You are on page 1of 23

WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VAN DE METAALVERWERKENDE NIJVERHEID

WTCM / CRIF

Campus Arenberg Celestijnenlaan 300C B-3001 Leuven-Heverlee Tel. +32-(0)16 32.25.91 Fax. +32-(0)16 32.29.84

Aanbevelingen voor het EMC-vriendelijk ontwerp van machines en uitrusting van stuurkasten
Auteur : L. Somers

Document referentie : emcontw4.doc Datum : 21/08/00

Instelling erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke zetel en administratie: Lakenweversstraat 21,B-1050 Brussel * Tel +32-(0)2 510.24.38 * G-Bank 210-0723013-27 * BTW BE 406.606.380

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

ii

Inhoudsopgave
1. Doel 2. Inbouw van functionele componenten 3. De integrale benadering 4. De modulaire benadering 5. De CE-markering op functionele componenten 6. EMC-aspecten bij machines 7. Stuurkasten 8. PLC's en sturingen 9. Frequentieomvormers (motorsturingen) 10. Sensoren en actuatoren 11. Tl-verlichting 12. Bekabeling en connectoren Bijlage 1 Bijlage 2 1 4 4 4 5 5 6 11 11 12 12 12 14 18

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

1/19

1. Doel
In deze handleiding komt vooral de problematiek van de elektromagnetische compatibiliteit aan bod (EMC). Algemeen kan men stellen dat een constructeur van machines rekening moet houden met de eisen van drie richtlijnen : machinerichtlijn, EMC-richtlijn en laagspanningsrichtlijn. Deze drie richtlijnen omvatten eisen die zeer duidelijk gedefinieerd zijn en soms zeer verschillend zijn van elkaar : Elke 'volledige' machine moet vergezeld zijn van een verklaring van overeenstemming en het technisch dossier moet zich bevinden in de Europese Economische Ruimte. Voor apparaten en componenten die vallen onder de EMC-richtlijn en de laagspanningsrichtlijn, is het niet verplicht om een verklaring van overeenstemming te voorzien. Dit in tegenstelling tot het technisch dossier dat zich wel moet bevinden in de Europese Economische Ruimte.

Het is niet mogelijk om alle aspecten in enkele lijnen te specificeren, maar we denken dat het nuttig is om de algemene context te reconstrueren. Gezien de talrijke interconnecties tussen de richtlijnen, is het zonder twijfel de eenvoudigste manier om vooraf enkele basisvragen te beantwoorden. 1.1 Hoe rekening houden met de elektromagnetische verschijnselen in het kader van de machinerichtlijn? (machinerichtlijn 89/392/EEG verplicht vanaf 1/1/95)

In het algemeen zijn de machinerichtlijn en de EMC-richtlijn complementair en worden ze parallel toegepast. Geen van beide richtlijnen kan beschouwd worden als specifiek aangezien de fundamentele eisen omschreven in de twee richtlijnen verschillend zijn (straling en veiligheid voor de werknemer wat betreft de machinerichtlijn en elektromagnetische compatibiliteit inzake de EMC-richtlijn). In deze context is het misschien nuttig eraan te herinneren dat het probleem twee aspecten omvat : De elektromagnetische straling (men mag de omgeving niet verstoren). Dit punt wordt aangehaald in paragraaf 1.5.10 van Bijlage I van de machinerichtlijn (stralingsgevaren). Het omvat twee aspecten : de ge nduceerde stralingen hebben betrekking op de performantie van de machines en uitrusting: dit aspect valt onder de EMC-richtlijn de fysiologische effecten op de mensen. Voor de conventionele machines zijn er normaal geen risico's in dit domein.
WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

2/19

Een analyse van deze effecten is verplicht voor de fabrikant. De immuniteit (mag niet be nvloed worden door elektromagnetische storingen). Dit punt wordt aangehaald in paragraaf 1.5.11 van Bijlage I van de machinerichtlijn (gevaren door uitwendige straling). De elektromagnetische storingen vormen eveneens een externe invloed volgens paragraaf 1.2.1. wat gevolgen heeft voor paragraaf 1.2.7. (defecten in het bedieningscircuit). De fabrikant moet ervoor zorgen dat de storingen geen gevaarlijke situatie kunnen creren. Volgens de richtlijn mag het niet mogelijk zijn dat : de machine ontijdig in werking wordt gesteld de stopzetting van de machine wordt verhinderd indien de opdracht daartoe reeds is gegeven een bewegend deel van de machine of een door de machine vastgehouden werkstuk valt of wordt uitgeworpen de automatische stopzetting of de stopzetting met de hand van enig bewegend deel wordt verhinderd de doelmatigheid van de beveiligingsinrichtingen wordt uitgeschakeld

Het spreekt ook voor zich dat de storingen er niet mogen toe leiden dat de machine onvoorspelbare bruuske bewegingen uitvoert. De fabrikant en de keuringsinstantie die eventueel betrokken is in het evalueren van de conformiteit moeten erop toezien dat deze zeer specifieke aspecten op een adequate manier behandeld worden. We herinneren eraan dat de effecten van storingen op de performantie van de machine expliciet onder de EMC-richtlijn en niet onder de machinerichtlijn vallen. Mogelijke benaderingen zijn de volgende : rapporten opgesteld door bevoegde EMC-instellingen verklaringen van overeenstemming volgens de EMC-richtlijn voor componenten, apparaten, systemen die een onderdeel vormen van een machine analyse van het elektrisch circuit met als doel na te gaan of de elektromagnetische storingen een gevaarlijke situatie kunnen creren. De constructeur kan beslist hebben om de immuniteit te verzekeren door het gebruik van systemen die niet gevoelig zijn voor interferenties. In het geval van complexe bedieningscircuits moet de fabrikant een risicoanalyse uitvoeren met als doel de gevolgen van de defecten te evalueren. Deze analyse moet opgenomen worden in het technisch dossier.

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

3/19

Het is vaak onmogelijk om door testen de immuniteit te onderzoeken van een zeer grote machine. In dit geval beperkt men zich tot het testen van de immuniteit van controlesystemen en elektronische veiligheidscomponenten. Dit punt zal hierna verder toegelicht worden. 1.2 Hoe moet een fabrikant van machines rekening houden met de verplichtingen die voortkomen uit de EMC-richtlijn? (EMC-richtlijn 89/336/EEG vanaf 1/1/96)

Deze vraag komt vaak voor in de sector van de mechanica omdat men zich tot nu toe weinig ingelaten heeft met elektromagnetische compatibiliteit en aanverwante domeinen. De Europese commissie erkent dat de karakteristieken van de sector 'machinebouw' nogal specifiek zijn : men treft er een zeer grote verscheidenheid aan van producten die vaak in kleine series - vaak per stuk - aangemaakt worden. Indien men hieraan toevoegt dat de sector gedomineerd wordt door KMO's, begrijpt men dat het opstellen van uiterst gesofisticeerde testprocedures vaak problemen met zich brengt. Een relatief simpele methode om het probleem aan te pakken is het gebruik van elektrische componenten die een CE-markering dragen (in overeenstemming met de conformiteit van de EMC-richtlijn) en het strikt naleven van de instructies en installatiebeperkingen. In dit geval voldoet de fabrikant van machines aan de richtlijn. Hij moet vanzelfsprekend de administratieve verplichtingen van de richtlijn vervullen : CE-markering, verklaring van overeenstemming, ... . Degene die een grote elektrische of elektronische subeenheid (sturing, controlepaneel, ...) wenst te integreren zal geen globale CE-markering op deze subeenheid aantreffen. We kunnen hem enkel aanraden om contractueel een verklaring te eisen waarin de onderaannemer bepaalt aan welke criteria hij voldoet. 1.3 Hoe moet een fabrikant van machines rekening houden met de verplichtingen die voortkomen uit de laagspanningsrichtlijn? (laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG verplicht vanaf 1/1/97)

Vanuit strikt juridisch oogpunt kan men stellen dat de laagspanningsrichtlijn en de machinerichtlijn cumulatief van toepassing zijn. In de praktijk vallen de machines bestemd voor professioneel gebruik hoofdzakelijk onder de machinerichtlijn. Het elektrisch gedeelte van de machines bestemd voor professioneel gebruik heeft er voordeel bij om zich te laten leiden door de normalisatie op elektrisch vlak. Dit komt overigens steeds vaker voor. Wij wensen hierbij het belang te beklemtonen van de norm EN 60204-1 die een geharmoniseerde norm is in het kader van machinerichtlijn.

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

4/19

De conformiteit met deze norm impliceert de facto een conformiteit met de laagspanningsrichtlijn.

2. Inbouw van functionele componenten


Bij het inbouwen van functionele componenten zoals PLC's en frequentieomvormers voor motorbesturing kunnen volgens de EMC-richtlijn deze producten als eindproduct worden beschouwd; ze zijn direct in de handel verkrijgbaar en eenvoudig aan te sluiten. Anderzijds kunnen ze beschouwd worden als een onderdeel van een eindproduct, bijvoorbeeld voor inbouw in een schakelkast. Vandaar dat het mogelijk is deze functionele componenten volgens de EMC-richtlijn op twee manieren te benaderen : de modulaire benadering de integrale benadering

3. De integrale benadering
Bij de integrale benadering wordt de hele installatie samengebouwd en als geheel getest. Dit 'testen' kan gebeuren in eigen labo, door een testhuis (zie lijst van EMC-labo's in Belgi) of op basis van een 'Technisch Constructiedossier' (TCF - Technical Construction File). Deze laatste manier, nl. volgens de TCF, kan gekozen worden om bepaalde proeven niet te moeten uitvoeren, of omdat de geharmoniseerde normen voor beproeving niet of moeilijk toe te passen zijn. Er moet wel rekening mee gehouden worden dat dit dossier door een bevoegde instantie (Competent Body) moet worden beoordeeld. Alle nodige EMC-maatregelen, zoals plaatsen van filters, aanbrengen van afschermingen, uitvoeren van juiste bekabeling en omkasting, uitvoeren van de testen, samenstellen van het Technisch Constructiedossier, goedkeuring van een bevoegde instantie en CE-markering, vallen onder de verantwoordelijkheid van de samenbouwer.

4. De modulaire benadering
Bij de modulaire benadering wordt de machine of installatie samengesteld uit onderdelen waarbij alle noodzakelijke EMC-maatregelen reeds zijn genomen door de leverancier van dat onderdeel en dus op zich al voldoen aan de EMC-richtlijn.

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

5/19

Door als samenbouwer uitsluitend gebruik te maken van EMC-gecertificeerde onderdelen volgens de installatievoorschriften die aanbevolen zijn door de leverancier van de onderdelen, hoeft de samenbouwer alle bovengenoemde EMC-beproevingen niet meer uit te voeren. Er dient opgemerkt te worden dat de CE-gemerkte eenheden zowel op de EMC- als de laagspanningsrichtlijn betrekking moeten hebben.

5. De CE-markering op functionele componenten


De CE-markering op functionele componenten, bijvoorbeeld op frequentiesturingen voor motoren, betekent dat deze sturing voldoet aan alle aspecten van de EMC- en laagspanningsrichtlijn op voorwaarde dat de samenbouwer rekening houdt met de in de documentatie opgegeven installatievoorschriften. Hierin worden de EMC-maatregelen vermeld die door de gebruiker te nemen zijn, zoals het plaatsen van filters, het aarden van het geheel en plaatsen van kabels.

6. EMC-aspecten bij machines


Bij het uitrusten van een machine treft men de volgende samenstellende delen aan :

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

6/19

Stuurkast al of niet met ingebouwd controlepaneel Hierin treffen we voedingen, transformatoren, netfilters, contactoren, relais en tijdschakelaars aan, met andere woorden de klassieke elektrische apparatuur maar ook elektronische eenheden zoals PLC's, CNC-sturingen en frequentie-omvormers voor snelheidsregeling van motoren. Motoren, meestal AC-servomotoren voor aandrijving van de spindels, maar ook andere motoren zoals deze voor aandrijving van hydraulische eenheden. Frequentieomvormers voor snelheidsregeling van de motoren die afzonderlijk op de machine geplaatst zijn. Dit wordt soms zo uitgevoerd omwille van plaatsgebrek in de stuurkast van de machine. Sensoren en actuatoren staan verspreid opgesteld op de machine. Onder sensoren verstaan we limietschakelaars op deuren, drukschakelaars op hydraulische eenheden maar ook verplaatsingsopnemers, zowel lineair als rotatief, op de spindels. Bij actuatoren treft men elektropneumatische en hydraulische ventielen aan alsook elektromagneten voor deurvergrendeling. Veiligheidscomponenten zoals lichtschermen Tl-verlichtingsarmaturen Bedrading tussen alle bovengenoemde componenten en stuureenheden.

We zullen nu achtereenvolgens aandacht besteden aan de bovengenoemde onderdelen en meer in detail de nodige voorzorgsmaatregelen bespreken om zowel de uitstraling te beperken alsook de immuniteit tegen instraling te waarborgen.

7. Stuurkasten
De stuurkast of controlekast is het omhulsel waarin onderdelen zoals transformatoren, voedingen, relais, PLC's en sturingen zijn ondergebracht. Hoewel de uitrusting van een stuurkast sterk kan verschillen van de ene tot de andere toepassing, zijn volgende punten bij de installatie ervan toch belangrijk : de stuurkast steeds met de grondreferentie verbinden via een laagimpedante verbinding (strap) tussen losstaande constructies en machineframe dienen 'straps' aangebracht te worden. Steeds zorgen voor een goed galvanisch contact en rekening houden met mogelijk optreden van galvanische corrosie tussen verschillende materialen van deze verbindingen het aantal en de grootte van de gaten beperken in de stuurkast, dit in functie van de inen uitstraling

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

7/19

de indeling van de stuurkast steeds zo uitvoeren dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen een sterkstroom- en zwakstroomgedeelte. Componenten die functioneel bij elkaar horen zo dicht mogelijk bijeenplaatsen met betrekking tot de bedrading. een deur kan het best voorzien worden van een afschermende pakking op de randen

7.1 Voedingen en transformatoren Een voedingstransformator moet voorzien zijn van RC (snubber) netwerken aan de primaire en secundaire zijde. Gelijkrichterbruggen dienen te worden gefilterd met RC-netwerken. De secundaire piek laadstroom moet worden begrensd door de inwendige weerstand van de transformator of door een serieweerstand. Het is aan te bevelen aan de primaire (net) zijde van de transformator een varistor te plaatsen (350 V / 2 W) tussen fase en nul ten opzichte van de aarde, en/of over de fase en de nulgeleider. Secundair wordt soms een transient-suppressor geplaatst, dikwijls over de voedingselko. Wordt de voeding voor digitale systemen gebruikt, dan kan ter voorkoming van emissie een 'common mode' spoel in de secundaire AC-lijnen worden geplaatst. Voor het onderdrukken van laagfrequentstoringen is het aan te bevelen een transformator met scherm (tussen primaire en secundaire windingen) toe te passen. Dit scherm dient met een zo kort mogelijke verbinding aan de aardstrip verbonden te worden. Dikwijls is het aan te bevelen transformatoren in een apart stalen compartiment onder te brengen. Een voeding moet in de praktijk 4 perioden netonderbreking kunnen opvangen en een netspanningsvariatie van -20% tot +10% kunnen verwerken. 7.2 Netfilters Het toepassen van een netfilter verbetert de laagfrequentuitstraling van de apparatuur naar het net toe, bijvoorbeeld de uitstraling op het gebied van lage frequenties van een geschakelde voeding. Om deze reden is in dit type voeding dikwijls reeds een netfilter ingebouwd. Voor HFuitstraling boven de 1 MHz is het echter de bedrading rond het filter welke nog voor straling kan zorgen. Daarom is het noodzakelijk de bedrading zo kort mogelijk te houden en te zorgen voor een goede geleidende aardverbinding met de kast. Het is noodzakelijk het netfilter eerst te plaatsen op de inkomende kant van het net. Dikwijls worden netschakelaars voor het netfilter geplaatst en loopt de bedrading naar een voorpaneel heen en terug in de kast, zodat ingestraalde of uitgezonden storingen over deze bedrading verspreid worden.
WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

8/19

Een goede aardverbinding bij filters is zeer belangrijk. 7.3 Contactoren, relais en spoelen

7.3.1 Ontstoren van contacten Het openen en sluiten van contacten van contactoren en relais heeft een stroomonderbreking tot gevolg welke gepaard gaat met een boogvorming tussen de contacten. De boog blijft bestaan totdat de stroom onvoldoende is en de boogontlading uitdooft. De strooicapaciteit van de contacten en de inductantie van de bedrading geven in de praktijk een repetitieve ontlading totdat de energie is uitgestorven, met als gevolg dat er een aanzienlijke breedbandinterferentie optreedt.

Elk contact dat vonkvorming kan veroorzaken dient in principe te worden ontstoord. In de praktijk is dit het geval wanneer de spanning over de contacten groter is dan 320 V en de impedantie van de schakeling een dV/dt toelaat groter dan 1 V/uS.

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

9/19

Een conventioneel ontstoorcircuit bestaat uit een RC-netwerk rechtstreeks over de contacten geplaatst. De waarde van de condensator is bepalend voor de begrenzing van de spanningsstijging over de contacten, terwijl de weerstand de stroom door de condensator begrenst bij het sluiten van het contact. De constructeurs van relais en contactoren leveren afhankelijk van de toepassing aangepaste ontstoornetwerken. 7.3.2 Ontstoren van spoelen Wanneer de stroom door een zelfinductie (spoel) plots wordt onderbroken, ontstaat er een hoge overgangsspanning bepaald door V = -Ldi/dt. Theoretisch, wanneer di/dt oneindig is, is de spanning dit ook. In de praktijk wordt de spanning begrensd door de parallelcapaciteit en de ontstane golfvorm is een gedempte sinuso de, waarvan de frequentie bepaald is door de capaciteit en de waarde van de inductantie. Typische voorbeelden van geschakelde inductieve belastingen zijn motoren, spoelen van relais en transformatoren, maar ook een lange kabel kan genoeg inductantie bezitten om storingen te veroorzaken. Het schakelen gebeurt meestal via een elektromechanisch contact of een halfgeleider. In het laatste geval kan deze doorslaan door overspanning indien de stoorpuls niet onderdrukt wordt. Er wordt steeds een RF-interferentie opgewekt waarvan de frequentie afhankelijk is van de elementen die de resonantie bepalen en meestal uitgestraald worden door de bedrading tussen schakelaar en belasting. Voor de onderdrukking van inductieve overgangsverschijnselen worden RC-netwerken (snubber circuits) gebruikt. Bij gelijkstroom worden dikwijls dioden maar ook varistors gebruikt voor de onder-drukking van de tegen-EMK. Er dient opgemerkt te worden dat de onderdrukkings-componenten juist naast de aansluitingen van de te ontstoren belasting moeten gemonteerd worden omdat er anders een stroomlus gevormd wordt door de tussenliggende bedrading (zie figuur).

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

10/19

Bij motoren kan er interferentie optreden in 'common mode' ten opzichte van de behuizing door de grote parasitaire capaciteit tussen het huis en de spoelen. In dergelijk geval is het nodig gebruik te maken van ontkoppelcondensatoren geplaatst in 'common mode'. 7.4 Afschermingen Afscherming en filtering zijn complementair. Afschermingen zorgen voor het onderdrukken van inkoppeling afkomstig van schakelingen en geleiders. De afscherming zorgt voor dit terugvoerpad en vormt eveneens de afscherming tegen directe inkoppeling met inwendige schakelingen en geleiders. Onder een afscherming verstaat men een geleidend oppervlak rond kritische onderdelen, zodat het elektromagnetisch veld dat instraalt verzwakt wordt door een combinatie van reflectie en absorptie. Voor lage frequenties is het nodig een volle metalen behuizing (kast) te gebruiken. Voor frequenties boven de 30 MHz kan een dunne geleidende laag volstaan, aangebracht op een plastieken behuizing. Afgeschermde kabels in een kast bieden geen afschermende werking tegen laagfrequente magneetvelden, bijvoorbeeld afkomstig van een transformator. Daarom moeten deze kabels steeds zo dicht mogelijk tegen de metalen kant van de kast worden gelegd of beter nog in een goed geaarde metalen kabelbaan. Voor afscherming tegen hoogfrequentvelden is het aan te bevelen een kast te kiezen met voldoende wanddikte (> 2 mm) in verband met het 'skin-effect', omdat anders de binnen- en buitenvelden onvoldoende van elkaar worden gescheiden. Ook eventuele gaten moeten klein blijven (< 20 mm) en ventilatoropeningen dienen afgedekt te worden met geleidend gaas in goed contact met de omkasting (zie literatuuropgave).

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

11/19

Als afschermende materialen tegen hoogfrequent-invloeden kunnen speciale plastische stoffen gebruikt worden. Deze materialen kunnen ook gebruikt worden voor een totale omkasting (Bekaert). Ideaal afschermend materiaal voor magneetvelden is mu-metaal omwille van de hoge permeabiliteit. Het materiaal heeft echter als nadeel dat het na mechanisch bewerken nabehandeld dient te worden. Als magnetische afscherming komen anderzijds staalplaat en silicium ijzer (transfoblik) het meest voor omdat de materialen ferro-magnetisch moeten zijn. Koper en aluminium geven nauwelijks enige demping en zijn hiervoor niet geschikt.

8. PLC's en sturingen
Hierbij dienen de installatievoorschriften en schema's van de constructeur strikt gevolgd te worden. Voor PLC's bestaan de productnormen EN 61132-2 of IEC 1132. Bij PLC's dient men aandacht te besteden aan de veiligheidscircuits. Deze functies mogen niet door conventionele PLC's uitgevoerd worden. Er zijn PLC's op de markt die een aantal veiligheidsfuncties kunnen aanbieden, alsook speciaal ontwikkelde veiligheidsrelais. Voor voeding, bedrading en interfacing, zie relevante punten van de tekst.

9. Frequentieomvormers (motorsturingen)
Deze eenheden worden door de constructeur geleverd, voorzien van een bijbehorend installatieschema, dat uitgewerkt is voor maximale storingsonderdrukking en minimale straling op het gebied van EMC. Een norm voor toepassing van filters op frequentieomvormers is de IEC 1800-3. Hieronder volgen enkele punten waaraan vooral aandacht moet besteed worden bij de installatie : Gebruik steeds het aangepaste type netfilter. Aarding van het netfilter dient zo dicht mogelijk bij de aarding uitgevoerd te worden. De verbindingskabel tussen filter en omvormer dient zo kort mogelijk gehouden te worden en voorzien te zijn van een afscherming, geaard aan de twee zijden (zie artikels 'filters for motor drives'). De verbindingskabels naar de motor dienen zo kort mogelijk (!) uitgevoerd te worden. In deze kabels mogen nooit controlesignalen voorkomen. Het onderbrengen van deze kabels in een goed geaarde kabelbaan, en gescheiden van andere controlekabels, verdient aanbeveling. Alle afgeschermde kabels aarden aan beide kanten.

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

12/19

Geleiders welke stuur- en meetsignalen voeren dienen steeds door een kwalitatief goede afgeschermde kabel en aangepaste connectoren verbonden te worden. Aardingskabels in 'Multipoint' aanleggen om een goed equipotentiaal geheel te bekomen. Men dient er wel rekening mee te houden dat er een onderscheid bestaat tussen de "geel-groen" geleiders en de "massa" geleiders.

10. Sensoren en actuatoren


Onder sensoren verstaan we benaderingsschakelaars, verplaatsingsopnemers zoals LVDTelementen, meetlatten en encoders. Deze werken volgens optische of magnetische principes. In geval van magnetisch werkende componenten is een goede afscherming voor magnetische velden of flux-doorgang noodzakelijk. Een voorbeeld hiervan zijn LVDT (Linear Voltage Differential Transformer) sensoren voor het opnemen van verplaatsingen (zie Mar/Apr 1997 Approval magazine). Bij de actuatoren treft men elektroventielen aan gestuurd door een spoel. Het EMC-gedrag van deze elementen is identiek aan dit van relaisspoelen in par. 7.3.2 besproken. Een goede 'ground' referentie voor sensoren en actuatoren is steeds onontbeerlijk. Het gebruik van een goede storingsvrije voeding verdient steeds aanbeveling (zie voedingen). Sensoren welke digitale elektronische schakelingen, of speciale microcontrollers bevatten, worden beschouwd als functionele componenten en dienen voorzien te zijn van een CEmarkering voor EMC volgens EN 55022 of CISPR 22.

11. Tl-verlichting
Tl-verlichtingsarmaturen welke op machines aangebracht worden vallen onder de CEmarkering. Hiervoor komen de normen EN 61547 of IEC 1547 en EN 55015 of CISPR 15 in aanmerking. In het geval van verlichtingsarmaturen met 'elektronische transformatoren of ballasten' dient men rekening te houden met storingen via conductieve emissie. Zorg voor een aarding (equipotentiaal verbinding) met de rest van de machine of installatie.

12. Bekabeling en connectoren


De belangrijkste stralingsbronnen van een systeem, of inkoppelingswegen naar een systeem, zijn de uitwendige kabels.

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

13/19

Door hun enorme lengte interageren zij veel meer met de elektromagnetische omgeving dan behuizingen, 'printed circuit boards' met elektronische schakelingen of mechanische structuren. Kabels en connectoren voor verbindingen met de verschillende onderdelen moeten daarom zorgvuldig gekozen en aangelegd worden. Het hoofddoel hiervan is dat voorkomen wordt dat kabels uitstralen in 'differential mode' signalen en dat externe velden voldoende verzwakt ge nduceerd doorgegeven worden door de 'common mode' onderdrukking van de kabel. In vele gevallen moeten afgeschermde kabels gebruikt worden. Op het einde van deze praktische handleiding is een bondige theoretische paragraaf opgenomen welke termen zoals 'common mode' en 'transferimpedantie' nader toelicht. Een uitzondering hierop vormen de voedingskabels naar de machines, en bijvoorbeeld gefilterde interfaces werkend op lage frequenties. Een ongefilterde eenheid of sturing vormt een bron van uitstraling en is overgevoelig voor instraling van elektromagnetische velden. Er dient opgemerkt te worden dat de wijze waarop een connector verbonden wordt met een kabel sterk de afschermende eigenschappen van de kabel bepaalt. Het verbinden van een afscherming van een kabel met een pin van de connector vermindert zeer sterk de afschermende eigenschappen wat betreft hoge frequenties. Hier is het aan te bevelen de afscherming door middel van een geleidende klem met het huis van de connector te verbinden. Een zogenaamde 'iris-shell' klem verdient aanbeveling omdat deze de hele afschermingsmantel omsluit.

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

14/19

Bijlage 1 : EMC-basisprincipes
a. De wetten van Kirchhoff De wet van Kirchhoff voor stromen stelt dat alle stromen die naar een bepaald punt toevloeien daar ook weer vertrekken; er hoopt zich geen lading op in een punt. Vermits stroom een verplaatsing is van ladingdragers en dat deze niet uit het niets kan ontstaan, is het duidelijk dat alle stromen in gesloten kringen lopen. De wet van Kirchhoff voor spanningen doet uitspraak over de som der spanningen in een gesloten maas in een netwerk: deze zijn samen nul. Samen met de wet voor stromen en stroom/spanningskarakteristieken van de componenten maken deze beide wetten het ontwerp van willekeurige netwerken mogelijk. Men dient echter rekening te houden met het feit dat voor de spanningswet deze enkel geldt voor velden aanwezig in de componenten. Is dit niet het geval dan geldt de volgende aanvulling: de som der spanningen is niet gelijk aan nul, maar gelijk aan de afgeleide van de magnetische flux naar de tijd, met andere woorden de verandering van de flux per tijdseenheid. Dit resultaat staat bekend als de inductiewet van Faraday. Wanneer er in kringen van schakelingen of installaties magnetische wisselvelden aanwezig zijn, dan ontstaan er spanningen die niet verklaarbaar zijn aan de hand van het elektrisch principeschema. Dit niet voorziene verschijnsel staat bekend als 'overspraak'. b. Stroom in kringen Ge nduceerde spanningen op zich leveren geen problemen zolang er geen stroom vloeit. Omwille van de inductie zijn deze spanningen moeilijk te meten, onder meer vanwege de afstand. De velden in de meetlus maken het meestal onmogelijk correcte uitspraken te maken over de spanning. Bij stromen is het eenvoudiger omdat ze kunnen gemeten worden met een stroomtang of 'clamp'. c. Uitvoeren van kringen Men kan zich nu de vraag stellen waar de velden die spanningen induceren vandaan komen? Het antwoord hierop is dat door een stroom in een kring te laten lopen een magnetisch veld ontstaat. Is deze stroom een wisselstroom, dan ontstaat een wisselveld. We stuiten hier op een omkeerbaar mechanisme: de stroom maakt een veld en dit veld induceert in omliggende
WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

15/19

kringen weer een stroom. Hoeveel veld ontstaat en hoeveel stroom ge nduceerd wordt hangt onder meer van de grootte van de stroom af en dus van het veld van de oppervlakte van de kring in kwestie. Om elektromagnetische storingen te voorkomen is het dus nodig de stromen te beperken en de frequenties laag te houden. Dit laatste is van belang om de 'emissie' van stroom en veld te beperken. De gevoeligheid voor velden reduceert men door de oppervlakte der kringen te beperken. Vermits kringen in het algemeen gebruikt worden om stromen te vervoeren over een bepaalde afstand, heeft men twee draden nodig. Deze twee draden samenleggen heeft als voordeel dat men met een bepaalde lengte draad een maximale afstand kan overbruggen met een minimale lusoppervlakte. Een samenstelling van draden staat dan ook bekend als kabel. d. De transferimpedantie Een kabel heeft als (nadelige) eigenschap de gewenste stromen in de kabel, de 'differential mode' stromen, om te zetten in 'common mode' stromen over de kabel. Onderstaande figuur verduidelijkt dit.

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

16/19

Deze eigenschap werkt ook omgekeerd: 'common mode' stromen worden vertaald in 'differential mode' stromen in de kabel. Dit verschijnsel manifesteert zich als een spanning op een uiteinde van de kabel ten gevolge van een stroom over de kabel, welke meestal vloeit in de terugleiding. De verhouding spanning/stroom die per meter ontstaat wordt de transferimpedantie genoemd. De 'common mode' stroom wordt een probleem als : de gebruikte frequenties hoog zijn, omdat de kabel dan werkt als een antenne en de 'common mode' stroom vloeit in de kring gevormd door de kabel en zijn 'antenne impedantie'. Men heeft hier emissie door straling. de kabel verbonden is met apparaten die ook via andere geleiders met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld doordat beide toestellen 'geaard' zijn of omdat er nog andere kabels tussen de beide apparaten lopen. Deze andere geleiders sluiten de 'common mode' kring. Men heeft emissie via geleiding. Dit fenomeen doet zich reeds bij veel lagere frequenties voor.

Opmerking : Doordat de 'andere geleiders' ook een transferimpedantie hebben, kan een gewenste stroom in kabel A via deze weg terechtkomen als storing in kabel B. Deze 'common mode' kringen kunnen vaak erg groot zijn - vierkante meters zijn geen uitzondering - zodat er in de praktijk met een lage stroomsterkte per cm, reeds een relatief groot veld kan opgewekt worden, met alle gevolgen van dien voor de omgeving. Voor lage frequenties, in de praktijk tot verschillende MHz, moet men trachten de 'common mode' kring te onderbreken en een sterpuntaarding toe te passen. De enige manier om deze vorm van overspraak structureel te verminderen is de transferimpedantie van de kabels in kwestie te verlagen (of de lengte te verminderen?). e. Kabels De transferimpedantie is laag bij goede kabels. Een coaxkabel heeft een aanzienlijk lagere transferimpedantie dan een gewoon netsnoer. De praktische installatie van kabels is reeds toegelicht in het hoofdstuk 'bekabeling', en verklaart de sterke stijging van de transferimpedantie in geval van het doorverbinden van de afscherming met een stukje draad in de connector. Een alternatief is echter ook de mogelijkheid om gebruik te maken van het beschikbaar metaal in de omgeving. Hiervoor komt de vorm van een machinestructuur of een kabelgoot in aanmerking.

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

17/19

De beste methode is de kabels zo dicht mogelijk tegen de metalen omkapseling te monteren en ervoor te zorgen dat de 'common mode' stroom die de kabel genereert of die hem be nvloedt, in dit metaal een terugweg kan vinden. Daarvoor moet de structuur of kabelgoot goed aansluiten en geaard zijn. Tot slot is een nog niet genoemde aanvulling op de inductiewet van Faraday de wet van Lenz, die stelt dat een stroom altijd die weg zal volgen die een minimale investering in veld vraagt. Dit betekent dat 'altijd' de geleider met de laagste impedantie als terugvoerweg in aanmerking komt.

Referenties
De tekst werd aangepast in samenwerking met de heer de vzw AIB-Vinotte Inter en de heer G. Brunetta van de nv Siemens. Artikels : Mechanical strengths for electronic problems. Mar/Apr 1996 Approval magazine. Analogue problems with immunity. Sept/Oct 1996 Approval magazine. Improved analogue design. Mar/Apr 1997 Approval magazine Computer tools for EMC. Sept/Oct 1996 Approval magazine. Impact of EMC on Mechanical Design and Production. Artikel van K. De Witte en Johan Pintelon n.a.v. een lezing op het 'Belgian Environmental Science and Techniques Seminar' op 29 november 1995 (organisatie Belgische vereniging van mechanische ingenieurs). Mains Filters for Motor Drives. Artikel van de heer P. Gys van de firma Elipse naar aanleiding van een BEMCO SC5 seminarie op 17 december 1996 te Heverlee (WTCM). Motor drive filters Een artikel van de firma Rodelco waarin toepassingen van enkele en driefasige filters van het merk Schaffner worden besproken. EMC-infomap IGPP/WTCM. G. Jacques van

Literatuur : EMC for Product Designers. Tim Williams. Uitgave NEWNES ISBN 0 7506 1264 9 Elektromagnetische compatibiliteit. Analyse en onderdrukking van stoorsignalen. Dr. J.J. Goedbloed. Uitgave Kluwer. ISBN 90 201 22207

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

18/19

CE-markering in de ISBN 90 540 49073.

elektrotechniek

en

machinebouw.

Kluwer

techniek.

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

19/19

Bijlage 2 : EMC-labo's in Belgi


Alcatel Bell, Francis Wellesplein 1, 2018 Antwerpen tel. 03/2407536 . alle EMC-metingen . geaccrediteerd labo (Accreditatie NR.001) . aneochonische kamer van 15,8 x 6,6 x 6 m, max. gewicht te meten apparatuur 1000 kg, draaitafel van 2 m diameter . lid CEBEC Reg. Quality ANPI-NVBB, Parc Scientifique, 1348 Louvain-La-Neuve . Accreditatie voor EMC immuniteitsmetingen (IEC 801-(1-5)) (Accreditatie NR.10) . Faraday-kooi / aneochonische kamer van 3 x 1.5 x 1.5 m tel. 010/475271

Belcomlab, Bischoffsheimlaan 33, 1000 Brussel tel. 02/5409801 . labo van Belgacom . testen volgens generische standaarden en productstandaarden voor ITE (informatica-apparatuur), ISM (industrieel, wetensch. en medisch) en HHA (huishoudtoestellen). . lid CEBEC Reg. Quality Emitech Belgium, Industrieweg 5 (Research Park Haasrode), 3001 Leuven tel. 016/398539 . alle EMC-metingen . geaccrediteerd via Frankrijk . competent body (TCF) HEVROX NV, Schoebroekstraat 62, 3583 Beringen . geaccrediteerd labo . testen volgens Europese normen voor EMC en LVD . EMC- en veiligheidsadvies . metingen ter plaatse . opleiding Laboratorium De Nayer, J. De Nayerlaan 5, 2860 St.-Katelijne-Waver tel. 015/316944 . . . . alle EMC-metingen geaccrediteerd labo (Accreditatie NR.053-T) OATS aneochonische kamer 10 x 6 x 6 m tel. 011/454420

WTCM 2000

EMC-vriendelijk ontwerp van machines

20/19

. . -

Faraday-kooi 4 x 2 x 2,5 m lid CEBEC Reg. Quality tel. 02/3820371

LABORELEC/LCE-CLE, Rue de Rhode 125, 1630 Linkebeek . conductieve emissietesten/susceptibiliteitstesten . lid CEBEC Reg. Quality Siemens-Atea, Atealaan 34, Industriepark Klein-Gent, 2200 Herentals

tel. 014/252111 . . . alle EMC-metingen precompliance en full-compliance metingen in-situ metingen

Technologisch Centrum Oostende vzw, Zeedijk 101, 8400 Oostende tel. 059/508996 . . . . . . alle EMC-metingen, ook in-situ precompliance en full-compliance mogelijkheden gedempte Faraday-kooien (6 x 4 x 3 m en 7.2 x 4 x 4 m) speciale meetfaciliteiten (ook op aanvraag) metingen voor afschermingseffectiviteit: materialen, behuizingen, kamers onderzoek op : . afschermende materialen . meettechnieken (specifiek voor ontwerpers op labo-schaal) . ontwerp van PCB & systemen voor EMC lid CEBEC Reg. Quality

WTCM 2000

You might also like