You are on page 1of 14

Observatie:

Naam:
S
Leeftijd:
3,5 jaar
Geslacht:
meisje

Lichamelijke ontwikkeling:
Motoriek:
Grove motoriek:
Haar grove motoriek is wel goed, ze heeft soms moeite met klimmen.
Fijne motoriek:
Haar fijne motoriek is goed, ze kan kleine voorwerpen zonder problemen vast
pakken.

Primaire basisbehoeften:
Eetlust:
Ze kan goed eten en vind alles lekker.
Drinken:
Ze drinkt genoeg er drinkt wat ze krijgt.
Gezondheid:
Ze zit vaak erg vol en klinkt daardoor soms erg benauwd.

Sociale ontwikkeling:
Contact met andere kinderen:
Ze wil met iedereen wel spelen en kan ook erg moederen over de wat jongere
kinderen. De jongere kinderen vinden dit niet altijd even prettig.
Manier van reageren:
Ze reageert vaak wel goed op andere kinderen maar reageert soms ook boos
als ze geen zin heeft om met de anderen te spelen.
Contact met volwassenen:
Ze zoekt vaak contact met een begeleidster en wil vaal helpen met dingen.
Manier van reageren:
Ze is vaak blij als ze een leidster ziet en komt dan naar je toe, ze reageert wel
goed op volwassenen.
Contact met derden:
Ze kijkt vreemde mensen vaak alleen aan en gaat heel soms een gesprekje aan.
Spelgedrag:
Ze speelt vaak met de andere kinderen mee maar wil soms ook even alleen
zitten puzzelen. Ze doet de anderen kinderen vaak na, als de kinderen
bijvoorbeeld gaan rennen dan doet zij ook mee, gaan de kinderen met
speelgoed gooien dan doet zij dat ook.
Zintuiglijke ontwikkeling:
Gezichtsvermogen:
Haar gezichtsvermogen is goed, ze ziet alles wat er gebeurt.
Gehoor:
Ze luistert goed en hoort je ook als je haar roept.

Emotionele ontwikkeling:
Stemming:
Humeur:
Als ze binnen komt op de PSZ is ze meestal eerst nog een beetje hangerig bij
haar moeder, als de moeder weg gaat, gaat ze spelen en is dan wel vrolijk.
Als er iets van haar afgepakt wordt dan kan ze boos worden en soms gaat ze
huilen.
Uiting van gevoelens:
Manier van uiten:
Ze uit haar gevoelens door te huilen en boos te reageren. Als ze moe is heeft ze
haar duim in haar mond en loopt wat rond.
Doorzettingsvermogen:
Mate van doorzetten:
Ze zet meestal wel door als iets niet helemaal wil, als ze bij je komt en zegt
“het wil niet” en je zegt dat ze het wel kan, dan probeert ze het nog een keer
en dan lukt het vaak wel.
Weerbaarheid:
Weerbaar:
Ze komt wel voor zichzelf op, als iemand iets van haar afpakt zegt ze wel dat
het van haar is en komt dan bij de leiding en zegt het. Ze komt ook heel erg op
voor haar beste vriendin als er iets van haar afgepakt wordt, bemoeid ze zich
daar ook mee.

Cognitieve ontwikkeling:
Begrip/denken:
Ze begrijpt alles wat je zegt en als ze het niet begrijpt geeft ze dat wel aan,
door je aan te kijken van “waar heb jij het nou weer over?” of ze zegt het
gewoon.
Ontdekken van verbanden:
Ze weet, als ze in haar broek plast dat ze dan thuis geen stickertje krijgt, als ze
iets doet wat eigenlijk niet mag dat ze dan op de bank moet zitten. Ook kan ze
iets vertellen uit eigen ervaring als er een verhaal wordt voorgelezen.
Taalontwikkeling:
Praten:
Initiatief tot praten:
Ze begint uit haar zelf vaan een gesprek met leiding en kinderen.
Uitdrukkingsvaardigheid:
Manier van uitdrukking:
Ze kan met woorden duidelijk maken wat ze wil. Ze praat soms onduidelijk
en dan versta je haar niet goed.
Taalbegrip:
Woordenschat:
Ze heeft al een grote woordenschat en begrijpt instructies en opdrachten.
Interesse in taal:
Ze heeft interesse in taal, ze vindt het leuk om verhaaltjes te lezen met de
leidster en luistert dan aandachtig.

Interesse en eventuele achtergrond informatie:


Ze is vrij stevig en heeft daar soms last van, ook heeft ze een zware ademhaling
en klinkt daardoor erg benauwd.
Beschrijf de specifieke hulpvraag:
Kijken hoe ver ze is in haar ontwikkeling.
Omschrijf wat jou taken zijn t.a.v. de begeleiding/verzorging van het kind:
Haar helpen met mandarijnen pellen, helpen met een bezoek aan de wc, op haar
letten tijdens het spelen.
Geef aan wat jij hier in gemakkelijk/moeilijk vind, leg dit uit:
Ik vind het leuk om haar te helpen, ze is enthousiast en werkt wel mee. Ook
hebben we altijd even een praatje als ik haar help.
Welke leerdoelen ga je hiervan maken:
Dat het belangrijk is dat je eerst alles opschrijft zodat je daarna kunt zien hoever
het kind is in de ontwikkeling.
Observatie:
Naam:
F
Leeftijd:
3 jaar
Geslacht:
meisje

Datum:
15-05-06
Tijd:
8.45-9.45
Situatie:
Ze is net gebracht en haar moeder is weg.
Aanleiding:
Ze is het jongste meisje.
Vraagstelling/reden van observatie:
Mag niet altijd met de ander kinderen mee spelen.
Doelstelling van de observatie:
Ik wil er achter komen waarom ze niet altijd met de andere kinderen mee mag
spelen.
Observatieverslag:
• Ze zit te puzzelen
• Ze praat met C
• Ze praat over laarzen en jassen
• Ze kijkt naar iedereen die binnen komt
• Ze zegt wat A wil doen
• Prutst aan haar vingers
• Praat tegen A
• Lacht als J binnen komt
• Praat tegen J en haar moeder
Datum:
15-05-06
Tijd:
10.00-10.30
Situatie:
De meiden zijn aan het puzzelen.
Aanleiding:
Puzzelt aan de andere kant van de tafel.
Observatieverslag:
• Ze vertelt aan mij wat er op de puzzel staat
• Zoekt het stukje dat ze nodig heeft
• Doet het stukje op de goede plaats
• Kijkt een tijdje naar de puzzel
• Kijkt naar de andere kinderen, die zijn aan het praten
• Puzzelt verder
• Steekt haar tong uit en houd haar hoofd scheef
• Ze zegt dat ze een stukje mist, dit klopt ook
• Vertelt wat er op de puzzel staat
• Is klaar met de puzzel en wil een andere maken
• Ze ziet dat de stukjes van deze puzzel groter zijn
• Ze vertelt wat ze op de puzzel ziet
• Vraagt waar een stukje moet
• Puzzelt helemaal zelf
• Maakt nog een andere puzzel
• Nu is ze klaar, vind ze
• Ligt met haar hoofd op tafel
• Wil nog een puzzel maken
• Pakt een andere puzzel
• Probeert alle stukjes waar ze passen en gaat net zolang door tot het stukje past
• Laat zien dat ze alweer klaar is
• Ze zegt dat de ander nog met de puzzel bezig is
• Gaat wachten tot de anderen klaar zijn met puzzelen
• Heeft haar duim in haar mond en wacht
Datum:
15-05-06
Tijd:
11.00-11.30
Situatie:
Buiten spelen.
Aanleiding:
Ze speelt alleen.
Observatieverslag:
• Ze zit in de loopauto
• Pakt de skippybal
• Rijdt met de skippybal voor de auto
• Pakt een balletje en zingt
• Staat stil en kijkt om haar heen
• Ze gooit de skippybal weg
• Ze praat met de leidster
• Ze zegt wat tegen A
• Ze kijkt naar de andere kinderen
• Schreeuwt tegen J en wijst dat daar nog wel een fiets staat
• Botst tegen een stoel aan
• Praat met de leidster
• Ze zegt dat ze bloed heeft op haar knie (het is een krasje)
• Ze krijgt van de leidster een pleister voor op haar knie
• Ze geeft de bal aan de leidster
• Kijkt naar haar knie
• Neemt de bal weer terug
• Kijkt achterom naar de andere kinderen
• Ze moet van de leidster gaan rijden met de auto en anders eruit zodat er een
ander kindje in kan
• Ze blijft zitten en speelt met de bal
• Ze vertelt wat er op de bal staat
• Ze kijkt om haar heen
• Schreeuwt tegen J
• Moet nu uit de auto
• Ze gaat uit de auto en gaat er naast staan
• Ze gaat op de tractor
• Drukt op de toeter
• De leidster helpt haar vooruit te komen
• Het lukt haar niet om zelf vooruit te komen
• Ze zegt “het lukt niet”
• Ze blijft stil staan met de tractor
• Gaat van de tractor af
• Loopt een stukje met de tractor
• Gaat erop zitten en komt vooruit door te lopen
• Staat weer stil
Datum:
18-05-06
Tijd:
14.15-14.45
Situatie:
Fruit eten.
Aanleiding:
Als haar wat gevraagd word begint ze vaak over iets anders.
Observatieverslag:
• Ze zingt mee met het liedje
• Opent zelf haar beker
• Drinkt uit haar beker
• Ze houdt de beker met twee handen vast
• Ze krijgt haar bakje met fruit
• Houd haar appel in haar hand
• Laat de appel zien aan A
• Neemt een kleine hap van haar appel
• Zegt dat ze ook een appel heeft net als J
• Heeft stukje appel op
• Leunt op haar arm
• Kijkt wat de leidster doet
• Wordt gevraagd of ze haar drinken al op heeft
• Ze wijst naar A dat zij nog drinken heeft
• Ze drinkt haar beker leeg
• Ze houdt haar beker met twee vingers vast
• De beker valt “Ho” zegt ze
• Ze moet de beker neer zetten maar houd hem vast
• Zet de beker toch neer
• De leidster vraagt of ze nog appel wil, ze reageert niet
• De leidster vraagt nog een keer of ze nog een appel wil
• Ze reageert maar begint over een pop
• De leidster vraagt weer of ze nog appel wil
• Ze zegt “die” en wijst naar de pop
• De leidster vraagt wat “die” is
• Ze zegt “pop”
• Ze geeft de pop een hapje en neemt zelf ook een hap
• Ze praat tegen A
• Ze wrijft in haar ogen
• Ze doet haar handen voor haar ogen
• Ze zegt “mama doet boe”
• A zegt “mijn mama”
• J schreeuwt “mijn mama doet dat”
• Ze kijkt onder de tafel en lacht
• Slaat in een keer naar J maar raakt haar niet
• J reageert er niet op
Datum:
18-05-06
Tijd:
15.00-15.30
Situatie:
Na het fruit eten.
Aanleiding:
Speelt nu met andere kinderen.
Observatieverslag:
• Danst met andere meisjes
• Ze vallen op de grond
• Ze ziet wat onder de bank liggen
• Danst nu alleen
• Kijkt naar J
• Doet het speldje bij A in het haar
• Danst samen met A
• Ze komen bij mij staan dansen
• Ze heeft een lach op haar gezicht
• Ze omhelst A en vallen om
• Ze helpt A overeind
• Doet de schoenen uit samen met A en J
• Moet de schoenen weer aan doen
• Het lukt haar niet om de schoenen aan te doen
• Laat A en J helpen de schoenen aan doen

Voorzichtige conclusie:
Het viel mij op dat ze al meer met andere kinderen mee mag doen en dat het dus
al beter gaat. Ze word ook snel boos als het niet naar haar zin gaat dus ik denk
dat ze daarom niet zoveel met de andere kinderen mee mag spelen.

Gesprek met BPV begeleidster:


Ze vond het goed. Ik had eerst twee doelen om op te letten maar daar moest ik 1
van maken anders is de observatie erg moeilijk.

Eindconclusie/plan van aanpak:


Ze komt al steeds meer mee met de andere kinderen. Het plan is dat we haar wat
meer betrekken bij de speciale activiteiten die je meestal met 2/3 kinderen doet
zoals mee helpen fruit halen, was ophalen, wandelen.
Observatie:
Naam:
R
Leeftijd:
2,5 jaar
Geslacht:
jongen

Datum:
12-06-06
Tijd:
8.45-9.15
Situatie:
Moeder gaat weg.
Aanleiding:
Kind huilt en is overstuur.
Vraagstelling/reden van observatie:
Kind is nieuw en reageert vreemd op andere kinderen. Hij duwt een kind om.
Doelstelling van de observatie:
Ik wil er achter komen waarom hij kinderen duwt.
Observatieverslag:
• Moeder gaat weg
• R huilt en zwaait zijn moeder uit
• Hij zit aan tafel en huilt
• Hij begint te spugen en huilt nog steeds
• De leidster veegt zijn mond
• Hij blijft huilen
• Hij komt naar mij en wil bij me zitten
• Ik neem hem op schoot en probeer hem te troosten
Datum:
12-06-06
Tijd:
9.30-10.30
Situatie:
Zijn moeder is al een tijdje weg en alle kinderen zijn aan het spelen.
Aanleiding:
Hij speelt alleen.
Observatieverslag:
• Hij klopt op de deur en zegt “klop, klop, wie is daar”
• Vraagt de leidster waar mama is
• Gaat met de leidster mee om handdoeken te halen
• Vraagt aan de leidster of ze naar mama gaan
• R komt terug met de leidster en kijkt wat rond
• Hij gaat op de bank zitten
• Hij gaat weer van de bank af met een speeltje
• Kijkt naar de andere kinderen die spelen
• Gaat staan en wil naar de verschoonhoek
• Hij kijkt beteuterd om zich heen
• Hij gaat bij de leidster kijken
• Loopt weer bij de leidster weg en peutert aan zijn mond
• Kijkt naar de andere kinderen die aan het spelen zijn
• Pakt een blokje
• Speelt alleen met een autootje en poppetjes
• Pakt meer poppetjes uit de kast om er mee te spelen
• Duwt een kindje om en gaat er op liggen
• Er wordt wat van gezegd en hij kijkt verbaast
• Gaat weer alleen spelen
Datum:
15-06-06
Tijd:
13.30-14.00
Situatie:
Spelen in de poppenhoek.
Aanleiding:
Speelt alleen en duwt soms kinderen om.
Observatieverslag:
• Loopt met een helm en een bal
• Komt bij mij staan
• Vraagt om zijn mama
• Gaat naar de leidster
• Loopt wat rond
• Speelt met het keukentje
• Speelt alleen
• Zet de helm op zijn hoofd
• Loopt rond
• Gaat naar de leidster en noemt haar tante
• Wil op iemand gaan zitten die op een stoeltje zit
• Jongetje duwt hem van zich af
• R roept de leidster er bij
• Leidster zegt dat hij niet op iemand kan zitten
• Gaat aan de andere kant van het keukentje staan
• Gaat op het stoeltje zitten, jongetje is er alweer af
• Gaat achter de leidster aan die na het kantoor loopt
• Speelt met de helm
• Speelt met het winkelwagentje
• Legt het speelgoed in het winkelwagentje
Datum:
15-06-06
Tijd:
14.30-15.00
Situatie:
Alle kinderen spelen of puzzelen en we gaan bijna fruit eten.
Aanleiding:
Hij duwt kinderen om en vaak zijn het kinderen die niets terug doen.
Observatieverslag:
• Hij zwaait met zijn armen
• Loopt naar de leidster
• Hij kijkt door het raam naar buiten
• Hij loopt naar twee meisjes die aan het puzzelen zijn
• Hij kijkt naar de meisjes
• Hij gaat naar de leidster toe
• Hangt tegen de leidster aan en kijkt haar aan
• Gaat bij de leidster weg en draait rondjes
• Gaat weer naar de leidster toe
• Gaat naar een vrijwilligster toe en kijkt wat ze doet
• Loopt wat rond en zwaait met zijn armen
• Loopt naar het raam en kijkt naar buiten
• Hij gaat met de kiepauto spelen
• Loopt wat rond met de kiepauto
• Hij kijkt naar de andere kinderen
• Hij gaat bij de deur staan
• Loopt naar de tafel en klopt er op
• Hij gaat bij de vrijwilligster staan en kijkt wat ze doet. Ze is aan het opruimen
• Loopt weer bij de vrijwilligster weg
• Hij kijkt wat de leidster doet
• Gaat op een emmer zitten en speelt er mee
• Kijkt weer wat de vrijwilligster doet
• Hij gaat naast B zitten, B begint te huilen
• Hij wil wat bij B in de mond stoppen, B huilt nog steeds
• Slaat met een speelblok bij B op het hoofd, B begint nog erger te huilen
• Hij gaat achter de leidster staan
• Loopt naar N en geeft haar een kus op het hoofd
• Hij duwt N om en gaat op haar zitten, N begint te huilen
• De leidster zet R op de bank en zegt dat hij geen kinderen om mag duwen en
dat hij nu even op de bank moet blijven zitten
• Hij speelt op de bank met een kopje
• Hij gaat zonder dat het mag van de bank af met het kopje
• Loopt naar B toe
• Slaat B met het kopje op het hoofd, B huilt
• Hij wordt weer op de bank gezet door de leidster en er wordt tegen hem
gezegd dat wat hij gedaan heeft niet mag
Datum:
15-06-06
Tijd:
15.30-15.45
Situatie:
De kinderen zijn aan het spelen.
Aanleiding:
Speelt veel alleen en duwt soms kinderen weg/om.
Observatieverslag:
• Zet gehurkt naast de leidster
• Loopt naar de auto
• Gaat op de auto zitten en rijd er mee weg
• Hij kijkt naar de posters op de muur
• Hij maakt geluidjes en zingt
• Hij speelt alleen
• Hij kijkt naar een vader die binnenkomt
• Hij praat tegen de leidster
• Hij rijdt weer we op de auto en zegt “broem broem”
• Hij gaat op de glijbaan
• Hij gaat op het matras spelen
• Hij kijkt naar een moeder die binnen komt
• Hij kijkt naar de kinderen die spelen
• Hij hangt aan de bank van de tafel
• De leidster vraagt of hij op de bank wil
• Hij wil op de bank en de leidster zet hem er op.
• Hij speelt bij de tafel
• M komt bij hem kijken
• Hij duwt M weg en speelt weer verder

Voorzichtige conclusie:
Hij maakt nog moeilijk contact met andere kinderen, maar moet ook nog wennen.
Hij weet niet helemaal dat hij kinderen pijn doet als hij ze om duwt of slaat.

Gesprek met BPV begeleidster:


Ze vond de voorzichtige conclusie goed. Ze had er verder niks op aan te merken.

Eindconclusie/plan van aanpak:


Hij moet nog wennen en maakt moeilijk contact met de andere kinderen. Hij weet
niet wanneer hij iemand pijn doet. Het plan is om hem op de bank te zetten als hij
iemand om duwt of slaat. Dan tegen hem zeggen dat hij niet mag duwen en slaan
omdat hij dan de andere kinderen pijn doet.

You might also like