
19.500
30.000
50.000
's-Gravenhage
5.000
15.750
18.000
30.000
Ruim twee eeuwen eerder, aan het eind van de veertiende eeuw, hadden slechts drie steden in ditzelfde gebied niet
veel meer dan 10.000 inwoners en woonde de bevolking nog voornamelijk in het midden en oosten van het land. De
grote bevolkingsaanwas in het westen was mogelijk gemaakt door de waterbouwkundige werken, die vanaf de
dertiende eeuw op ongekende schaal zijn uitgevoerd, (in het hele land maar vooral in de westelijke kustprovincies):
landaanwinst aan de kust, indijking van rivieren en inpoldering. Deze immense inspanningen vormden tevens door
het grote en complexe bestuurlijke apparaat dat hiervoor nodig was een extra verklaring voor de hoge bestuurlijke
organisatiegraad in de Nederlanden. Ook de geleidelijke overschakeling van graanbouw op veeteelt had een rol
gespeeld bij de trek naar de steden. Naarmate meer graan werd gemporteerd verschoof het accent naar de minder
arbeidsintensieve veeteelt.
Voor de meeste steden in de noordelijke Nederlanden was de zestiende eeuw tot het jaar 1580 vooral een eeuw van
stagnatie. Amsterdam groeide daarentegen sterk. In 1514 telde het nauwelijks meer dan 10.000 inwoners, in 1570
waren dat er ongeveer 30.000. Dit was echter een van de weinige uitzonderingen op het algemene patroon. Vrijwel
alle steden, waaronder de voorheen bloeiende IJsselsteden, werden kleiner, of bleven ongeveer gelijk wat betreft het
aantal inwoners. De werkelijk grote steden lagen alle in de zuidelijke Nederlanden. Antwerpen was met 85.000
inwoners in 1560 verreweg het grootst. Leiden telde in het jaar van het beleg (1573/74) slechts zo'n 12.500 zielen.[2]
Gedurende de decennia na 1590 groeiden bijna alle Hollandse steden explosief. Deze groei was slechts mogelijk
door migratie. Gedurende de Vroegmoderne Tijd lag in eigenlijk iedere stad het sterftecijfer hoger dan het
geboortecijfer. De slechte hyginische omstandigheden, de hoge zuigelingensterfte en het veelvuldig optreden van
Landbouw
De landbouw werd in de Republiek op een relatief moderne en efficinte wijze bedreven. Vernieuwingen in de landen tuinbouw leidden tot goede opbrengsten. Voorbeelden hiervan zijn de toegepaste methoden van afwatering en de
vele droogmakerijen, het verbeterde veevoer en de destijds toegepaste methoden om de vruchtbaarheid van
verschraalde gronden te herstellen. De nieuwe technieken werden in de achttiende eeuw tijdens de zogenaamde
agrarische revolutie op grote schaal nagevolgd in Engeland.
De landbouw was in de Republiek de grootste sector in het economische leven. Het bood werk aan een kleine helft
van de totale beroepsbevolking. Het land kan in grofweg twee delen ingedeeld worden: de natte maar vruchtbare
kustprovincies in het westen en noorden en de zanderige en onvruchtbare landprovincies in het zuiden en oosten. In
de vroege zestiende eeuw waren de graanopbrengsten laag en kon maar een klein overschot vermarkt worden.
Opbrengsten bleven laag door een gebrek aan specialisatie en het ontbreken van investeringen. De essen en woeste
gronden in het oosten werden gemeenschappelijk beheerd door marken. Veruit het belangrijkste gewas was rogge.
Het inklinkende land in de kustprovincies zorgde voor een transformatie van voornamelijk akkerbouw naar
voornamelijk veeteelt. Boeren waren genoodzaakt hun inkomen aan te vullen met nevenactiviteiten, zoals
bijvoorbeeld zoetwatervisserij, jacht en rietsnijden.
Vanaf de late vijftiende eeuw groeide de bevolking in de Nederlanden en in Europa en stegen de prijzen. Daarnaast
ontwikkelde Amsterdam zich tot graanschuur van Europa met de import van goedkoop graan uit Oostzeehavens.
Door de lage graanprijzen ging men in de kustprovincies de graanproductie inruilen voor de verbouw van
tuinbouwgewassen en intensieve nijverheidsgewassen als hennep, vlas en oliehoudende zaden. In de kustprovincies
vormde de boeren gespecialiseerd in de veeteelt de belangrijkste groep. De veeteelt kan onderverdeeld worden in de
vetweiderij en de melkveehouderij. Met de vetweiderij werden magere ossen van buiten de Republiek gemporteerd
om op Nederlandse weiden gemest te worden. Het vlees werd na de slacht voor het grootste deel gexporteerd. De
melkveehouders hielden koeien voor de productie van kaas en boter, ook veelal bestemd voor de export. De
stijgende prijzen en een groeiende rijkdom van stedelijke kooplieden trok investeringen in de landbouw aan. In
Noord-Holland werden een groot aantal speculatieve investeringen in landaanwinningsprojecten gedaan, waaronder
van de Beemster, Schermer en Purmer. In Groningen zorgde de stad ervoor dat bij het afgraven van
hoogveengebieden voor de winning van turf, een vruchtbare bovenlaag overbleef. Hier ontstonden nieuwe agrarische
nederzettingen, de Veenkolonin. Ook boeren deden investeringen om de productie te vergroten. Door de
hoeveelheid vee in de kustprovincies was er ook veel mest om akkers te bemesten dat de opbrengst verder deed
toenemen. In de landprovincies bleven deze ontwikkelingen uit door verwoestende militaire activiteiten tijdens de
Tachtigjarige Oorlog, de uitgestrekte woeste gronden en het gemeenschappelijke beheer over de essen. Vanaf
halverwege de zeventiende eeuw begon de agrarische depressie die tot halverwege de achttiende eeuw duurde en alle
boeren in Europa trof.
215
216
Handel en nijverheid
Zie ook Maritieme geschiedenis van Nederland.
de stroom van vakbekwame migranten naar het Noorden als gevolg van het verlies van het Zuiden
de verovering van het rivierengebied, waardoor de contacten met het Duitse achterland hersteld werden
de blokkades door de Staatse vloot op de Schelde, de Eems en de Vlaamse kust
In 1602 werd de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) gesticht. Deze onderneming kreeg het Nederlandse
monopolie op de handel met Azi en zou dit bijna twee eeuwen behouden. Het zou 's werelds grootste
handelsonderneming van de zeventiende eeuw worden. Specerijen werden in grote hoeveelheden gemporteerd en
leverden grote winsten op, enerzijds door de grote inspanningen die geleverd moesten worden en de risico's waar
deze mee gepaard gingen, anderzijds door de niet te verzadigen vraag naar deze producten. De VOC bestond
overigens grotendeels van de handel binnen Azi. Toen de Engelsen de winstgevende opiumhandel tussen de
papavervelden in Bengalen en de markten op Java en in China overnamen, kon de VOC geen grote winsten meer
maken.
In 1609 werd de Beurs van Amsterdam opgericht (een eeuw eerder dan
de tegenhanger in Londen), die samen met de in hetzelfde jaar
opgerichte Amsterdamsche Wisselbank van deze stad spoedig het
financile centrum van Europa zou maken.
De financile infrastructuur van de Nederlanden was gunstig voor het
vormen van een handelsnatie. Anders dan in andere landen, waar de
adel de vermogens en het bestuur monopoliseerde en op de handel
neerkeek, was er in Nederland veel kapitaal beschikbaar voor
ondernemingen. De beurs, een relatief efficint bestuur, de bereidheid
van de bankiers om risico's te nemen en een landsbestuur dat niet
neerkeek op de handel maar die juist stimuleerde zorgden voor een
voor Europa uniek investeringsklimaat.
De in 1609 opgerichte Beurs van Amsterdam.
217
218
219
Religie
Een meerderheid in de noordelijke provincies was inmiddels
calvinist, of behoorde althans tot de Nederduits
Gereformeerde Kerk. Deze kerk was geen toonbeeld van
eensgezindheid. In het begin van de 17e eeuw werd de
Republiek verscheurd door bittere tegenstellingen tussen de
'preciezen' en de 'rekkelijken'. Laatstgenoemden, de
remonstranten,
geloofden
niet
in
predestinatie
(voorbeschikking tot hemel of hel, ongeacht iemands
levenswandel) en pleitten voor vrijheid van geweten. Hun
meer
dogmatische
tegenstanders,
die
zich
contraremonstranten noemden, wonnen het pleit bij de
Synode van Dordrecht. Het grote aantal vertakkingen
binnen de Nederlandse protestantisme zal er wellicht toe
bijgedragen hebben dat de onderlinge tegenstellingen na
verloop van tijd afzwakten en daarmee de onderlinge
verdraagzaamheid weer toenam. Na de Synode van
Dordrecht komt er onder de behoudende calvinistische
predikers een beweging op gang tot verdere doorwerking en
verbreiding van het Bijbelse ideaal in leer en leven in
'bevindelijke' zin. Deze stroming staat bekend als de Nadere
Reformatie. De bekende hoogleraar Gisbertus Voetius was
de grote man van deze stroming. De wortels van deze
beweging liggen in het werk van de Zeeuwse predikant
Willem Teellinck. Zijn omvangrijke programma tot
reformatie van het volksleven vatte hij in 1627 samen in
Noodtwendigh Vertoogh, een boek van circa 500 pagina's.
Ook het humanisme, dat in de 16e eeuw was opgekomen en dat in Desiderius Erasmus zo niet de geestelijk vader
dan toch een belangrijk pleitbezorger had, had nog steeds veel invloed en droeg bij aan een klimaat van tolerantie.
Het viel niet mee om de genoemde tolerantie ook naar katholieken aan de dag te leggen. Religie had immers (naast
politieke en economische motieven) een belangrijke rol gespeeld in de opstand tegen Spanje, de Tachtigjarige
Oorlog.
In de loop van de zeventiende eeuw nam de tolerantie ten opzichte van andere religies toe. Het jaar 1630 wordt door
Israel als scheidslijn aangewezen. Daarna genoten remonstranten, lutheranen, katholieken en joden aanzienlijk meer
vrijheid dan daarvoor. Met geld kon dikwijls veel bereikt worden. Zo konden katholieken na betaling van
steekpenningen gedaan krijgen dat het houden van een mis (in een schuilkerk) oogluikend werd toegestaan of dat
hun kinderen door een katholieke priester gedoopt werden. Sommige steden waren toleranter dan andere. Rotterdam
en Amsterdam waren relatief tolerant. In steden waar de contraremonstranten aan de macht waren, waaronder Leiden
en Haarlem, bleef nog enkele decennia lang de gewoonte bestaan om het opdragen van de mis met geweld
onmogelijk te maken.
Openbare ambten bleven voor katholieken onbereikbaar. Hetzelfde gold voor doopsgezinden en voor joden.
De relatief grote verdraagzaamheid was niet van principile aard; handelsbelangen en onverschilligheid speelden ook
een rol. In ieder geval kwamen er grote aantallen mensen die in omringende landen om hun religie vervolgd werden
naar Nederland om daar in relatieve vrijheid te leven. Te denken valt aan de (vaak gefortuneerde) joodse kooplieden
uit Portugal (de sefardim). Uit Frankrijk kwamen, na de intrekking van het Edict van Nantes in 1685 veel hugenoten
Cultuur
Ten gevolge van de Opstand vielen de Nederlanden ook in cultureel opzicht uiteen. In noord en zuid ontwikkelde
zich een eigen cultuur. Het zuiden kwam geheel in de greep van de contrareformatie. De censuur was er
buitengewoon streng; het intellectueel debat viel er bijna stil.
In het noorden, in de Republiek, voltrok zich een geheel andere ontwikkeling. Hier ontstond een mengeling van
calvinistische, andere protestantse, katholieke en humanistische stromingen, die zich juist door deze diversiteit
onderscheidden van de cultuur in de omringende landen. De barok deed er slechts beperkt zijn invloed gelden, op
enige uitzonderingen in de literatuur na (zoals de dichter Joost van den Vondel). De overdadigheid van de barok
paste niet bij de strengheid van de merendeels calvinistische bevolking.
Hoewel cultuur ook in de Republiek in de eerste plaats een zaak was van de welgestelden, kon een relatief groot deel
van de bevolking er deel aan nemen. Velen konden zich de aanschaf van een schilderij permitteren. Velen hadden
een bijbel en psalmboeken in hun bezit. Daarnaast waren er allerlei vormen van goedkoop drukwerk, zoals
pamfletten.
De burgerij vormde de drijvende kracht achter de nieuwe culturele ontwikkelingen, en dan overwegend in de
westelijke provincies: eerst en vooral in Holland, in mindere mate in Zeeland en Utrecht. Waren het in andere landen
vooral rijke aristocraten die beschermheer van de kunsten werden, in de Lage Landen was hun bescheiden aantal er
debet aan dat deze rol overgenomen werd door rijke kooplieden en andere patricirs.
Centra van cultureel-literaire activiteit werden gevormd door schutterij en rederijkerskamers. De primaire taak van
de schutterijen was het verdedigen van een stad in tijden van nood en het uitvoeren van politietaken, maar daarnaast
vormden zij een ontmoetingsplaats voor mensen uit de gegoede middenklasse, die er met trots een prominente
positie bekleedden, en er een behoorlijk bedrag voor over hadden om dit voor het nageslacht vast te laten leggen. De
rederijkers vormden verenigingen (kamers) in de steden, die tot doel hadden literaire activiteiten te organiseren,
zoals dicht- en toneelkunst en debatten, vaak in de vorm van wedstrijden. De steden waren trots op hun
rederijkerskamer en ondersteunden deze.
Onderwijs
In vrijwel alle steden en grotere plaatsen in de Gouden Eeuw bestonden particuliere lagere scholen voor vijf- tot
ongeveer tienjarigen en daarop was enige kwaliteitscontrole door de overheden in grotere steden. Hier leerden
kinderen (tegen betaling) in ongeveer twee jaar lezen en rekenen, en eventueel na nog een jaar of twee schrijven.
Uitgangspunt in de Republiek was dat ieder mens de Bijbel moest kunnen lezen. Daarnaast was het voor de handel
uiteraard van wezenlijk belang dat men kon rekenen, schrijven, boekhouden en n of meerdere talen beheerste.
Maar er was wel een verschil tussen stad en platteland. De bovengenoemde controle vond voornamelijk plaats in de
steden. De school bestond doorgaans uit n lokaal. Kinderen met ongeveer dezelfde capaciteiten zaten bij elkaar aan
n tafel. Er werd zelfstandig gewerkt en als het af was kregen ze nieuw werk van de schoolmeester. De kwaliteit
was sterk afhankelijk van wat ouders konden betalen. In dorpen was de kwaliteit doorgaans minder. Er werd een
beetje gerekend, wat gelezen en geschreven en de jongere kinderen kregen hulp van de oudere en natuurlijk was ook
hier de nodige aandacht voor de godsdienst.
Latijnse school In de steden bestond niet zelden ook de mogelijkheid om naar de Latijnse school te gaan, waar
-naast uiteraard Latijn- ook schrijven, oude geschiedenis en welsprekendheid werd onderwezen. De nadruk op het
Latijn was evident: de kinderen moesten worden voorbereid op de universiteit, waar alles in het Latijn werd
220
Universiteiten
De Universiteit van Leiden was in 1575 de eerste van de Noordelijke Nederlanden. Aangenomen wordt dat de keuze
voor Leiden een geschenk was van Willem van Oranje aan de stad Leiden na het Leids ontzet, hoewel hiervoor geen
bewijs gevonden is[4]. Deze protestante staatsuniversiteit onderwees aanvankelijk alleen protestante theologie (de
nieuwe Republiek had een sterke behoefte aan goed opgeleide geestelijken), welsprekendheid, oude geschiedenis,
Latijn en Grieks en wiskunde. Omdat Leiden n van de eerste protestante universiteiten was, trok hij uit heel
Noord-Europa (waar veel oorlogen heersten) protestante studenten. Er doceerden Europese beroemdheden als de
Vlaamse humanist en geschiedschrijver Justus Lipsius, de Franse letterkundige Josephus Justus Scaliger, de jurist
Hugo de Groot, de Vlaamse letterkundige Danil Heinsius, de wiskundige Willebrord Snellius, de lingust Gerard
Vossius en de laat in de 17de eeuw geboren Nederlandse medicus en botanicus Herman Boerhaave. Bekend waren
ook de theologen Franciscus Gomarus en diens tegenstander Jacobus Arminius, die een hooglopend conflict hadden
dat uitliep op winst voor de harde, calvinistische 'Gomaristen' en vervolging van de zachtmoediger remonstrantse
'Arminianen'.
De Leidse Universiteit kende drie hoofdfaculteiten, Theologie, Rechten en Medicijnen. Daarnaast was er vooral
onderricht in filosofie en kennis van de klassieke Romeinse en Griekse geschiedenis. Verder werd er onderricht
gegeven in de zeven vrije kunsten (grammatica van Latijn en Grieks, dialectica, retorica, aritmetica, geometria,
musica, astronomia). Deze vakken werden op vrijwel elke universiteit in die tijd gegeven. Nieuw in Leiden was
echter de schermschool. Het schermen diende een nauwkeurig wiskundig patroon te volgen. Simon Stevin stelde het
lesprogramma op voor de "Duytsche Mathematique" - een ingenieursschool met wiskunde en toegepaste
natuurkunde in het Nederlands voor landmeetkunde en vestingbouw, het enige vak in de volkstaal. Net als de
schermles hadden deze vakken vooral een militaire betekenis. Ze kwamen tegemoet aan prins Maurits' behoefte aan
kennis van beschietingstechnieken en vestingbouw in verband met de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje.
In de loop van de 17de eeuw volgde de oprichting van de protestantse universiteiten van Franeker (1585), Groningen
(1614), Amsterdam (1632), Utrecht (1636) en Harderwijk (1648).
Een Athenaeum Illustre of illustere school was een school voor hoger onderwijs zonder promotierecht, daarvoor
moest men naar een universiteit. Wel werd er gedoceerd door hoogleraren. Athenaea waren er onder meer in
Amsterdam, Breda en Deventer.
Illustere school
Literatuur
Zie Nederlandse literatuur: renaissance en barok en Barokliteratuur voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.
In de 17e eeuw verplaatste het centrum van literaire activiteit zich van de zuidelijke naar de noordelijke
Nederlanden. Dit was deels het gevolg van het feit dat veel kunstenaars en intellectuelen tijdens de Tachtigjarige
Oorlog, en vooral na de val van Antwerpen in 1585 de Spaanse overheersers ontvluchtten.
Verhaallijnen werden ontleend aan de bijbel en de vaderlandse geschiedenis. Het bekendste stuk uit deze tijd is de
Gijsbrecht van Aemstel, in 1637 geschreven door Joost van den Vondel. Het stuk is gesitueerd in het Amsterdam van
rond 1300, en verhaalt van de rampen die de stad in haar bestaan bedreigden na de dood van Floris V. De Gijsbrecht
werd eeuwenlang jaarlijks op nieuwjaarsdag in Amsterdam opgevoerd, een traditie die tot 1968 stand hield.
221
Architectuur
Voor meer details: Gouden Eeuw, Personen
Ook de architectuur beleefde hoogtijdagen in de Gouden Eeuw. De bloeiende economie had tot gevolg dat de steden
sterk in omvang toenamen. Er werden nieuwe stadhuizen en pakhuizen gebouwd. Veel steden lieten ook een nieuwe
waag bouwen. Kooplieden die een fortuin vergaard hadden, gaven opdracht tot de bouw van een nieuw pand, met
rijk geornamenteerde gevel, langs een van de vele nieuwe grachten, die voor transport- en verdedigingsdoeleinden
waren gegraven. Ook werden nieuwe landhuizen gebouwd, maar niet in grote aantallen.
Vanaf 1595 werden veel hervormde kerken gebouwd. Vele daarvan zijn nog steeds in het oog springende gebouwen
in een stad.
Vooral tussen 1647 en 1672 werd op grote schaal gebouwd. Na enkele decennia van soberheid verrezen nu de meest
monumentale bouwwerken, met uitbundige ornamenten. Dit gebeurde niet alleen in Amsterdam, maar ook in
's-Gravenhage, Leiden en Haarlem. Juist in deze decennia werden veel nieuwe grachten aangelegd. De invloed van
de Nederlandse kunsten op de Europese cultuur bereikte een hoogtepunt.
In het begin van de 17e eeuw overheersten nog de stijl van de late gotiek, gecombineerd met renaissancemotieven.
Na enkele decennia nam de invloed van het Franse classicisme sterk toe: de nadruk werd gelegd op verticale
elementen, het gebruik van ornamentatie nam af, natuursteen kreeg de voorkeur boven baksteen. In de laatste
decennia van de 17e eeuw werd deze soberheid meer en meer benadrukt. Rond 1670 was de ingang van een huis het
meest opvallende kenmerk van een gevel geworden, met zuilen aan weerszijden en mogelijk een balkon erboven,
maar geen verdere decoratie.
De meest vermaarde Nederlandse architecten van de 17e eeuw waren Jacob van Campen, Lieven de Key en
Hendrick de Keyser.
Schilderkunst
Zoals reeds eerder vermeld was de clientle van de Nederlandse kunstenaar zeer verschillend van die van hun
buitenlandse collega's (zie ook sectie cultuur hierboven). Dit had invloed op de onderwerpen die men hier koos en
de stijl van schilderen. Nog een verschil met het buitenland was dat veel doeken niet in opdracht vervaardigd
werden, maar via veilingen en kunsthandelaren afgezet werden. Deze aanpak werkte specialisatie in de hand,
waardoor de net niet briljante schilders zich op een thema van eigen keuze kon toeleggen en in dat genre toch
konden excelleren.
Populaire genres waren:
historiestukken
portretten (zowel individuele als groepsportretten)
landschappen en stadsgezichten
stillevens
alledaagse taferelen (men noemt deze ook wel genrestukken)
Mengvormen van deze categorien kwamen ook voor. Ook werden vaak allegorische voorstellingen afgebeeld,
voorstellingen dus waarin objecten met een symbolische betekenis aan het hoofdonderwerp worden toegevoegd. Zo
kon een stilleven bijvoorbeeld een schedel, een zandloper en een uitgedoofde kaars bevatten, elk een symbool van
222
223
sterfelijkheid. Seizoenen werden vaak uitgebeeld door een menselijke activiteit af te beelden die typerend was voor
die tijd van het jaar: schaatsen, zaaien, oogsten, etc. Afbeeldingen hadden ook vaak onder de oppervlakte een
moralistische lading.
Historiestukken
Deze categorie omvat niet alleen schilderijen die werkelijke historische gebeurtenissen afbeelden, maar ook
voorstellingen van Bijbelse, mythologische, literaire en allegorische voorstellingen. Minder dan in omringende
landen, waar de adellijke of geestelijke opdrachtgevers vaak aanstuurden op het inboezemen van ontzag bij de kijker,
schilderde men in Nederland grote, dramatische, historische of Bijbelse voorstellingen. In plaats daarvan legden
schilders, voornamelijk in de noordelijke Nederlanden, zich toe op het beroeren van de kijker door hem of haar
deelgenoot te maken van een tafereel van diepgaande intimiteit.
Zo zijn Rembrandt en Rubens representatieve voorbeelden van de grote verschillen in stijl tussen schilders uit de
Republiek, de noordelijke provincies, enerzijds en Vlaanderen, de zuidelijke provincies, anderzijds.
Veel belangrijke Nederlandse schilders zijn genspireerd en benvloed, althans in hun beginjaren, door Italiaanse
voorbeelden. Kopien van Italiaanse meesterwerken circuleerden hier. Deze suggereerden bepaalde compositorische
schema's. Ook de behandeling van licht en donker (chiaroscuro), waar de Nederlanders zelf absoluut meesters in
zouden worden, was voor een deel terug te voeren op Italiaanse voorgangers zoals Caravaggio. Ook trok men zelf
naar Itali om de voorbeelden met eigen ogen te kunnen aanschouwen. Als een speciale schakel fungeerden de
Utrechtse caravaggisten zoals Hendrick ter Brugghen, Dirck van Baburen en Gerard van Honthorst.
(Groeps-)portretten
Geschilderde portretten waren in de 17e eeuw in de Nederlanden zeer
gewild. Rijke handelaren en patricirs lieten zich graag afbeelden. Ook
werden veel opdrachten geplaatst door de vooraanstaande leden van
een schutterij of bestuursorgaan.
Vooral in de eerste helft van de eeuw waren portretten erg formeel, en
strak van opbouw. Vaak zat een groep rond een tafel, en was ieders
blik naar de toeschouwer gericht. Kledij werd zeer minutieus
afgebeeld. Dit gold ook voor meubels en eventuele andere objecten,
om zo de maatschappelijke positie van de geportretteerde te
onderstrepen. Later in de eeuw werden groepstaferelen levendiger en
de kleuren helderder.
Wetenschappers poseerden vaak gezeten tussen hun instrumentarium en studieobjecten. Artsen werden meermalen
afgebeeld tijdens een 'anatomische les': gegroepeerd rond een lijk, terwijl een van hen college gaf. De beroemdste
hiervan is de Anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp (1632, Mauritshuis, Den Haag).
Bestuursraden zagen zich graag afgebeeld rond een tafel, ernstig kijkend. De sobere donkere kledij benadrukte
enerzijds hun gestrengheid en nederigheid, maar maakte door zorgvuldig gepenseelde verfijning en snit toch
duidelijk dat zij niet tot de minsten behoorden. Families lieten zich graag vereeuwigen in hun luxueuze huizen.
Vooral in Amsterdam en Haarlem werden veel schuttersstukken vervaardigd. De opdrachtgevers poseerden als
machtige, joyeuze, zwierige mannen van de wereld. Ook hier eerst weer veel gezelschappen die rond een tafel
gezeten waren. Later werd de mise en scne dynamischer. Het bekendste schuttersstuk is De Schutterscompagnie
van kapitein Frans Banning Cocq, beter bekend als De Nachtwacht (1642, Rijksmuseum, Amsterdam). In
Amsterdam zouden de meeste schuttersstukken uiteindelijk in het bezit van de gemeente komen. Veel daarvan zijn
nu onderdeel van de vaste collectie van het Amsterdam Museum. De Haarlemse schuttersstukken bevinden zich
bijna allemaal in het Frans Hals Museum. Maar liefst 18 van de 20 bewaard gebleven Haarlemse schuttersportretten
Alledaagse taferelen
Veel genreschilderijen, die op het eerste gezicht alleen het leven van
alledag toonden, waren in feite illustraties van oude spreekwoorden en
gezegden of hadden een moralistische boodschap, die tegenwoordig
niet altijd meer makkelijk te achterhalen is. Alle rangen en standen
werden afgebeeld. Genreschilderijen verschaffen veel inzicht in hoe
men in de 17e eeuw in de Nederlanden door het leven ging. Zoals
hiernaast door Johannes Vermeer, de Melkmeid.
Landschappen en stadsgezichten
Ook het schilderen van landschappen was een geliefde bezigheid in de
17e eeuw. In het begin van de Gouden Eeuw werd veel geschilderd in
de stijl van 16e-eeuwse voorgangers uit de Zuidelijke Nederlanden, in
Johannes Vermeer Melkmeid (1658-1660)
het bijzonder in Antwerpen. Deze Vlamingen en Brabanders hadden
weinig belang gehecht aan realisme. Doeken werden vaak in het atelier
vervaardigd en waren deels aan de fantasie ontsproten. Dit zou nu spoedig veranderen: men ging nu schilderen wat
men zelf waargenomen had, vaak aan de hand van schetsen die op locatie gemaakt waren. De horizon werd nu vaak
laag gehouden, waardoor er meer ruimte kwam voor de karakteristieke Hollandse wolkenluchten die men
indrukwekkend vond, met hun geheel eigen licht. Duinformaties behoorden tot de favoriete onderwerpen, maar ook
rivierlandschappen met brede uiterwaarden, waar koeien op graasden, een silhouet van een stad op de achtergrond.
Ook winterlandschappen maakte men graag. Natuurlijk was ook de zee een onuitputtelijke bron van inspiratie.
Tenslotte leefden veel Nederlanders van de vruchten van de zee of van overzeese handel, was de zee regelmatig een
geduchte tegenstander, waaraan toch allengs meer land ontfutseld werd, maar ook dikwijls een, nochtans grillige,
bondgenoot als Hollandse zeehelden hun triomfen vierden. Grote doeken verhaalden van beroemde zeeslagen, van
een Hollandse marine op de toppen van haar kunnen.
Ook architectuur fascineerde de Nederlanders, in het bijzonder van kerken. Schilders legden interieur of exterieur
van een gebouw zo nauwgezet mogelijk vast. Naarmate de eeuw vorderde werden nieuwe inzichten in de werking
van het perspectief enthousiast toegepast.
224
225
Stillevens
Vooral stillevens boden een schilder (en een enkele schilderes) de
gelegenheid om zijn/haar kundigheid te etaleren in het overtuigend en
zeer gedetailleerd en met realistische lichteffecten afbeelden van
texturen en oppervlakken. Allerlei soorten drank en etenswaar,
uitgestald op een tafel, zilveren bestek, fijn tafellinnen dat in plooien
afhing, dit alles vormde een uitdaging voor fijnschilders. Vooral
schilders uit Leiden blonken in dit genre uit. Stillevens werden ook
vaak in opdracht gemaakt. Rijke mensen wilden op zo'n stilleven graag
hun waardevolle bezittingen terugzien, zodat ze hiermee pronken
konden. Er werd veel gebruikgemaakt van symboliek in de stillevens.
Tot de vermaardste Nederlandse schilders uit de 17e eeuw behoren Ferdinand Bol, Albert Cuyp, Gerrit Dou, Carel
Fabritius, Govert Flinck, Jan van Goyen, Frans Hals, Pieter de Hooch, Pieter Pieterszoon Lastman, Jan Lievens,
Nicolaes Maes, Gabril Metsu, Adriaen van Ostade, Paulus Potter, Rembrandt Harmenszoon van Rijn, Pieter Jansz.
Saenredam, Jan Steen en Johannes Vermeer.
Beeldhouwkunst
De Nederlandse prestaties op het vlak van de beeldhouwkunst worden
minder hoog aangeslagen dan die in de schilderkunst en architectuur.
Er werden ook minder sculpturen vervaardigd dan in omringende
landen. Enerzijds was dit te verklaren door de totale afwezigheid ervan
in protestantse kerken; tenslotte was de reformatie mede voortgekomen
uit de afkeer van de beeldenverering in de katholieke kerk. Anderzijds
had dit te maken met de kleine vraag naar beelden uit aristocratische
kringen.
Wel
werden
beeldhouwwerken
gemaakt
voor
overheidsgebouwen en het exterieur van kerken. Particulieren gaven
vaak opdracht tot het vervaardigen van een buste, dikwijls om een
gevel te verfraaien. Er was ook vraag naar grafmonumenten.
Nederlandse beeldhouwers uit de 17e eeuw waren onder andere:
Hendrick de Keyser, Artus Quellinus en Rombout Verhulst.
Muziek
Mercurius door Artus Quellinus
In de 17e eeuw maakte men graag muziek in de huiselijke kring.
Bekende instrumenten waren: de luit, het klavecimbel, de viola da
gamba en de traverso. Er werden veel liederenboeken uitgegeven. Muzikale invloeden uit Engeland, Frankrijk en
Itali voerden de boventoon in de Nederlandse muziek. Vanaf het midden van de eeuw werden meer en meer
lyrische drama's, balletten en opera's opgevoerd in de Amsterdamse Schouwburg, die in 1638 geopend was. De
afkeer die calvinisten hadden van frivoliteit belemmerde de vrije ontwikkeling van muziek, en orgellmuziek werd
uitgesloten van diensten in de gereformeerde kerken. Als gevolg daarvan zou de talentrijke organist-componist Jan
Pieterszoon Sweelinck meer invloed uitoefenen in Duitsland dan onder zijn eigen landgenoten. Andere vermaarde
Nederlandse componisten uit de 17e eeuw waren Constantijn Huygens en Jacob van Eyck.
Wetenschap
De intellectuele ruimdenkendheid en verdraagzaamheid trok denkers aan van overal uit Europa. Vooral de
gerenommeerde universiteit van Leiden werd voor hen een ontmoetingsplaats. Opvallend aan de
wetenschapsbeoefening ten tijde van de Gouden Eeuw is haar veelal praktische karakter.
Het intellectueel debat liep in de Republiek voor op dat in de omringende landen. Zo leefde en werkte de Franse wisen natuurkundige en filosoof Ren Descartes in Nederland van 1628 tot 1649, onder meer in Leiden en in Utrecht.
Descartes publiceerde in de Republiek zijn belangrijkste werken. Gedurende enkele decennia was het debat tussen de
voor- en tegenstanders van het Cartesiaans mechanistische wereldbeeld het belangrijkste intellectuele debat in
Europa. Dat werd binnen de Republiek veel eerder gevoerd dan elders.
Aan het eind van de zeventiende eeuw vestigde zich een belangrijke voorloper van de verlichting, Pierre Bayle, zich
in Rotterdam.
Hollandse rechtsgeleerden waren vermaard om hun kennis van internationaal zeerecht en handelsrecht. Hugo de
Groot (Hugo Grotius) legde de fundamenten voor het internationale recht. Hij ontwikkelde het concept van de Vrije
Zeen of Mare liberum, dat overigens fel bestreden werd door Engeland (zie: Engelse Scheepvaartwetten), dat in de
loop van de 17e eeuw Hollands belangrijkste concurrent werd voor de heerschappij over de wereldzeen. Ook
formuleerde De Groot wetten, in zijn boek De iure belli ac pacis (Over oorlogs- en vredesrecht), voor het reguleren
van conflicten tussen naties.
Christiaan Huygens was een beroemd wiskundige, natuurkundige en
sterrenkundige. Hij vond het slingeruurwerk uit, waarmee de tijd
nauwkeuriger kon worden gemeten. Aan de hand van zijn
astronomische waarnemingen verklaarde hij de ringen van Saturnus.
Hij bedacht de golftheorie van het licht en droeg veel bij aan
mechanica.
In 1609 werd in Middelburg de zogenaamde Hollandse kijker (een
eerste verrekijker) door Zacharias Jansen of Hans Lippershey
gebouwd. Deze ontdekking baarde groot opzien en werd in eerste
instantie gedacht als oorlogswapen. Al snel vond zij ook echter ook
toepassing in de astronomie. Galileo Galilei ontdekte reeds een jaar
later, in 1610, met zijn telescoop, een verbeterde versie van het
Zeeuwse apparaat, vier van de manen van Jupiter. Ook werden twee
Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723)
soorten microscopen in Nederland ontdekt: de samengestelde
microscoop door Zacharias Jansen en een afwijkend type met kraallens
door Antoni van Leeuwenhoek. Met zijn systematische waarnemingen van micro-organismen legde van
Leeuwenhoek de basis voor de celbiologie. Jan Swammerdam verbeterde de microscoop en ontdekte onder meer de
rode bloedcellen.
Belangrijke Nederlandse waterbouwkundige ingenieurs waren Simon Stevin, die tevens wiskundige was en het
decimale stelsel voor breuken ontwierp, dat het mogelijk maakte met gebroken getallen veel sneller te rekenen. Jan
Adriaanszoon Leeghwater (1575-1650) voerde diverse grote inpolderingsprojecten uit, zoals van de Beemster, ter
bestrijding van overstromingen en om land te winnen.
Ook weer als gevolg van het tolerante klimaat maakten uitgeverijen (onder meer Elsevier) een grote bloeiperiode
mee. Veel boeken over religie, filosofie en wetenschap die in andere landen controversieel werden gevonden werden
daarom in Nederland gedrukt en heimelijk naar het buitenland uitgevoerd. Aldus werden de Lage Landen in de 17e
eeuw allengs meer de uitgever van Europa. Toch heerste er een streng regiem ten opzichte van afwijkingen van de
officile gereformeerde leer, en hanteerden overheden, zoals Johan de Witt, de censuur. Een prominent slachtoffer
van deze censuur was Adriaan Koerbagh.
226
Oorlogvoering
Op militair gebied werden vernieuwingen doorgevoerd op het gebied van de tactiek en de vestingbouw. Prins
Maurits voerde een strakke discipline in het leger in. Dankzij de economische opbloei kon een groter leger bekostigd
worden. In 1595 telde het leger van de Republiek 32.000 man, hetgeen voor die tijd veel was. De artillerie was
binnen het leger een belangrijk onderdeel.
Tot 1648 was de krijgskunst in de Nederlanden het voorbeeld voor de rest van Europa. Krijgskundigen uit heel
Europa kwamen in de Republiek kijken.
Na 1672 waren de Nederlanden opnieuw het belangrijkste strijdtoneel. De oorlogen van Lodewijk XIV werden voor
een belangrijk deel uitgevochten in de zuidelijke Nederlanden.
Koloniaal rijk
Zie ook geschiedenis van de Nederlandse slavernij.
Ook buiten Europa ging het de Republiek voor de wind. De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en de
Nederlandse West-Indische Compagnie verkregen niet alleen het monopolie op de specerijenhandel, ook beheersten
hun schepen de wereldzeen. Dit was zeer tegen de zin van Engeland, dat na-ijverig was op het economisch succes
van de Republiek. Hoewel zij allebei tegen de Spanjaarden gevochten hadden tijdens de Tachtigjarige Oorlog,
stonden de twee landen lijnrecht tegenover elkaar toen de Republiek een groot koloniaal rijk veroverde. Dit leidde
tot de Engelse oorlogen.
Korte tijd leek de Republiek zeer succesvol in Brazili. De Nederlanders waren erin geslaagd de kust tussen de
monding van de Amazone en de So Francisco (een rivier ten zuiden van Recife) op de Portugezen te veroveren.
Onder gouverneur-generaal Johan Maurits van Nassau-Siegen (1637-1644) was de lucratieve suikerhandel
grotendeels in Nederlandse handen.
Curaao werd veroverd in 1634. In 1648 waren ook Aruba en Bonaire in Nederlandse handen. Een veelbelovende
kolonie in Noord-Amerika was Nieuw-Amsterdam.
Ook de prominente rol die Nederland later zou spelen in de slavenhandel was het gevolg van een reeks veroveringen
op de Portugezen. Handelsroutes van slaven liepen in de zeventiende eeuw grotendeels via Elmina in Ghana
(Goudkust) naar Brazili en de Caribische eilanden. Elmina werd in 1637 veroverd, Axim in 1642. In 1641 werd
onder aanvoering van Pieter Cornelisz. Jol ook Angola veroverd.
227
Politieke structuren
De politieke structuur van de Republiek
kreeg zijn beslag tussen 1572 en 1609.
Er was duidelijk sprake van een breuk
met de instellingen zoals die onder de
Habsburgers functioneerden. Op papier
was het de in 1579 ondertekende Unie
van Utrecht die de staatsinrichting
regelde. Volgens het unieverdrag was
de Republiek een statenbond en waren
de gewesten soeverein. Belangrijke
besluiten
mochten
slechts
bij
unanimiteit in de Staten-Generaal
genomen worden.
In de praktijk had de Republiek eerder
Koopmanshuizen in Leiden.
het karakter van een bondsstaat onder
leiding van Holland. Binnen de
Republiek was Holland verreweg het machtigste, welvarendste en invloedrijkste gewest. Ieder gewest had n stem
in de Staten-Generaal. De meeste besluiten werden genomen door de Staten van Holland en een meerderheid van de
andere gewesten. De Staten-Generaal bemoeiden zich ook met kerkelijke aangelegenheden, het bestuur van de
Generaliteitslanden en koloniale expansie.
In de beginjaren van de nieuwe staat was het aanvankelijk onduidelijk en een punt van discussie of voor een
republikeins dan wel voor een monarchistisch staatsbestel gekozen zou worden. De Staten van Holland waren in
meerderheid voorstander van een staat zonder vorst. Gezien de dominante positie van Holland is het niet
verwonderlijk dat de voorstanders van een republiek aan het langste eind trokken. Binnen de context van Europa als
geheel was het een opmerkelijke en ook revolutionaire keuze.
Johan van Oldenbarnevelt heeft in hoge mate een stempel gedrukt op het politiek bestel zoals dat tijdens de eerste
decennia na de moord op Willem van Oranje vorm kreeg. Hij was ontegenzeggelijk de politieke leider; de
fundamentele beslissingen wat betreft het buitenlands beleid werden door hem genomen. Steeds stond voor Van
Oldenbarnevelt het belang van Holland voorop. Onwillige provincies werden vroeg of laat tot de orde geroepen. In
financieel opzicht waren alle gewesten van Holland afhankelijk.
228
Economische neergang
Ondanks het feit dat pas de Vrede van Utrecht in 1713 definitief afbreuk deed aan de rol van grote mogendheid, die
de Republiek gedurende de gehele zeventiende eeuw had gespeeld, was de economische neergang al vanaf de jaren
zeventig van de zeventiende eeuw zichtbaar. Dat wil zeggen: nadat de Nederlandse economie tussen 1647 en 1672
haar hoogtepunt had bereikt, verloren de Nederlanders nu gaandeweg terrein. Zij bleven de wereldeconomie, de
handel in het bijzonder, echter beheersen tot ~1720.
Een groot aantal factoren hebben een bijdrage geleverd aan deze economische terugval.
Als belangrijkste dient hierbij de opkomst van andere mogendheden aangehaald te worden. In het bijzonder waren
Frankrijk op het vasteland en Engeland op zee steeds machtigere concurrenten voor de Republiek. Frankrijk was
onder toedoen van de Lodewijk XIV weer een land vol zelfvertrouwen dat tevens beschikte over het grootste leger
op het Europese continent. Engeland maakte in de tweede helft van de zeventiende eeuw een woelige periode door.
De uitwas van bloedige conflicten tussen parlement en koning betekende in 1688 de zogenoemde Glorious
Revolution waarbij het parlement zijn macht aanzienlijk wist te vergroten. Het parlement besloot over te gaan tot
nieuwe forse investeringen in het leger en in het bijzonder de marine.
De opkomst van de twee grootmachten zorgde op deze manier voor destabilisatie van het machtsevenwicht en had
twee belangrijke gevolgen. Wegens angst voor de ander zag de Republiek zich genoodzaakt om mee te gaan met een
dure wapenwedloop die een behoorlijke tol zou eisen op de staatskas. Enerzijds betekende dit hogere belastingen en
anderzijds meer kosten voor het leger wat leidde tot een grotere staatsschuld.
Ten tweede was er door het verstoorde machtsevenwicht sprake van een nieuwe golf van protectionisme. De
Republiek beschikte over een kleine thuismarkt en was gebaat bij een volledige vrije markt. Vrije handel waar ook
ter wereld was dan ook de basis voor het succes van de Republiek. Het protectionisme was op zijn beurt een gevolg
van het heersende mercantilistische gedachtegoed waarbij werd gesteld dat invoerheffingen het land alleen maar ten
goede zouden komen.
Drie overige factoren dienen echter nog naar voren te worden gebracht: Als eerste vond er binnen de Republiek een
negatieve ontwikkeling plaats wat betreft de loon-prijs verhouding. In tegenstelling tot andere landen was er een
grote starheid van de lonen. Daarnaast daalden de prijzen gestaag. Ten tweede kende de veelvuldig geprezen
tolerantie van de Republiek ook zijn keerzijde. In de tweede helft van de zeventiende eeuw begon de pluralistische
samenleving van de Republiek niet meer zijn vruchten af te werpen doordat er sprake was van grote
belangenconflicten die uitmondden in starheid. In dit licht kan de derde factor aangehaald worden. Het moeizame
overleg leidde tot een terugval in innovatie, n van de factoren die juist de Republiek zo voortvarend had gemaakt.
Ook wordt de ondergang vaak geweten aan gezapigheid van de regenten. Ze hadden het goed, waarom zouden ze
ook maar iets veranderen? Ze hadden niet in de gaten of het interesseerde hen niet dat de rest van Europa niet stil
bleef staan en hen economisch inhaalde. Zo verloor de Republiek haar leidende functie op bijna alle gebieden.
229
Literatuur
Deursen, A. Th. van (2004): De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702, ISBN 9035126270.
Huizinga, J. (1941): Nederlands beschaving in de zeventiende eeuw.
Israel, J. (1989): Dutch primacy in world trade 1585-1740, Oxford: Clarendon. ISBN 0198211392
Israel, J. (1996): De Republiek, 1477-1806, Franeker. ISBN 9051942214 (vertaling van The Dutch Republic: its
rise, greatness, and fall 1477-1806, Oxford 1995)
Prak, M. (2002): Gouden Eeuw. Het raadsel van de Republiek, Sun, Nijmegen. ISBN 90-5875-048-5
Schama, S. (1988): Overvloed en onbehagen, Amsterdam. (vertaling van The Embarrassment of Riches: An
Interpretation of Dutch Culture in the Golden Age, 1987.)
De Vries, J. en Van der Woude, A. Nederland 1500-1815 :de eerste ronde van moderne economische groei
(Amsterdam, 1995)
Wallerstein, I. (1980): The Modern World System vol 2: Mercantilism and the consolidation of the European
world-economy, 1600-1750, New York.
Voetnoten
Het moge duidelijk zijn dat alle gegeven aantallen slechts schattingen zijn. Het is niet ongewoon dat vakhistorici
wat dit betreft tot uiteenlopende conclusies komen. De gegevens zijn ontleend aan (1998): The Dutch Republic.
Its rise, greatness, and fall 1477-1806, pp.328,1007. vat vooral de huidige stand van het onderzoek samen.
[2] : The Dutch Republic, pp.307,308.
[3] (2004): De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702, p.262.
[4] , 2000, Het bolwerk van de vrheid: de Leidse universiteit, 1575-1672 Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker.
[1]
Zie de categorie Dutch Golden Age (http:/ / commons. wikimedia. org/ wiki/ Category:Dutch_Golden_Age?uselang=nl#mw-subcategories)
van Wikimedia Commons voor meer mediabestanden.
230
231
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen
232
Nederland
Geschiedenis
Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Friesland
1024 1528
Sticht Utrecht
Groningen &
Ommelanden
1339 1543
Gelre
1384
1482
Bourgondische Nederlanden
1482
1581 / 1795
Habsburgse Nederlanden
1556
1713
Spaanse Nederlanden
1581
1795
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
1795
1801
Bataafse Republiek
Rijksabdij Thorn
Graafschap Horn
980 1795
Prinsbisdom
Luik
Rijksabdij
StavelotMalmedy
Hertogdom
Bouillon
1713
1795
Oostenrijkse Nederlanden
(1790
Verenigde Nederlandse Staten
1795
1804
Eerste Franse Republiek
1801
1806
Bataafs Gemenebest
1806
1810
Koninkrijk Holland
1810
1813
Eerste Franse Keizerrijk
1813
1815
Vorstendom der Nederlanden
1804
1815
Eerste Franse Keizerrijk
233
1815
1830
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830
Koninkrijk der Nederlanden
1830
Koninkrijk Belgi
1815 - 1867
G-H
Luxemburg
(Duitse Bond)
1867
Groot- Hertogdom Luxemburg
De Franse tijd in Nederland was de tijd van 1795 tot 1813. In dit tijdvak (ook wel de Franse tijd of
Frans-Bataafse tijd genoemd) was Nederland een vazalstaat van Frankrijk en (vanaf 1810) een onderdeel van
Frankrijk.
De Franse tijd in Nederland omvat de perioden:
De Franse tijd begon met de Bataafse Revolutie in 1795 waarbij Nederlandse patriotten, met steun van een Frans
leger dat het land was binnengetrokken, de Bataafse Republiek uitriepen. Stadhouder Willem V ging naar Engeland
in ballingschap. Na een grondwetswijziging in 1801 werd de Bataafse Republiek vervangen door het Bataafs
Gemenebest.
Napoleon, die zichzelf in 1804 tot keizer van Frankrijk had uitgeroepen, verving in 1806 het Bataafs Gemenebest
door het Koninkrijk Holland en zette zijn broer Lodewijk op de troon. Het koninkrijk omvatte naast Nederland ook
het vandaag Duitse Oost-Friesland.
Napoleon was echter ontevreden over Lodewijk, die naar zijn mening een
te onafhankelijke koers voer. In 1810 besloot hij de Nederlanden bij het
Franse keizerrijk in te lijven. In de hoop de Nederlandse zelfstandigheid
te bewaren deed Lodewijk afstand van de troon en werd zijn jonge
zoontje Lodewijk II op 1 juli 1810 koning van Holland. Napoleon
negeerde deze actie en annexeerde Nederland enkele weken later, op 13
juli. Hij benoemde Nicolas Charles Oudinot tot stadhouder-prins die in
1812 opgevolgd werd door Charles Franois Lebrun.
De Franse tijd eindigde toen Napoleon in 1813 werd verslagen en afstand
deed van de troon. De oudste zoon van Willem V keerde op 30 november
1813 terug naar Nederland, en na het Congres van Wenen werd hij in
1815 als Willem I uitgeroepen tot koning der Nederlanden.
Belangrijkste effecten
De belangrijkste effecten van de Franse tijd waren:
Koning Lodewijk I van Holland
Literatuur
W. Uitterhoeve, 1813 - Haagse bluf: de korte chaos van de vrijwording, Uitgever Vantilt, 2013, ISBN
9789460041211
234
235
[3]
1815 1830/1839
(Details)
1867
(Details)
Kaart
Algemene gegevens
Hoofdstad
Amsterdam, Brussel
Oppervlakte
65.000 km
Bevolking
5.500.000
Talen
Religie(s)
Protestants, Rooms-katholiek
Nat. feestdag
Volkslied
Munteenheid
Gulden
Regering
Regeringsvorm
Unitair koninkrijk
Dynastie
Oranje-Nassau
Staatshoofd
Koning
Geschiedenis
- Traktaat van de 38
Artikelen
13 februari 1815
- Belgische Revolutie
1830
236
19 april 1839
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
237
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen
Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen
..Naar provincie
Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal
Nederland
Geschiedenis
Geschiedenis van Belgi
Tijdlijn - Bibliografie
238
..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Belgae
Romeins Belgi
Gallo-Romeinse periode
Frankisch Belgi
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Spaanse Nederlanden
Zuidelijke Nederlanden
Oostenrijkse Nederlanden
Verenigde Nederlandse Staten
Franse tijd
Nederlandse tijd
Koninkrijk Belgi
Eerste Wereldoorlog
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar deelstaat
Geschiedenis van Vlaanderen
Geschiedenis van Walloni
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Kunstgeschiedenis
Literaire geschiedenis
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Rechterlijke macht
Sociale geschiedenis
..Naar provincie
Antwerpen
Henegouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
Waals-Brabant
West-Vlaanderen
..Naar voormalige kolonin
Kolonin
Portaal
Belgi
Portaal
Geschiedenis
239
Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Friesland
1024 1528
Sticht Utrecht
Groningen &
Ommelanden
1339 1543
Gelre
1384
1482
Bourgondische Nederlanden
1482
1581 / 1795
Habsburgse Nederlanden
1556
1713
Spaanse Nederlanden
1581
1795
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Rijksabdij Thorn
Graafschap Horn
980 1795
Prinsbisdom
Luik
Rijksabdij
StavelotMalmedy
Hertogdom
Bouillon
1713
1795
Oostenrijkse Nederlanden
(1790
Verenigde Nederlandse Staten
1795
1801
Bataafse Republiek
1795
1804
Eerste Franse Republiek
1801
1806
Bataafs Gemenebest
1806
1810
Koninkrijk Holland
1810
1813
Eerste Franse Keizerrijk
1804
1815
Eerste Franse Keizerrijk
1813
1815
Vorstendom der Nederlanden
1815
1830
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830
Koninkrijk der Nederlanden
1830
Koninkrijk Belgi
1815 - 1867
G-H
Luxemburg
(Duitse Bond)
1867
Groot- Hertogdom Luxemburg
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden is de in de geschiedschrijving gangbare term voor het Koninkrijk der
Nederlanden van 1815 tot 1830, de periode waarin het huidige Belgi en Nederland n staat vormden onder koning
Willem I. Het Groothertogdom Luxemburg was door een personele unie verbonden met het koninkrijk.
Ontstaan
Nadat Pruisische en Russische troepen de Franse troepen in 1813 grotendeels verdreven hadden uit het latere
Nederland, keerde Willem Frederik, de zoon van de laatste stadhouder Willem V na zijn landing in Scheveningen
terug naar Den Haag, om er op 2 december 1813 de titel van Soeverein Vorst van het Soeverein Vorstendom der
Verenigde Nederlanden te ontvangen.
240
241
242
Bestuurlijke indeling
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden telde 17
provincies:
243
Antwerpen
Namen
Drenthe
Noord-Brabant
Friesland
Oost-Vlaanderen
Gelderland
Overijssel
Groningen
Utrecht
Henegouwen
West-Vlaanderen
Holland
Zeeland
Limburg
Luik
Het Verenigd Koninkrijk onderhield bovendien een personele unie met het Groothertogdom Luxemburg, waarvan
koning Willem I de groothertog was.
Sittard wilde Duits blijven, maar kwam bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Hertogenrade wilde
Nederlands blijven maar kwam bij Pruisen. Meestal wordt vergeten dat de vorming van het grondgebied van het
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden pas was voltooid nadat in 1816 ook de voormalige Pruisische gebieden in de
Liemers en de Over-Betuwe tot Nederland toetraden en de laatste grensproblemen met Pruisen in 1817 waren
opgelost.
Het hoogste punt in het Verenigd koninkrijk was tot 1830/1839 de Baraque Michel van 674 m en vanaf 1830/1839
tot 1890, de Kneiff van 560 m. Met de overzeese gebieden meegerekend de Carstensztop van 4887 m (in de Oost) en
de Julianatop van 1280 m (in de West).
Bestuurlijke eigenaardigheden
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden had twee regeringscentra; Den Haag en Brussel. Om het jaar zetelde de
regering een jaar in Den Haag en een jaar in Brussel. Dat betekende dat de ministers en ambtenaren huizen moesten
bezitten of huren in beide steden.
De koning drong erop aan dat Nederlands de algemene bestuurstaal moest zijn, maar in de Tweede Kamer spraken
alle Belgische afgevaardigden Frans (dat ook door de meeste Nederlandse afgevaardigden werd verstaan). In de
Eerste Kamer, waarin uitsluitend leden van de adel zitting hadden, spraken ook de meeste Nederlandse
afgevaardigden Frans om beter door hun zuidelijke (en vooral Waalse) collega's te worden verstaan. Deze
Noord-Nederlandse aristocraten noemden dat "Dfendre les intrts nationaux en langue trangre" (De nationale
belangen in een vreemde taal verdedigen).
De zuidelijke Nederlanden hadden ruim 60% van de totale bevolking en van de soldaten was dan ook ruim 60% uit
het zuiden afkomstig. Van de officieren en hoge ambtenaren was evenwel de grote meerderheid uit het noordelijk
landsdeel afkomstig.
244
De taalkwestie
In de Zuidelijke Nederlanden was de administratieve taal en die van de elite het Frans. Het Nederlands was er enkel
de taal van de bedienden en arbeiders.
Maatregelen om in het hele Nederlandstalige deel van het koninkrijk het Nederlands als overheidstaal in te voeren,
leidden tot grote wrevel bij het Waalse volksdeel en bij de verfranste elite van de Vlaamse gewesten. De invoering
van het Taalbesluit van 15 september 1819 bepaalde dat alle inwoners van Antwerpen, Limburg, Oost- en
West-Vlaanderen zich in het Nederlands moesten kunnen wenden tot de gemeente, de rechter en de notaris. Vanaf 1
januari 1823 zou het de autoriteiten in deze provincies tevens definitief verboden zijn het Frans te gebruiken. Deze
maatregel kon bij de elite in de zuidelijke Nederlanden op weinig bijval rekenen.
De Franstalige elite probeerde verschillen in geloof, communicatie, mentaliteit en leefstijl te gebruiken voor eigen
politiek gewin. Beide rijksdelen hadden een verschillende historische bagage. Wederzijdse beduchtheid voor
overheersing van de ene of andere taal en godsdienst bleken eveneens conflicten in de hand te werken. De Fransen
speelden op de achtergrond een doorslaggevende rol. Zo werd in Frankrijk het Lgion belge parisienne opgericht,
dat met priv-steun gefinancierd werd (o.a. van de broers Flix en Frdric de Merode) en twee bataljons van telkens
400 vrijwilligers leverde. Dit gebeurde met instemming van de Franse regering, die zo een eventuele aanhechting
van Belgi bij Frankrijk in de hand wou werken.
Als gevolg van de blijvende wrevel schafte Willem I op 4 juni 1830 de taaldwang in de Zuidelijke Nederlanden af.
Van dan af was het opnieuw toegestaan om zich in Vlaanderen te laten verdedigen door een Franstalige advocaat,
een Franstalig testament op te maken of het Frans te gebruiken als bestuurstaal.
Godsdienstige problemen
De afkeer van het homogeen katholieke zuiden tegen het 'protestantse' noorden (in feite was 40% in het noorden ook
katholiek maar al sinds de Tachtigjarige Oorlog in een achtergestelde positie), en de zuidelijke wens tot invoering
van het Rooms-katholicisme als staatsgodsdienst (in strijd met de grondwet) versterkten de roep om autonomie. Zeer
tegen het zere been van de katholieke clerus was het verlies van kerkelijke greep op het onderwijs. Zo liet de koning
met een beroep op de vrijheid van onderwijs de bisschoppelijke seminaries sluiten in ruil voor de oprichting van een
minder van de kerk afhankelijk Collegium Philosophicum.
Onder aanvoering van de (Franse) bisschop van Gent, Maurice de Broglie, kwamen de zuiderlingen steeds meer in
opstand. De koning probeerde dit verzet in de kiem te smoren, onder meer door de persvrijheid enigszins te
beknotten en hier en daar de marechaussee in te zetten, maar dit alles was olie op het vuur van het verzet.
245
246
Koning Willem had gedacht dat hij de liberalen en katholieken in het zuiden van zijn land tegen elkaar kon uitspelen.
Vele jaren lang lukte dit, maar uiteindelijk kwam het tot een monsterverbond van katholieken en liberalen tegen de
koning. Omdat het liberale verzet in het noorden niet van de grond kwam - er overheerste meer een antipapistische
stemming - leidde dit enkel in het zuiden tot een algemene opstand, de Belgische Revolutie van 1830, die vrij snel
een proces op gang bracht waardoor Belgi een apart koninkrijk werd.
Ontwikkelingen na 1830
Pas in 1848 kwam in het noorden het verzet tegen de
grote macht van de koning van de grond, wat onder
koning Willem II leidde tot een nieuwe grondwet, een
ontwerp van de liberaal Johan Thorbecke.
In 1860 kwam Belgi op vrijersvoeten terug bij
Nederland omwille van de dreiging met annexatie door
Napoleon III. Premier Charles Rogier van Belgi
verklaarde zelfs dat het oude Koninkrijk der
Nederlanden hersteld moest worden onder twee
regeringen (dus als een confederatie) en liet de
Brabanonne
aanpassen
opdat
die
de
vriendschapsbanden tussen Nederlanders en Belgen
(lett: Bataven en Belgen) zou benadrukken.
Met de dood van koning Willem III stierf de Ottoonse
tak van de Nassaus in de mannelijke linie uit. De
Nederlandse kroon ging over op de vrouwelijke
erfgenaam, Wilhelmina, in Luxemburg vanwege de
daar geldende Salische wet echter op Adolf van
Nassau-Weilburg, waardoor de personele unie
verbroken werd.
In de jaren 1920 ontstond er in Belgi en Nederland
een streven naar hereniging: de Groot-Nederlandse
gedachte. De voortrekker van deze beweging was de
historicus Pieter Geijl, hoogleraar geschiedenis aan de
Universiteit van Utrecht.
Hoewel er natuurlijk nog tal van banden waren tussen
Nederland en Belgi kwam er pas een hernieuwde
sterke samenwerking tussen beide bij de oprichting
van de Benelux na de Tweede Wereldoorlog.
Na de recente staatshervormingen werd Belgi een federatie van gewesten en gemeenschappen. Het Vlaams Gewest
en de Vlaamse Gemeenschap ("Vlaanderen") zoeken steeds meer de samenwerking met Nederland. Er gaan zelfs
stemmen op voor hereniging met de noorderburen, het Grootneerlandisme. Er is ook een stroming die de
staatkundige eenheid, inclusief Walloni en Luxemburg, van het Verenigd Koninkrijk wil herstellen, het
Heelneerlandisme.
Noten
[1]
[2]
Destijds werd het woord koninkrijk nog geschreven als koningrijk; de g is later vervangen door een k.
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden is nooit de officile naam geweest. Deze naam is gangbaar gebleven om
het onderscheid te maken met rest-Nederland van na 1830/1839. In internationale verdragen werd het land
247
bovendien als 'Royaume des Belgiques' aangeduid (Belgiques als een meervoud); van de 17e eeuw tot aan de
omwenteling van 1830 waren de benamingen Nederlanden en Belgica of Belgique(s) min of meer inwisselbaar,
zoals de kolonie Nieuw-Nederland ook Nova Belgica heette.
[3] Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden is in wezen gelijk aan het Koninkrijk der Nederlanden en heeft dus
formeel geen einddatum.
In 1830 verklaarde Belgi zich onafhankelijk, in 1839 werd dit door Nederland erkend.
[4] Thewes, Guy (2006) (PDF). Les gouvernements du Grand-Duch de Luxembourg depuis 1848 (2006), p. 208
[5] http:/ / www. landenweb. net/ luxemburg/ geschiedenis/
[6] https:/ / www. cia. gov/ library/ publications/ the-world-factbook/ fields/ 2088. html
[7]
Bronnen die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Aanvaarding van de souvereiniteit door Willem I op Wikisource
Inleiding
In 1844 vroeg de Tweede Kamer aan de koning om een Grondwetsherziening, maar dat weigerde hij. Daarop namen
negen Kamerleden, de Negenmannen het initiatief. Zij dienden onder leiding van Thorbecke wetsvoorstellen in om
rechtstreekse verkiezing van de Tweede Kamer in te voeren en eisten ministerile verantwoordelijkheid. De koning
reageerde hierop met de uitspraak dat hij "dit voorstel nooit, al ware het schavot ernaast geplaatst" zou inwilligen.
Het voorstel kwam niet door de Eerste Kamer, die voltallig door de koning was benoemd. De Eerste Kamer stelde
dat elke grondwetswijziging van de koning uit diende te gaan. In 1845 strandde het voorstel tevens in de Tweede
Kamer.
248
In de troonrede van 1847 kondigde de koning een Grondwetsherziening aan en begin 1848 werden 27 voorstellen
ingediend. Die hadden staatsrechtelijk te weinig betekenis en het regeringsstelsel bleef zodoende grotendeels
hetzelfde.
De Grondwetsherziening van 1848 werd echter genitieerd en sterk benvloed door de revolutionaire gebeurtenissen
in Europa. In februari 1848 brak in Frankrijk de revolutie uit, die oversloeg naar Duitse staten als Baden en Pruisen,
maar ook naar Oostenrijk, Hongarije en Itali. Ook in Amsterdam en Den Haag braken rellen uit, onder meer door de
slechte economische toestand. Gegrepen door het revolutionaire Europa werd de geschrokken Koning hierdoor in
n nacht van uiterst conservatief uiterst liberaal. Het zou het gehele jaar onrustig blijven in het revolutionaire
Europa, waarbij er in juni 1848 in Frankrijk nog een oproer uitbrak en de strijd in Hongarije voortduurde. Willem II
nodigde de Tweede Kamervoorzitter, Boreel van Hogelanden, uit om de mening van de Tweede Kamer over een
gewenste Grondwetsherziening te geven. De ministers wisten niets van deze stap van de koning en vroegen ontslag.
Er kwam nu een nieuwe ministersploeg, waarbij de gezant in Londen, Schimmelpenninck, als formateur optreedde.
Op 17 maart werd tevens een grondwetscommissie benoemd. Sommige leden daarvan waren tevens minister. De
voorzitter van de commissie, Thorbecke, was dat echter niet. Bovendien bleek minister-president Schimmelpenninck
heel andere ideen te hebben, dan de commissieleden.
Grondwetscommissie
De Grondwetscommissie bestond behalve Johan
Rudolph Thorbecke, Dirk Donker Curtius, De
Kempenaer, Lodewijk Caspar Luzac en Lambertus
Dominicus Storm. Donker Curtius en Luzac waren
tevens minister; De Kempenaer werd dat in mei 1848.
De commissie was op 11 april 1848 gereed met haar
werkzaamheden. De voorstellen gingen deels verder
dan hetgeen de conservatieve Tweede Kamer wilde. Zo
stelde de commissie voor Tweede Kamer, maar ook
Gemeenteraden en Provinciale Staten, rechtstreeks te
laten kiezen door burgers die een bepaald bedrag aan
belasting betalen. De Eerste Kamer moest volgens de
commissie worden afgeschaft. De Tweede Kamer wilde
dit niet. Het compromis was dat de Eerste Kamer bleef
bestaan en zou worden gekozen door de Provinciale Staten.
De ministers konden niet allemaal instemmen met de voorstellen van de commissie-Thorbecke. Vooral
Schimmelpenninck en de conservatieve ministers van Oorlog en Marine hadden bezwaren. Schimmelpenninck wilde
dat de koning meer macht zou houden en dat die bijvoorbeeld de Eerste Kamerleden zelf mocht blijven benoemen.
De meerderheid deelde die opvattingen niet. Schimmelpenninck en minister Nepveu van Oorlog traden daarom af.
Donker Curtius werd nu de belangrijkste minister.
Wetsvoorstellen
Op 19 juni 1848 werden de 12 wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer aangeboden. Ten opzichte van de voorstellen
van de grondwetscommissie werden enkele wijzigingen aangebracht. Zo mocht het ministersambt gecombineerd
worden met het lidmaatschap van de Tweede Kamer en kregen afgestudeerden aan een universiteit niet automatisch
het kiesrecht. De hoofdlijnen bleven echter overeind.
Parlementaire behandeling
Tijdens de parlementaire behandeling vond nog een belangrijke wijziging plaats. Vanwege bezwaren uit de Tweede
Kamer schrapte de regering het voorstel om de Eerste Kamer rechtstreeks te laten kiezen. In plaats daarvan kwam er
een getrapte verkiezing door de Provinciale Staten.
Alle voorstellen werden hierna door de Tweede Kamer goedgekeurd. Ook de uiterst conservatieve Eerste Kamer
stemde in. Daarbij was wel de nodige druk gebruikt. Bovendien waren enkele conservatieve leden door de regering
vervangen door hervormingsgezinden. Pas nadat eerst de stemmen hebben gestaakt, was er een meerderheid. De
koning wist n lid, Arnoud Willem van Brienen van de Groote Lindt, van mening te laten veranderen, waardoor in
de Eerste Kamer bij een tweede stemming alsnog de kleinst mogelijke meerderheid vr was.
De tweede lezing moest plaatsvinden in de Dubbele Tweede Kamer. Er werden hiertoe naast de 58 zittende leden
nog eens 58 leden gekozen. Alle voorstellen kregen vervolgens de vereiste driekwart meerderheid. In de Eerste
Kamer stemden dezelfde leden als bij de eerste lezing over de voorstellen. Wederom had de koning nieuwe leden
benoemd, en ook in de Senaat was er een meerderheid vr de Grondwetsherziening.
249
De Grondwetsherziening
De belangrijkste wijzigingen waren:
invoering van de politieke ministerile verantwoordelijkheid: de ministers zijn verantwoordelijk, de koning is
onschendbaar;
rechtstreekse verkiezing van Tweede Kamer, gemeenteraden en Provinciale Staten op grond van het
censuskiesrecht;
verkiezing van de Eerste Kamer door de Provinciale Staten, die per provincie alleen uit de rijksten kunnen kiezen;
openbaarheid van vergaderingen van alle vertegenwoordigende lichamen;
mogelijkheid om de Kamers te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven;
invoering van het recht van amendement voor de Tweede Kamer;
verlening van het recht van onderzoek (enqute) aan de Tweede Kamer;
invoering van een inlichtingenrecht voor beide Kamers, waardoor interpellaties mogelijk worden;
de begroting wordt ieder jaar in plaats van tweejaarlijks vastgesteld en ook daarbij geldt het recht van
amendement.
het parlement krijgt meer invloed op het koloniale beleid: jaarlijks moet een koloniaal verslag worden uitgebracht
en de koning heeft niet meer alleen het opperbestuur;
vrijheid van onderwijs;
Externe link
Het verslag van de grondwetscommissie [3] waarvan Thorbecke voorzitter was, alsmede Thorbeckes Dagverhaal.
Bronnen, noten en/of referenties
De informatie op deze pagina, of een eerdere versie daarvan, is geheel of gedeeltelijk afkomstig van www.parlement.com [4].
Overname is toegestaan met bronvermelding.
[1]
[2]
_-_Koning_Willem_III_en_de_grondwet_in_april_. pdf)
[3] http:/ / home. kpn. nl/ ~dmjanssen1960/ thorbeckiana. html
[4] http:/ / www. parlement. com
Meer bronnen die bij dit onderwerp horen, kan men vinden op de pagina Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1848) op de
Nederlandstalige Wikisource.
250
Paginabronnen en auteurs
Paginabronnen en auteurs
Geschiedenis van Nederland Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38634917 Auteurs: .Koen, .marc., 2NG, AGL, AJW, Abnormaal, Adnergje, Advance, Akoni, Al, Aleichem,
AleichemAWB, Algont, Aliter, Amarant, Andre Engels, Andries, Arch, ArthurKing, Bartflikweert, Bartux, Baudouin, Bdijkstra, Beachcomber, Bemoeial, Berendvd, BertS, Bestevriend, Blukske,
BoH, Boekhorst, Bontekoe nl, Broederhugo, Buzz-tardis, Canid, Capt jo, Casper, Casperinfo, CaspervdVeen, Caudex Rax, Chemical Brother, Chielio, Chingon, Chris, ChristiaanPR, Ciell,
CommonsDelinker, Daaf, Daka, Datu, David.496, De Wikischim, DeVrolijkeSchrijver, Den Hieperboree, DennisPeeters, Divus Augustus, Dolfy, Domie, Douglas, Druifkes, Dryke, DRahier,
Edwinb, Ellywa, Emelha, Emmelie, Empoor, Emvee, Erik Springelkamp, Erik1980, ErikWarmelink, Eriksw, ErikvanB, Erwin, Eve, Falcongj, Floris V, Fontes, Fr33ke, Fransvannes, Freek
Verkerk, Furore, Galwaygirl, Gasthuis, Gerben1974, Gerbennn, GijsvdL, Gio, Gitaarfreak, Golradir, Goudsbloem, Grmbl76, Guusb, Gvn02, Hajo, Handige Harrie, Hannes Karnoefel, Hardscarf,
Hein Eken, HenkvD, Henricus, Henxter, Hjvannes, Iamthestig, Ilonamay, Ilse(a), Islanublar, JJM, JRB, JWZG, Jan Arkesteijn, JanB46, JanTurin, Japiot, Jarune, Jcwf, Jeroen, Jerre, Joep
Vullings, John-c, Joost 99, Joplin, Joris, Jpwaag, JurgenNL, JurriaanH, Just a member, Justhg, KKoolstra, Kattenfan, Kingsnake, Kleuske, Knillis, Knowledge, Kobuel, Krisgrotius, Kwibus,
Kwiki, Knsterle, Laban, LeonardH, Leopard, Lexw, Limburg1991, Lolsimon, Looi, Look Sharp!, Lost, Luctor, Lymantria, MWAK, Maartentje, Magalhes, Maniago, Marco de Mol, MarcoVD,
MartinD, Martinus, Math1985, Mexicano, Michiel1972, MichielDMN, Migdejong, Migiloviz, Mixcoatl, Mnwep, MoiraMoira, Moose1960, MrBlueSky, Mtcv, Muijz, Nederlandse Leeuw, Neet,
Nemesis, Notum-sit, Obarskyr, Oscar, Oskkar, PFJM, Patrick, Paul Hermans, Paul K., Paul2, Pepijntje, Peter b, Peterbr, Peti me, Phalene, Phewiki, Phidias, Pieter Kuiper, Pietje Puk, Pjetter,
Pompidom, Puckly, Quasar, Quistnix, Qwertyus, RToV, Ravingwolf, Red4tribe, Rening, Renke, Rex, Richardw, Rikipedia, Rob Bartholomees, Rob Hooft, Robb, Roland Tjardo, RonaldB,
Ronn, Roppo, Rubietje88, S.Kroeze, Sally Mens, SanderK, Saschaporsche, Schweigfurt, Serassot, Servien, Sherlock Holmes, Sietske, Sijmentje, Sir Iain, Skuipers, Smile4ever, Sonty567,
Spraakverwarring, Starfish69, Stormshadownl, Streppel, Stuntelaar, Suikerbeessie, T. Tichelaar, TBloemink, TVilkesalo, TacoTichelaar, Taka, Tdevries, TeunSpaans, ThomasvanOutheusden,
Tuvic, Tuxtux, Ucucha, Vanspildam, Venullian, Vis met 1 oog, Vransiscus, WDVLWD, WH1953, Waerth, Warddr, Watisfictie, Webnetprof, Wiki13, Wiki213ip, Wikiklaas, Wikix, Wilfried
Derksen, Willemo, Wjd, Wolf Lambert, Woudloper, Wouterjanss, Woutmans, XentraX, Xyboi, Ype, Zanaq, Zwambornbob, chsfpc10.chem.ncsu.edu, conversion script, 311 anonieme
bewerkingen
Romeinen in Nederland Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37909641 Auteurs: Advance, Arwin7, BoH, Bravinsky, Bruxellensis, CaAl, Casper, Chavanarchy, Cycn, Davin,
DennisPeeters, Douglas, Edoderoo, Elbereth, Ellywa, Erik Baas, Eve, Evil berry, Frank0765, Freaky Fries, Galwaygirl, GeeKaa, GijsvdL, Glemmens1940, Goudsbloem, Gouwenaar, Grmbl76,
Halandinh, Hanhil, Hannes Karnoefel, Hans Erren, Hansmuller, Henna, Herodotus, Ilse Winter, JRB, JZ85, Jaapvdv, Japiot, Jelte, Jeroen, John-c, Joop Rotte, Joris, JurgenNL, JurriaanH,
Kamayap, Karel Anthonissen, Kleuske, Knowledge, Kthoelen, Lars Washington, LondenpAWB, Look Sharp!, Loranchet, MRY, Machaerus, MartinD, Mathonius, Maximefritsjanrik, Mexicano,
Michiel1972, MoiraMoira, Muijz, NFSreloaded, NielsB, Ninane, Nio17, Notum-sit, O E P, Pieter, Puckly, Quistnix, Rex, Rijnstraat, Robb, Robinv, Romaine, Ron4, RonaldB, Rp, SPQRobin,
Saviour, Simon-sake, Sindala, Snabel, Sonty567, Sonuwe, Streppel, Sumurai8, Svdmolen, TBloemink, Taketa, The MacXorcist, Tuvic, Venullian, Vertrokken, Vinvlugt, Voortman, Wilfried
Derksen, Willemo, Woudloper, Woudpiek, Wutsje, Ype, 153 anonieme bewerkingen
De Nederlanden in de Middeleeuwen Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38662721 Auteurs: 3wisemen, AGL, Advance, Algont, Arch, Beachcomber, Bean 19, Ben Pirard, BertS,
BoH, Brimz, Campanile, Ciell, CommonsDelinker, Datu, De Wikischim, Den Hieperboree, DennisPeeters, Dolfy, Druifkes, DRahier, Edoderoo, Edwinb, Enormekever, ErikvanB, Flinus,
Frank0765, GDK, Gasthuis, Geoffrey F, GijsvdL, Goodness Shamrock, Goudsbloem, Grmbl76, Halandinh, Hannes Karnoefel, Hardscarf, Heer van Robaais, Heureka, Horus, Iamthestig,
Ilonamay, JRB, JanB46, Japiot, Jasper Rijk, Jean-Pierre Remy, JoJan, John Campo, Joostik, Jvhertum, Karel Anthonissen, Kippenvlees1, Koen Amatata, Koosg, Kweniston, Kwiki, Looi,
Mbch331, Mdd, Meglosko, Mexicano, Migdejong, MrBlueSky, Nederlandse Leeuw, Notum-sit, Okkytrooi, Pannenkoek, Paul2, Peter b, Peti me, Ringo1999, Rmgs, Robb, Romaine,
Rood-geel-blauw, RosmalennelamsoR, S.Kroeze, Sindala, Sir Iain, SomeHuman, Sonty567, Stuntelaar, Stunteltje, Suikerbeessie, Tekstman, Vanveghel, Vels, Vincent Steenberg, Vinkje83,
Vinvlugt, Vis met 1 oog, Wikix, 70 anonieme bewerkingen
Grote Volksverhuizing Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37922596 Auteurs: Advance, Algont, Beachcomber, Bean 19, Bedwyr, BertS, BoH, Casperinfo, David.496, Davin,
DRahier, Flamenc, Galiz, Geoffrey F, GerardM, Gidonb, Gitaarfreak, Gpvos, Hannes Karnoefel, Hardscarf, Heureka, Jan Bontje, Jintro, Karel Anthonissen, Lexw, Look Sharp!, Lymantria,
Mexicano, Michiel1972, NInTeNdO, NeoRetro, Niels, Notum-sit, Oscar, Plafeix, Quistnix, Rex, Robb, Romaine, S.Kroeze, Serassot, Simon-sake, SimonDeDanser, The Banner, Vels, Vincentsc,
Willemo, ZZyXx, Ziyalistix, 24 anonieme bewerkingen
Grote hongersnood van 1315-1317 Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38378084 Auteurs: Advance, BoH, Edoderoo, ElComandanteChe, Goudsbloem, Groucho NL, JRB, JWZG,
JanB46, MrBlueSky, Woudloper
Zwarte Dood Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38682957 Auteurs: .Koen, Andre Engels, Arthal, Arvey, AvB, BKannen, Bluma, Carl Willems, Controle, Danielm, DavidD,
Dolfy, Dolledre, Droes, Edwinb, Edwtie, Encyacht, Evanherk, Familieman, GerardM, Grmbl76, Hanhil, Hardscarf, Heureka, Inge Habex, Itsme, JRB, JanB46, Japiot, Jean-Pierre Remy, JessevA,
Just a member, Kasper3011, Klaas1978, Kleuske, Lymantria, Maiella, Maniago, Mexicano, Michiel1972, Mixcoatl, MoiraMoira, Muijz, Ninane, Obarskyr, Oscar, Paul-MD, Peterson, Puckly,
Quasar, RenV, Repeater, Rex, Riki, Romaine, Spraakverwarring, Svdmolen, Template namespace initialisation script, Tflad, Tim Auke Kools, Timk70, Truckerruud, Tukka, Wammes Waggel,
Wester, Wiki13, Willemo, Wutsje, 80 anonieme bewerkingen
Honderdjarige Oorlog Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37884052 Auteurs: AGL, Adelbrecht, Advance, Algont, Andre Engels, Bartux, Benscheelings, Benzebuth198, BertS,
Bouwe Brouwer, BrumD, Cerberus, ChrisN, Christoffel K, Cycn, Davv69, De Jaren, Diogenes, Druifkes, DustSpinner, DRahier, EdBever, Erik Wannee, Eriksatie, Floris V, Fred Lambert,
George4, Goudsbloem, Gpvos, Hajo, Hannes Karnoefel, Heer van Robaais, Heiko, Henk van Haandel, Henxter, Hoopje, Ilse(a), JRB, JWZG, Jcwf, Jeroen, Jornvanloon, Kameraad Pjotr, Karen
van Linden, Kleuske, Knsterle, Lexw, Ma'ame Michu, Marjoke, Michiel1972, MoiraMoira, MrBlueSky, Muijz, Munni, Napoleon Vier, Nederlandse Leeuw, Niels, Otto ter Haar, Palica, Paul
Hermans, Puckly, Qwertyus, RickRoll, Rob Bartholomees, Robrecht DAVID, Ronald, Rood-geel-blauw, Silver Spoon, Sir Iain, SomeGuy, Spraakverwarring, Steinbach, Sumurai8, Taalvos,
Takk, Tdevries, Tfa1964, Toth, Tubantia, Tukka, Vinvlugt, WDVLWD, Wasily, Webkid, Wikix, Willemdd, Willemo, Yorian, Zanaq, Zwambornbob, 102 anonieme bewerkingen
Heilige Roomse Rijk Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37952343 Auteurs: -robert-, AGL, AJW, Advance, Alankomaat, Aleichem, Andre Engels, Bemoeial, BertS, BoH,
Bob1971, Brynnar, BvdValk, Carolus, Casperinfo, Chaemera, Chris, CommonsDelinker, Corbertholt, Denial, DennisPeeters, DexieBoy, Domie, Dryke, Eanos, EdBever, Edwinb, ElfjeTwaalfje,
Emiel, ErikvanB, Errabee, Evil berry, Floris V, Flyingbird, Gertjan R., Glatisant, Goodness Shamrock, Gpvos, Guss, Hanhil, Hannes Karnoefel, Hardloper, Hardscarf, Henk van Haandel, Hubertl,
Ianrr, JCIV, Jan Arkesteijn, Japiot, Jcb, JePeAWB, Joopwiki, Jvhertum, Kameraad Pjotr, Karel Anthonissen, Klaas1978, Kleuske, Knowledge, Knuga, Kooij, Ktsquare, Kwaremont, Knsterle,
LennartBolks, Lexw, Lievinie, Lignomontanus, Maartentje, Mexicano, Michiel1972, Minuteman, Mister J., Mtcv, Murkzn, Napoleon Vier, Nederlandse Leeuw, Netraam, Ninane, Norbert
zeescouts, O E P, Otto ter Haar, Pantalone, Paparodo, Paul2, Planetarium, Puckly, Pucky, Qantum, Quistnix, Qwertyus, Rainer, Rex, Robert Prummel, RoboRex, Roffel, Romanist,
Rood-geel-blauw, Sabatain, Sardur, Siebrand, Sir Iain, Sixtus, Sonuwe, Taalvos, Taffy, Tdevries, Teysz Kamieski, Thomas-, Tropische Storm Sven, Tubantia, W.D. Sparling, WO2,
Waterloo1974, WikiFB2, Witger, 66 anonieme bewerkingen
Grote Ontginning Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37966215 Auteurs: Arch, BoH, DRahier, Erik Wannee, Eriksw, ErikvanB, Heureka, JRB, JanB46, Jarune, Kliek, Lars-f-94,
Maiella, Maniago, Mexicano, MrBlueSky, Sonty567, Steinbach, The Banner, Vis met 1 oog, Wutsje, Zeppo, 8 anonieme bewerkingen
Hanze Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37904795 Auteurs: Adamhawk, Advance, Albert Noniem, Algont, Altoos, Andre Engels, Anniversaires, Bartvs, Bdijkstra, Bijltjespad,
BoH, Campanile, Capaccio, Davin, Den Hieperboree, DennisPeeters, Dinsdagskind, Doc Brown, Dolledre, Door de wol geverfd, Dryke, Dz, EdBever, Ellywa, ErikvanB, Evanherk, Eve, Evil
berry, F-j123, Flinus, Fred Lambert, Glatisant, Gpvos, Hanhil, Hardscarf, Hoopje, Ilse Winter, ImmenselyFastAudi, JWZG, Jan Arkesteijn, Japiot, JePeAWB, Jeroen linderhof, Johan N, Josq,
Jutten, Jvhertum, Kameraad Pjotr, Karel Anthonissen, Kthoelen, Le Fou, Lexw, Look Sharp!, M. Wannet, Mallerd, Mathonius, Mexicano, Michiel1972, Migdejong, Mikespaans, Minuteman,
MoiraMoira, MrBlueSky, Narayan, Neet, Onderwijsgek, Pelikana, Peter b, Pimbrils, Pompidom, Prlwytzkofski, Pucky, RoboRex, Roepers, Romaine, Sijtze Reurich, Silver Spoon, Sir Iain,
Sonuwe, TOM, Tdevries, Tegel, Tjako, Tomscheer, Tukka, VanBeem, Vincentsc, Vransiscus, We El, Woudloper, Wutsje, Yeremy78, 82 anonieme bewerkingen
Bourgondische tijd Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=35456438 Auteurs: 3wisemen, AGL, Aigremont, Andre Engels, Beachcomber, BoH, Ciell, Dolfy, Domie, Dryke, Emiel,
Hannes Karnoefel, Heer van Robaais, Jcwf, Karel Anthonissen, Karen van Linden, Le Fou, Maniago, Michiel1972, Nederlandse Leeuw, Nick, Paparodo, Paul Hermans, Paul2, Peter b,
PeterMeuris, Puckly, Riki, Rob Hooft, Rood-geel-blauw, Ruloh01, Serassot, Sijmentje, Skuipers, Snoop, Sonuwe, Stijn Calle, Streber, Stuntelaar, Tdevries, Teysz Kamieski, Tfa1964, Torero,
Verrekijker, Vinvlugt, Wikix, Willemdd, 22 anonieme bewerkingen
Habsburgse Nederlanden Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38667381 Auteurs: AGL, Adelbrecht, AleichemAWB, Algont, Bean 19, BesselDekker, Bjankuloski06nl,
Cherurbino, Datu, Dirck, Druifkes, Dryke, Falcongj, Flyingbird, Gpvos, Henk van Haandel, JWZG, Jan Lapre, Jeroen, Just a member, Karel Anthonissen, Kleparz, Michiel1972, Nederlandse
Leeuw, Olivier Bommel, Paul2, Serassot, Siebrand, Skuipers, Spraakverwarring, Stijn Calle, Stuntelaar, Tdevries, Technische Fred, Trijnstel, Vis met 1 oog, 27 anonieme bewerkingen
Nederlandse Opstand Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38106759 Auteurs: .Koen, AGL, Advance, Artaynte, B kimmel, BoH, Chris, ChristopheS, Classical geographer, Datu,
Druifkes, DustSpinner, Edwinb, ErikWarmelink, Falcongj, Fantasia, JanB46, Jarii94, Jasper Coenraats, Khx023, Lolboykid, Mexicano, Michiel1972, MoiraMoira, MrBlueSky, Nederlandse
Leeuw, Niels, Obarskyr, Oscar, Oszzz, RToV, Richardw, Riki, Robb, RonaldB, Theobald Tiger, Torval, Tubantia, Vysotsky, Wiki13, Wikix, Willem Haze, Wvr, 34 anonieme bewerkingen
251
Paginabronnen en auteurs
Tachtigjarige Oorlog Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38584309 Auteurs: .Koen, .marc., 3wisemen, A1979s, AGL, Aart-Teun, Advance, Al, Aleichem, Algont, Andre Engels,
Arch, Arend041, Arnolduszelf, BArendbentvelsen, Ballie19, Bart van der Pligt, Baswerkhoven, Benscheelings, Berendvd, BertS, Bic, BoH, Bob.v.R, Bzoen, Calorshear, Chris, ChristiaanPR,
CommonsDelinker, Corriebert, CrazyPhunk, Da dinges, Daka, Dartelaar, Datu, Davin, De Wikischim, Dimitri, Dirckoen, Dolfy, Dolledre, Domie, DrBorka, Dragon1394, Drs F.F.F. Koelestier,
Druifkes, DRahier, Edoderoo, Effeietsanders, Ellywa, Elshout, Emiel, Emmelie, Empoor, Encyacht, Ereunetes, Erik Baas, ErikWarmelink, ErikvanB, Erwin, Eve, Falcongj, Floris V, Flurp,
Flyingbird, Forrestjunky, Foxie001, Fred Lambert, Fruggo, Galoubet, Gerben1974, Gerbennn, GijsvdL, Goudsbloem, Goudsh, Grmbl76, Groucho NL, Haarajot, Hablous, Halandinh, Hannes
Karnoefel, Hansmuller, Hardscarf, Henk Boelens, Henks, Heureka, Hoopje, Hwb, J.A.Bergeijk, JRB, JWZG, JackSparrow Ninja, Jan Arkesteijn, JanB46, Janky, Janus Magnus, Japiot, Jasper
Coenraats, Jc kortekaas apotheker, Jesper, Joeklag, Johan N, Joopr13, Jooprjoopr, Joostik, Josjojo, JurgenNL, Just a member, Jvhertum, Kameraad Pjotr, Karel Anthonissen, Kattenfan, Ken123,
Khx023, Kingsnake, Kjetil r, Kleuske, Koektrommel, Koen Amatata, Koosg, Kristof vt, Kweniston, Knsterle, Lars-f-94, Leopard, Lexw, Lignomontanus, Look Sharp!, Lotje, Luminarius, Lvg,
Lymantria, M0, MRY, Maiella, Maniago, MartinD, Mathonius, Mexicano, Mezelf14, Michiel1972, Miho, MoiraMoira, MrBlueSky, MrSparta, Myr, Nederlandse Leeuw, Niels Brons, Ninane,
Norbert zeescouts, Notum-sit, Obarskyr, Oscar, Oszzz, PHouben, PJ Geest, Paul B, Paul2, Peter b, Peterheirman, Peterson, Pieter1, Pinopower, Pompidom, Puc conDoin, Pven, RJB,
RemterHofstede, Renierius, RenV, Rexsumego, Richardkiwi, Richardw, Riki, Rikipedia, Rmfloris, RoboRex, Robrecht, Romaine, RonaldB, Ronn, Rood-geel-blauw, Rozemarijn vL,
Rudolphous, S.Kroeze, Savh, Scooper, Seolnew, Serassot, Siebrand, Sindala, Sir Iain, Sjoerd22, Sjouker, Spraakverwarring, Stefansturm, Stofvdw, Streber, Stuntelaar, SuperZjozz, TBloemink,
Tdevries, The Banner, Theobald Tiger, Trewal, Trijnstel, VanBeem, Viajero, Vincent Steenberg, Vis met 1 oog, Vliegenmepper, Vransiscus, WH1953, Wammes Waggel, We El,
Wetenschapper1, Wiki13, Wikix, Willem Haze, Willemo, Wutsje, Wvr, Xaphire, Xyboi, Yorian, Zaanstreek, Zirland, Zonne, Zwambornbob, 293 anonieme bewerkingen
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38085585 Auteurs: 3wisemen, AGL, Adamhawk, Advance, Aiko, Ajox, Al, Aleichem, Andre
Engels, Apdency, Arch, ArjanH, Bartflikweert, Bean 19, BenTels, Benedict Wydooghe, Benscheelings, BertS, Bertrand Wacker, BoH, Chielbuseyne, ChrisN, CommonsDelinker, Corbertholt,
Daimanta, Damien, Dapsv, David de Cooman, Debaser, Defcon, Demophon, DennisPeeters, Dimitri, Dinsdagskind, Dirckoen, Dirkvanherzeele, Domie, Donarreiskoffer, Druifkes, Dryke, Dz,
Edoderoo, Edwinb, Edwtie, Ellywa, ErikvanB, Erwin, FakirNL, Falcongj, Fentener van Vlissingen, Foxie001, Franzcourtens, Freako, Galoubet, Gasthuis, Gerrit003, Gielles, GijsvdL, Golradir,
Goudsbloem, Grmbl76, Groucho NL, Hannes Karnoefel, Hansmuller, Happytravels, Hardscarf, Helanhuaren, Hendrik F K, Henk Boelens, HenkvD, Heureka, Homan, Hoopje, Hopjesvla,
Iamthestig, JRB, JZ85, Jan Arkesteijn, JanB46, Japiot, Jaronis, Jeroen, Jfresen, Johannes49, Joost 99, Joostik, Joplin, Josq, JrPol, JurgenNL, Jvhertum, Karel Anthonissen, Katepanomegas,
Kleparz, Kleuske, Knowledge, Koen Amatata, Kweniston, Knsterle, Laban, Larzzz, Leopard, Lignomontanus, LimoWreck, Look Sharp!, Lymantria, MADe, MWAK, MYRZ.net, Maartentje,
Magere Hein, Mexicano, Michiel1972, Minuteman, Mixcoatl, Moddereter, Mvdleeuw, Nachtwerker, Nederduivel, Nederlandse Leeuw, Niekemans, Niels, O E P, Otto ter Haar, Paul B, Paul K.,
Paul2, Peter b, Planetarium, Pompidom, Puckly, Redmar, Richardw, RickRoll, Rikipedia, Rmgs, Robbtj, Robby, Romaine, SanderK, Serassot, Sir Iain, Sjoerd22, Skuipers, Snabel, SomeGuy,
Spraakverwarring, Stuntelaar, Tdevries, Tomgreep, Trijnstel, Uraniawizard, Vincent Steenberg, Vinvlugt, Vis met 1 oog, Webnetprof, Wenceslas, Wester, Wikix, Woudloper, Woudpiek, Wutsje,
YoshiDaSilva, ZZyXx, Ziko, Zwambornbob, 131 anonieme bewerkingen
Gouden Eeuw (Nederland) Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37940614 Auteurs: 1Veertje, 3wisemen, A Duck, AGL, AJW, Advance, Ahaeser, Al, Aleichem, Andre Engels,
Annabel, Apdency, ArmTheInsane, Astrion, BKannen, Barbaar, Beachcomber, Bemoeial, BertS, Bertrand77, Blueknight, BoH, Bob.v.R, Casper, Casperinfo, Ceescamel, ChrisN, Ciell,
CommonsDelinker, Davin, De Wikischim, Dick Bos, Diderot, Dolledre, Donarreiskoffer, Douglas, DrBorka, Druifkes, EdBever, Edoderoo, Edwinb, Ellywa, Emiel, Emmelie, Empoor, Erik
Zachte, Erik1980, Eriksw, ErikvanB, EvG, Eve, Evil berry, Extinguished Fire, FKvS, Falcongj, Fnorp, Forrestjunky, Foxie001, Flix, G.Lanting, Gar onn, Gasthuis, Grmbl76, Grff Matthias,
Hajo, Hanhil, Hans B., Hansmuller, Harry Kuiper, Herodotus, Iamthestig, JRB, JWZG, JZ85, JanB46, Japiot, Jarii94, Jasper Coenraats, Jeroen, Johan N, Jonas, Joopwiki, Joost, Joost 99, Joplin,
Joris, JurgenNL, Jvhertum, Kagaherk, Kameraad Pjotr, Ken123, Kingsnake, Kleuske, KoKiv, Koos Jol, Koosg, Kordas, Kristof vt, LennartBolks, Lexw, Look Sharp!, Lymantria, M48b, Maarten
Jansen, Maartentje, Maasje, Machaerus, Manecke, Maniago, MarkBeckers, MartinD, Mathonius, Mexicano, Michiel1972, MigGroningen, Migdejong, Mion, MoiraMoira, MrBlueSky, Narayan,
Niels, Ninane, O E P, Obarskyr, Oscar, PJ Geest, Paul B, Pepijntje, Peter b, Pieter19, PizzaMan, Pompidom, Praseodymium, Quistnix, R. Veenman, R.schwab, RJB, RToV, Rasbak, ReWinD,
RenV, Richardw, Rietvogel, Rmgs, Rob Hooft, Robberty, Robert Prummel, RoboRex, Roelzzz, RonaldB, Ronaldvd, Rood-geel-blauw, S.Kroeze, SanderK, Savh, Serassot, Silver Spoon,
Simon-sake, Sir Iain, Sixtus, Sjoerd24, Snoop, Sonty567, Sonuwe, Spraakverwarring, Stuntelaar, T. Tichelaar, TBloemink, TacoTichelaar, Tdekleyn, Theobald Tiger, Trijnstel, Tubantia, TuurDS,
Tuvic, Veel te veel, Venullian, Victor LP, Vincent Steenberg, Vincentsc, Vinvlugt, VvU, WDVLWD, Waerth, Walter, Wammes Waggel, Warddr, Webnetprof, Wiki13, Wikimo, Wikix, Willemo,
Wimpi, Wutsje, Wvr, Xyboi, YoshiDaSilva, Youbuntu, Ype, Zanaq, Ziko, Zozie, conversion script, node-c-2246.a2000.nl, 383 anonieme bewerkingen
Franse tijd in Nederland Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38394638 Auteurs: Advance, Agora, Aiko, Aleichem, Beachcomber, Casperinfo, Cycn, Encyclopedist, ErikvanB,
Friedricheins, Geoffrey F, Hansmuller, Joostik, Jvhertum, Kleuske, Maarten1963, Machaerus, Mathonius, Ninane, Pelikana, Robb, Rozemarijn vL, SchrijverVanArtikelen, Skuipers, 11 anonieme
bewerkingen
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38682005 Auteurs: 3wisemen, AGL, Adamhawk, Advance, Aiko, Akoopal, Amarant, Arch, Arjan
Groters, BasFey, Beachcomber, Bemoeial, Berendvd, Berkoet, BoH, Bontenbal, Canid, Cicero, Clockwork Orange, Connectinganimals, Corriebert, De Wikischim, Devon1980, Domie,
Douglas, Dqfn13, DRahier, ESub, Edwinb, Erik Baas, ErikWarmelink, ErikvanB, Eve, Falcongj, Farhendae, Fit, Fontes, Fredo, Friedricheins, FriedrickMILBarbarossa, GijsvdL, Gmhogervorst,
Golradir, Goudsbloem, Gpvos, Guaka, Hanhil, Hannes Karnoefel, Hardscarf, Hebel, Henk van Haandel, Henricus, Hiervista, Hoihoi1234567890, Hoopje, Hpvpp, Jaapvdv, Jan Arkesteijn, Jan o b,
JanDeFietser, Japiot, JePe, Jeroen, Jeroen linderhof, JoJan, Joep Vullings, Joostik, Jvhertum, KKoolstra, Kameraad Pjotr, Karel Anthonissen, Kleparz, Krinkle, Knsterle, Lennart97, LeonardH,
Lignomontanus, Looi, LvdMoosdijk, M0, Magere Hein, Maiella, Mamaberry11, Marwijk, Mexicano, Michiel1972, Migdejong, Minuteman, Mofrikaantje, MoiraMoira, Muijz, Nachtwerker,
Narayan, Nederlandse Leeuw, Olivier Bommel, Ortjens, Patrick, Paul K., PeterMeuris, Pompidom, Rachelom, Rex, Richardw, RickRoll, Rikipedia, Robbtj, RoboRex, Romaine, RonaldB,
Sabatain, Sally Mens, SanderSpek, Serassot, Servien, Silver Spoon, Sir Iain, Skuipers, Sonuwe, TaalVerbeteraar, Taalvos, Taketa, Tnd, Troefkaart, Tropische Storm Sven, VanBuren, Verrekijker,
Vinvlugt, Wenceslas, Wester, Wester2005, Woodcutterty, Woudpiek, , 63 anonieme bewerkingen
Grondwetsherziening van 1848 Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37957169 Auteurs: 3wisemen, AleichemAWB, Bemoeial, Dolfy, Donjanssen, DRahier, Edoderoo, Edwinb,
Emelha, ErikvanB, Falcongj, Grmbl76, JanB46, Johan Kwisthout, Joostik, Karel Anthonissen, Linkin, Looi, Luc., Luijt, Mexicano, MrBlueSky, Mtcv, Patrick, Qwertyus, TRBlom, Tdevries,
Trafo, 12 anonieme bewerkingen
252
253
254
255
256
257
Bestand:Intocht hertog van Anjou in Antwerpen.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Intocht_hertog_van_Anjou_in_Antwerpen.jpg Licentie: Public Domain
Auteurs: Blue Tulip, BoH, Jeanhousen, Kweniston, Vincent Steenberg, Zil, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Vaenius - Alexander Farnese.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Vaenius_-_Alexander_Farnese.png Licentie: Public Domain Auteurs: Bukk, Frank
Schulenburg, G.dallorto, Lencer, Marv1N, Mattes
Bestand:Invincible Armada.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Invincible_Armada.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: English School, 16th century
Bestand:Michiel Jansz van Mierevelt - Maurits van Nassau, prins van Oranje en Stadhouder.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Michiel_Jansz_van_Mierevelt_-_Maurits_van_Nassau,_prins_van_Oranje_en_Stadhouder.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Bukk,
Dedden, JdH, Tancrde, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Slag bij Nieuwpoort.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Slag_bij_Nieuwpoort.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Druifkes, JoJan, Kameraad
Pjotr, Kweniston, Labattblueboy, Mattes, Vincent Steenberg, Zeisterre, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Sitio de Ostende.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Sitio_de_Ostende.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Bukk, DenghiComm, JoJan,
Kweniston, LTB, Vincent Steenberg
Bestand:Decaptitation of Johan van Oldenbarnevelt - Onthoofding van Oldenbarnevelt (Iustitie aen Ian van Oldenbarnevelt geschiet )(1619, Claes Jansz. Visscher).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Decaptitation_of_Johan_van_Oldenbarnevelt_-_Onthoofding_van_Oldenbarnevelt_(Iustitie_aen_Ian_van_Oldenbarnevelt_geschiet_)(1619,_Claes_Jansz._Visscher).jpg
Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Denniss, Jarekt, Kweniston, Vincent Steenberg, Wst
Bestand:De overgave van breda Velazquez.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:De_overgave_van_breda_Velazquez.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: user:Kjetil
r
Bestand:Hertogenbosch1629.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hertogenbosch1629.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Bukk, Jane023, Kweniston, LTB, Mattes,
Vincent Steenberg, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Reinier Nooms - Before the Battle of the Downs - c.1639.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Reinier_Nooms_-_Before_the_Battle_of_the_Downs_-_c.1639.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Bukk, Jan Arkesteijn, JdH,
Kweniston, Siebrand, Vincent Steenberg
Bestand:De verovering van Hulst - The siege and capture of Hulst in 1645 (Hendrick de Meijer).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:De_verovering_van_Hulst_-_The_siege_and_capture_of_Hulst_in_1645_(Hendrick_de_Meijer).jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
AnRo0002, Blue Tulip, Jarekt, Kweniston, Mr.Dantes, Vincent Steenberg
Bestand:Westfaelischer Friede in Muenster (Gerard Terborch 1648).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Westfaelischer_Friede_in_Muenster_(Gerard_Terborch_1648).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, BlackIceNRW, Georg
Slickers, Ilse@, Jan Arkesteijn, JdH, Kameraad Pjotr, Kresspahl, Kweniston, Mattes, STBR, Schlendrian, UV, Vincent Steenberg, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Wikisource-logo.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Wikisource-logo.svg Licentie: logo Auteurs: Guillom, INeverCry, Jarekt, MichaelMaggs, NielsF,
Rei-artur, Rocket000
Bestand:Coat of arms of the republic of the united Netherlands (after 1665).svg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Coat_of_arms_of_the_republic_of_the_united_Netherlands_(after_1665).svg Licentie: onbekend Auteurs: Katepanomegas
Bestand:Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Republiek_der_Zeven_Verenigde_Nederlanden.svg Licentie: Creative
Commons Zero Auteurs: User:Joostik
Bestand:Locator Burgundian Circle.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Locator_Burgundian_Circle.svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0
Auteurs: Sir Iain
Bestand:Frans Hogenberg - Aanbieding van het Smeekschrift van de edelen.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Frans_Hogenberg_-_Aanbieding_van_het_Smeekschrift_van_de_edelen.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, BoH, Quibik,
Vincent Steenberg, Zolo
Bestand:Massacre of Naarden (1572) - Bloedbad van Naarden (Frans Hogenberg).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Massacre_of_Naarden_(1572)_-_Bloedbad_van_Naarden_(Frans_Hogenberg).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Anne97432, Blue Tulip,
Kweniston, Mcke, Vincent Steenberg, Zolo
Bestand:Unie van Utrecht.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Unie_van_Utrecht.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: unknown
Bestand:Grand Pensionary Johan de Witt.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Grand_Pensionary_Johan_de_Witt.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Boo-Boo
Baroo, Ecummenic, Ilse@, Kweniston, Lord Horatio Nelson, Mr.Dantes, Patstuart, Shakko, Vincent Steenberg
Bestand:Arrival of William III of Orange in England.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Arrival_of_William_III_of_Orange_in_England.jpg Licentie: Public
Domain Auteurs: "After a contemporary copperplate by Romain de Hooghe."
Bestand:Pachtersoproer.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Pachtersoproer.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Arend Fokke Sz.
Bestand:Vrijheidsboom Groningen 1795.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Vrijheidsboom_Groningen_1795.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: J.L. Hauck
Bestand:Seven United Netherlands Janssonius 1658.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Seven_United_Netherlands_Janssonius_1658.jpg Licentie: Public Domain
Auteurs: BenTels, Dedden, Electionworld, Frank Schulenburg, Joopr, Kintetsubuffalo, Slomox, TRAJAN 117, Vincent Steenberg, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Great Assembly of the States-General in 1651 01.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Great_Assembly_of_the_States-General_in_1651_01.jpg Licentie:
Public Domain Auteurs: AnRo0002, Apdency, BoH, Bukk, CommonsDelinker, Ilse@, Jane023, Man vyi, Mattes, Mcke, MishaPan, Robert Prummel, Shakko, Vincent Steenberg, 1 anonieme
bewerkingen
Bestand:Staten van Holland (1625).jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Staten_van_Holland_(1625).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, BoH, Jan
Arkesteijn
Bestand:Cornelis Dusart Vismarkt.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Cornelis_Dusart_Vismarkt.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Mattes, Staszek99, Vincent
Steenberg
Bestand:Dutch V.O.C. factory in Hoegly (Hugli-Chuchura, Bengal)(Hendrik van Schuylenburgh, 1665).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Dutch_V.O.C._factory_in_Hoegly_(Hugli-Chuchura,_Bengal)(Hendrik_van_Schuylenburgh,_1665).jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
Ilse@, Jarekt, Kweniston, Roland zh, Smiley.toerist, Vincent Steenberg, Zolo
Bestand:Allegorie op visserij.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Allegorie_op_visserij.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, BoH, Ilse@, Jan Arkesteijn,
Jarekt, Mattes, Rubenescio, Vincent Steenberg
File:Isaac Claesz. van Swanenburg - Het spinnen, het scheren van de ketting, en het weven.JPG Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Isaac_Claesz._van_Swanenburg_-_Het_spinnen,_het_scheren_van_de_ketting,_en_het_weven.JPG Licentie: Public Domain Auteurs: Druifkes
Bestand:Job Adriaensz. Berckheyde 001.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Job_Adriaensz._Berckheyde_001.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Vincent
Steenberg
Bestand:The-Synod-of-Dort-in-a-seventeenth-century-Dutch-engraving.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:The-Synod-of-Dort-in-a-seventeenth-century-Dutch-engraving.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, Liftarn, Luestling, Man vyi,
Ranveig, Umherirrender, Wst
File:Hendrick Cornelis Vroom Het uitzeilen van een aantal Oost-Indivaarders (1600).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hendrick_Cornelis_Vroom_Het_uitzeilen_van_een_aantal_Oost-Indivaarders_(1600).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: A1000, Bukk, Jan
Arkesteijn, Kweniston, Mattes, Sterntreter, Stunteltje, Takeaway, Vincent Steenberg
File:Emanuel de Witte - De binnenplaats van de beurs te Amsterdam.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Emanuel_de_Witte_-_De_binnenplaats_van_de_beurs_te_Amsterdam.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, BoH, Bukk, Ixtzib,
Vincent Steenberg
Bestand:Amsterdam westerkerk met keizerskroon februari 2003b.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Amsterdam_westerkerk_met_keizerskroon_februari_2003b.jpg Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: Original uploader was
Erik Zachte at nl.wikipedia Later versions were uploaded by Jcwf at nl.wikipedia.
258
Licentie
Licentie
Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported
//creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/
259