You are on page 1of 144

OPLEIDINGS-

OVERZICHT
PABO
Lerend onderweg
Routekaart voor aanstaande leraren primair onderwijs

H O G E S C H O O L
Inhoudsopgave
Inleiding 7

Handleiding voor het gebruik van Lerend onderweg 9

Kritische situaties
Relatie & gezag - P1 periode 1 12
Leeromgeving & organisatie - P1 periode 2 16
Ontwikkeling & uniciteit - P1 periode 3 22
Verantwoordelijkheid & relatie - P1 periode 4 28
Relatie & gezag - P2 periode 1 34
Leeromgeving & organisatie - P2 periode 2 38
Ontwikkeling & uniciteit - P2 periode 3 42
Zeven pedagogische thema’s - P2 periode 4 48
Persoonlijke vorming - P3/4 54
Pedagogische verantwoordelijkheid - P3 jongere en oudere kind 58
Exemplarisch onderwijs - P3 jongere & oudere kind 64
Spelen doe je samen - P3 jongere & oudere kind 68
Onderwijsconcepten nader beschouwd - jongere kind 74
Schoolfoto - De gelukkige school - jongere kind 78
Specialisatie expressie geïntergreerd - oudere kind 84
Specialisatie zaakvakken geïntergreerd - oudere kind 88
Minor 94

Niveaubeschrijvingen
Propedeusebekwaam 98
Basisbekwaam 102
Liobekwaam 108
Startbekwaam 112

Kijkwijzers
Aardrijkskunde 119
Beeldende vorming 121
Bewegingsonderwijs 123
Geschiedenis 125
Godsdienst 127
ICT 129
Muziek 131
Natuuronderwijs 133
Nederlands 135
Rekenen 137
Schrijven 139

Medewerkers

Verklarende woordenlijst

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO



Inleiding
Het opleidingsoverzicht is een routekaart voor studenten die op weg zijn om
leraar te worden. Met een routekaart kun je bepalen waar je nu bent, welke
weg je hebt afgelegd en welke richting je moet kiezen om het doel te bereiken.
Dat is precies de bedoeling van dit opleidingsoverzicht. Het kan je helpen om
jouw ‘leerweg’ te gaan.
Op die leerweg heb je intensief contact met opleidingsdocenten, mentoren,
veldopleiders en studenten. Zij helpen jou de routekaart op een goede manier
te gebruiken: om kritisch naar jezelf te kijken, om leerdoelen te bepalen en
daar naartoe te werken. Daarom is deze routekaart ook voor hén bedoeld.
Over de visie van Driestar educatief op deze leerweg kun je meer vinden in de
publicatie ‘Essenties van christelijk leraarschap’. ‘Lerend onderweg’ is een
overzicht, maar ook een instrument waarin de visie van Driestar educatief op
de voorbereiding op het christelijk leraarschap praktisch is uitgewerkt.

Wat is de bedoeling van ‘Lerend onderweg’?


1. Het is belangrijk dat jij als toekomstige leraar een goed beeld hebt van wie
jij bent: als persoon én als leraar. Als leraar ben je je eigen instrument. Dit
opleidingsoverzicht is bedoeld als een spiegel om goed naar jezelf te leren
kijken en jouw persoonlijkheid en leraarschap naar elkaar toe te laten
groeien.
2. Leerlingen mogen van jou verwachten dat je het beste van jezelf geeft.
Daarom is het belangrijk dat je voortdurend werkt aan jouw ontwikkeling
(zie ook ‘Essenties van christelijk leraarschap’, par. 2.4). Dit opleidingsover- 
zicht is een hulpmiddel om een lerende houding bij jezelf te ontwikkelen.
3. Om jouw groei in het beroep zoveel mogelijk te bevorderen is het ook van
belang om de opleiding (de kennis en vaardigheden die je daarin opdoet)
en de stage (praktijkervaring) met elkaar te verbinden. Met dit opleidings-
overzicht is die verbinding duidelijk gemaakt: het geeft aan wat je in de
opleiding leert en is tevens een hulpmiddel bij het voorbereiden en uitvoe-
ren van je lessen en het reflecteren daarop. Ook geeft ‘Lerend onderweg’
inzicht in de structuur van de opleiding.

Opleiding Begeleiding Stage


Theorie
Opleidingsoverzicht Praktijk
Inhoud

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Hoe is Lerend onderweg opgebouwd?
Dit opleidingsoverzicht bestaat uit drie delen:
1. Kritische situaties, bekwaamheden en indicatoren, uitgewerkt per periode;
2. Niveaubeschrijvingen per opleidingsfase;
3. Kijkwijzers per schoolvak, uitgewerkt in bekwaamheden en indicatoren.

In de tabel hieronder is de opbouw schematisch weergegeven.

”Lerend onderweg”
Deel 1 Deel 2 Deel 3
Kritische situaties en Niveaubeschrijvingen Kijkwijzers
bekwaamheden (per opleidingsfase) (per schoolvak)
(per periode) Propedeuse
Basisbekwaam
Liobekwaam
Startbekwaam


Handleiding voor het gebruik van
Lerend onderweg
Deel 1: Kritische situaties en bekwaamheden
Dit onderdeel van het opleidingsoverzicht is vooral verbonden met leerlijn 2
(het pedagogisch-didactisch programma). Het is bedoeld om zicht te krijgen
op waar je staat in je ontwikkeling en hoe je daarin verder gaat. Hierbij kun je
jezelf de volgende vragen stellen:
Beheers ik de vereiste bekwaamheden en de daarin beschreven kennis,
vaardigheden en houding voldoende?
Hoe verbind ik mijn leerervaringen uit de opleiding en de stagepraktijk met
elkaar?

Per periode vind je de volgende onderdelen:

Kritische situatie
De kritische situatie geeft een beschrijving van het handelen van een student
in een bepaalde onderwijssituatie. De situatiebeschrijving is gerelateerd aan
het onderwijs in leerlijn 1, 2 en 3, maar is uiteraard inwisselbaar voor allerlei
andere mogelijk contexten. Tijdens je stage wordt van je verwacht dat je in
een dergelijke situatie de vereiste bekwaamheden leert beheersen.
De kritische situatie wordt gebruikt bij een vooruitblik of terugblik op een
module en/of stageperiode. Tevens helpt deze bij het op gang brengen van
de reflectie of een begeleidingsgesprek.

Bekwaamheden en indicatoren
In dit onderdeel tref je een beschrijving van de bekwaamheden voor de le-
raar primair onderwijs aan. De bekwaamheden zijn geordend op basis van de
indeling van SBL (Stichting Beroepskwaliteit Leraren). Iedere bekwaamheid is
uitgewerkt in een aantal indicatoren die duidelijk maken welk gedrag je moet
kunnen laten zien en op welk niveau je de bekwaamheid dient te beheersen.
De invulling van de SBL-bekwaamheden heeft inhoudelijk een eigen accent
van de opleiding gekregen. Aan deze invulling leveren zeven pedagogische
thema’s (relatie – gezag – leeromgeving – organisatie – ontwikkeling –
uniciteit – verantwoordelijkheid) een bijdrage.

Aan de hand van deze bekwaamheden en indicatoren kan:


je jouw leerdoelen voor de komende les- en stageperiode bepalen en evalu-
eren;
je de onderwijsactiviteiten voorbereiden;

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


je reflecteren op jouw ervaringen;
de mentor en/of stagebegeleider observeren in hoeverre jij de vereiste of
beoogde bekwaamheden beheerst;
de mentor en/of stagebegeleider een begeleidings- of beoordelingsgesprek
voeren.

Aandachtspunt: het gevaar van indicatoren is dat je slechts naar gedrag kijkt.
Een goede leraar word je niet door alleen maar het juiste gedrag te vertonen.
Gebruik de indicatoren daarom niet als afvinklijst, maar als hulpmiddel om te
werken aan jouw persoonlijk leraarschap.

Deel 2: Niveaubeschrijvingen
De niveaubeschrijvingen geven een samenvatting van het niveau dat van jou
wordt verwacht aan het einde van een opleidingsfase. De niveaubeschrijvingen
zijn met name bedoeld als ‘ijkpunt’. Deze spelen vooral een rol in de eindbe-
oordeling door de stagebegeleider of assessor.
Er zijn vier niveaubeschrijvingen:
Propedeusebekwaam
Basisbekwaam
Liobekwaam
Startbekwaam

Deel 3: Kijkwijzers
In deel 3 is per schoolvak een kijkwijzer opgenomen. Een kijkwijzer bestaat
10 uit één of meer bekwaamheden met bijbehorende indicatoren. Iedere
kijkwijzer is als uitvouwblad in dit opleidingsoverzicht verwerkt. Op deze ma-
nier kan jij of jouw mentor de algemene bekwaamheden en indicatoren van
één periode inclusief de kijkwijzer van een vak in een oogopslag overzien. De
indicatoren zijn cumulatief beschreven, dat wil zeggen dat er steeds nieuwe
bekwaamheden aan de bekwaamheden die je al beheerst, worden toege-
voegd. Bekwaamheden uit een eerder niveau blijven dus meefunctioneren.
11

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


relatie &

12

P1 per iode 1
gezag
KRITISC H E S I T UAT IE

‘Vandaag ben ik meester Marien... Hoe zullen de kinderen op mij reageren?


Zullen ze mij een leuke meester vinden? En hoe zal mijn eerste les verlopen?
Nu kan ik eindelijk te weten komen of dit iets voor me is!’ Zomaar wat ge-
dachten van Marien op de ochtend van zijn eerste stagedag op de basis-
school. In overleg met zijn stageschool heeft hij besloten in groep 5 te
beginnen. Voorafgaand aan de stageweek heeft hij de opdrachten met
zijn mentor besproken. Marien zit al achter in de klas als de bel gaat. Bij
het binnenkomen kijken de kinderen meteen zijn kant uit. Sommige kin-
deren maken even contact door hun hand op te steken of naar Marien te
lachen.
Deze ochtend hoeft Marien nog niets te doen. Na een uur, als de klas
volop aan het rekenen is en de juf druk is met het helpen van kinderen,
denkt hij: ‘Wat zouden al die kinderen aan het doen zijn? Zal ik eens een
rondje door de klas lopen?’ ‘s Middags tijdens het zelfstandig werken gaat
Marien zijn eerste opdracht uitvoeren. Hij gaat een gesprek voeren met
een klein groepje kinderen. Hij wil graag met de kinderen doorpraten 13
over het prentenboek, waaruit hij aan de groep heeft voorgelezen: ‘De
rattenvanger van Cressey’. Maar hoe begin je nu zo’n gesprek? En hoe
zorg je ervoor dat alle kinderen goed meedoen?
Op de donderdag van de eerste stageweek heeft Marien er al een aantal
lessen op zitten, waardoor hij al zicht heeft op zijn leervragen. Eén daar-
van is: Hoe zorg ik ervoor dat de leerlingen blijven doen wat er gedaan
moet worden? Marien besluit daarom tijdens de voorbereiding op de
beeldende vormingsles ook goed na te denken over het stellen van
regels. De tekenles bereidt Marien voor uit de methode van de sta-
geschool, met behulp van ‘Ontwerpen van
Onderwijs’. Daarbij zoekt hij goed plaatmateriaal,
waar­mee hij een beeldelement kan verduidelijken.
Marien heeft tijdens de les moeite om de organisa-
tie van de tekenles te overzien, ondanks

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


dat hij zorgvuldig zijn regels heeft opgesteld.
Voordat hij naar huis gaat bespreekt hij met zijn mentor op wel-
ke wijze hij het tikspel van de volgende dag kan organiseren
en invulling kan geven. Marien vindt het belangrijk dat de
leerlingen optimaal in beweging komen en dat leerlingen er
plezier aan beleven. Marien kiest voor een korte instructie, zo-
dat de leerlingen snel kunnen gaan bewegen. Met plezier kan
hij terugkijken op deze gymles, omdat de vooraf gestelde re-
gels hem hielpen om het tikspel soepel te laten verlopen. Aan
het einde van de eerste stageweek heeft Marien een voldaan
gevoel. Hij stelt zijn leervragen op en hoopt daarmee de ko-
mende periode verder te gaan.

Bekwaamheden

Interpersoonlijk bekwaam
Je zorgt voor een goede relatie met kinderen in de groep.
Je maakt contact met kinderen.
Je stelt kinderen op hun gemak.
Je kunt aangeven waarom een relatie met kinderen belangrijk is
14 in het onderwijs en vooral in het christelijk onderwijs.

Presenteren: Je ondersteunt je spreken met functionele non-


verbale aspecten.
Je verandert je houding regelmatig.
Je gebruikt (een aantal) passende gebaren.
Je kijkt de kinderen voldoende aan.
Je maakt een enthousiaste indruk.

Pedagogisch bekwaam
Je geeft op pedagogisch verantwoorde wijze leiding aan een
groep kinderen.
Je hanteert op een consequente manier regels.
Je stelt zelf (waar nodig) ook regels.
Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam
Je kunt eenvoudige les- en groepsactiviteiten organiseren en
uitvoeren.
Je leidt een (kring)gesprek, waarbij je structuur geeft aan het ge-
sprek
Je vertelt een verhaal of je leest een verhaal, (prenten)boek of ge-
dicht voor aan verschillende groepen, met aandacht voor spreek-
tempo, stem- en taalgebruik, en contact met de leerlingen.
Je maakt gebruik van eenvoudige methodelessen.

Je ontwerpt de activiteiten volgens het schema ‘Ontwerpen


van Onderwijs’.
Je geeft een (methode)les volgens ‘Ontwerpen van Onderwijs’.
Je kunt de drie componenten (leerstof – leerling – leefwereld) van
‘Ontwerpen van Onderwijs’ in je lessen herkennen en in beginsel
toepassen.
Je zet de les op volgens de indeling: start – kern – afsluiting.
Je beschrijft bij iedere les de beginsituatie van de groep en de
doelstelling van de les.
Je formuleert een leerdoel voor jezelf en geeft aan hoe je hier
concreet aan gaat werken.

Bekwaam in reflectie en ontwikkeling


Je onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt jouw opvattingen
over het leraarschap en over jouw bekwaamheid als leraar. 15
Je kunt een voor jouw ontwikkeling betekenisvolle situatie selec-
teren.
Je bent je bewust van jouw persoonlijk aandeel in deze beteke-
nisvolle situatie.
Je kunt aangeven wat je in de opleiding hebt geleerd en hebt
herkend en/of toegepast in de praktijk.

Aandachtsgebieden in deze periode (voor indicatoren:


zie kijkwijzer):
• Bewegingsonderwijs
• Beeldende vorming
• Godsdienst
• Informatica

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


leeromgeving &

16

P1 per iode 2
organisatie
KRITISC H E S I T UAT IE

Voorin het lokaal van groep 6 staat een grote doos met blokken uit de
bouwhoek van de kleuters. De leerlingen kijken al stiekem naar de stagi-
aire: ‘Zou hij misschien iets gaan doen met die blokken?’ Na de bijbelles is
het inderdaad de nieuwe meester, meester Joost, die naar voren loopt.
Hij neemt het lesgeven over van zijn mentor. Joost geeft vandaag een
rekenles uit de methode, waarin het gaat over verschillende standen
van de zon en de schaduwen die daarbij horen. Een lastig onderwerp!
Joost heeft van tevoren nagedacht op welke wijze hij deze rekenles kan
vormgeven, zodat het thema dichter bij de kinderen komt. Hij heeft be-
sloten om blokken en een aantal zaklampen mee te nemen.
Joost vraagt of de kinderen hun stoel willen pakken en in een kring wil-
len komen zitten. ‘Yes’, roepen de leerlingen door elkaar. Ze pakken hun
stoel en stuiven naar het midden van de klas. Een paar jongens duwen
wat tafels aan de kant die in weg staan. Een aantal meiden rent naar el-
kaar toe, omdat ze persé naast elkaar in de kring willen zitten. Het duurt
wel 10 minuten voordat de leerlingen in de kring zitten en de rust enigs- 17
zins is weergekeerd.
Joost zit rustig voorin de kring, doet het licht uit en zegt verder niets. Hij
zet wat blokken tegen elkaar aan en beschijnt de blokken van alle kanten
met de zaklamp. ‘Zien jullie wat er met de schaduw gebeurt?’, vraagt
Joost aan de leerlingen. De leerlingen knikken. Ja, dat zien ze wel.
Na een spannend en mooi kwartiertje mogen de leerlingen terug-
gaan naar hun plaats en zelf aan de slag gaan met het probleem
van de stand van de zon en de schaduwen. Joost organiseert het
zo dat de leerlingen per groepje rustig teruggaan naar hun
plaats. Daarmee verloopt het een stuk rustiger dan aan het
begin van de les.
Veel kinderen kunnen zelf-
standig aan de slag, maar
niet iedereen. De mentor van

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Joost wijst een aantal kinderen aan die nog nadere uitleg no-
dig hebben om ook aan de slag te kunnen gaan. Joost roept
het groepje bij elkaar en laat opnieuw zien hoe de aarde draait.

Met het formuleren van een leervraag aan het einde van deze
les heeft Joost geen moeite: Op welke wijze zorg ik er nu voor
dat de organisatie van de kring beter verloopt? Nadat hij zelf
beschreven heeft aan welke punten hij de volgende keer gaat
werken, stelt zijn mentor de volgende vraag: ‘Kan je toelich-
ten, Joost, waarom jij op deze wijze jouw les hebt ingeleid?’
Joost denkt diep na en probeert antwoord te geven, vanuit de
gedachte dat het onderwijs voor kinderen concreter wordt
door het gebruik van materialen. Zijn mentor adviseert hem
deze reflectiepunten te beschrijven, en complimenteert Joost
vervolgens met de wijze waarop hij omging met de zwakkere
kinderen. Er volgt een fijn gesprek tussen Joost en zijn mentor.
Ze komen met elkaar tot de conclusie dat het juist voor een
christelijke leerkracht een plicht is om het zwakke kind niet te
vergeten.

Bekwaamheden
18

Interpersoonlijk bekwaam
Je brengt een goede communicatie met leerlingen, en tussen
de leerlingen en de samenleving, tot stand.
Je realiseert je dat je jouw eigen persoonlijkheid en persoonlijke
vorming weerspiegelt op de kinderen.
Je bent je bewust van je eigen houding en gedrag, én de invloed
daarvan op kinderen.
Je staat open voor wat er om je heen gebeurt.
Je spiegelt kinderen kritisch op wat er om hen heen gebeurt en
relateert dit aan de Bijbel en aan de christelijke traditie.

Presenteren: Je gebruikt ondersteunende middelen.


Je gebruikt voldoende hulpmiddelen (bord, plaat, voorwerpen,
etc.) die je verhaal ondersteunen.
Je gebruikt de hulpmiddelen/materialen handig.
Je blijft je bij het gebruik van je hulpmiddelen/materialen richten
op de kinderen.

Pedagogisch bekwaam
Je geeft op pedagogisch verantwoorde wijze leiding aan een
groep kinderen.
Je hanteert op een consequente manier regels. Je keurt het kind
als persoon niet af.
Je stelt gedragsgerichte regels.
Je kunt de betrokkenheid van kinderen (op verschillende mo-
menten, en in verschillende situaties) verwoorden.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je kunt eenvoudige les- en groepsactiviteiten organiseren en
uitvoeren.
Je leidt een (kring)gesprek met een van tevoren vastgesteld doel.
Je kiest verhalen, (prenten)boeken en poëzie die aansluiten bij
(de ontwikkeling van) jouw leerlingen, en bij de doelstelling van
de les. Je kunt deze met aandacht voor sfeer, mimiek en gebaren
vertellen of voorlezen.
Je maakt gebruik van eenvoudige methodelessen.

Je ontwerpt de activiteiten volgens het schema ‘Ontwerpen


van Onderwijs’. 19
Je geeft een (methode)les volgens ‘Ontwerpen van Onderwijs’.
Je kunt de drie componenten (leerstof – leerling – leefwereld)
van ‘Ontwerpen van Onderwijs’ in je lessen herkennen en in be-
ginsel toe­passen. De tien werkwoorden hebben een plaats in het
schema.
Je neemt in je leerdoel punten op die je in de theorie in en bij de
colleges bestudeerd hebt. Je geeft aan hoe je die concreet vorm
gaat geven.

Je ontwerpt lessen volgens de principes van de rijke leerom-


geving.
Je (her)kent de aspecten betrokkenheid, betekenis en bedoeling
in lessen.
Je past je eigen activiteit aan, waardoor de betrokkenheid van/de
betekenis voor de kinderen wordt vergroot.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Je verrijkt een leeromgeving door het gebruik van concrete ma-
terialen, die uitnodigen tot activiteit.
Je maakt gebruik van middelen die up to date zijn.

Aandachtsgebieden in deze periode (voor indicatoren:


zie kijkwijzer):
• Rekenen
• Beeldende vorming
• Muziek
Organisatorisch bekwaam
Je draagt zorg voor een overzichtelijke, taakgerichte sfeer in
de klas en in je lessen.
Je bent in staat om de organisatie van een eenvoudige methode-
les voor te bereiden en te regelen.
Je bent bekend met de volgende aspecten van klassenmanage-
ment, en past deze op basaal niveau toe:
• Je maakt een tijdsplanning.
• Je stelt op organisatie gerichte regels.
• Je kiest bewust voor een inrichting.
• Je hanteert procedures voor klaarzetten en opruimen.
• Je geeft de kinderen een taakverdeling.
• Je evalueert met de kinderen.
20 Bekwaam in reflectie en ontwikkeling
Je onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt jouw opvattingen
over het leraarschap en over jouw bekwaamheid als leraar.
Je kunt een schets geven van jouw zelfbeeld en beroepshouding.
Je kunt een leerdoel formuleren m.b.t. jouw zelfbeeld en be-
roepshouding.
Je toont aan hoe je planmatig hebt gewerkt aan jouw leervraag
uit de vorige periode.
Je hanteert de fasen van het reflectieproces: terugblikken, analyse-
ren, formuleren van alternatieven, kiezen van een vervolgtraject.
Je beschrijft jouw werkinbreng op een objectieve wijze.
Je destilleert leervragen uit jouw werkinbreng.
Je maakt gebruik van informatie van collega’s en medestudenten
in de vorm van intervisie.
Je levert een bijdrage aan een veilige context in de intervisie-
groep.
21

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


ont wikkeling &

22

P1 per iode 3
uniciteit
KR ITISC H E S I T UAT IE
KRITISC

Met heel veel zin en goede ideeën is Liesbeth de vorige keer aan haar
stage in groep 1 en 2 begonnen. De beoordeling van de mentor was po-
sitief: ‘Liesbeth maakt goed contact met de kinderen, en ze weet de
kleuters op hun eigen niveau en in hun eigen belevingswereld aan te
spreken.’ Toch heeft Liesbeth nog veel vragen die ze graag beantwoord
ziet, zodat ze tijdens de stage nog beter op de kinderen kan inspelen.
Hoe richt ik een hoek in die uitnodigt tot leren? Welke ideeën hebben kinde-
ren hierover? Waarom wordt het ene kind wel geprikkeld door een bepaalde
activiteit en het andere kind niet? Hoe leren kinderen eigenlijk? Hoe kan ik
jonge kinderen tot spel brengen? Welke inbreng hebben kinderen in mijn les-
sen? En hoe verhoudt zich die inbreng van kinderen tot mijn visie op leren?
Wat moet ik met Patrick aanvangen, die met iedereen ruzie maakt en
driftig en agressief is? Kan ik hier iets aan veranderen? Kan je agressieve
kinderen wel ander gedrag aanleren? In hoeverre is agressief gedrag ge-
netisch bepaald, en speelt de omgeving ook een rol?
Welk gedrag is voor vijfjarigen normaal? Moet ik me zorgen maken om 23
Karin, die altijd minstens een kwartier zit te dralen voor ze met haar
werkje begint? Geef ik voldoende complimenten?
Het is wel een omschakeling om volgende week in groep 7 les te geven.
Tienjarige kinderen benader je nu eenmaal anders dan kleuters. Maar
wat maakt eigenlijk het verschil? Eén van de stageopdrachten is: Geef een
les woordenschatonderwijs. Dit roept voor Liesbeth specifieke vragen
op: Hoe sluit ik aan bij de taalontwikkeling van een tien-/elf-jarige, en
wat zijn geschikte opdrachten voor een leerling uit groep
zeven?

Willem loopt stage op een PC-school in Steen­


dam. Deze school wordt bezocht door een
gemêleerde groep kinderen met een diverse
sociale en levensbeschouwelijke

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


achtergrond. Tijdens een gesprek na de bijbelvertelling be-
nadrukt Willem dat het nodig is dat kinderen zelf uit de Bijbel
lezen. In zijn beleving is dat de Statenvertaling uit 1637. De
kinderen blijken uit diverse vertalingen te lezen, en geven aan
dat volgens hen zo’n oude vertaling absoluut niet meer kan
voor jongeren. Hoe moet Willem reageren op kinderen die
anders denken dan hij? En hoe moet hij omgaan met een klas,
waarin kinderen verschillende levensovertuigingen hebben?

Bekwaamheden

Interpersoonlijk bekwaam
Je gaat respectvol om met mensen die andere opvattingen
hebben.
Je staat open voor andere meningen.
Je analyseert verschillen in opvattingen.
Je kunt jouw opvattingen verantwoorden.
Je stuurt kinderen in het ontwikkelen van eigen opvattingen.

Presenteren: Je stemt je manier van spreken steeds af op de


24 groep.
Je houdt rekening met de kinderen wat betreft taalgebruik.
Je houdt rekening met de (spreek)tijd die je hebt, het duurt niet
te kort en niet te lang.
Je sluit aan bij de belevingswereld van de kinderen.
Je betrekt de kinderen erbij door middel van vragen.
De kinderen kunnen jouw verhaal makkelijk navertellen.

Pedagogisch bekwaam
Je zorgt voor een leef- en werkklimaat waarin kinderen zich wel­
bevinden en veilig voelen.
Je vormt je een beeld van de sfeer in de groep en hebt oog voor
het individuele kind.
Je toont oprechte belangstelling voor de inbreng van de kinderen
en waardeert die ook.
Je verantwoordt hoe je de groep of individuele kinderen hebt aan­

24
gepakt op grond van theoretische en methodische inzichten op
het terrein van de ontwikkelingspsychologie en van de opvoed-
kunde.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je ontwerpt speel-leeractiviteiten volgens de principes van
‘Ontwerpen van Onderwijs’ en je voert die met de kinderen uit.
Je hebt oog voor de basisbehoeften (relatie, competentie en au-
tonomie) van kinderen, hun verwachtingen en hoe je daarmee
dient om te gaan.
Je richt minstens twee hoeken in, waarmee je aansluit bij de vijf
kernactiviteiten (spelactiviteiten, lees- en schrijfactiviteiten, re-
ken- en wiskundeactiviteiten, gespreks- en andere activiteiten,
constructieve activiteiten) en verantwoordt hoe de drie b’s ge-
waarborgd zijn (betekenis, bedoeling, betrokkenheid).
De speel- en leertaken zijn zo concreet dat kinderen er direct
mee aan de slag kunnen.
Je maakt gebruik van moderne middelen, waaronder ICT.
Je geeft inhoudelijk en opbouwend commentaar op het werk en
spel van de kinderen (product) en op de manier waarop ze wer-
ken en spelen (aanpak).

Je ontwerpt de activiteiten volgens het schema ‘Ontwerpen


van Onderwijs’.
Je geeft deze speel-leeractiviteiten ook vorm in hoekenwerk. 25
Je geeft in het schema aan welke organisatievorm je kiest en wat
je moet regelen voordat de les begint.
Je geeft aan welke leer- en hulpmiddelen je nodig hebt, en hoe
je ICT inzet.

Aandachtsgebieden in deze periode (voor indicatoren:


zie kijkwijzer)
• Nederlands
• Informatica
Bekwaam in reflectie en ontwikkeling
Je onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt jouw opvattingen
over het leraarschap en jouw bekwaamheid als leraar.
Je kent de reflectieve cyclus van Korthagen.
Je herkent de lagen van het ui-model in een gesprek.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Je reflecteert op jouw eigen handelen op het niveau van context,
gedrag, vermogen en overtuigingen.
Je toont aan hoe je planmatig hebt gewerkt aan jouw leervraag
uit de vorige periode.

26
27

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


verant woordelijkheid &

28

P1 per iode 4
relatie
KRITISC H E S I T UAT IE

Wilco loopt stage op De Akker in groep 6. Het is de laatste stage van het
eerste jaar. Op dinsdagmiddag, heeft hij afgesproken, geeft hij een prac-
ticum na­tuur­onderwijs. Op de opleiding heeft hij hiermee ervaring opge-
daan, en hij wil deze opdracht ook geven in zijn stage. Best een lastige
opdracht, omdat het veel voorbereiding vraagt, met allerlei verschillen-
de opdrachten en kleine onderzoekjes. Hij is vandaag al vroeg begon-
nen. Na de middagpauze wil hij direct met het practicum beginnen.
Alles staat klaar. Een beetje gespannen wacht hij op de kinderen, totdat
ze binnenkomen. Hij wil snel beginnen.
Hij schrikt als opeens twee leerlingen huilend de klas binnenkomen!
“Meester, we zijn geslagen door Thijs en Remco!” “Oh, dat is helemaal
niet waar”, roepen Anneke en een paar andere kinderen die eromheen
staan. Vervolgens begint Remco ook hard te roepen: “Het is niet waar
hoor, meester! Wim had mijn bal afgepakt, en dan sla ik hem toch ge-
woon! Maar toen opeens kwam Gerard er ook bij.” Wilco merkt al snel
dat het een uit de hand gelopen ruzie is en weet niet goed wat er pre- 29
cies aan de hand is. Hij roept snel de jongens bij elkaar en zegt: “Jullie
mogen elkaar niet slaan. Ga nu snel zitten, want we gaan iets leuks
doen.” Na de opening geeft Wilco eerst de opdracht om in groepjes na
te den­ken over bloemen. Hij legt uit dat ze dit volgens de placematme-
thode gaan doen. Dan zijn de kinderen immers altijd goed bezig, en
dan zijn ze samen ver­antwoordelijk voor de opdracht. Na vijf minuten
wordt opeens de rust verstoord door Remco en Wim, die om het hardst
schreeuwen: “Je moet ophouden, jij begon!” “Nee,
niet, dat is niet waar!” Een paar andere kinderen
beginnen zich er ook mee te bemoeien. Wilco
zucht... Hij geeft een groot signaal aan de klas,
kijkt de jongens recht aan en zegt: “Remco
en Wim, willen jullie daarmee stoppen en
verdergaan met je werk? Vanmiddag

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


zullen we het met elkaar uitpraten.” Voordat hij verdergaat
met de les zet Wilco de jongens uit elkaar.

Aan het eind van de middag hoort hij van de jongens het hele
verhaal. De ene leerling begon te schelden, de ander sloeg er
op los. En dat om een afgepakte bal! Na een lang gesprek met
de jongens is het probleem opgelost.
Wilco bespreekt met zijn mentor dat hij het lastig vindt om de
leerlingen op hun eigen niveau te bereiken. Het is toch immers
duidelijk dat je niet gaat slaan als iemand wat afpakt?

Bekwaamheden

Interpersoonlijk bekwaam
Je brengt een goede communicatie met de leerlingen tot
stand.
Je luistert naar de kinderen en reageert op hen.
Je benoemt jouw eigen stijl van communiceren.
Je past de verschillende elementen van basiscommunicatie toe:
• Volgen, toewenden, aankijken
30 • Benoemen
• Ontvangstbevestiging individu en groep
• Beurtverdeling
• Inhoud
• Leidinggeven
Je stimuleert een positieve omgang tussen kinderen onderling
Je ziet op welke wijze kinderen met elkaar omgaan, zowel positief
als negatief.
Je ziet welke gevolgen dit heeft voor het welbevinden van (indivi­
duele) kinderen.
Je bespreekt met leerlingen de omgang met elkaar en de sfeer in
de groep.
Je stimuleert leerlingen om kritisch na te denken over hun opvat-
tingen en hun gedrag, en om daar in de groep over te communi-
ceren.
Je stimuleert leerlingen tot onderlinge samenwerking.

Presenteren: Je maakt bewust gebruik van de ruimte en van


non-verbale uitingen.
Je maakt op een natuurlijke manier gebaren.
Je gezichtsuitdrukking past bij wat je zegt.
Je spreekt rustig en duidelijk.
Je spreekt op een levendige manier.

Pedagogisch bekwaam
Je geeft op pedagogisch verantwoorde wijze leiding aan een
groep kinderen.
Je geeft kinderen verantwoordelijkheid en spreekt hen daar op
aan.
Je hebt een visie op autonomie die je de kinderen meegeeft en
kunt die visie vanuit je identiteit motiveren.

Je zorgt voor een leef- en werkklimaat waarin kinderen zich


welbevinden en veilig voelen.
Je ziet wat er gebeurt in jouw groep.
Je spreekt de groep of de individuele kinderen aan op wat er ge-
beurt.
Daarbij stimuleer je gewenst gedrag.
Je waardeert de inbreng van kinderen.
Je complimenteert hen regelmatig. 31
Je kunt de aanpak die je gekozen hebt motiveren.

Je beïnvloedt de morele ontwikkeling van de kinderen.


Je analyseert het morele niveau en de morele ontwikkeling van
de groep.
Je voedt kinderen op tot moreel bewust zijn.
Je corrigeert ongewenst gedrag van leerlingen.
Je bent een voorbeeld voor de kinderen (op moreel gebied).
Je bent je ervan bewust dat het moreel klimaat subjectief en nor-
matief bepaald is.
Je houdt daarbij rekening met de identiteit van de basisschool.
Je brengt kinderen gespreksvaardigheden bij.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam
Je ontwerpt de activiteiten volgens het schema ‘Ontwerpen
van Onderwijs’.
Je neemt in je didactische route alternatieve routes op wanneer
je van tevoren niet precies weet hoe je sommige doelen met de
kinderen wilt bereiken. Tijdens het lesgeven kies je, naar gelang
de input van de kinderen, de route die je gaat gebruiken.
Bij werkvormen vul je concrete activiteiten voor de kinderen in.

Je past – waar nodig – de werkvorm ‘coöperatief leren’ toe.


Je geeft kinderen verantwoordelijkheid in de samenwerkingsvor-
men.
Je motiveert jouw keuze voor deze werkvorm vanuit pedagogi-
sche opvattingen.
Je past verschillende coöperatieve werkvormen toe.

Aandachtsgebieden in deze periode (voor indicatoren:


zie kijkwijzer)
• Aardrijkskunde & Geschiedenis
• Natuuronderwijs
Organisatorisch bekwaam
Je kiest goede organisatievormen, die het leerdoel ondersteu-
nen.
32 Je kunt verschillende coöperatieve werkvormen op een effectie-
ve wijze inzetten en organiseren.

Bekwaam in reflectie en ontwikkeling


Je onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt jouw opvattingen
over het leraarschap en jouw eigen bekwaamheid als leraar
Je toont aan hoe je planmatig hebt gewerkt aan jouw leervraag
uit de vorige periode.
Je kunt goede vragen herkennen en stellen. Goede vragen zijn:
wat deed/dacht/voelde/wilde je; wat deden/dachten/voelden/
wilden de leerlingen.
Je kunt jouw eigen werkinbreng of die van anderen beoordelen
op helderheid. Je vraagt door bij onduidelijke verwijzingen, weg-
latingen of universele uitspraken.
Je bent je bewust wat een vraag doet en herkent suggestieve
vragen die ter verantwoording roepen of weerstand oproepen.
Je brengt jouw beroepsopvatting in verband met de essenties
van christelijk leraarschap.

33

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


relatie &

34

P2 per iode 1
gezag
KRITISC H E S I T UAT IE

Je hebt voor een bovenbouwgroep een buitenactiviteit georganiseerd


rondom het thema ‘Leven in en om de sloot’. Je gaat met de kinderen
naar een dichtbijgelegen park. Bij de speeltoestellen zit een aantal Ma­
rokkaanse jongeren op een bankje te roken en te praten.

Geval 1: Een paar leerlingen maken denigrerende/hatelijke opmerkin-


gen: “Ga naar je eigen land toe...”

De kinderen gaan in zeven groepjes van vier uiteen. In vijf van de zeven
groepen wordt goed gewerkt. In twee groepjes loopt het niet lekker.

Geval 2: In één groepje is een leerling nogal dominant en eigengereid.


De andere groepsleden keren zich tegen hem en beginnen hem tegen
te werken: terwijl hij aan de rand van de sloot bezig is gooien ze een
steen in het water. Het joch wordt behoorlijk nat... Het was je al eerder
opgevallen dat deze jongen buiten de groep viel. 35

Geval 3: In het andere groepje zijn de leerlingen na tien minuten al


uitgekeken op hun taak. Ze keilen steentjes over het water. Nadat je ze
hebt terechtgewezen, beginnen ze ijverig visjes te vangen. Het worden
er steeds meer... Ze schreeuwen van opwinding, en andere leerlingen
komen ook maar eens kijken wat er te zien is.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Bekwaamheden

Interpersoonlijk bekwaam
Je brengt een goede communicatie met en tussen de leerlingen
en tussen de leerlingen en de samenleving tot stand.
Je reageert responsief op het gedrag van kinderen.
Je bekijkt jouw eigen interactiestijl.
Je communiceert op een gelijkwaardige wijze met mensen uit
een andere cultuur en/of levensbeschouwing, en kunt je daarbij
verplaatsen in de (geloofs)opvattingen van anderen.
Je onderkent het belang van een eerlijk beeld van de ander, en je
stimuleert je groep kinderen om andere culturele achtergronden
te verkennen.
Je hebt een respectvolle houding tegenover andersdenkenden,
in het bijzonder tegenover vreemdelingen.

Pedagogisch bekwaam
Je geeft op pedagogisch verantwoorde wijze leiding aan een
groep kinderen.
Je stimuleert gewenst gedrag.
Je reageert effectief op probleemgedrag.
Je bent in staat negatieve patronen te doorbreken.

36 Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je kunt zowel in de groep als bij het individuele kind afstem-
ming creëren tussen leerstof, kind en leerkracht.
Je vormt je een goed beeld van de mate waarin de kinderen de
leerstof beheersen.
Je stimuleert taakgericht gedrag.
Bij afstemmingsproblemen help je kinderen verder.
Je kiest gevarieerde, op de kinderen afgestemde speel- en leerta-
ken.
Je geeft opbouwend commentaar op het werk van de kinderen
en op de manier waarop ze werken.
In je evaluatie met de kinderen betrek je de ontwikkeling van
metacognitieve vaardigheden, zoals oriënteren, plannen, regule-
ren en reflecteren.
Je ontwerpt de activiteiten volgens het schema ‘Ontwerpen
van Onderwijs’.
In je lesvoorbereiding geef je aan hoe je de les wilt afstemmen
op de verschillen tussen kinderen.
Je formuleert doelen volgens de methode ‘smart + c’.
In je evaluatie betrek je alle aspecten van het onderwijs, en niet
alleen je lesdoelen.
In je evaluatie geef je ook aan hoe jij feedback gegeven hebt op
de kinderen tijdens je les.
In je didactische route geef je aandacht aan de ontwikkeling van
metacognitieve vaardigheden.

Aandachtsgebieden in deze periode (voor indicatoren:


zie kijkwijzer)
• Natuuronderwijs
• Rekenen
Bekwaam in reflectie en ontwikkeling
Je onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt jouw opvattingen
over het leraarschap en jouw bekwaamheid als leraar.
Je brengt jouw werkervaring op een goede manier in de groep in
(in de ik-vorm, vanuit de hulpvraag, met een lerende houding).
Je stelt je medestudenten vragen die de ander verder helpen,
daarbij maak je gebruik van de reflectieve cyclus van Korthagen.
Je expliciteert de verbinding tussen theorie en praktijk. 37

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


leeromgeving &

38

P2 per iode 2
organisatie
KRITISC H E S I T UAT IE

Rianne loopt stage in de bovenbouw. Ze staat voor de opdracht een rijke


leeromgeving te organiseren in de klas. Vanuit de lessen op de pabo weet
Rianne dat een leeromgeving niet zomaar ‘rijk’ is. Ook vanuit haar eigen
ervaring met het ontwerpen en uitvoeren van een rijke leeromgeving
weet ze dat je van tevoren goed over de leeromgeving na moet denken:
Welk onderwerp sluit aan bij de belevingswereld van de kinderen en hoe
kom ik daar achter?
Zorgt het onderwerp voor samenhang tussen vakken? Kan ik bijvoorbeeld
zinvolle lees-, schrijf- en spellingsactiviteiten bij het onderwerp inzetten?

Rianne besluit over ‘afval’ te gaan werken. Nu zij het onderwerp gekozen
heeft roept dit weer een aantal nieuwe vragen op:
Wat weet ik zelf van het onderwerp en hoe kan ik er meer over te weten ko-
men?
Kan ik bij het ontwerp van de rijke leeromgeving aansluiting zoeken bij de
methode? Waarom kies ik hier wel of niet voor? 39
Hoe kan ik zinvol gebruik maken van ICT? Kan ik kinderen met open soft-
ware laten werken, en zo ja, hoe?
Is er in de jeugdliteratuur iets over dit onderwerp geschreven?
Welke organisatievormen kies ik? Wat doe ik klassikaal en wat kunnen de
kinderen in groepen doen?

Het lijkt Rianne zinvol om onder andere een circuit in te zetten.


Wat moet ik weten over het ontwerpen van een circuit? Hoe organiseer ik
een circuit, en hoe bereid ik dit voor? Op welke manier
kan ik het onderwerp betekenisvol maken in het cir-
cuit? Hebben alle kinderen in elk circuitonder-
deel een uitdagende opdracht? Wat is mijn
rol als leerkracht tijdens het circuit?

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Na afloop van de uitvoering evalueert Rianne uitvoerig hoe
de kinderen in de rijke leeromgeving hebben gewerkt.
Heeft het onderwerp voor hen betekenis gekregen? Hebben ze
‘zinvol en diep’ geleerd?

Bekwaamheden

Interpersoonlijk bekwaam
Je brengt een goede communicatie met en tussen de leerlin-
gen tot stand.
Je kunt benoemen wat sociaalinteractief communiceren inhoudt.
Je kunt aangeven in hoeverre jij sociaalinteractief communiceert
in een groep.

Pedagogisch bekwaam
Je zorgt voor een leef- en werkklimaat waarin kinderen zich
welbevinden en veilig voelen
Je bent betrokken op de kinderen en vergroot hun eigen betrok-
kenheid.
Je kent de uitgangspunten van het christelijk leraarschap.
40 Je legt uit op welke wijze je het welbevinden van de kinderen op
het oog hebt.
Je waardeert kinderen om hun individuele kwaliteiten.
Je houdt rekening met de leefomgeving van het kind en je ver-
woordt waarom deze invloed heeft op jouw leeromgeving.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je ontwerpt lessen volgens de principes van de rijke leeromge-
ving.
Je kunt analyseren waarom een leeromgeving rijk genoemd wordt.
Je kunt verantwoorden waarom een rijke leeromgeving goed is
voor kinderen.
De rijke leeromgeving is realistisch of verwijzend naar praktische
situaties (de leefwereld van het kind), die ook met een pedago-
gische bedoeling gekozen zijn.
Je bent nieuwsgierig naar de ideeën van de kinderen en vraagt
hier op een actieve wijze naar.
Je sluit aan bij de ideeën van de kinderen in je leeromgeving.
Je biedt ruimte voor verschillende manieren van werken.
Je bent gericht op (de ontwikkeling van) zelfevaluatie en het be-
kwaamheidsgevoel van kinderen.
Je maakt – waar mogelijk – gebruik van ICT.

Je ontwerpt de activiteiten volgens het schema ‘Ontwerpen


van Onderwijs’.
Je breidt je didactische route uit wanneer je gelijktijdig bezig
bent met verschillende activiteiten in je leeromgeving.
Je neemt het circuitmodel op in je didactische route.
Ook neem je op wat je in elke hoek met de kinderen doet. Je on-
derscheidt bij deze halte dan drie kaarten:
• Activiteiten van de leerkracht
• Middelen en materialen
• Activiteiten van de leerlingen
Aandachtsgebieden in deze periode (voor indicatoren:
zie kijkwijzer)
• Natuuronderwijs
• Nederlands
• Godsdienst
• Informatica
41
Organisatorisch bekwaam
Je hanteert organisatievormen die met een pedagogische en/
of didactische bedoeling gekozen zijn.
Je organiseert complexere onderwijsleersituaties, waaronder:
• hoekenwerk
• circuitmodel
• het werken met verschillende groepssamenstellingen.
Je rijke leeromgeving is goed geordend, toegankelijk, uitnodigend
tot zelfredzaamheid en tot plannend en opruimend gedrag.

Bekwaam in reflectie en ontwikkeling


Je onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt jouw opvattingen
over het leraarschap en jouw bekwaamheid als leraar.
Je brengt onder woorden wat op dit moment jouw eigen profiel
is en wat daarin jouw sterke en zwakke kanten zijn.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


ont wikkeling &

42

P2 per iode 3
uniciteit
KRITISC H E S I T UAT IE

In deze periode loopt Claudia stage in de onderbouw. Op de opleiding


heeft ze nagedacht over het werken in hoeken. Het is de bedoeling dat
de hoek aansluit bij de ontwikkeling van de kinderen. Voordat ze de hoek
gaat ontwerpen bekijkt ze nog een aantal theorieën over de ontwikkeling
van kinderen. Daarnaast gaat ze op internet op zoek naar sites die goede
informatie geven over pedagogen die een belangrijke bijdrage hebben
geleverd aan de theorie­vorming over de ontwikkeling van kinderen.
Claudia bereidt zich voor om in haar stageschool te observeren om te
zien of ze daarin de theorieën van Piaget en Vygotsky herkent. Ook vindt
ze het interessant om na te gaan wat ze van de theorie van het behavio-
risme vindt, als ze goed naar kinderen kijkt. Ze besluit daarbij extra te let-
ten op kinderen die zich anders ontwikkelen dan het gemiddelde kind.
Claudia heeft in het atelier een beeld gekregen van het werken met jon-
ge kin­deren. Tijdens het atelier werd ook het belang van de trits signale-
ren, diagnos­ticeren en remediëren benadrukt.
Overal in het lokaal zijn kinderen bezig: met houten blokken, hamertje 43
tik, tekenpapier of met een computer, en ook in het boekenbad, de lees-/
schrijfhoek, het winkeltje en de huishoek.
‘Moeder’ trekt in de huishoek een kanten jurk aan en bindt een zwarte slui-
er om haar hoofd. Moeder telefoneert met de winkeljuf , die een schort
voor heeft. Een ander groepje kinderen tekent vissen. “Het zijn haaien”,
volgens één van hen, “een witte haai is groter dan een walvishaai.” De drie
computers bevatten diverse programma’s. Op de ene spelen twee
kinderen een memoryspel. Op de andere maakt een ander twee-
tal een zoektocht naar ridder Ries door een kasteel.
Claudia neemt goed in zich op wat zij ziet, maar
beseft terdege dat goed kijken naar kinderen
iets anders is dan een observatieinstru-
ment hanteren. Alleen dan kom je echt
iets te weten over de ontwikkeling van

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kinderen en kun je tijdig signaleren of een kind achterloopt in
zijn/haar ontwikkeling.
Claudia heeft er zin in om op deze manier met kleuters te wer-
ken in een inspirerende leef-leeromgeving. Toch blijft Claudia
met een dilemma zitten: hoe verhoudt zich nu het kindvol-
gend en -ontwikkelend onderwijs met het vakonderwijs? Kan
ze specifieke beeldende vormingsopdrachten neerleggen in
een hoek? Of kan ze een geschiedenis/aardrijkskundehoek
ontwerpen? Past dat binnen deze vorm van onderwijs?

Tijdens haar reflectie op de observatieopdracht concludeert


Claudia dat ze bekwaam is om meer complex onderwijs te ge-
ven en te orga­niseren, en daarbij probeert ze rekening te hou-
den met de ontwikkeling van de leerlingen. Voor haar volgen-
de stage probeert ze leer­punten te beschrijven: Hoe kan ik bij
beeldende vorming of geschie­denis ook rekening houden
met de ontwikkeling van de leer­lingen, en meer complex on-
derwijs geven?

Bekwaamheden
44
Pedagogisch bekwaam
Je stemt je onderwijsgedrag af op de ontwikkeling van de kin-
deren.
Je vormt je een goed beeld van het sociale klimaat in een groep
en van het individuele welbevinden van kinderen.
Je kunt van elk kind in je groep beschrijven hoe het zich ontwik-
kelt op fysiek, sociaal-emotioneel, moreel en cognitief gebied.
Op basis daarvan ontwerp je een plan van aanpak of benadering
om diverse ontwikkelingsgebieden bij de kinderen te bevorderen.
Je nodigt de kinderen uit tot activiteit, naar ieders gaven en talen-
ten.
Je bent gericht op de ontwikkeling van zelfevaluatie en bekwaam­
heidsgevoel bij kinderen.
Je signaleert leer-, ontwikkelings- of gedragsproblemen op basis
van gegevens, verkregen uit observatie.
Je beoordeelt of en hoe je die problemen kunt aanpakken, en je
weet waar je eventueel hulp kunt vinden, binnen en buiten de
school.
Je evalueert je plan van aanpak of je benadering en stelt die zo-
nodig bij.
Je kunt je opvattingen t.a.v. ontwikkeling en uniciteit verant-
woorden, en ook hoe je de groep en/of individuele kinderen
hebt aangepakt. Daarbij maak je gebruik van relevante theoreti-
sche en methodische inzichten.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je ontwerpt lessen volgens de principes van een rijke leerom-
geving en voert deze uit.
Je nodigt kinderen uit tot activiteit (in een hoek).
Je doet recht aan de ontwikkeling van de kinderen.
Je kunt het ontwerp van je hoeken/activiteiten pedagogisch en
didactisch verantwoorden.
Bij het ontwerp houd je rekening met de mate waarin de kinde-
ren de leerinhoud beheersen, en met de manieren waarop ze
hun werk aanpakken.

Je ontwerpt de activiteiten volgens het schema ‘Ontwerpen


van Onderwijs’.
In je lesvoorbereiding geef je aan hoe je wilt afstemmen op ver-
schillen tussen kinderen. 45
In je didactische route beschrijf je de extra zorg die je aan kinde-
ren geeft op vier kaarten:
• Activiteiten van de leerkracht
• Middelen en materialen
• Activiteiten van de leerlingen
• Extra zorg
Aandachtsgebieden in deze periode (voor indicatoren:
zie kijkwijzer)
• Aardrijkskunde/geschiedenis
• Vormgeving en techniek
• Beeldende vorming

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Bekwaamheid in reflectie en ontwikkeling
Je onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt jouw opvattingen
over het leraarschap en jouw bekwaamheid als leraar.
Je geeft aan de hand van de incidentmethode tips en adviezen
aan je medestudenten.
Je kijkt kritisch naar je werk.
Je gebruikt reflectie en feedback van anderen om je verder te
ontwikkelen.

46
47

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


zeven pedagogische

48

P2 per iode 4
thema’s
KRITISC H E S I T UAT IE

Chris loopt stage in de bovenbouw. Verschillende leerlingen gaan na de


vakantie naar het vwo en vinden dat maar wat interessant. Chris heeft
vanuit de Bijbel gesproken over de schepping van de wereld. De nadruk
lag op Gods majesteit en almacht. Hij heeft verteld vanuit de overtui-
ging dat Genesis 1 betrouwbare informatie geeft over dit wonder. Dan
steekt Jeroen zijn vinger op: “Meester, wanneer heeft God de vliegen ge-
schapen?” Chris staat enigszins verbaasd te kijken. Welk antwoord zou
Chris moeten geven? Hij zal moeten nagaan waarom Jeroen dit vraagt, en
aangeven dat dit soort vragen soms gesteld worden vanuit een bepaalde
visie op de Schrift. In de geschiedenis is duidelijk een lijn te leggen van-
uit Renaissance en Humanisme naar de Verlichting, waar­door het begrij-
pelijk wordt dat zulke vragen naar boven komen.

Jasmijn heeft de opdracht gekregen aan het eind van haar tweede jaar
een rijke leeromgeving te ontwerpen, waarin zij haar idealen met een
groepje studenten kan delen. De achterliggende jaren heeft ze vaak 49
rondom een bepaald pedagogisch thema gewerkt vanuit identiteit, his-
toriciteit, leerkrachtvaardigheden, en wat dat betekent voor het werken
met kinderen. Jasmijn heeft een aantal pedagogen in gedachten die
haar inspireren om onderwijs te maken. Nu staat Jasmijn voor de taak
om die idealen te delen met medestudenten, en die concreet vorm te
geven in een rijke leeromgeving.
In een groepje van vier studenten brengt Jasmijn de idealen in. Het valt
nog niet mee om met elkaar tot een eensluidende visie te
komen. Zou dat later in de praktijk ook zo werken? Na
een aantal vergaderingen heeft de groep overeen-
stemming bereikt over de idealen waarmee ze aan
het werk zullen gaan. De rijke leeromgeving
moet kinderen uitdagen om zelf op onder-
zoek uit te gaan. Het is niet de leerkracht

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


die veelal vertelt. Nee, Jasmijn wil met haar groep vooral ruim-
te geven aan het eigen initiatief van kinderen. Voor de leer-
kracht geldt dat die meerdere rollen gaat vervullen. Zo zal zij
instrueren, begeleiden en coachen. Kinderen krijgen ook
steeds meer verantwoordelijkheden, waardoor de zelfstandig-
heid wordt vergroot. Zo mogen kinderen ook inhoud aan­
dragen die het thema versterkt.
Haar groep kiest ervoor om met kleuters te gaan werken rond-
om het thema ‘de bloemenwinkel’. Eén van de motieven om
dit te kiezen is dat dit thema goed aansluit bij het jaargetijde.
Samen bedenken ze welke doelstellingen je als leerkracht zou
kunnen hebben met dit thema (betekenis, bedoelingen en
betrokkenheid).
Jasmijn oppert: “Laten we met elkaar eerst de natuur in gaan,
zodat de kinderen zich verwonderen over Gods schepping. Het
jonge kind verkent spelend de werkelijkheid, dus die moge-
lijkheid moet ruimschoots aanwezig zijn. Hoe zorgen we er-
voor dat we recht doen aan de mogelijkheden van kinderen?
We bieden kinderen verschillende wijzen aan waarop kinde-
ren een bloem vorm kunnen geven.” Marijke oppert: “Laten
we eerst eens kijken waar kinderen zelf mee komen, dat lijkt
me nog beter om de zelfstandigheid meer vorm te geven en
zijn de kinderen nog meer betrokken.” En zo bedenkt het
50 groepje, vanuit het thema ‘de bloem’, allerlei activiteiten, en
zorgen ze ervoor dat de vijf kernactiviteiten van Frea Janssen-
Vos aan bod komen.
In een hoek van het lokaal wordt door de kinderen een
bloemenwin­kel gebouwd, nadat ze eerst buiten in de natuur
bloemen hebben verzameld. Met elkaar hebben ze in een
kring over verschillende bloemen doorgepraat, nadat ze eerst
de bloem bekeken hebben. Er zijn nieuwe namen bedacht
voor de bloemen. De kinderen vinden het geweldig en spelen
in de klas dat ze bloemen gaan kopen en verkopen. Een aantal
kleuters wil de nieuwe bloemennamen opschrijven. De juf be-
geleidt dit groepje en de kinderen schrijven of stempelen de
letters. Een groepje kinderen maakt ‘echt’ geld zodat het alle-
maal nog meer gaat lijken op de volwassen wereld en cultuur.
Bekwaamheden

Interpersoonlijk bekwaam
Je brengt een goede communicatie met de leerlingen en tus-
sen de leerlingen en de samenleving tot stand.
Je hebt voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van
groepsprocessen en communicatie om goede interactie met en
tussen de kinderen tot stand te brengen.
Je verwoordt jouw idealen op het gebied van de relatie en om-
gang met kinderen.
Je geeft je idealen vorm in de omgang met een groep of in indivi­
duele contacten.
Je geeft de kinderen leiding, maar geeft hen ook verantwoorde-
lijkheid, en geeft hen eigen inbreng.
Je bent je bewust van de kritische houding t.a.v. Bijbelse geloofs-
waarheden die onze tijd met zich meebrengt.
Je kunt jouw eigen positie hierin bepalen, en kinderen hierin bege­
leiden.
Je brengt een goede samenwerking tot stand met de kinderen, en
tussen de kinderen onderling.

Pedagogisch bekwaam
Je zorgt voor een harmonisch leef- en werkklimaat waarin kinde­
ren zich welbevinden en zich veilig voelen. 51
Je verwoordt je pedagogische idealen.
Je geeft je pedagogische idealen vorm in je omgang met kinderen.
Je daagt de kinderen uit tot verschillende leerervaringen (hoofd,
hart, handen).
Je komt tegemoet aan de behoefte aan relatie, en aan de compe-
tentie en autonomie van kinderen.
Je stelt van tevoren vast of de voorwaarden voor leren aanwezig
zijn:
• nieuwsgierigheid
• emotionele vrijheid
• zelfvertrouwen
Je ‘viert’ met je klas de verschillen die er zijn, en je stimuleert het
gebruiken van elkaars sterke kanten.
Je spreekt kinderen aan op ongewenst gedrag en je durft er con-
sequenties aan te verbinden.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam
Je ontwerpt een rijke leeromgeving en voert deze uit.
Je verantwoordt je kennis over de rijke leeromgeving en beschrijft
deze kritisch.
Je geeft je eigen idealen vorm in een rijke leeromgeving.
Je laat kinderen verschillende ervaringen opdoen (hoofd, hart,
handen, leerstijlen, interesses).
Je zet je kennis van vakinhouden in bij het ontwerpen van rijke leer­
omgevingen.

Je ontwerpt activiteiten/lessen/een rijke leeromgeving vol-


gens het schema ‘Ontwerpen van Onderwijs’.
In je lesvoorbereiding geef je aan hoe je de les wilt afstemmen op
verschillen tussen kinderen.
In je didactische route beschrijf je de extra zorg die je aan kinderen
geeft op vier kaarten:
• Activiteiten van de leerkracht
• Middelen en materialen
• Activiteiten van de leerlingen
• Extra zorg
Aandachtsgebieden in deze periode (voor indicatoren:
zie kijkwijzer)
52 • Muziek
• Bewegingsonderwijs
• Beeldende vorming
Bekwaamheid in reflectie en ontwikkeling
Je onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt jouw opvattingen
over het leraarschap en jouw bekwaamheid als leraar.
Je kunt aangeven wat voor jou de kern van het werk is op een chris­
telijke/reformatorische school.
Je kunt vanuit zeven pedagogische thema’s reflecteren op de rijke
leeromgeving met behulp van het Pedagogisch Analyse Schema
(PAS).
Je reflecteert op jouw eigen handelen op het niveau van context,
gedrag, vermogen, overtuigingen, identiteit en betrokkenheid.
Je toont aan hoe je verder bent ontwikkeld naar aanleiding van
jouw leervragen van het afgelopen jaar.
53

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


persoonlijke

54

P3/4
vorming
KRITISC H E S I T UAT IE

Cultuur(over)drager
Als leraar ben je cultuurdrager en cultuuroverdrager. Je bent verworteld
in verschillende tradities van opvoeding en onderwijs, levensbeschou-
wing en geloof. Dat geeft voeding aan je eigen ontwikkeling in je toe-
komstig beroep van leraar. Je bent zelf vertegenwoordiger van die tradi-
ties. Je geeft waarden en normen door en maakt verantwoorde keuzes
in je onderwijs.

Identiteits(over)drager
Als leraar ben je identiteitsdrager en identiteitsoverdrager. Je normeert je
eigen staan in deze tijd door jezelf te spiegelen aan relevante personen
en gebeurtenissen uit het heden en verleden. Als leerkracht weerspiegel
jij op jouw beurt naar de kinderen wie jij bent. Laat je iets zien van je ge-
richtheid op God en je betrokkenheid op anderen (het grote gebod)? 55

Bekwaamheden

Interpersoonlijk bekwaam
Je gaat ontmoetingen aan met anderen, de wereld om je heen,
de cultuur en haar geschiedenis.
Je hebt inzicht in de chronologische ontwikkeling van
onze cultuur en maatschappij.
Je bent in staat je in andere visies in te leven en
gaat daar genuanceerd en beargumenteerd
mee om.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Je vormt je een eigen mening over een specifiek onderwerp uit
de natuurwetenschappen, filosofie, sociale wetenschappen,
kunstbeschouwing of literatuur, onder andere door het doen van
onderzoek.
Je kunt over diverse onderwerpen op het gebied van politiek, re-
ligie, kunst, literatuur, wetenschap en techniek in gesprek gaan
met andersdenkenden.

Bekwaam in samenwerken met de omgeving


Je denkt met een open houding na over en bent in dialoog met
ontwikkelingen in cultuur en maatschappij. Dit is waarneem-
baar in jouw lessen en de omgang met kinderen.
Je hebt zicht op het denken in de samenleving en op welke in-
vloed dit heeft op jouw denken en handelen en dat van de kin-
deren.
Je houdt maatschappelijke, kerkelijke en onderwijskundige ont-
wikkelingen bij en je bent erop gericht dat deze voor kinderen
vanuit christelijk perspectief betekenis krijgen.
Je geeft leerlingen inzicht in de samenhang en gebrokenheid die
in de schepping en cultuur aanwezig zijn.
Jouw onderwijs nodigt kinderen uit zich te verbinden met hun
godsdienstige en culturele traditie en met de geschapen werke-
lijkheid.

56 Bekwaam in reflectie en ontwikkeling


Je denkt op existentiële wijze na over de werkelijkheid en over
de wijze waarop je je tot die werkelijkheid verhoudt.
Je kunt vanuit je christelijke levensovertuiging verwoorden wat
je denkt en wat dit betekent voor jouw eigen levenswandel en
de uitoefening van je beroep.
Je laat jezelf vormen door voorvallen, omstandigheden, debat-
ten, gesprekken en contacten en spiegelt deze aan de rijkdom
van de christelijke traditie en cultuur.
16e /17e eeuw 18e /19e eeuw 20e /21e eeuw
Zoeken naar zeker Claire et obscure Mondiale kerk
weten 20e /21e eeuw
Shadowlands
Natuur- Het Boek der Natuur Darwin (schepping Bouwen aan de
wetenschappen en evolutie) Torenvan Babel
(macht vanweten-
schap en techniek)
Filosofie Pascal Kierkegaard Wittgenstein /
Levinas
Sociale Familieportret Van tuchthuis tot Jeugdcultuur
wetenschappen (onstaan mederne psychotherapie
kerngezin)
Beeldende Rembrandts beel- Helden en anti- Broeders in de kunst
kunst den bij de Bijbel helden
Muziek Musica Poetica Van Mozart tot Muziek van de
Mahler 20e eeuw
Literatuur Gods evenbeeld The Waste Land Beslagen spiegel

57

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


pedagogische

58

P3 jongere & oudere k ind


verantwoordelijkheid
KRITISC H E S I T UAT IE

1. Marjolein

Marjolein (5 jaar) zit in groep 2 op een christelijke school (op gerefor­


meer­de grondslag), waar veel randkerkelijke kinderen naartoe gaan.
Haar vader is van Turkse afkomst, is afgestudeerd aan een universiteit,
maar heeft tot nu toe geen werk gevonden. Haar moeder is van Nederl­
andse afkomst, is eveneens afgestudeerd aan een universiteit, maar is
medicijnverslaafd (slaapmiddelen) en wordt door haar man regelmatig
geslagen. Marjolein is hun enig kind, dat meestal zelf moet zorgen dat
ze gewassen, gekleed en met een ontbijt in de maag op school komt.
Dat lukt dus vaak niet.
De juf van Marjolein heeft diverse gesprekken met moeder gevoerd,
waarbij vaak onder tranen beterschap werd beloofd, maar er is niets van
terechtgekomen. De juf heeft gevraagd of de vader ook eens bij een ge-
sprek aanwezig wil zijn, maar hij houdt zich nauwelijks met Marjolein
bezig en is voor de juf onbereikbaar. (Hij verwijt zijn vrouw ook dat ze 59
hem alleen een dochter heeft geschonken, aldus de moeder.) De juf
heeft adressen van hulpverleningsinstellingen aan de moeder gegeven,
maar zij doet daar uiteindelijk niets mee.
Als de juf ’s morgens in de kring begint, wil nooit iemand naast Marjolein
zitten, want ze stinkt, zeggen de kinderen. Dit was eerst waar, maar nu
niet meer. De juf heeft namelijk op kosten van de school een wek-
ker (zodat Marjolein zelf op tijd naar school kan
komen) en een viertal setjes ondergoed gekocht
en begint elke morgen om half 8 met Marjolein
op school. Ze helpt haar met wassen en schoon
ondergoed aantrekken, en daarna ontbijten ze sa-
men. Marjolein bloeit op onder deze “be-
handeling”. Maar nu nadert het eind van
het schooljaar en de juf die Marjolein in

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


groep 3 zal krijgen, kan en wil deze situatie niet voortzetten.
De huidige juf van Marjolein brengt de situatie nogmaals in
het team in en vraagt wat er nu gedaan moet worden.

Vraag: Wat is je pedagogische verantwoordelijkheid als individue-


le leerkracht en als schoolteam in dit geval?

2. Henri

Henri (10 jaar) zit in groep 6 op een reformatorische school. Hij


is in juli geboren en heeft een extra jaar in groep 2 gezeten
omdat hij uitviel op diverse ontwikkelingsgebieden met be-
trekking tot voorbereidend lezen/rekenen. In groep 3 ging het
erg moeizaam en hier heeft hij ook twee jaar gezeten. De te-
genzin in school nam daar sterk toe en Henri probeerde daar
op alle manieren onder taal en rekenen uit te komen. Hij ver-
scheurde boeken en schriften, begon gekke streken uit te ha-
len onder het uitleggen van deze vakken en liep soms zomaar
door de klas. Ook was zijn concentratie ver beneden wat de
juf van hem verwachtte en zij noemde hem een typische
ADHD-jongen.
60 Henri is een grote, sterke jongen en gebruikte altijd al graag
zijn knuisten, maar in het tweede jaar in groep 3 werd hij ook
agressief tegen de juf. Mede om die reden laat de school hem
sinds die tijd elk jaar meegaan met de groep en is er voor taal/
lezen en rekenen een zorg-op-maat-programma voor Henri.
In groep 4 en 5 had hij dezelfde meester, met wie hij goed kon
opschieten. Op eigen niveau ontwikkelde Henri zich bij reke-
nen en taalonderwijs weliswaar langzaam maar gestaag. Ook
in de groep ging het qua sociaal gedrag best redelijk en Henri
had zelfs een groep (jongere) bewonderaars om zich heen
vanwege zijn spierkracht...
Nu zit Henri een half jaar in groep 6, maar hij lijkt weer bijna te-
rug bij af te zijn. Zijn agressie tegenover de leerkracht (ervaren
juf) neemt weer toe. Ook wordt hij nu door sommige klasge-
noten én leerlingen uit groep 7/8 gepest op het schoolplein.
In het schoolteam bespreekt de huidige leerkracht Henri tij-
dens de leerlingenbespreking en een ooit geopperd idee om
hem te verwijzen naar het SBO komt weer ter tafel. In groep 3
is daar geen werk van gemaakt, omdat de SBD bij voorbaat al
aangaf dat Henri niet zou worden toegelaten door de PCL,
aangezien de school nog niet genoeg in het werk had gesteld
om hem te helpen.

Vraag: Wat is je pedagogische verantwoordelijkheid als individu-


ele leerkracht en als schoolteam in dit geval?

Bekwaamheden

Pedagogisch bekwaam
Je neemt je pedagogische verantwoordelijkheid ook met be-
trekking tot de opvoeding van individuele kinderen op school.
Je kunt in concrete gevallen aangeven wat jouw pedagogische
verantwoordelijkheid is en waar de grenzen liggen.
Je kunt de wijze waarop jij je pedagogische verantwoordelijkheid
invult vanuit je levensbeschouwing verantwoorden.
61
Je speelt adequaat in op gedragsproblemen die op school
voorkomen.
Je hebt kennis van de meest voorkomende gedragsproblemen in
het primair onderwijs (te weten: hyperactiviteit, concentratie-
stoornissen, agressie, pesten, sociale angst en faalangst).
Je bent op de hoogte van verschillende theorieën en verklarings-
modellen rond gedragsproblemen (onder andere dieptepsycho-
logie, leertheorieën, humanistische psychologie, cognitieve psy-
chologie).
Je kunt een handelingsplan voor leerlingen met gedragsproble-
men hanteren.
Je kent de structuur van het speciaal onderwijs en de weg daar-
naartoe.
Je hebt een visie op Weer Samen Naar School (WSNS), LGF (rug-
zak) en Passend Onderwijs.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Je kunt de relatie tussen onderwijsvisie en aanpak van gedrags-
problemen toelichten.

Je treedt kinderen uit een problematische gezinssituatie lief-


devol en professioneel tegemoet.
Je bent ervan op de hoogte met welke gezinsproblematiek je in
de basisschool van vandaag te maken krijgt. Je hebt specifieke
kennis van de drie hoofdproblematieken:
• marginale gezinnen;
• gezinnen waar verwaarlozing c.q. fysieke, psychische en/of
seksuele mishandeling voorkomt;
• eenoudergezinnen door echtscheiding.
Je kunt de wet op leerlinggebonden financiering (LGF) toelichten
en daar je eigen visie op verwoorden.
Je kunt een protocol kindermishandeling hanteren en de ge-
wenste stappen voor een handelingsplan met betrekking tot een
problematische gezinssituatie uitvoeren.

Je neemt je pedagogische verantwoordelijkheid ten aanzien


van gezond gedrag.
Je kunt de noodzaak en mogelijkheden van seksuele opvoeding
op de basisschool aangeven.
Je herkent signalen die bij zowel jongere als oudere kinderen
kunnen wijzen op incest.
62 Je weet welk stappenplan je moet hanteren bij het inschakelen
van hulpverlening bij (vermoedens van) incest.
Je herkent pesters, meelopers en gepeste kinderen in de groep.
Je treedt als leerkracht adequaat op bij pesten.
Je kunt een protocol ‘pesten’ hanteren.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je komt tegemoet aan de leerbehoeften van hoogbegaafde
kinderen.
Je herkent hoogbegaafdheid en kunt oorzaken van hoogbe-
gaafdheid aangeven.
Je weet materialen voor hoogbegaafde leerlingen te vinden en
deze zo nodig zelf te maken.
Bekwaam in het samenwerken met collega’s
Je geeft de gezamenlijke pedagogische verantwoordelijkheid
die je als leerkrachten hebt, vorm op teamniveau.
Je hebt een gemakkelijk toegankelijk registratiesysteem van leer-
linggegevens.
Je overlegt met collega’s in zaken waarbij de pedagogische ver-
antwoordelijkheid van de hele school in het geding is.
Je geeft en ontvangt collegiale consultatie op het gebied van pe-
dagogische verantwoordelijkheid.

Bekwaam in het samenwerken met de omgeving


Je voert op professionele wijze gesprekken met ouders.
In een oudergesprek kun je een gedragsprobleem of een proble-
matische situatie in de gezin-schoolrelatie met betrekking tot
een individueel kind aan de orde stellen.
Je kunt een huisbezoek voorbereiden en protocolleren.
Je kunt een slechtnieuwsgesprek voorbereiden.
Je weet welke aspecten in de communicatie met ouders van be-
lang zijn.
Je bent je ervan bewust waar jouw sterke kanten en valkuilen lig-
gen in communicatie met ouders.

Je participeert in de professionele infrastructuur waarvan de


school onderdeel is.
Je weet welke hulpverleningsinstanties je kunt inschakelen als je 63
met problematische gezinssituaties of gedragsproblemen te ma-
ken hebt in je klas.
Je kunt constructief overleg voeren met hulpverleningsinstanties
en speciaal onderwijs, waarbij je eigen verzamelde gegevens in-
brengt.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


exemplarisch

64

P3 jongere & oudere k ind


onderwijs
KRITISC H E S I T UAT IE

Terwijl Piet op zijn fiets naar huis rijdt, maalt die ene vraag door zijn
hoofd: hoe breng ik het hooggebergte dichtbij voor kinderen uit groep
6? Over een aantal weken wil Piet aan dit onderwerp aandacht besteden
en hierbij vooral geologische en biologische aspecten naar voren halen.
Opeens denkt hij weer aan zijn vakantie het afgelopen jaar. Hij was langs
een afgraving gekomen waar mensen bezig waren in stenen te hakken.
Het bleken onderzoekers te zijn die op zoek waren naar fossielen. Hij had
een heel gesprek gehad met een van de onderzoekers en het eind van
het liedje was dat hij een stukje steen meekreeg waar een afdruk van een
visachtig diertje op te zien was. Hij weet nog hoe hij steeds meer onder
de indruk raakte van het feit dat een dergelijk diertje ergens midden in
een steenmassa een afdruk had achtergelaten. Hoe is het mogelijk?
Er beginnen steeds meer ideeën bij Piet op te borrelen. Een dergelijke
fossiele vondst brengt geologie en biologie misschien wel heel mooi bij
elkaar... Hoewel een fossiel natuurlijk geen levende natuur meer is...
Misschien dat hij ook nog aandacht zou kunnen besteden aan schepping 65
en evolutie, de zondvloed, enzovoort. Langzamerhand ontstaan er aller-
lei prachtige plannetjes.
Maar er rijzen ook vragen: “Is het eigenlijk wel mogelijk om het hoogge-
bergte vanuit een fossiele vondst te ontsluiten? Is dát nu de goede sleu-
tel ervoor?”, zo vraagt Piet zich af. Langzamerhand komt hij erachter dat
hij zich misschien te veel laat leiden door de gedachte dat er van ver-
schillende vakken iets in het thema moet zitten. Daardoor dwingt hij de
inhoud “fossiel” in een harnas. Hij leest in het handboek van
exemplarisch onderwijs (p. 47) dat “een goede “Einstieg”
(toegang, insteek) direct van het voorgelegde
probleem naar de elementaire problematiek
voert...”. “Wat is eigenlijk de elementaire pro-
blematiek van het thema hooggebergte?”,
zo peinst Piet. “Wat moeten kinderen hier-

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


van weten? En wat weet ik er zelf eigenlijk van?”
...
Piet gaat zich verdiepen in het thema. Hij heeft nog een boek
in zijn boekenkast staan. Daarin staat het verhaal van een ont-
dekkingsreiziger, Hugi.

Bekwaamheden

Grondhouding
Werken volgens de principes van exemplarisch onderwijs vraagt
om een bepaalde grondhouding: je ziet in ogenschijnlijk simpele of
alledaagse dingen uit schepping en cultuur aanleidingen om op
onderzoek uit te gaan. Het kan dan gaan om natuurverschijnselen
(bijvoorbeeld waarom de lucht rood wordt als de zon ondergaat) of
cultuurverschijnselen (bijvoorbeeld de boekdrukkunst, ontdek-
kingsreizen, enzovoort).
Je vindt het belangrijk dat kinderen leren om vragen te stellen aan
de dingen om hen heen, dat ze niet oppervlakkig, maar grondig kij-
ken, leren genieten, zich verbazen, maar ook ontsteld zijn (bijvoor-
beeld over natuurgeweld). Op dergelijke momenten durf je als le-
66 raar gerust even een stilte te laten vallen wanneer er even niets te
zeggen valt.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je hebt inzicht in het genetisch principe.
Je weet wat het genetisch principe betekent.
Je kunt in beschrijvingen van bestaande exempels laten zien hoe
dit begrip functioneert.

Je ontwerpt een miniatuur exempel rondom een exemplarisch


thema in overeenstemming met de principes van exemplarisch
onderwijs.
Je kunt uitleggen wat het exemplarisch principe inhoudt en kunt
kenmerken benoemen.
Je herkent kenmerken van een exemplarische werkwijze in een
ontwerp of uitvoering.
Je kunt deze inzetten om de kern van inhouden te vinden.
Je begrijpt/beheerst de vaardigheden die nodig zijn om vanuit
een globaal thema te komen tot een exemplarische vormgeving.
Je kiest een passend fenomeen dat geschikt is om het thema te
ontsluiten.
Je verwerkt elementen uit de esthetische dimensie.
In de aankleding van het exempel zorg je ervoor dat het feno-
meen de verbeeldingskracht en het inlevingsvermogen bij kin-
deren prikkelt.

Je leidt een neo-socratisch gesprek.


Je bent in staat de principes van het neo-socratische gesprek op
basaal niveau te hanteren.
Je geeft leiding aan het gesprek van kinderen rondom een feno-
meen.
Je laat kinderen met elkaar in gesprek gaan.
Je stelt vragen die leiden tot verdieping van het leerproces.
Je bevordert actief het sociaal leren doordat je kinderen na laat
denken over het gesprek zelf en over hun leerproces.

Je bevraagt het fenomeen.


Je stelt vragen vanuit het fenomeen: welke vraag stelt het feno-
meen aan mij?
Je benut het gesprek als rustpunt en plaats van ontmoeting.
Je zet de eerste stappen om leerlingen te laten oefenen met het 67
neo-socratische gesprek.
Je hebt inzicht in het pedagogische doel van het voeren van een
neo-socratisch gesprek: zelfstandigheid in denken en het gericht
zijn op de ander.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


spelen

68

P3 jongere k ind
doe je samen
KRITISC H E S I T UAT IE

De voorbereiding
Deborah zit in P3. Inmiddels heeft ze een aantal periodes de specialisa-
tie jongere kind gevolgd. Ze staat nu voor de opdracht een week lang in
groep 2 rond een thema te werken, op een ontwikkelingsgerichte ma-
nier. Wat is een goed thema voor ontwikkelingsgericht onderwijs? Kan het
thema betekenis voor kinderen krijgen? En nodigt het thema kinderen uit tot
spel? Uiteindelijk heeft Deborah voor het thema ‘de kapper’ gekozen. Ze
wil het thema uitwerken in hoeken. Bij het ontwerpen van de hoeken
staat Deborah voor een aantal vragen: Hoe komen verschillende vakge-
bieden aan de orde? En hoe kan ik de vijf activiteiten van OGO in de hoeken
uitwerken? Wat is nu werkelijk het verschil met programmagericht onder-
wijs, dat ik op mijn vorige stageschool heb gezien? En wat is het verschil met
ervaringsgericht onderwijs?

De uitvoering
Een van de hoeken is een kapperswinkel geworden. Al snel gaan de kin- 69
deren in hun spel op. Hoe breng ik de kinderen verder in hun spel?
In een andere hoek zijn kinderen druk bezig met het maken van kapsels
voor een voorbeeldboek in de kapsalon. Een van de kinderen tekent op
een wit vel een rondje (het hoofd) en tekent er een flinke krullenbos om-
heen. De andere kinderen doen dit na. Kan ik mijn aanbod verrijken, zo-
dat kinderen tot meer beeldende diversiteit komen? Wat kan ik, gezien de
ontwikkeling van een groep 2-leerling, verwachten van de vorm van een
portrettekening?
In de waterhoek gaan kinderen met shampoo aan
de slag. Er liggen twee oude poppen in de hoek. Als
vanzelf gaan de kinderen het haar van de poppen
wassen. Is hier iets te ontdekken voor de kinderen?

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Reflectie achteraf
Waren alle kinderen betrokken bij het spel? Waren de activiteiten
echt en hadden ze betekenis voor de kinderen? Heb ik op de goe-
de momenten de kinderen gestimuleerd en het aanbod van leer-
materialen aangepast?
Ik ben nu zelf met OGO aan de slag geweest; past het ontwikke-
lingsgericht werken bij mij? En wat kan ik daarover zeggen vanuit
mijn identiteit? Welke onderwijsvisie spreekt mij het meest aan?

Bekwaamheden

Pedagogisch bekwaam
Je bent in staat een pedagogische basis te creëren door een
sensitieve en responsieve houding naar kinderen.
Je bouwt een relatie op.
Je biedt veiligheid.
Je gaat echte interacties aan (oprechte interesse, actieve luister-
houding, inhoudelijke reactie).
Je hebt hoge verwachtingen van kinderen.
Je behartigt de belangen van kinderen enerzijds en die van de
70 maatschappij anderzijds (initiatieven en beleving enerzijds en
bedoelingen anderzijds).
Je bouwt aan het zelfvertrouwen van kinderen.
Je toont respect voor kinderen en hebt vertrouwen in hen.
Je zorgt ervoor, als meer kunnende en meer wetende partner,
dat activiteiten nog betekenisvoller en interessanter worden.

Je helpt kinderen verder in hun ontwikkeling.


Je kunt ontwikkeling bij kinderen zien.
Je kunt een aantal ontwikkelingslijnen hanteren.
Je stemt je aanbod af op de ontwikkeling van kinderen.
Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam
Je kunt thematiseren.
Je kiest een OGO-verantwoord thema en geeft dit samen met de
kinderen verder vorm.
Je kiest je thema’s – verdeeld over een jaar – uit verschillende
bronnen: leefsituatie en omgeving, daarnaast ook uit actualiteit.
Je weet bij het thematiseren rekening te houden met de volgen-
de aspecten van een thema: nabijheid, complexiteit, abstractie,
verdieping.
Je kunt vakspecifieke aspecten van een thema benoemen en
vormgeven.

Je kunt een rijke leeromgeving creëren.


Je zorgt ervoor dat de vijf kernactiviteiten aan bod komen:
• Reken-wiskundeactiviteiten
• Lees-schrijfactiviteiten
• Gespreksactiviteiten
• Spelactiviteiten
• Constructieve en beeldende activiteiten
Je kent de leerlijnen die de verschillende zaak- en expressievak-
ken hanteren en weet hoe de moderne onderwijsmethoden daar
gebruik van maken.
Je geeft de leerinhoud in betekenisvolle, echte contexten vorm.

In je rol als leerkracht geef je de leidende activiteit vorm vol- 71


gens het didactisch handelingsmodel.
Je creëert situaties die spel als leidende activiteit mogelijk maken.
Je houdt bij de vormgeving van onderwijs rekening met de initia-
tieven en betekenisverlening van kinderen.
Je hanteert het didactisch handelingsmodel:
• Gezamenlijk oriënteren op de activiteit
• Verbeteren en verdiepen van de activiteit
• Verbreden naar andere activiteit
• Toevoegen nieuwe handelingsmogelijkheden
• Reflecteren op de activiteit
Je helpt en stimuleert kinderen te ontdekken en experimente-
ren/onderzoeken.
Je weet je rol als coach, begeleider en leider van activiteiten sen-
sitief en responsief vorm te geven.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Bekwaam in reflectie en ontwikkeling
Je kunt aangeven hoe jij je verhoudt tot het OGO-concept.
Je hebt kennis van onderwijsconcept OGO.
Je kunt vanuit je identiteit verbindingen en knelpunten met het
OGO-concept aangeven.
Je werkt vanuit je persoonlijk ontwikkelingsplan aan eigen leer-
vragen.

72
73

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


onder wijsconcepten

74

P3 jongere k ind
nader beschouwd
KRITISC H E S I T UAT IE

Je bent uitgenodigd voor een gesprek over een vacature waarin het be-
stuur op zoek is naar een enthousiaste juf of meester. Voor de functie is
vereist dat je een christelijke levensovertuiging hebt en dat je die over-
tuiging kunt vertalen in je onderwijsvisie en onderwijspraktijk. Je vindt
het een uitdaging om leerlingen die zorg te geven die ze nodig hebben.
Gewenst wordt dat je goed kunt samenwerken en dat je bereid bent tot
verdere scholing.

Voordat je de sollicitatiebrief de deur uit deed, heb je een bezoek ge-


bracht aan de school. Ook mocht je in een van de klassen kijken. Het viel
je op dat de kinderen in rijtjes zitten en dat de rol van de leerkracht
voornamelijk die van instructeur is. Kinderen werken veelal individueel
op verschillende niveaus in gedifferentieerde leerroutes. De methode
staat centraal en vooral lezen, rekenen en taalonderwijs krijgen veel
aandacht.
75
Door de tijd heen heb je zelf een eigen visie gekregen op onderwijs.
Jouw voorkeur gaat uit naar ontwikkelingsgericht onderwijs, mede om-
dat je denkt dat je daarmee meer recht doet aan de verschillen tussen
kinderen. Toch wil je die baan ontzettend graag hebben, ook omdat de
school zo dichtbij staat. Aan de andere kant heb je in de school het een
en ander gezien wat niet overeenkomt met jouw onderwijsvisie.

Eindelijk breekt dan het moment aan waarop je ken-


nismaakt met het bestuur en met de directie van de
school tijdens het sollicitatiegesprek. Je wordt uit-
genodigd om plaats te nemen en de voorzitter
van het bestuur vraagt je: “Wat is de reden
dat we juist jou moeten benoemen in
deze vacature?”

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Nadat je hebt geantwoord, vraagt de directeur: “Je hebt ken-
nisgemaakt met onze school en je bent zelfs in een van de
klassen geweest. Spreekt deze manier van werken jou aan en
waarom”
De directeur vervolgt z’n vragenronde: “Stel dat we jou be-
noemen, waar zou je over drie jaar willen zijn?”
“Welke competenties wil je verder ontwikkelen?”

Bekwaamheden

Pedagogisch bekwaam
Je verantwoordt jouw pedagogische opvattingen en kunt aange-
ven welk onderwijsconcept bij jou past. Daarbij geef je aan hoe
de zeven pedagogische thema’s (relatie, gezag, leeromgeving,
organisatie, ontwikkeling, uniciteit en verantwoordelijkheid) in
jouw onderwijs functioneren.
Je kunt aangeven welke invulling de pedagogische thema’s heb-
ben in verschillende onderwijsvisies/onderwijsconcepten, name-
lijk programmagericht onderwijs, ervaringsgericht onderwijs,
exemplarisch onderwijs en ontwikkelingsgericht onderwijs.
76 Je kunt de verschillende onderwijsvisies en -concepten historisch
duiden.
Je hebt kennis van de theoretische achtergronden en de prakti-
sche uitwerking van de verschillende onderwijsvisies en -concep­
ten.

Bekwaam in reflectie en ontwikkeling


Je brengt jouw beroepsopvatting en werkhouding in verband
met de (onderwijskundige en levensbeschouwelijke) identiteit
van de school.
Je kunt jouw eigen activiteiten en plannen over professionele
ontwikkeling verantwoorden, in relatie met het beleid van je toe-
komstige school en tegen de achtergrond van actuele ontwikke-
lingen in onderwijs, wetenschap en samenleving.
Je kunt aangeven hoe je jouw eigen ontwikkeling af kunt stem-
men op het beleid van je toekomstige school.
77

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


schoolfoto -

78

P3 oudere k ind
De gelukkige school
KRITISC H E S I T UAT IE

Je bent uitgenodigd voor een gesprek over een vacature waarin het be-
stuur op zoek is naar een enthousiaste juf of meester. Voor de functie is
vereist dat je een christelijke levensovertuiging hebt en dat je die over-
tuiging kunt vertalen in je onderwijsvisie en onderwijspraktijk. Je vindt
het een uitdaging om leerlingen die zorg te geven die ze nodig hebben.
Gewenst wordt dat je goed kunt samenwerken en dat je bereid bent tot
verdere scholing.

Voordat je de sollicitatiebrief de deur uit deed, heb je een bezoek ge-


bracht aan de school. Ook mocht je in een van de klassen kijken. Het viel
je op dat de kinderen in rijtjes zitten en dat de rol van de leerkracht voor-
namelijk die van instructeur is. Kinderen werken veelal individueel op
verschillende niveaus in gedifferentieerde leerroutes. De methode staat
centraal en vooral lezen, rekenen en taalonderwijs krijgen veel aandacht.

Door de tijd heen heb je zelf een eigen visie gekregen op onderwijs. 79
Jouw voorkeur gaat uit naar ontwikkelingsgericht onderwijs, omdat je
denkt dat je daarmee meer recht doet aan de verschillen tussen kinde-
ren. Toch wil je die baan ontzettend graag hebben, mede omdat de
school zo dichtbij staat. Aan de andere kant heb je in de school het een
en ander gezien wat niet overeenkomt met jouw onderwijsvisie.

Eindelijk breekt dan het moment aan waarop je kennismaakt


met het bestuur en met de directie van de school tij-
dens het sollicitatiegesprek. Je wordt uitgenodigd
om plaats te nemen en de voorzitter van het
bestuur vraagt je: “Wat is de reden dat we juist
jou moeten benoemen in deze vacature?”
Nadat je hebt geantwoord, vraagt de di-
recteur: “Je hebt kennisgemaakt met

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


onze school en je bent zelfs in een van de klassen geweest.
Spreekt deze manier van werken jou aan en waarom”
De directeur vervolgt zijn vragenronde: “Stel dat we jou be-
noemen, waar zou je over drie jaar willen zijn?” “Welke com-
petenties wil je verder ontwikkelen?”

Bekwaamheden

Pedagogisch bekwaam
Je bevordert actief een veilig en harmonisch leef- en werkkli-
maat waarin kinderen zich op sociaal-emotioneel en moreel
vlak goed kunnen ontwikkelen.
Je hebt een goed beeld van het sociale klimaat in een groep, van
het individuele welbevinden van de kinderen en van de vorde-
ringen die zij maken op het gebied van zelfstandigheid en ver-
antwoordelijkheid.
Je ondersteunt kinderen bij het nemen van de verantwoordelijk-
heid om dit klimaat met elkaar te creëren.
Je stimuleert de kinderen in het oppakken van verantwoordelijk-
heden, vooral wanneer dat niet vanzelf gaat.
80 Je signaleert problemen in de ontwikkeling van kinderen en
weet hoe je daarmee om kunt gaan.
Je stemt je onderwijs af op de ontwikkeling en eigenheid van
kinderen.
Je kunt jouw aanpak verantwoorden op grond van pedagogi-
sche inzichten en opvattingen.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je ontwerpt een rijke leeromgeving op grond van een onder-
wijsconcept (Ontwikkelingsgericht Onderwijs, exemplarisch
onderwijs) en voert deze uit.
Je maakt op grond van een onderwijsconcept een passend ont-
werp voor je onderwijs en brengt dit in praktijk.
Je kiest leertaken die passen bij het onderwijsconcept, gevarieerd
zijn en afgestemd op de kinderen.
Je kiest leerinhouden die de natuurlijke leergierigheid van kinde-
ren prikkelen en hen bij de beoogde leervragen brengen.
Je staat open voor initiatieven van kinderen en stemt jouw on-
derwijsgedrag daarop af.
Je houdt rekening met individuele verschillen (leerstijl, leerbe-
hoefte, ontwikkeling) en biedt ruimte voor verschillende manie-
ren van werken.
Je leert de kinderen aan zichzelf en anderen leervragen te stellen
en welke stappen ze kunnen nemen om deze leervragen op te
lossen.

Organisatorisch bekwaam
Je organiseert – werkend vanuit OGO of exemplarisch onder-
wijs - complexe leersituaties.
Kinderen weten waar ze aan toe zijn en weten welke ruimte ze
hebben voor eigen initiatief.
Je hanteert organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen
die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen.
Je kunt jouw organisatorische aanpak verantwoorden op grond
van jouw pedagogisch-didactische uitgangspunten.

Bekwaam in het samenwerken met collega’s (medestu-


denten)
Je levert een constructieve bijdrage aan het goed functioneren
van de (fictieve) school en aan ontwikkeling en verbetering
van onderwijs. 81
Je communiceert en werkt goed samen met medestudenten en
levert een constructieve bijdrage aan overleg en samenwerking.
Je helpt mee om deze school goed te laten functioneren en
draagt bij aan de ontwikkeling en verbetering van de school.
Je werkt met medestudenten samen aan het verbeteren en ver-
nieuwen van het onderwijs of de organisatie (onder andere door
middel van onderzoek).
Je spreekt medestudenten aan en bent ook zelf aanspreekbaar,
als het gaat om het vragen of geven van hulp bij het werk.

Bekwaam in reflectie en ontwikkeling


Je kunt aangeven hoe jij je verhoudt tot de verschillende onder-
wijsconcepten (OGO, EXO, Ervaringsgericht Onderwijs, Program­
magericht Onderwijs).

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Je kunt vanuit christelijk perspectief verbindingen en knelpunten
van de verschillende onderwijsconcepten aangeven.
Je werkt vanuit je persoonlijk ontwikkelingsplan aan eigen leer-
vragen.
Je brengt jouw beroepsopvatting en werkhouding in verband
met de (onderwijskundige en levensbeschouwelijke) identiteit
van de school.
Je kunt jouw eigen activiteiten en plannen over professionele
ontwikkeling verantwoorden, in relatie met het beleid van je toe-
komstige school en tegen de achtergrond van actuele ontwikke-
lingen in onderwijs, wetenschap en samenleving.
Je kunt aangeven hoe je jouw eigen ontwikkeling af kunt stem-
men op het beleid van je toekomstige school.

82
83

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


specialisatie expressie

84

P3 oudere k ind
geïntegreerd
KRITISC H E S I T UAT IE

Voorbereiding
Kees heeft zich thuis met plezier voorbereid op zijn stage. Deze week
moet hij met de kinderen bij de vakken tekenen en handvaardigheid
werken rondom een thema.
Op de pabo heeft hij zich hierop voorbereid door een thema op te zet-
ten, waar hij de vakken tekenen, handenarbeid en muziek aan wil kop-
pelen. De verhaallijn start met een intro waarin hij kinderen meeneemt
in het weidse polderlandschap dicht bij de school. In het weiland gaan
ze luisteren naar de wind, de vogelgeluiden. Ze gaan op hun rug liggen
en kijken naar de wolken. Al die indrukken moeten kinderen op een
beeldende manier gaan verwerken.

Uitvoering
De kinderen hadden een fantastische middag. Ze genoten van de vrij-
heid. Maar nu de kinderen, weer terug in de basisschool, aan het werk
moeten gaan met beeldende activiteiten, blijkt het nog niet zo makke- 85
lijk te zijn om kinderen op het goede spoor te zetten.
Er zijn kinderen die iets doen met “poldergeluiden” met behulp van mu-
ziekinstrumenten. Andere leerlingen maken prachtige landschapsschil-
deringen, mooie wolkenluchten, met zonnetjes. Toch mist Kees iets. Dit
soort tekeningen zouden kinderen ook kunnen maken als ze niet
het weiland in waren gegaan. Wat wilde hij eigenlijk bereiken
met zijn les? Wat wilde hij zijn kinderen bijbrengen?

Evaluatie
Met diezelfde vraag komt zijn mentor na afloop
van deze dag. Het was een geweldige dag
voor de kinderen. Maar wát hebben ze nu
precies geleerd? Zijn ze verder gekomen?
Kees komt tot de slotsom dat hij zich

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


dat van tevoren onvoldoende heeft afgevraagd. Wijzer door
deze ervaring bedenkt hij een vervolg bij dit thema.

Hij begint zijn vervolgactiviteit met een gesprek in de kring.


Daarin geeft hij kinderen de gelegenheid te laten zien of ho-
ren welke beeldende of muzikale producten ze hebben ge-
maakt. Naar aanleiding van deze producten bevraagt hij de
kinderen actief op wat ze met hun producten willen zeggen,
wat de betekenis ervan is. Daarbij legt hij steeds de link met
hun ervaringen in het weiland. Hij helpt kinderen om elkaar
hierop te bevragen. Vervolgens laat hij de kinderen ook na-
denken over hoe ze hun ervaringen nog beter zouden kunnen
verbeelden/verklanken. Hij laat hen nadenken over materiaal-
gebruik (bij beeldende vorming) vormen, ritme, en klank (bij
muziek) en hoe ze de zeggingskracht van hun producten op
een hoger plan zouden kunnen brengen.

Bekwaamheden

Pedagogisch bekwaam
86 Je bent gericht op de veelzijdige ontwikkeling van kinderen
(onder andere cultureel, esthetisch) en kunt de expressievak-
ken zinvol benutten.
Je stimuleert het beeldend en muzikaal esthetisch (ver)werken
en daarmee ook de ontwikkeling van kinderen in muzikaal/beel-
dend esthetisch opzicht.
Je sluit aan bij het niveau en begrip van kinderen en stimuleert
hen tot verdere ontwikkeling.
Je werkt aan de morele ontwikkeling van kinderen door hen in
ontmoeting te brengen met beeldende of muzikale uitingen uit
andere culturen en begeleidt hen bij het leren waarderen van en
omgaan met diversiteit.
Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam
Je bent in staat om met behulp van de vakken muziek, tekenen
en handenarbeid de kijk van de kinderen op de wereld en de
cultuur te verbreden en te verdiepen.
Je weet hoe je de leerinhouden betekenisvol kunt laten zijn in
het leven van kinderen.
Je bent jezelf ervan bewust dat je kinderen inleidt in betekenis-
sen en bezig bent met ontsluiting van de werkelijkheid.
Je bent vertrouwd met de opbouw van de leerinhouden in leer-
lijnen en met de samenhang daartussen.

Je ontwerpt onderwijs rondom een thema waarin de expres-


sievakken inhoudelijk met elkaar samenhangen.
Je werkt een thema uit volgens de principes van OGO.
Je bent in staat om het cirkelmodel (beeldende vorming) met de
woorden materiaal, vorm, betekenis, onderzoek, werkwijze, be-
schouwing te hanteren om zo tot een evenwichtige en inhouds-
volle les te komen.
Je bent in staat het klank- vorm- betekenismodel (muziek) te
hanteren. Hiermee kun je evenwichtige en inhoudsvolle lessen
voor de basisschool maken.
Je stemt de onderwijsactiviteiten af op het niveau van de kinde-
ren en maakt gebruik van je kennis over ontwikkelingslijnen van
de expressievakken.
Je maakt gebruik van didactische hulp- en leermiddelen, waar- 87
onder ICT, ook in het kader van SLO (beeldende vorming: zes
kernwoorden, muziek: drie + vijf kernwoorden).

Je kunt je onderwijs afstemmen op de ontwikkeling (beeldend


en muzikaal) van kinderen.
Je vormt jezelf een goed beeld van het ontwikkelingsniveau van
de leerlingen, hun beeldende en muzikale uitingsmogelijkheden
en hun aanpak, door gerichte observatie. Op basis van deze ob-
servaties en je kennis over ontwikkelingslijnen, kun je leerlingen
uitdagen om een stap verder te komen in hun ontwikkeling.
In de observatie en begeleiding van kinderen analyseer en inter-
venieer je in de activiteit op grond van kennis rond de ontwikke-
lingslijnen en op grond van inzicht in het kind.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


specialisatie zaak vakken

88

P3 oudere k ind
geïntegreerd
KRITISC H E S I T UAT IE

Helma werkt op een school in Bodegraven. Iedere ochtend fietst ze van-


uit Nieuwerbrug langs de Oude Rijn naar haar school. Halverwege de
route ligt een oud verdedigingswerk. Ze wist het eigenlijk al lang, maar
had er zich nooit in verdiept. Nu ze voor het eerst in groep 7 lesgeeft
over de 17e eeuw, ontdekt ze in een voetnoot van de methode een ver-
wijzing naar een belangrijke gebeurtenis die heeft plaatsgevonden en
die de aanleiding was voor de bouw van het verdedigingswerk (1672, de
inval van het Franse leger). Ze raakt geïnteresseerd en besluit op onder-
zoek uit te gaan. Op een zaterdagmiddag bezoekt ze het verdedigings-
werk, de Wierickerschans. Ze maakt een wandeling over de hoge kades
van de Wiericke, verdiept zich in literatuur over die tijd en raakt steeds
meer geboeid. Ze ontdekt dat de Wiericke een belangrijk onderdeel was
van de Hollandse Waterlinie. Opmerkelijk dat geografische elementen
en kenmerken van het Hollands landschap zo’n belangrijke rol speelden
in de geschiedenis!
Ze besluit om in haar lessen aardrijkskunde en geschiedenis iets te gaan 89
doen rondom de Hollandse Waterlinie en de Wierickerschans. Maar hoe?
Hoe kan ze ervoor zorgen dat kinderen net zo geboeid raken door de
Wierickerschans als zijzelf? En hoe kan ze haar onderwijs zodanig inrich-
ten dat kinderen ook écht iets leren, dat het meer is dan een bezoekje
aan het fort en een paar leuke verwerkingsactiviteiten?
Ze maakt een opzet voor een serie van lessen. De start bestaat uit een
fietstocht naar de Wiericke. Zittend in het gras, aan de rand van het wa-
ter, vertelt ze aan de kinderen het verhaal van de inval van
het Franse leger. Samen met de kinderen bedenkt ze
oplossingen voor hoe ze het Franse leger tot staan
kunnen dwingen.
Terug op school brengen de kinderen de posities
van het vijandelijke leger in kaart met behulp
van historische kaarten en bedenken ze

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


een strategie om het leger tot staan te brengen.
Langzamerhand maken de kinderen kennis met de hele histo-
rische, geografische en politieke kaart van Holland in de 17e
eeuw.
Het project wordt steeds omvangrijker. Helma laat de kinde-
ren nu ook op een creatieve manier met het thema bezig gaan.
Uitgangspunt voor de activiteiten die ze de kinderen aanbiedt,
is steeds de vraag of ze bijdragen aan een beter begrip van de
historische en geografische context. In een oude zandtafel van
de kleuterschool wordt een maquette gemaakt van het ge-
bied rondom de Wierickerschans in de tijd van de 17e eeuw.

Tijdens het werken in het gebied rond de Wierickerschans


ontdekt Helma dat er in de Wiericke veel waterdieren leven.
Kinderen kijken gefascineerd als ze een school vissen in het
zonlicht voorbij zien schieten of karpers boven de waterspie-
gel zien springen. Er rijpt een idee voor een nieuw project,
maar nu vooral rondom het vak biologie...

Bekwaamheden
90
Grondhouding
Je hebt vanuit jezelf belangstelling voor objecten, verschijnselen,
et cetera in het eigen heem van kinderen, die de toegangspoort/
openmaker kunnen zijn waardoor kinderen de wereld verkennen.
Dat betekent dat je in de leefomgeving (het eigen heem van de
kinderen) elementen ziet die aanleiding geven tot het verkennen
en onderzoeken van onderwerpen of thema’s uit vakgebieden. Je
moet daarvoor het eigen heem van de kinderen kennen of je erin
willen verdiepen.
Je vraagt je daarbij af: Hoe kan ik de omgeving leren kennen op
een manier die recht doet aan haar eigenheid, die mooi is? Hoe leer
ik de dingen kennen zoals ze werkelijk zijn? De persoonlijke betrok-
kenheid bij de inhoud en een reflectieve instelling zijn hierbij voor-
waarden. In de reflectie gaat het om het zoeken naar vormen die
beter recht doen aan de inhoud.
Je zoekt in het gebruik van de methode indien mogelijk een nauwe
aansluiting bij dit eigen heem en zoekt naar mogelijkheden om de
kinderen er ook iets aan te laten beleven (relatie met de werkelijk-
heid, niet alleen boekjeskennis).
Je kunt in het eigen heem díe elementen selecteren die zich voor
basisschoolkinderen laten ontsluiten en waarmee hij hen kan inlei-
den in betekenissen.
Op die manier zoek je ernaar het kind aan te spreken in de totaliteit
van het mens-zijn. Het gaat dan om materieel handelen, cognitieve
activiteiten en betrokkenheid op een thema.
Thema’s die hierbij passen vanuit het opleidingsplan, zijn: ontmoe-
ting van verschijnselen, totaliteit van het mens-zijn, betrokkenheid.

Pedagogisch bekwaam
Je bent gericht op de veelzijdige ontwikkeling van kinderen
(onder andere cultureel, historisch) en kunt de zaakvakken
hierbij zinvol benutten.
Je werkt aan de morele ontwikkeling van kinderen door hun te
leren op een verantwoorde manier om te gaan met natuur en
cultuur, hun respect bij te brengen voor cultureel erfgoed.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je bent in staat thema’s in het eigen heem te verkennen en te
selecteren die de mogelijkheid in zich hebben om daaromheen
met verschillende vakken in samenhang te werken (inhoudelij- 91
ke samenhang, reële situatie).
Eigen niveau: je hebt zicht op de rijkdom en de mogelijkheden
van het eigen heem en hoe die met de vakken aardrijkskunde,
geschiedenis en natuuronderwijs voor kinderen ontsloten kun-
nen worden.
In het aanbod van de leerstof maak je gebruik van je kennis rond
de ontwikkelingslijnen.

Je kunt deze thema’s voor leerlingen ontsluiten.


In de vormgeving van het onderwijs doe je recht aan de eigen-
heid van het thema. Je kunt deze ‘ontsluitingswijze’ door inten-
sieve omgang met/verdieping in het fenomeen benoemen.
Je laat kinderen samenhang en structuur in werkelijkheid (na-
tuur, cultuur, historie) ontdekken.
Je daagt kinderen uit tot leren.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Je laat kinderen praktische en verdiepende kennis opdoen.
Je bent erop gericht dat kinderen een innerlijke betrokkenheid
krijgen op de wereld (vormingsdoel).

Je werkt aan de verbreding en verdieping van de kijk van kinde­


ren op de wereld (het eigen heem) met behulp van de vakken
aardrijkskunde, geschiedenis en natuuronderwijs.
Je leert kinderen historische, geografisch-geologische en natuur-
lijke aspecten van de werkelijkheid te zien en verbanden aan te
brengen.
Je kunt jouw kennis over essenties en ontwikkelingslijnen van een
vak toepassen in de vormgeving van onderwijsactiviteiten.

92
93

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


94

P4
minor
BEKWAA M H E D E N

Interpersoonlijk bekwaam
Je hebt een goed ontwikkeld aanvoelingsvermogen, bent sensitief en res-
ponsief.
Je bent aandachtig betrokken, ontvankelijk en beschikbaar (zie beroeps-
beeld uit ‘Essenties van christelijk leraarschap’).
Je zoekt naar mogelijkheden om te leren (als leerkracht, met collega’s, met
leerlingen) in een echte ontmoeting met de ander en het andere. Respect,
integriteit en betrokkenheid zijn kenmerkend voor jouw houding als leraar.
Je bent positief stimulerend in het contact met leerlingen en collega’s.

Pedagogisch bekwaam
Je kijkt vanuit een breed perspectief naar de werkelijkheid (onderwijs- en
werksituaties, leerlingen, leerinhouden, et cetera) en hebt oog voor de
complexiteit/veelomvattendheid daarvan.
Je verwoordt jouw visie en werkwijze ten aanzien van de veelzijdige vor-
ming van kinderen op grond van steekhoudende, pedagogische argumen-
ten. Je integreert daarbij relevante theoretische en methodische inzichten. 95

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je bent gericht op de veelzijdige vorming van kinderen overeenkomstig de
pedagogische principes en bent in staat deze te vertalen in de keuze van
vakinhouden en vakdidactische aanpakken.
Je bent in staat om een goede interactie tot stand te brengen en
te onderhouden (met leerlingen, met collega’s). Je bevordert
het actief meedenken, naar elkaar luisteren, doorvragen
en van elkaar leren en bent hierin zelf een
voorbeeld.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Bekwaam in het samenwerken met collega’s
Je vindt het belangrijk dat jouw werk en dat van je medestuden-
ten en/of collega’s op school goed op elkaar zijn afgestemd,
zowel waar het gaat om de praktische kant van vakinhoud &
didactiek als wat betreft de achterliggende pedagogisch visie.
Je levert een bijdrage aan het goed functioneren van de school­
organisatie en de onderlinge samenwerking.
Je levert een (onderzoeksmatige) bijdrage aan de ontwikkeling
en verbetering van onderwijs vanuit een gemeenschappelijke,
christelijk-pedagogische visie.
Je luistert actief naar medestudenten/collega’s en geeft gepast
en gericht feedback die hen helpt in hun ontwikkeling (bijvoor-
beeld binnen collegiale consultatie of intervisie).
Je hebt inzicht in sociale patronen, in communicatie en interactie
in een groep.
Je geeft gerichte feedback aan medestudenten over de sfeer in
de groep en de omgang met elkaar.

Bekwaam in het samenwerken met de omgeving


Je onderhoudt goede contacten met mensen in de omgeving
van de school (ouders, bestuursleden, inspectie, begeleiders,
educatieve dienstverleners en adviseurs, et cetera).
Je neemt actief deel aan verschillende vormen van overleg met
mensen en instellingen buiten de school.
96 Je bent in staat jouw opvattingen en werkwijze als leraar duide-
lijk te verwoorden aan ouders en andere belanghebbenden aan
de hand van gehanteerde criteria zoals de SBL-competenties.

Bekwaam in reflectie en ontwikkeling


Je hebt een onderzoekende en reflectieve houding. Daarbij
hoort zelfonderzoek, onderzoek van de eigen praktijk, uitwis­
se­ling en (visie)ontwikkeling ten aanzien van goed christelijk
leraarschap.
Je werkt planmatig en actief aan de ontwikkeling van je be-
kwaamheid op basis van een goede analyse van je ontwikkeling
binnen de minor en maakt daarbij gebruik van informatie en
feedback van kinderen en collega’s.
Je kunt jouw onderwijskundige keuzes pedagogisch verantwoor-
den ten opzichte van het geheel van actuele ontwikkelingen op
het gebied van pedagogiek en didactiek.
Je bent op de hoogte van de ontwikkelingen in binnen- en bui-
tenland, met name ten aanzien van het gekozen interessegebied
(de minor).

Bekwaam in onderzoek
Je hebt een permanent onderzoekende en op innovatie gerich-
te houding.
Je zoekt actief naar informatie over speciale praktijken en uit-
komsten van praktijkgericht onderzoek, experimenteert met
nieuwe werkwijzen, reflecteert hierop, ook met collega’s, en ont-
wikkelt (eigen) professionele kennis.
Je kent methodologische criteria van verantwoord onderzoek en
past deze toe.
Je bent in staat enigszins complexe situaties te analyseren, syste-
matisch gegevens daarover te verzamelen (met gebruik van
hulpmiddelen, technieken) en probleemoplossend te handelen.
Je bent in staat over resultaten van onderzoek te communiceren,
zodat ze ten goede komen aan de kennisontwikkeling van het
(school)team.

De volgende minoren worden aangeboden:


• Jong Management
• Exemplarisch onderwijs
• Nederlands
• Rekenen 97
• Zorg
• Bewegingsonderwijs

Voor specifieke bekwaamheden per minor: zie moduleboek.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


propedeuse

98

P2 per iode 4
bekwaam
NIVEAU B E S C H R I J V ING

Je kunt een relatie opbouwen met een klas en groep. Je knoopt makkelijk
een gesprekje aan met kinderen. Je bent helder over wat je wel en niet wilt
en je bent je bewust van verbale en non-verbale communicatie. Leerlingen
voelen zich bij jou op hun gemak. Je weet waarom een relatie met kinderen
belangrijk is en wat dit met christelijk onderwijs te maken heeft. Als jij voor de
klas staat, heb jij de leiding. De kinderen voelen dat jij gezagsdrager bent. Je
gebruikt daarvoor heldere regels en maakt afspraken die pedagogisch ver-
antwoord zijn. Je kunt het belang van een relatie met een groep en jouw ge-
zagspositie daarin verwoorden, ook vanuit christelijk perspectief.

Je hebt oog voor de eigen-aardigheden van ieder kind (uniciteit). Kinderen


voelen dat je oprecht geïnteresseerd bent in hen als persoon. Je doet moeite
om kinderen recht te doen en tot hun recht te laten komen. Je verdiept je in
hun leefwereld en legt relaties met die leefwereld in je onderwijs. De manier
waarop je met kinderen omgaat, kun je aan de hand van een christelijk mens-
beeld verantwoorden. Je spreekt kinderen aan op hun verantwoordelijkheid.
Je kiest bewust welke verantwoordelijkheden je kinderen geeft en welke niet, 99
en waarom. Je bent op de hoogte van opvoedings- en ontwikkelingstheorie-
ën over kinderen in de basisschoolleeftijd.

Je bent in staat om een eenvoudige leeromgeving te creëren. Je kunt laten zien


hoe de bovenstaande begrippen (relatie, gezag, uniciteit, verantwoordelijkheid
en leeromgeving) daarin func-
tioneren. Je kunt aangeven
welke rol de begrippen ‘be-
trokkenheid – betekenis – be-
doeling’ spelen in het ontwerp
en de uitvoering van je lessen.
Dit doe je door eenvoudige
lesactiviteiten te ontwerpen
volgens de principes van ‘Ont­
wer­pen van Onder­wijs’, en die

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


uit te voeren. Ook kun je methodelessen m.b.v. de drie componen­ten (leerstof
– leerling – leefwereld) van ‘Ontwerpen van Onderwijs’ voorberei­den en aan
kin­deren geven. Daarbij maak je gebruik van verschillende werkvormen, zoals
vertellen, een onderwijsleergesprek of samenwerkend leren. De aanpak van
de les en de benadering van leerlingen kun je motiveren vanuit de bestudeer­
de theorie. Je hebt de organisatie rondom de lessen op orde. Dit houdt o.a.
in dat je een tijdsplanning maakt en je daaraan houdt, materialen klaarlegt,
het opruimen goed regelt, en je consequent aan regels en afspraken houdt.

Je weet hoe leerlingen leren en hoe je dat leerproces kunt ondersteunen (ook
door evaluatie van dat proces). Je bent in staat te reflecteren op je eigen leer-
proces, en je kunt leervragen stellen.

Interpersoonlijk bekwaam
Je maakt contact met de kinderen, en je zorgt ervoor dat zij contact kunnen
maken met jou.
Je zorgt ervoor dat kinderen zich op hun gemak voelen in de groep.
Je ziet wat er gebeurt in de groep.
Je luistert naar kinderen en reageert op hen.
Je kunt je verbale en non-verbale communicatie hanteren in overeenstem-
ming met wat je wilt bereiken.
Je geeft kinderen verantwoordelijkheid en een eigen inbreng.
Je brengt een goede samenwerking tot stand met de kinderen, en tussen de
kinderen onderling.
100 Je gaat respectvol om met mensen die andere opvattingen hebben.

Pedagogisch bekwaam
Je stelt regels voor de groep en hanteert deze op consequente wijze.
Je stelt gedragsgerichte regels.
Je benadert de groep positief.
Je geeft kinderen verantwoordelijkheid en spreekt hen daarop aan.
Je speelt tijdens je lessen in op de leefwereld van kinderen.
Je laat kinderen samenwerken, in overeenstemming met hun sociaal-emotio­
nele ontwikkeling.
Je stimuleert kinderen om kritisch na te denken over hun gedrag.
Je bent een voorbeeld voor de kinderen (op moreel gebied).
Je kunt de aanpak die je gekozen hebt motiveren.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je ontwerpt activiteiten volgens ‘Ontwerpen van Onderwijs’ met behulp
van de drie componenten en de tien werkwoorden.
Je zet de les op volgens de indeling ‘start – kern – afsluiting’.
Je kunt methodelessen vormgeven volgens ‘Ontwerpen van Onderwijs’.
Je kunt je methodelessen ontwerpen volgens een aantal principes van een
rijke leeromgeving, namelijk met gebruik van concrete materialen, en uit-
nodigend tot activiteit.
Je kiest gevarieerde, op de kinderen afgestemde speel- en leertaken, ge-
bruikmakend van moderne middelen.
Je neemt in je didactische route alternatieve routes op, wanneer je van tevo-
ren niet precies weet hoe je sommige doelen (met de kinderen) wilt bereiken.
Je geeft inhoudelijk en opbouwend commentaar op het werk van de kinde­
ren, en op de manier waarop ze werken.
Je speelt bij de voorbereiding en uitvoering van je lessen in op hoe kinderen
leren, wat hun leerbehoeften zijn, en op hoe hun ontwikkeling verloopt.
Je kunt verschillende samenwerkingsvormen en manieren van groepswerk
toepassen, waaronder hoekenwerk en coöperatief leren.
Uit de lessen die je geeft blijkt dat je de leerinhouden van de verschillende
vak- en vormingsgebieden op basaal niveau beheerst.

Organisatorisch bekwaam
In je klassenmanagement zijn de volgende aspecten op orde:
• heldere planning en tijdsbewaking
• consequent hanteren van regels en procedures
• inrichting
• klaarzetten en opruimen 101
• taakverdeling
• evaluatie
Je gebruikt organisatievormen die de leerdoelen en leeractiviteiten onder-
steunen.

Bekwaam in reflectie en ontwikkeling


Je brengt onder woorden wat voor jou in het leraarschap belangrijk is, en van­
uit welke professionele opvattingen je werkt.
Je reflecteert vooraf op datgene wat je in de praktijk gaat doen.
Je kijkt kritisch naar jezelf en je kunt sterke en zwakke kanten benoemen.
Je formuleert leervragen en doelen voor je persoonlijke ontwikkeling, en
werkt daar planmatig aan.
Je kijkt kritisch naar je werk en gebruikt feedback van anderen om dat verder
te ontwikkelen.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


basis

102
bekwaam
NIVEAU B E S C H R I J V ING

In een (korte) periode bouw je een relatie op met een klas. Je hebt een sociaal-
interactieve houding. Dit merken de kinderen aan je, omdat ze zich door jou
gezien en gehoord weten. Ook reageer je gericht op wat zij zeggen. Je hebt
merkbaar plezier in het werken met kinderen. Je laat niet alleen zien dat je in-
vesteert in een goede relatie met kinderen, je weet ook waarom een relatie
met kinderen belangrijk is, en vooral in het christelijk onderwijs. Jouw relatie
met de klas is anders dan die van de kinderen onderling, omdat je gezag hebt
en dit ook uitstraalt. Kinderen merken dit ook aan je, omdat je gewenst gedrag
stimuleert en ongewenst gedrag corrigeert. Uiteraard ga je daar peda­gogisch
mee om; je houdt het kind in het oog. Ook vanuit christelijk perspectief kun
je aangeven waarom een goede gezagsverhouding met een groep kinderen
van waarde is.

Je laat zien dat je oog hebt voor de uniciteit van het kind, doordat je met je
aanpak inspeelt op wat de leerlingen, met verschillende gaven en talenten,
aankunnen. Ook blijkt dit uit jouw kennis van de leefwereld van leerlingen, 103
en uit dat je weet hoe je daarmee, zowel met individuele kinderen als met een
groep, om kunt gaan. De leerlingen benader je vanuit een positieve instelling,
je bent werkelijk in hun ideeën geïnteresseerd. Je weet dat jouw visie op unici­
teit niet losstaat van een bepaald mensbeeld. Je kunt dan ook vanuit een chris­
telijk mensbeeld je visie op het kind verwoorden.

Je weet in grote lijnen hoe de


ontwikkeling van kinderen in
de basisschoolleeftijd ver-
loopt. Tijdens je onderwijsac-
tiviteiten speel je in op die
ontwikkeling.

Je spreekt kinderen aan op


hun verantwoordelijkheid.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Je bent je bewust welke verantwoordelijkheid je kinderen geeft, en waarom.
Daarbij ben je duidelijk in wat je van kinderen verwacht. Je bent in staat een
rijke leeromgeving te creëren, volgens de principes van Kees Vreug­denhil.
Dit doe je door eenvoudige lesactiviteiten volgens de principes van ‘Ontwer­
pen van Onderwijs’ te arrangeren en uit te voeren. Ook pas je daarin je kennis
van (historische) pedagogen toe. Je kunt je lessenseries vormgeven. Daarbij
kun je gebruikmaken van verschillende werkvormen, die het leerproces van de
leerlingen ondersteunen. Je hanteert meer complexe organisatievormen, zo-
als practica, hoekenwerk en coöperatieve werkvormen. Je weet hoe leerlingen
leren, je stimuleert hen, je daagt hen uit en helpt hen verder. Je kunt vanuit
jouw visie op christelijk leraarschap uitleggen welke keuzes je bij de inrichting
van jouw leeromgeving maakt. Je bent in staat te reflecteren op je eigen leer-
proces en je kunt op verschillende niveaus goede leervragen stellen.

Interpersoonlijk bekwaam
Je maakt goed contact met individuele kinderen, en met een groep:
• Kinderen voelen zich bij jou op hun gemak.
• Je reageert responsief op kinderen.
Je geeft de kinderen leiding, maar vergroot ook hun verantwoordelijkheid,
en geeft hen een eigen inbreng.
Je brengt een goede samenwerking tot stand met de kinderen, en tussen
de kinderen onderling.
Je verwoordt jouw idealen op het gebied van relatie en omgang met kin-
deren.
104 Je communiceert gelijkwaardig en respectvol met mensen uit een andere
cultuur.
Je hebt kennis van andere godsdiensten, en onderkent het belang van de
ontwikkeling van een eerlijk beeld van de ander.

Pedagogisch bekwaam
Je hebt kennis op het gebied van afstemming, en je kunt afstemming creë-
ren tussen leerstof, kind en leerkracht.
Je hebt een sociaalinteractieve houding:
• Je bent nieuwsgierig naar ideeën van de kinderen.
• Je vraagt actief naar de kinderen.
• Je evalueert met de kinderen.
• Je waardeert inbreng van kinderen en complimenteert regelmatig.
Je stimuleert gewenst gedrag en oefent invloed uit op groepsgedrag.
Je reageert effectief op probleemgedrag.
In je ontwerp van een veilige leef- en leeromgeving sluit je aan bij de leef-
wereld van kinderen.
Je hebt kennis van de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen.
Je bent gericht op de ontwikkeling van zelfevaluatie en bekwaamheidsge-
voel bij kinderen.
Je geeft jouw pedagogische idealen vorm in de omgang met een groep, of
in individuele contacten.
Je kunt verschillen tussen oudere en jongere kinderen benoemen, en je
handelen daarop aanpassen.
Je kunt vanuit een christelijk mensbeeld je visie op het kind verwoorden.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je kunt de essenties van de vakconcepten die je in de afgelopen twee jaar
hebt meegekregen benoemen.
Je bent in staat de gebruikte schoolmethoden te hanteren tijdens je stage.
Je kunt vanuit specifieke vakkennis:
• lessenseries vormgeven (eventueel met open software), waarbij je de rela­
tie met de schoolmethode aan kunt geven.
• leerlingen in hun leerproces stimuleren, uitdagen en helpen.
• goede verwerkingen bij je onderwijs maken.
• strategisch en betekenisvol onderwijzen, gebruikmakend van de fantasie,
interesses en voorkeuren van kinderen.
• rekening houden met de ontwikkelingsaspecten van de leerlingen.
Je kunt benoemen en herkennen wat een rijke leeromgeving is, en ver-
woordt daarbij ook jouw eigen visie. 105
• Je kunt dit ook in een hoekenontwerp vormgeven.
Je kunt een gevarieerde, rijke leeromgeving ontwerpen, die voldoet aan de
pedagogisch-didactische eisen.
• Daarbij gebruik je jouw kennis van (historische) pedagogen.
• Daarbij pas je de elementen van een rijke leeromgeving van Kees
Vreugdenhil toe.
Je maakt bij de leeromgeving ‘krachtig’ gebruik van ‘Ontwerpen van
Onderwijs’.

Organisatorisch bekwaam
Je kunt complexere onderwijsleersituaties organiseren, en je keuze daar-
van pedagogisch en didactisch motiveren.
Het gaat om:
• hoekenwerk
• coöperatieve werkvormen

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


• practica
• rijke leeromgeving
Je kiest organisatievormen die de leerdoelen en leeractiviteiten ondersteu-
nen, en je kunt jouw keuze verantwoorden.

Bekwaam in reflectie en ontwikkeling


Je reflecteert vanuit de zeven pedagogische thema’s op de rijke leeromge-
ving.
Je beheerst het reflectieniveau volgens de bekwaamheidseisen.
Je kunt jouw beroepsopvatting in verband brengen met de essenties van
christelijk leraarschap.
Je kijkt kritisch naar je werk, en je gebruikt feedback van anderen om jezelf
te ontwikkelen.

106
107

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


lio

108
bekwaam
NIVEAU B E S C H R I J V ING

Interpersoonlijk bekwaam
Je geeft op een goede manier leiding. Je schept een vriendelijke sfeer en
brengt een open communicatie tot stand. De kinderen benader je liefdevol
en geduldig. Je bent iemand van wie de leerlingen en collega’s weten dat zij
op je aankunnen en je komt je afspraken na. Je ondersteunt leerlingen bij het
nemen van de verantwoordelijkheid om een dergelijk klimaat met elkaar te
creëren. Je zoekt in de interactie met hen een goede balans tussen:
Leiden en begeleiden
Sturen en volgen
Confronteren en verzoenen
Corrigeren en stimuleren

Pedagogisch bekwaam
Je bent met jouw hele persoonlijkheid beschikbaar voor leerlingen, ook op
cruciale momenten als een leerling jouw hulp nodig heeft. Je biedt leerlingen
in een veilige leeromgeving houvast en structuur bij de keuzes die zij moeten
maken. Daarbij zoek je naar een balans tussen het bevestigen van de leerling 109
en het realiseren van onderwijsdoelstellingen. Ook stimuleer je leerlingen om
zich verder te ontwikkelen. Dit betekent dat je ervoor zorgt dat:
je op een liefdevolle wijze gezag uitoefent;
de leerlingen merken dat je openstaat voor hen;
je jezelf actief in hun wereld verdiept, ontdekt wat voor hen betekenis heeft
en hen helpt vanuit dit per-
spectief zicht te krijgen op
hun bestemming;
je leerlingen leert omgaan
met eigen gevoelens, wen-
sen en opvattingen;
je het zelfvertrouwen en de
sociale weerbaarheid van
de leerlingen bevordert;
je leerlingen leert respect te

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


tonen voor de meningen en gevoelens van anderen;
leerlingen initiatieven kunnen nemen, verantwoorde beslissingen leren ne-
men en zelfstandig kunnen werken;
leerlingen uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid te nemen voor el-
kaar.

Vakinhoudelijk en didactisch bekwaam


Je creëert een rijke leeromgeving waarin je de werkelijkheid voor leerlingen
ontsluit. Je wijdt de leerlingen in in het echte leven, het leven met God.
Daarin geef je de leerlingen zicht op de zin van het bestaan. Dit houdt in dat je:
jouw pedagogische opvattingen kunt verantwoorden en aan kunt geven
vanuit welke onderwijsvisie/welk onderwijsconcept jij werkt;
onderwerpen kiest die een rijkdom aan vormingsmogelijkheden in zich
hebben;
een passie hebt voor de inhouden en betekenissen in jouw onderwijs;
je voortdurend verdiept in de vakgebieden waarin je lesgeeft en weet met
de ogen van de leerlingen naar het vak te kijken;
erop gericht bent leerlingen inzicht te geven in de samenhang die in de
schepping en cultuur aanwezig is;
afdaalt naar het niveau van jouw leerlingen, echt naar hen luistert en zoekt
naar de eigenheid, kwaliteiten en interesses van iedere leerling;
leerlingen motiveert voor hun leertaken, hen uitdaagt om er het beste van
te maken en hen helpt om ze met succes af te ronden;
leerlingen leert leren, ook van elkaar.
110
Organisatorisch bekwaam
Je zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in jouw
groep. Je zorgt er dus voor dat leerlingen:
weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief;
weten wat ze moeten doen, hoe en met welk doel ze dat moeten doen.

Bekwaam in het samenwerken met collega’s


Je levert jouw bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat in
de school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolor-
ganisatie. Dat wil zeggen dat je:
goed met collega’s communiceert en samenwerkt;
een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen
van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitge-
voerd om de school goed te laten functioneren;
een bijdrage levert aan de ontwikkeling en verbetering van jouw school.
Bekwaam in het samenwerken met de omgeving
Je levert in het belang van de leerlingen jouw bijdrage aan een goede samen-
werking met mensen en instellingen in de omgeving van de school. Dat wil
zeggen dat je:
goede contacten onderhoudt met de ouders/verzorgers van de leerlingen;
goede contacten onderhoudt met mensen en instellingen die ook te ma-
ken hebben met de leerlingen;
observaties en adviezen van externen als hulpmiddelen inzet bij het verbe-
teren van jouw eigen pedagogisch-didactisch handelen.

Bekwaam in reflectie en ontwikkeling


Je denkt regelmatig na over jouw beroepsopvattingen en professionele be-
kwaamheid. Je streeft ernaar je beroepsuitoefening bij de tijd te houden en
te verbeteren. Dit betekent dat je:
goed weet wat je belangrijk vindt in jouw leraarschap en van welke waarden,
normen en pedagogisch-didactische opvattingen je uitgaat;
je sterke kanten en je valkuilen eerlijk kunt benoemen;
jezelf door collega’s of leerlingen een spiegel voor laat houden;
problematische situaties aangrijpt als leersituatie en in volgende situaties
deze leerervaringen toepast;
op een planmatige manier aan jouw verdere ontwikkeling werkt;
jouw ontwikkeling afstemt op het beleid van jouw school en de kansen be-
nut die de school jou biedt om je verder te ontwikkelen.

111

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


star t

112
bekwaam
NIVEAU B E S C H R I J V ING

Levensbeschouwelijk identificatiefiguur
Je bent een christelijke leraar en brengt in je onderwijspraktijk tot uitdrukking
wat dit christen-zijn voor jou inhoudt. Je bent jezelf bewust van jouw rol als
levensbeschouwelijk identificatiefiguur en gids. Je hebt ontzag voor Gods
woorden en werken, je gaat met liefde en respect om met leerlingen, colle-
ga’s, ouders en alles wat tot Gods schepping behoort (Essenties van christelijk
leraarschap, paragraaf 2.1). Je houding wordt gekenmerkt door ontvankelijk-
heid, geduld en wijsheid.

Cultuurdrager
Als leraar oefen je bewust en onbewust invloed uit op de manier waarop kin-
deren met de cultuur in aanraking komen en daarmee leren omgaan. Je be-
seft welke plaats jij als bemiddelaar tussen kind en cultuur inneemt. Je weet
welke terreinen van deze werkelijkheid een kind moet leren kennen om vol-
waardig deelnemer aan de samenleving te worden. Buiten jou om zijn er nog
tal van invloeden die bepalend zijn voor de vorming van leerlingen. Je kunt
hierop adequaat anticiperen en reageren. 113

Onderwijspedagoog en -didacticus
Je bent jezelf als leraar terdege bewust van je pedagogische verantwoorde-
lijkheid. Jij bent het die leerlingen bewust inleidt in de werkelijkheid en hen
meer laat ontdekken van het geheim en de betekenis daarvan.
Je maakt keuzes voor inhou-
den en didactische werkvor-
men vanuit het zicht op wat
werkelijk van belang is voor
de vorming van jonge mensen
tot volwassen burgers van
onze samenleving. Je kiest on-
derwijsinhouden die voldoen-
de diepgang en reikwijdte
hebben en kunt deze voor

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kinderen ontsluiten.
Je kunt de keuzes die jij maakt in jouw onderwijspraktijk beargumenteren op
grond van een duidelijke, consistente visie op onderwijs en je daarin verhou-
den tot nieuwe onderwijskundige inzichten en ontwikkelingen.
‘Om leerlingen in het hart te raken, versta je de kunst betekenisvolle ontmoe-
tingen te laten plaatsvinden tussen leerlingen, het vak en jouw persoon (...)
Zo kan er een hartelijke betrokkenheid opbloeien en komt er ruimte voor ver-
wondering over Gods grootheid. Wanneer leerlingen zo les krijgen, wordt
hun natuurlijke nieuwsgierigheid geprikkeld en worden ze uitgedaagd tot
verschillende vormen van leren. Ze zullen ook vreugde beleven aan hun ei-
gen ontwikkeling en daardoor graag verder leren’ (Essenties van christelijk le-
raarschap, paragraaf 1.2.3).

Professional
Je kunt projectmatig (methodisch en planmatig) werken: je stelt realistische
doelen, plant activiteiten en voert die volgens planning uit. Je verzamelt en
analyseert relevante informatie, reflecteert op de uitvoering en leert van de
ervaringen die je opdeed.
Je hebt een permanent onderzoekende en op verbetering gerichte houding.
Je bent je ervan bewust dat je niet kunt stilstaan op de leerweg en dat het
ambt van leraar een onophoudelijk leren van je vraagt. Je werkt voortdurend
aan verbetering en uitbreiding van je kennis (over vakinhouden en leraar-
schap). Nieuw opgedane kennis pas je toe en integreer je in jouw handelen.

114 Collega en teamlid


Je stelt jezelf leerbaar op, bent bereid om van collega’s te leren. Ook ben je in
staat om collega’s een spiegel voor te houden.
Je communiceert duidelijk en vriendelijk met collega’s, leidinggevenden en
externen.

Een praktische uitwerking van de startbekwaamheid van een leer-


kracht basisonderwijs is gegeven in de minorbeschrijving en de
niveaubeschrijving liobekwaam.
115

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


116
Lerend onderweg, de reis gaat verder...
De top is bereikt!
Moe, maar voldaan kies je een rotsblok als zitplaats. Wat een geweldig uit-
zicht na zo’n lange tocht! Vooral de laatste meters naar boven waren zwaar;
een steil stukje klimmen, zonder gelegenheid om uit te rusten. Maar het uit-
zicht maakt deze klimtocht meer dan de moeite waard. En wat dacht je van al
die prachtige ontdekkingen onderweg?

Een inspanning geleverd...


Zeker, je hebt de top niet cadeau gekregen. Er waren nogal wat hobbels te ne­
men. Soms werd het pad onderbroken door een kolkende watermassa.
Springend over stenen vond je het pad weer. Af en toe moest je jezelf goed
vasthouden om niet in het ravijn te vallen en twijfelde je of dit nu wel iets
voor je was... Vallen en opstaan hoorden er helemaal bij.
Het was ook genieten onderweg. Met de groep waren er veel gesprekken, ge-
zelligheid en plezier. Voorbijgangers verleidden je met hun enthousiaste ver-
halen om af en toe een extra top mee te pakken.

Zoeken naar de goede route


Regelmatig pakte je de kaart erbij om te kijken naar het vervolg van de reis.
Het gebeurde ook wel eens dat de kaart niet toereikend was en je met een
kompas je eigen route moest uitstippelen. Dat waren geen eenvoudige mo-
menten, maar deze leverden vaak waardevolle ervaringen op.
Overigens hoefde je niet alles alleen uit te vinden. Inspirerende reisleiders 117
gingen je voor en begeleidden je op jouw tocht. Alleen in afhankelijkheid van
dé Gids kon je goede keuzes maken.
Ook ontdekte je welke gaven en mogelijkheden jijzelf hebt gekregen. Je kwam
erachter waar je goed en bent en wat je minder gemakkelijk afgaat.
Kortom, je was lerend onderweg!

Tenslotte
Nu, genietend van de rust, heb je tijd om de inhoud van je rugzak eens te be-
kijken. Bladerend door ‘Lerend onderweg’ maak je de balans op van wat je
hebt geleerd en hoe je bent gevormd; persoonlijk, pedagogisch-didactisch,
vakinhoudelijk, als professional, als collega en teamlid.
Straks gaat de reis verder, een nieuwe periode breekt aan. De levensweg als
leerweg, altijd lerend onderweg, op zoek naar nieuwe vergezichten!

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


118
kijkwijzer aardrijkskunde

N I V E AU 1
1. Je geeft een les waarbij de aardrijkskundemethode centraal staat. De les heeft een dui­
delijke relatie met de omgeving van de leerschool.
2. Je gebruikt de kaart als standaard hulpmiddel bij elke les aan de leerlingen van groep
5 - 8.
3. Je maakt een eenvoudige verwerkingsopdracht met vragen op één niveau (bijvoor­
beeld open vragen of meerkeuzevragen).
4. Je gebruikt naast het boek ander aanschouwingsmateriaal.
5. Je zorgt ervoor dat de aardrijkskundeles gekleurd wordt door de geografische ziens­
wijze. Daarbij zijn de volgende werkwoorden van belang: waarnemen en beschrijven,
verklaren, herkennen en toepassen, waarderen.

N I V E AU 2
6. Je maakt een gevarieerde verwerkingsopdracht waarbij de geografische zienswijze aan
de orde komt.
7. Je zorgt voor twee verschillende werkvormen. Denk o.a. aan samenwerken en discus­
siëren.
8. Je maakt een verwerkingsopdracht op minstens twee niveaus, rekening houdend met
de taalvaardigheid van de leerlingen.

N I V E AU 3
9. Je maakt een serie aardrijkskundelessen (project) met de methode als basis.
10. Je maakt gebruik van verschillende werkvormen die, waar mogelijk, gericht zijn op de
verschillende niveaus in de groep.
11. Je zorgt dat er sprake is van vakkenintegratie.
12. Je maakt een rijke leeromgeving.
13. Je maakt verwerkingsopdrachten die niet alleen gevarieerd zijn, maar die ook gericht
zijn op verschillende niveaus in de groep.
kijkwijzer aardrijkskunde

Bekwaamheden
Je maakt maximaal gebruik van ondersteunende materialen zoals kaarten.
Je kunt verschillende werkvormen hanteren.
Je kunt verwerkingsopdrachten maken met een grote variatie aan soorten
vragen.
Je kunt een serie lessen geven met de geografische zienswijze als basis.

119 120

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kijkwijzer beeldende vorming

N I V E AU 1
1. Je betrekt kinderen vanuit een aangepaste methodeles op een leuke manier bij het
lesonderwerp en motiveert hen tot de opdracht.
2. Je gebruikt beeldmateriaal om de rijkdom aan beeldende mogelijkheden van het on­
der­werp te laten zien.
3. Je geeft een korte en heldere introductie van de opdracht.
4. Je geeft een korte en heldere instructie over het gebruik van materialen en van ver­
schillende technieken.
5. Je hebt oog voor de persoonlijke verwerking van de kinderen in de gegeven opdracht.
6. Je gaat op een leuke manier in op de reacties van de kinderen tijdens een beschou­
wingsgesprek.

N I V E AU 2
7. Je kunt zelf een les Beeldende Vorming opzetten, waarin de samenhang van beeldas­
pecten, materiaalgebruik en technieken de kinderen tot goed beeldend werk brengt.
8. Je betrekt zoveel mogelijk de kinderen bij je uitleg.
9. Je begeleidt kinderen bij het maken van beeldend werk, je stimuleert hen en je daagt
ze uit.
10. Je benoemt en waardeert in de nabeschouwing spelregels/vondsten in het werk van
de kinderen.
11. In een beschouwingsgesprek open je de kinderen de ogen voor de beeldende esthe­
tische mogelijkheden die de kunstenaar of het kind gebruikt om zich uit te drukken.

N I V E AU 3
12. Je stemt je les Beeldende Vorming af op de verschillende niveaus in je groep, en je
brengt deze in verband met een doorgaande leerlijn.
13. In een beschouwingsgesprek nodig je de kinderen door middel van vragen uit om het
beeldend werk van medeleerlingen of kunstenaars te interpreteren en te beoordelen.
kijkwijzer beeldende vorming

Bekwaamheden
Je bent je bewust van je eigen relatie met de beeldend-esthetische ver­
schijnselen van de natuur als geschapen werkelijkheid en de cultuur.
Je bent in staat om vanuit de natuur en cultuur de beeldend-ethetische di­
mensie samen met kinderen te ontsluiten en je daarover te verwonderen.
Je stimuleert kinderen om beeldend werk te maken, met daarin een natuur­
lijke samenhang tussen beeldaspecten, materiaalgebruik en technieken.
Je kunt met kinderen een beeldend proces opstarten, begeleiden en af­
ronden.
Je voert met kinderen een gesprek over beelden uit de natuur, de directe
omgeving en de kunst, en leert hen hierdoor een diversiteit aan beelden te
waarderen, en de opgedane kennis toe te passen in hun eigen werk.

121 122

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kijkwijzer bewegingsonderwijs

N I V E AU 1
De opbouw in bekwaamheden verloopt via de volgende stappen: organiseren (loopt’t), bewe-
gen (lukt’t), beter bewegen (leert’t).
1. In het lesschema geef je een plattegrond weer van de opstelling in de zaal, inclusief
leerlingen en lesgever.
2. In het lesschema omschrijf je de materialen in de plattegrond: aantallen en soort.
3. Je leidt de les intensief in (warming-up), passend bij de kern. Alle leerlingen doen mee.
4. Je geeft een effectieve instructie van de kern van de les: plaatje (voorbeeld), praatje
(kort), daadje (lang).
5. Je stelt relevante (wie, wat, hoe) controlevragen, naar aanleiding van de instructie.
6. Je maakt – waar nodig – eenvoudige aanpassingen, waardoor de les goed loopt.
7. Je stimuleert, motiveert, corrigeert, helpt en geeft aanwijzingen.
8. Je betrekt de leerlingen bij het vlot inrichten van de bolsen (organisatie).
9. Je biedt ruimte voor het spelende kind.
10. Je vraagt aan het eind van de les wat de leerlingen makkelijk en moeilijk vonden, en
wat daar de volgende les aan gedaan kan worden.

N I V E AU 2
11. Je pleegt interventies (opdracht of situatie aanpassen), waardoor het bewegingsgedrag
van de leerlingen positief wordt beïnvloed.
12. Je biedt actief (helpen) en passief (vangen) hulp in bewegingssituaties die daar om
vragen.
13. Je geeft leiding bij ingewikkeldere (bal)spelsituaties.1
14. Je maakt gebruik van minimaal 1 leskaart bij een BOLS. 2

N I V E AU 3
Niveau 3 heeft alleen betrekking op de lessen bij kleuters. Deze bekwaamheden gelden voor de
specialisten jk.
15. Je geeft in de lessen Bewegingsonderwijs ruimte voor het experimenteren van spelen­
de leerlingen.
16. Je past OGO-principes toe in het werken met de leerlingen in vrije lessen in het speel­
lokaal.
17. Je maakt zelf concrete lesdoelen (omschreven in concreet gedrag), die worden toege­
past in de gegeven les.

1 Geldt voor studenten die het keuze-VDA bij Relatie en Gezag gevolgd hebben.
2 Geldt voor studenten die het keuze-VDA Organisatie 2 gevolgd hebben.
kijkwijzer bewegingsonderwijs

Bekwaamheden
Je bent in staat om alle organisatorische aspecten rond het geven van een
goede en intensieve les Bewegingsonderwijs efficiënt uit te voeren.
Je bent in staat een situatie, waarin het bewegen van de leerlingen niet op­
timaal is, aan te passen.
Je biedt waar nodig leerhulp.

123 124

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kijkwijzer geschiedenis

N I V E AU 1
1. Je verweeft historische informatie op een natuurlijke wijze in het verhaal.
2. Je kiest een historische hoofdpersoon waarin de kinderen zich kunnen inleven.
3. Uit je les blijkt dat je je voldoende verdiept hebt in de achtergronden van je onderwerp.
4. Bij een historische wandplaat stel je vragen waardoor kinderen een beeld krijgen van
de historische context.
5. Je maakt kinderen ervan bewust dat de wortels van het heden in het verleden liggen.
NB: Bij vertellen: maak gebruik van jouw zelfgemaakte checklist (VDA Vertellen).

N I V E AU 2
6. Je laat kinderen kennis opdoen over het verleden aan de hand van historische voor­
werpen en afbeeldingen.
7. Je laat kinderen met elkaar onderzoek doen met behulp van verschillende historische
bronnen rondom één thema.
8. Je past een variatie van werkvormen toe in de verwerking van je les.
9. Je kunt beeldvormers gebruiken waarbij kinderen een zo concreet en compleet moge­
lijk beeld van de historische werkelijkheid krijgen.
10. Je stimuleert kinderen om een beeld van de historische werkelijkheid te ontwikkelen.
NB: Bovenstaande indicatoren zijn op niveau 2 bedoeld voor toepassing in een afzonder­
lijke geschiedenisles.

N I V E AU 3
11. Je houdt rekening met het ontwikkelingsniveau van tijdsbesef bij kinderen.
12. Je kunt de indicatoren van niveau 1 en 2 toepassen in een lessenserie geschiedenis.
13. Je maakt kinderen ervan bewust dat je een gebeurtenis vanuit verschillende standpun­
ten kunt bekijken.
14. Je maakt kinderen op een natuurlijke manier bewust van Gods hand in de geschiedenis.
kijkwijzer geschiedenis

Bekwaamheden
Je kunt onderwijssituaties inrichten waarin kinderen actief en gericht een
beeld van de historische werkelijkheid kunnen ontwikkelen.
Je maakt kinderen bewust van de relatie tussen heden en verleden en van
de manier waarop de historie invloed heeft op hun dagelijks leven.

125 126

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kijkwijzer godsdienst

N I V E AU 2
Bijbelvertelling
11. Je gaat in gesprek met de kinderen over de betekenis van de bijbelvertelling.
12. Je gebruikt een aspect uit het Bijbelgedeelte als inleiding op je vertelling.
13. Je bordplan (kernwoorden of kerntekst) staat van tevoren op bord, ziet er verzorgd uit
en je zet dit functioneel in.
14. Je introduceert de Bijbelvertelling aan de hand van een object of een actuele gebeur­
tenis, die verband houdt met het thema van het Bijbelgedeelte.
Leergesprek met de hele groep kinderen over een godsdienstig thema
15. Je houdt er rekening mee dat er allerlei soorten leerlingen in de klas zitten: kerkelijke
achtergrond, angstige leerlingen, brutale leerlingen, leerlingen zonder vader of moeder.
16. Je bespreekt hoe de leerlingen in hun eigen leven met het thema omgaan.
17. Je legt een lijn naar de Bijbel: wat zegt de Bijbel hierover?
18. Je legt een lijn naar het hart van de kinderen (toepassing), zodat ze de Bijbelse gege­
vens concreet in hun eigen leven kunnen toepassen.
Bijbelleesles
19. Je werkblad voor de kinderen ziet er verzorgd en aantrekkelijk uit, en bestaat uit ken­
nis-, inzicht- en toepassingsvragen.
20. Je licht de context van het Bijbelgedeelte toe.
Berijmd Psalmvers aanleren bij het oudere kind
21. Je licht de historische context van de Psalm zodanig toe dat de kinderen zicht krijgen
op de achtergrond van dit Psalmvers.
22. Je bespreekt de moeilijke woorden, zodat kinderen de inhoud van het Psalmvers be­
grijpen, samen kunnen vatten, en kunnen aangeven wat de betekenis van het Psalm­
vers voor ons is.

N I V E AU 3
Bijbelvertelling
23. Je integreert aspecten van de geloofsleer (een gedeelte uit de belijdenisgeschriften)
in je bijbelles. Dit blijkt uit je voorbereiding, je vertelling en/of het gesprek voor of na
N I V E AU 1

Dagopening en bijbelvertelling de vertelling.


1. Je bereidt een bijbelvertelling voor met behulp van het Stappenplan ter voorbereiding
van een bijbelles. Je schema ziet er verzorgd uit en geeft blijk van een gedegen voor­ Zendingsverhaal en -geschiedenis
bereiding. 24. Je leidt een zendingsverhaal in met behulp van platen, zodat kinderen een beeld krij­
2. Je neemt de dagopening voor je rekening. gen van het land waar het zich afspeelt (jongere kind).
3. Je vraagt de vertelling van vorige keer terug met behulp van kennis-, inzicht-, en toe­ 25. Je plaatst de zendingsgeschiedenis (een waargebeurd verhaal) tegen een culturele en
passingsvragen. geo­grafische achtergrond, zodat de kinderen een goed beeld krijgen van het land waar
4. Je zorgt ervoor dat kinderen in een eerbiedige luisterhouding zitten. de geschiedenis zich afspeelde (oudere kind).
5. Je geeft de Bijbelse gegevens trouw weer. 26. Je betrekt in je les ook de actuele situatie van het desbetreffende land (oudere kind).
6. Je vertaalt het Bijbelgedeelte concreet naar het leven van de kinderen (toepassing). 27. Je maakt een concrete toepassing bij je vertelling, waardoor het voor de kinderen duide­
7. Je gebruikt een geografische kaart bij je vertelling. lijker wordt wat ze met dit verhaal kunnen in hun eigen belevings- en leefwereld.
8. Je geeft na de vertelling gelegenheid tot het stellen van vragen 28. Je verwerking laat het verband zien met je vertelling, bijvoorbeeld een kleurplaat of
9. Je betrekt de kinderen bij de keuze van een psalm of geestelijk lied. vouwplaat (jongere kind).
10. Je hebt eerbied voor Gods Woord. Dat blijkt uit je spreken over en je betrokkenheid 29. Je werkblad voor de kinderen ziet er verzorgd en aantrekkelijk uit, en het bestaat uit
bij het Woord van God. kennis-, inzicht- en toepassingsvragen (oudere kind).
s
kijkwijzer godsdienst

Bekwaamheden
Je bent je bewust van je roeping en plicht om kinderen voor te gaan in het
leven met God, vanuit Zijn Woord. Je kunt op basis van bijbels-theologische
kennis daarin de juiste keuzes maken.
Je kunt Bijbelonderwijs en onderwijs in de geschiedenis van de kerk vorm­
geven, rekening houdend met de ontwikkeling van kinderen.

127 128

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kijkwijzer ICT

N I V E AU 1
1. Je ondersteunt je uitleg met een smartboard waarbij afbeeldingen, schematische te­
keningen en korte films worden gebruikt. De uitleg wordt daardoor interessanter en
duidelijker.
2. Je gebruikt digitale bronnen in de les, die voor leerlingen toegankelijk zijn, zoals bij­
voorbeeld plattegronden, kaarten en beeldvormers als schilderijen.
3. Je kunt nagaan en interpreteren welke spelbeleving leerlingen bij (computer)spellen
hebben.
4. Leerlingen worden begeleid bij de oplossing van een probleem en het verzamelen,
verwerken en presenteren van informatie d.m.v. een webquest of een andere toepas­
singsopdracht.
5. De leerlingen komen door middel van een eigen mediaproductie (aan de hand van de
methode MediaMaatje) tot zelfexpressie en houden rekening met een doelgroep.
6. Door middel van ICT kunnen leerlingen in aanraking komen met rijke leeromgevin­
gen die anders buiten (hun) bereik zouden liggen.

N I V E AU 2
7. De uitleg, die ondersteund wordt door een smartboard, heeft een duidelijke en logi­
sche opbouw en er is interactie met de leerlingen in de klas.
8. Leerlingen kunnen digitale bronnen raadplegen, interpreteren, gebruiken en of hun
eigen bronnen produceren m.b.v. digitale foto’s, video, Quickmaps, Google Earth, en­
zovoort.
9. Leerlingen worden aangezet tot nadenken over de waarde van (computer)spellen en
wijze van spelen.
10. Leerlingen gebruiken een begrippennetwerk m.b.v. Kidspiration en PowerPoint bij
het verwerken en presenteren van informatie. Zij reflecteren daarna op hun (strategi­
sche) aanpak en resultaat.
11. Leerlingen reflecteren n.a.v. een door hen gemaakte mediaproductie over imago en
authenticiteit bij personages, of de werking van reclame, of beeldvorming door het
nieuws.
12. Door middel van ICT worden leeromgevingen toegankelijker en inzichtelijker en
wordt manipuleren en experimenteren gefaciliteerd.
kijkwijzer ICT

Bekwaamheden
Je verrijkt een vakinhoud door de digitale presentatie van afbeeldingen,
schematische tekeningen, korte films e.d.

Je laat kinderen kennis opdoen uit het verleden en heden aan de hand van
authentieke, maar gedigitaliseerde bronnen die leerlingen ook zelf kunnen
bestuderen en gebruiken.

Vanuit de kennis die je als opvoeder hebt over de factoren die een (compu­
ter)spel al dan niet (een pedagogische) kwaliteit geven, kun je (compu­ter)
spellen die de leerling thuis en of op school spelen waarderen. Ook kun hier­
over met hen in gesprek gaan en dat koppelen aan hun morele ontwikkeling.

Je gebruikt ICT voor het trainen van metacognitieve vaardigheden als ori­
ënteren, plannen, reguleren en reflecteren en als hulpmiddel bij het infor­
matie verzamelen, verwerken en presenteren.
129 130
Je gebruikt een mediaproductie als reclame, fictie, of nieuws om leerlingen
te laten nadenken over imago en authenticiteit bij personages, of de wer­
king van reclame, of beeldvorming
door het nieuws.

Je kunt met behulp van open, half­


open en of gesloten software een
onderwijsarrangement opzetten
dat aansluit bij het niveau en de be­
levingswereld van kinderen, geken­
merkt wordt door een rijke leerom­
geving en aantoonbaar aansluit bij
een vakdidactiek en of een onder­
wijsvisie.

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kijkwijzer muziek

N I V E AU 1
1. Je maakt contact met de groep.
2. Je kent liederen of spreekteksten die je aanleert uit het hoofd.
3. Je zorgt ervoor dat kinderen op de juiste toon en gelijktijdig beginnen en eindigen.
4. Je past de weggeeftechniek correct toe.
5. Je geeft duidelijke en zoveel mogelijk non-verbale instructie.
6. Je houdt genoeg vaart in je les.
7. Je past de didactische vormgeving van je les (bijvoorbeeld fasering) soepel aan om
het gewenste resultaat te bereiken.
8. Je houdt rekening met de mogelijkheden van de kinderstem en kiest een geschikt re­
pertoire.
9. Je kent de namen van de schoolinstrumenten en kunt ze soepel en op de juiste wijze
bespelen.
10. Je gebruikt de muzikale terminologie correct: maat, ritme, herhaling, contrast, variatie,
klankhoogte, klankduur, klankkleur, klanksterkte, enzovoort.
11. Je past muzikale middelen die een rol spelen bij het ontwerpen vanuit klank, vorm en
betekenis adequaat toe.
12. Je kunt bewegingen presenteren en kinderen door jouw voorbeeld stimuleren.
13. Je volledige muziekles bestaat uit: inleiding, kern 1, kern 2 (behalve bij groep 1) en af­
sluiting.

N IV E AU 2
14. Je kunt met het juiste handgebaar liederen in twee- en driedelige maatsoorten leiden,
het tempo en de inzetten van de verschillende partijen van een canon aangeven.
15. Je kunt liedbegeleidingen en speelstukjes spelen en door kinderen laten uitvoeren.
Tijdens een uitvoering daarvan kun je kwaliteitsverhogende suggesties geven.
16. Je stimuleert kinderen om datgene wat ze luisterend ontdekt hebben, zichtbaar te ma­
ken bijvoorbeeld met bewegingen, woorden of beeldende materialen.
17. Je hanteert passende muzikale werkvormen en opdrachten die kinderen activeren tot
een kwaliteitsverhoging van het zingen, luisteren, maken, lezen/noteren en bewegen.
18. Je kunt muzikale prestaties van kinderen (zingen, bewegen, instrumenten bespelen)
beoordelen op zuiverheid en timing en kunt fouten corrigeren.
19. Je hebt aandacht voor individuele kinderen en kunt zonodig ‘zorg op maat’ geven (bij­
voorbeeld bij ‘brommers’).
20. Je kunt je les muzikaal aanpassen aan het niveau van de groep en de kinderen indivi­
dueel helpen.
21. Je zet notatievormen spelend en zingend in om kinderen inzicht te laten krijgen in de
N I V E AU 3 taal van de muziek.

22. Je kunt een canon op verschillende manieren aanbieden en verrijken.


23. Je weet muziek te verbinden met andere schoolvakken.
24. Je kunt een muziektest ontwikkelen en uitvoeren en de resultaten inzichtelijk maken.
25. Je kunt met de klas een product neerzetten waarin muziek, tekenen en handvaardig­
heid een plaats hebben.
kijkwijzer muziek

Bekwaamheden vanuit de domeinen: zingen, luisteren, maken,


lezen/noteren en bewegen
Je geeft leiding aan het aanleren en zingen van liederen en besteedt daar­
bij gericht aandacht aan expressie, zuiverheid, adem, resonans en articula­
tie.
Luisteren: Je laat jonge of oudere kinderen met behulp van muzikale activi­
teiten geconcentreerd luisteren naar muziek. Je maakt kinderen bewust
van klank-, vorm- en betekenisaspecten in de muziek.
Je laat kinderen muziek maken door middel van improvisatie vanuit de
klank-, vorm en betekenisaspecten.
Je laat groepen kinderen instrumentale speelstukjes of bouwstenen ont­
werpen en/of uitvoeren met aandacht voor klank, vorm en betekenis en
m.b.v. grafische en traditionele notatie.
Je laat groepen kinderen klank-, vorm- en betekenisaspecten van muziek
met passende bewegingen uitdrukken. Je kunt daarbij verschillende werk­
vormen hanteren.
131 132

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kijkwijzer natuuronderwijs

N I V E AU 1
1. Je hanteert (onderdelen van) het 5-stappenplan bij elke activiteit.
2. Je kunt een practicum organiseren met ondersteuning van anderen – medestudent,
docent pabo of mentor.
3. Je maakt duidelijk dat je voorbereiding goed is – materialen klaar, opdrachten,
groepsindeling en tijdsplanning.
4. Je geeft een duidelijke en enthousiasmerende instructie.
5. Je begeleidt de kinderen tijdens zelfstandig werk of groepswerk, waarbij je de kinde­
ren stimuleert tot ontdekken en tot samenwerking.
6. Je maakt kinderen medeverantwoordelijk voor de materialen of organismen.
7. Je houdt tegelijk overzicht over de groep.
8. Je bespreekt het werk na aan de hand van de opdrachten.

N I V E AU 2
9. Je organiseert een buitenactiviteit (o.a. een natuurpad) rondom de school.
10. Je koppelt de buitenactiviteit aan binnenlessen.
11. Je beheerst het geven van een methodeles, mét concreet materiaal.
12. Je ontwerpt opdrachten die een beroep doen op de nieuwsgierigheid.
13. Je doet een beroep op het probleemoplossend vermogen van de kinderen.
14. Je weet een technisch probleem pakkend te introduceren.
15. Je kunt een techniekles geven volgens de methode ontwerpen-maken-gebruiken.
16. Je laat kinderen de mogelijkheden die in de schepping liggen ervaren.
17. Je laat kinderen hun ontdekkingen verslaan en aan elkaar presenteren.

N I V E AU 3
Jongere kind
18. Je verrijkt een hoek met materialen uit de natuur.
19. Je zet naast de vijf kernactiviteiten van OGO ook natuuractiviteiten als onderzoek
– echt doen – en buitenwerk/excursie in.
20. Je beheerst de werkvorm observatie- en demonstratiekring.

Oudere kind
21. Je fascineert kinderen met een natuurkundige proef of met een demonstratie.
22. Je nodigt kinderen uit tot zelfstandig ontdekken.
kijkwijzer natuuronderwijs

Bekwaamheden
Je bent je bewust van je eigen relatie met de schepping en je beleving
daarvan.
Je bent in staat om die relatie en beleving ook bij kinderen te versterken:
verwondering, verantwoordelijkheid, zorg, en kennis van de schepping.
Je bent in staat om met behulp van concreet materiaal kinderen tot ont­
dekken, onderzoeken en experimenteren te brengen.
Je bent in staat daarbij een juiste organisatievorm te kiezen en te hanteren:
leer- en kringgesprek, practicum, (ontdek)hoek, buitenwerk, observatie/de­
monstratiekring.
Je past in iedere les natuuronderwijs het 5-stappenplan toe:
1. Introductie
2. Spontane verkenning
3. Onderzoek en vastleggen van resultaten
4. Verslaglegging
5. Verdieping
133 134

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kijkwijzer nederlands

N I V E AU 1
1. Je lessen zijn vanuit goed geformuleerde lesdoelen op taalgebied opgezet, waarbij je,
indien van toepassing, de methode zinvol gebruikt.

Bij voorlezen of vertellen


2. Je hebt een levendige stem waar kinderen graag naar luisteren. Bij dialogen gebruik
je passende stemmen en ondersteunende mimiek en gebaren.
3. Je kunt met een tekst of verhaal doelgericht meerdere talige activiteiten (mondelinge
communicatie, uitbreiding woordenschat, taalbeschouwing etc.) bij kinderen stimule­
ren.

Leerkrachtgedrag
4. Je zorgt ervoor dat iedereen gemotiveerd aan een gesprek deelneemt.
5. Taalaanbod: Je zorgt voor een rijk en interactief taalaanbod.
6. Taalruimte: Je stimuleert de interactie van kinderen naar aanleiding van teksten of ver­
halen door het stellen van vragen, en je geeft leiding aan dit gesprek.
7. Feedback: Je luistert actief naar de kinderen en je geeft gerichte feedback die leidt tot
nieuwe taalactiviteiten.

N I V E AU 2
8. Je zet taalroutines op een betekenisvolle en responsieve wijze in.
9. Je benut momenten van interactie (bijvoorbeeld gesprekken) als een gelegenheid om
meerdere talige activiteiten en doelen te realiseren.
10. Je motiveert kinderen tot schriftelijke activiteiten vanuit een rijk en activerend taalaan­
bod.
11. Je besteedt aandacht aan strategieën voor het verwerven en verwerken van informatie,
het structureren van teksten, publieksgericht schrijven, het stellen van lees- en schrijf­
doelen en het onderscheiden van verschillen tussen teksten.

N IV E AU 3
12. Je gaat in het taalonderwijs uit van verschillen tussen leerlingen, samenhangend met
sociale groepering, leeftijd, cultuur, leerstijl en dergelijke, en je kunt met deze ver­
schillen rekening houden bij de inrichting van adaptief, intercultureel en inter­actief
taalonderwijs.
13. In taalactiviteiten ben je gericht bezig de taalontwikkeling van alle leerlingen te bevor­
de­ren vanuit de kennis die je hebt over ontluikende geletterdheid en de lees- en schrijf­
ontwikkeling van kinderen.
kijkwijzer nederlands

Bekwaamheden
Je kunt lessen(series) ontwerpen en geven, zowel vanuit methoden als daar­
buiten, waarin de ontwikkeling van geletterdheid (lezen en schrijven) en
mon­deling taalgebruik optimaal gestimuleerd wordt bij kinderen van
groep 1 t/m 8, hierbij aansluitend bij de verschillende niveaus.
Je bent in staat een uitnodigende taalleeromgeving te scheppen voor het
jonge of het oudere kind, waarin taalonderwijs geïntegreerd is in andere
vakken, en waarin jeugdliteratuur verbonden is met vak- en vormingsge­
bie­den.
Je biedt het onderwijs in de verschillende taaldomeinen zoveel mogelijk in
samenhang aan. Je beschikt over de vakdidactische bekwaamheid die nodig
is voor het vergroten van de luister-, spreek-, lees- en (creatieve en informa­
tieve) schrijfvaardigheid, de woordenschat en het taalbeschouwend vermo­
gen van de leerlingen. Het gaat hierbij om taal als object en om taal als in­
strument.

135 136

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kijkwijzer rekenen

N I V E AU 1
B.2.1 Je zet een model in om een situatie of som te verduidelijken.
B.2.2 Je zet materialen in om een situatie of som te verduidelijken.
B.2.3 Je kunt de drieslag: ‘situatie-model-som’ herkennen bij de oplossingen van kinderen.

Reflectie – Eigen productie


C.1.1 Je laat de kinderen zelf nadenken over oplossingen.

vervolg
C.1.2 Je inventariseert klassikaal de verschillende oplossingen van de kinderen.
C.2.1 Bij het bespreken van oplossingen stimuleer je alle kinderen tot actief meedenken.

Interactie – Sociale context


D.2.1 Je herkent bruikbare en minder bruikbare oplossingsstrategieën van kinderen.
D.2.2 Je kiest – o.a. op basis van het geconstateerde niveau van de kinderen – welke op­
lossingen je uitgebreid of minder uitgebreid bespreekt.

N I V E AU 2
Construeren – Concretiseren
A.3.1 Je stimuleert eigen constructies van kinderen en waardeert die.
A.4.1 Je maakt gebruik van de omgeving van de kinderen voor rekenactiviteiten.

Niveau’s – Modellen
B.3.1 Je maakt bij de bespreking van een rekenprobleem gebruik van verschillende uitleg­
varianten.
B.3.2 Tijdens de bespreking breng je kinderen op een hoger niveau door gebruik te ma­
ken van de drieslag ‘situatie-model-som’.

Interactie – Sociale context


D.3.1 Je daagt de kinderen uit tot onderlinge interactie, zodat kinderen met elkaar tot een
hoger niveau komen.
D.4.1 Je stimuleert en begeleidt de onderlinge interactie tussen leerlingen.
D.4.2 Je kunt een bespreking op zo’n interactieve wijze uitvoeren, dat kinderen op een
hoger niveau gebracht worden.

N I V E AU 3
Construeren – Concretiseren
A.5.1 Je brengt de samenhang tussen de leerstof en de wereld om ons heen in beeld.

Interactie – Sociale context


D.5.1 Je hanteert verschillende gesprekstechnieken (spiegelen, doorvragen, introspectie,
N I V E AU 1

Construeren – Concretiseren retrospectie) om diagnostisch te onderwijzen.


A.1.1 Je geeft een duidelijke en precieze taakinstructie.
A.2.1 Je creëert een voor kinderen betekenisvolle situatie, waarin zinvolle rekenactiviteiten Verstrengelen – Structureren
aanwezig zijn. E.5.1 Je past de leerlijnen van de verschillende rekenonderwerpen toe in je lessen.
A.2.2 Je daagt kinderen uit tot rekenen d.m.v. open en rijke problemen. E.5.2 Je brengt de samenhang binnen de leerstof in beeld (bijvoorbeeld: kommagetallen
ontstaan uit breuken).
Niveau’s – Modellen E.5.3 Je kunt een samenhangend, geïntegreerd en toepasbaar geheel aan reken- en wis­
B.1.1 Je herkent verschillende niveaus in het rekenen van kinderen. kundige kennis, inzichten en vaardigheden tot stand brengen.
s
kijkwijzer rekenen

Bekwaamheden
Je biedt de leerstof in probleemgeoriënteerde en herkenbare concrete situ­
aties (contexten) aan.
Je stimuleert leerlingen tot niveauverhoging door het gebruiken van onder
meer materialen, visuele modellen, schema’s en symbolen.
Je geeft (open) opdrachten, die stimuleren tot het zelf bedenken van oplos­
singen.
Je brengt reflectie van leerlingen tot stand door het laten maken van eigen
producties.
Je schept mogelijkheden voor interactie tussen de leerlingen. Je neemt zelf
ook deel aan de discussies, soms terughoudend, maar soms neem je nadruk­
kelijk en bewust de leiding.
Je brengt de samenhang binnen de leerstof en de samenhang tussen de
leerstof en de wereld om ons heen in beeld.
Je kunt een samenhangend, geïntegreerd en toepasbaar geheel aan reken-
en wiskundige kennis, inzichten en vaardigheden tot stand brengen (of: je
kunt alle principes van realistisch rekenonderwijs met elkaar in verband 137 138
00
brengen en tegelijk in je les toepassen).

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


kijkwijzer schrijven

(periode 2)
Schrijven: YES!
• Je hebt een voorbeeld op het bord geschreven of je doet dat tijdens de les, met behulp
van de complete liniatuur (7½ -5-7½ cm of 6-4½-6 cm of 4½ -3-4½ cm; afhankelijk van
de groep waarin je stage loopt).
• Je houdt je tijdens de instructie aan het doel van de les zoals beschreven in de metho­

N I V E AU 1
de.
• Wanneer de kinderen aan het werk zijn, loop je rond en geef je waar nodig gerichte in­
structie op een ontspannen en positieve manier.
• Blijkt een probleem of fout veel voor te komen, dan kies je ervoor nog een keer klassi­
kaal, met gebruik van het bord, het knelpunt uit te leggen en voor te (laten) doen.

• Tijdens de les observeer (en waar nodig corrigeer) je de kinderen op pengreep en zit­
houding.
• Je helpt de kinderen te ontspannen door middel van een versje of een ontspannings­
oefening waardoor er weer verder gewerkt kan worden.
• Je biedt de kinderen die klaar zijn een extra schrijfactiviteit aan.
• Je reflecteert samen met de kinderen op het geschrevene, waarbij ze de mogelijkheid
krijgen eigen en eventueel andermans werk te waarderen en te corrigeren.

(periode 3)
Schrijven saai? Dan zal ik je eens wat laten zien!
• Je weet iets extra’s van de schrijfles te maken, waarbij het doel van de methodeles niet
uit het oog wordt verloren.
• Je laat gebruikmaken van andere/verschillende/uitdagende (schrijf)materialen en

NIVEAU 2
schriftdragers.
• Je weet de opdracht uit te bouwen, zodat de lestijd volledig wordt gebruikt door de
leerlingen.
• Met je lesidee sluit je aan bij de leefwereld van de groep.

(periode 4)
‘Ik kan het niet.’ Wie zegt dat?
• Je richt je les in met het oog op de einddoelen van de groep waarin je lesgeeft (voorbe­
reidend schrijven/aanvankelijk schrijven/voortgezet schrijven/handschriftontwikke­
ling).
• Je kunt fouten analyseren met behulp van kijkwijzers.
NIVEAU 3
• Je geeft naar aanleiding van geanalyseerde fouten handschrifthulp, bijvoorbeeld ander
schrijfmateriaal, gerichte instructie, motorische oefeningen. Je overlegt met je mentor.
Je sluit aan bij de leefwereld van het kind.
• Je weet je leerlingen te stimuleren om te komen tot een goed leesbaar handschrift dat
vlot geschreven wordt.
Je onderkent de samenhang van handschriftontwikkeling met andere vakken en vaar­
digheden en je weet daar gebruik van te maken.
kijkwijzer schrijven

Bekwaamheden
Je beheerst het methodisch schrift dat gebruikt wordt op je stageschool;
dit methodisch schrift gebruik je tijdens de schrijflessen op bord en papier.
Je beheerst het lerarenhandschrift; dit pas je toe op bord en papier bij het
overige schrijfwerk ten behoeve van de klas waarin je stage loopt.
Je beheerst de losse leesletter.
Je kunt een schrijfles geven volgens de methode die gebruikt wordt op de
stageschool; wordt er geen methode gebruikt, dan ben je in staat om zelf
een schrijfles op niveau te bedenken met behulp van op de opleiding aan­
gereikte ideeën.
Je bent in staat te reflecteren op je eigen handschrift en op dat van de kin­
deren.
Met behulp van kijkwijzers en het analyseren daarvan kun je een bepaalde
mate van handschrifthulp bieden.

139

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Medewerkers
Aan de totstandkoming van dit opleidingsoverzicht hebben meegewerkt:

Werkgroep
W. Lindhout (projectleiding)
P. Ruit
C.J.B. Ritmeester (projectleiding)
W.C. Moen MSc
Mevr. drs. W. Reijnoudt-Klein
Drs. M.E. Roeleveld
Mevr. drs. A. van Vreeswijk-van Veldhuizen (eindredactie)

Docenten van de vakgroepen


Aardrijkskunde/Geschiedenis
Beeldende Vorming
Bewegingsonderwijs
Godsdienst
Ict
Muziek
Natuuronderwijs
Nederlands
Opvoedkunde
Rekenen
Schrijven

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO


Verklarende woordenlijst
Kritische situatie | Een beschrijving waarin de bekwaamheden van de aan-
staande leraar zichtbaar worden in de context van een onderwijssituatie.
Deze specifieke context nodigt de aanstaande leraar uit tot reflectie.

Bekwaamheid | Een beschrijving van het vermogen om op basis van aanwezi-


ge kennis, vaardig­heden en houdingen adequaat te handelen in complexe
beroepssituaties en het vermogen om keuzes en beslissingen die tijdens dat
handelen gemaakt worden te kunnen verantwoorden en er op te kunnen re-
flecteren.

Indicator | Een indicator is een concrete invulling van een bepaalde be-
kwaamheid. Een indicator maakt duidelijk waaraan je het beheersen van die
bekwaamheid herkent.

SBL-bekwaamheden | Bekwaamheden die zijn geformuleerd door Stichting


Beroepskwaliteit Lera­ren. Deze bekwaamheden zijn richtinggevend voor – in
dit geval – het gehele primair onderwijs. In het model van de Stichting
Beroepskwaliteit Leraren wordt uitgegaan van vier duidelijk te onderschei-
den beroepssituaties die kenmerkend zijn voor het beroep van leraar: het
werken met leerlingen, met collega’s, met de omgeving van de school en met
zichzelf. Daarnaast worden vier beroepsrollen onderscheiden die binnen de
vier typen situaties functioneren. Het onderstaande overzicht geeft inzicht in
de wijze waarop de competenties van SBL zijn geordend.

Beroepssituaties: met leerlingen met collega’s met de omgeving met zichzelf

Beroepsrollen:
Interpersoonlijk 1
Interpersoonlijk
compentent
Pedagogisch 2
Pedagogisch 5 6 7
compentent Competent in het Competent in het Competent in
samenwerken samenwerken reflectie en
Vakinhoudelijk 3 met collega’s met de omgeving ontwikkeling
en didactisch Vakinhoudelijk
en didactisch
compentent
Organisatorisch 4
Organisatorisch
compentent

OPLEIDINGSOVERZICHT DRIESTAR EDUCATIEF PABO

You might also like