Professional Documents
Culture Documents
Aantekeningen
De interactie tussen de condensator en de spoel, zorgt voor een wave. Oscillator: alles wat een golf voortbrengt. ?
Figuur 1 Simple Wave
Als de frequentie van oscillation te hoog is, dan wordt het electro-magnetic field met een enorme snelheids-loop de ruimte in geduwd. Zoals bij een schuine dipoolantenne. Polarization: Dit is de richting van de elektrische veldlijnen. ! Verticale polarisatie: elektrische veldlijnen in het verticale vlak. ! Horizontale polarisatie: magnetische veldlijnen in het horizontale vlak.
1-1
Bij radiocommunicatie dienen zowel de sender als de receiver voor optimale ontvangst, f allebei horizontaal, f allebei verticaal te zijn.
Er is nog een derde vorm van polarisatie: Circular polarization: het elektrische veld draait dan om de voortplantingsrichting heen. Sommige satellieten (bijv. GPS) & radars gebruiken circular polarization. GPS gebruikt een spiral antenna voor het uitzenden van zijn signaal. ! De belangrijkste informatie zit in het electrische veld. Daarom tekent men een wave ook vaak enkel zoals in figuur 4 getekend.
Hierbij:
De elektrische golf plant zich voort met de lichtsnelheid (c). o c = 300.000 km/s = 162.000 NM/s o c=Fx
1-2
Propagation path:
- Ground waves
2-3
Laag D E Es F1 F2
Opmerking overdag aanwezig, ionisatie overeenkomstig met zonnestand overdag aanwezig, ionisatie overeenkomstig met zonnestand treedt sporadisch in de zomer op overdag aanwezig, versmelt 's nachts met de F2-laag overdag en 's nachts aanwezig
De structuur van deze lagen verandert per uur, per dag, per seizoen, per jaar en plaats op de aarde. ! ! ! ! ! De geoniseerde laag absorbeert de energie van radiogolven en maakt ze zwakker. HF (High Frequency)- reflecteerd (skywave) (nacht: lager HF-, overdag: hoger HF-gebruik). MF- reflecteerd minder, gebruikt ook surface wave. LF- wordt geabsorbeerd, meestal door laag D. VLF-, UHF- gaan door de lagen heen.
2-4
2.2 Modulation
! Modulation: o het proces waar informatie in een Radio Frequency Electromagnetic (RF-EM) wave wordt gezet.
AM (amplitude modulation): o De amplitude verandert naarmate de amplitude van de info (audio frequency) verandert. Oscillator: o Creert een frequentie die de Radio Wave uitkleedt -> de-modulation. FM (frequency modulation): o De carrierwave (CW) heeft een constante amplitude. ! De frequentie van de frequency modulated wave neemt toe bij een toename van de amplitude van de info(AF: Audio Frequency). Voordelen: FM heeft minder last van Static Interference (minder noise) o Static Interference: elektriciteit door wrijving; lading. Nadeel: FM ontvangen is ingewikkeld. PM (pulse modulation): o PAM: Pulse Amlitude Mod. o PDM: Puls Duration Mod. o PPM: Puls Place (Pos) Mod.
! !
2-5
Loop antenne o Maat van de sterkte van het signaal: e = e2 e1 o Nadeel: zowel geen ontvangst op 0 als op 180. Ambiguity twijfel.
Figuur 12: Dipole polar diagram
Flat plate (phase array) antenna o Wordt gebruikt bij moderne weer radars. Voordeel: minder side lobes.
3-6
ADF: o Ontvanger (Loop + Verticale antenne) Automatic Direction Finder (richtingsontvanger aan boord A/C). Functie: ADF is een systeem waarmee de richting of de peiling van een radiozender bepaald kan worden. o ADF gebruikt een loop + verticale antenne. De combinatie van deze twee antennes creren een hartvormig richtingsdiagram (cardiode: rechter bolling in figuur 14). Deze cardiode heeft n max. en n min. punt in de ontvangst. o De minimale ontvangst bij de inkeping zit aan de kant van de zender, de linkerkant dus.
Figuur 14: Cardiode als resultante van de twee richtingsdiagrammen van de loop + verticale antenne
NDB: o Zender Non Directional Beacon (dit is de Tx die op de grond staat). Functie: NDB bestaat uit een zender die naar alle richtingen (omni-directional) radiogolven uitstraalt.
Figuur 15: ADF gauge indication aircraft location in relation to the NDB
3-7
Frequency: 190 KHz 1750 KHz (LF-MF) IDENT: 2 of 3 letters morse code A1A of A2A ! ! A1A = niet hoorbaar. o Om deze hoorbaar te maken: Wordt er BFO (Beat Frequency Oscillation) gebruikt. A2A = wel hoorbaar.
automatische peiling mode. hier is alleen sense antenne met de ontvanger verbonden, nu is alleen de identificatie hoorbaar.
A1A: niet hoorbaar (ontvangst van een ongemoduleerd signaal). BFO: Beat Frequency Oscillator - Deze setting zorgt ervoor dat de A1A wl hoorbaar wordt. R B I: Relative Bearing Indicator (Fixed Card) ADF-indicators: R M I: Radio Magnetic Indicator (rotating background) hoek tussen de hoek tussen het langsas en MN (Magnetic North) en het station. het station.
MB = MH + RB
M. HDG (Magnetic Heading): de hoek tussen MN en de langsas van het vliegtuig.
4-8
MB MB TB TB
AF.
Magnetic variation: is de hoek vanaf MN tot het TN. Magnetic deviation: is de hoek vanaf MN tot het CN (kompas noorden). Fouten die optreden bij ADF (max 5) 1. Kwadrantal error door de fuselage (:romp van A/C). a. Deze fout wordt automatisch gecompenseerd. i. Reflectie van radiowaves via metal van de eigen romp, waardoor een verkeerde bearing wordt aangegeven. 2. Te grote bank angle. 3. Statische lading (door wrijving). 4. Bliksem (antenne zal zich altijd op de bliksem richten). 5. Berg-effect (reflective van de radiowaves via een berg). 6. Kust-effect (door de breking van het water). 7. Interference met andere zenders (vooral s nachts). 8. Gebrek aan foutmelding (fault flag: geen foutmelding mogelijk). 9. Nacht-effect. a. Interference van eigen golven, waardoor de golven elkaar verzwakken.
4-9
VDF o VHF Direction Finding 30 MHz 300 MHz o Grondpeilers worden in de luchtvaart gebruikt om de richting van een vliegtuig te peilen via een testcall van het vliegtuig. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van VHF R/T band (118 MHz 137 MHz). De info wordt doorgegeven aan de vlieger in de vorm van een QDM of QDR. Dit systeem wordt veel gebruikt bij Search & Rescue operaties. Op het ground station wordt gebruik gemaakt van een CRT (Cathode Ray Tube)-display en een ADCOCK Antenna.
Range VHF R = 1,23 (H1 + H2) Range in NM; Vlieghoogte in ft; Hoogte antenne vanaf MSL in ft. Nauwkeurigheid tot +/- 2 +/- 5 +/- 10 > 10
Class A B C D
5-10
5.2 VOR
VOR o VHF Omnidirectional Range Functie: Bepalen van de richting vanuit het baken naar het vliegtuig. Aanvliegen van het baken langs een gewenste baan. Positie bepalen. Ontvangst van ATIS info (Automatic Terminal Info Service). Frequency: 108 MHz 118 MHz. Polarisatie: Horizontaal.
95% van de tijd is de afwijking van een VOR, minder dan 5. ! DVOR minder dan 0,5 afwijking.
5-11
1.
VOR ground station straalt twee signalen uit: a. Een is het Reference Signal : 30 Hz FM gemoduleerd. i. Deze heeft gelijke fasen in alle richtingen. b. De andere is het Variable Signal: 30 Hz AM gemoduleerd. i. Deze heeft verschillende fasen, die afhankelijk zijn van de richting. Variable Signal heeft gelijke fasen met REF (reference) signal, alleen op MN. Het faseverschil bepaalt de radiaal!
5-12
6-13
6-14
Full needle deflection bij de VOR-indicator is 10, dus: 5 per bolletje. 2,5 per bolletje. 2 per bolletje.
7-15
ident VOR: o Is standaard, 7x per minuut. Op iedere frequentie voor VOR 1020 Hz AM gemoduleerd o 2 0f 3 letter morse code
Question: Actual QDM= 330 HDG= 60 Requiered QDM = 350 What is the intercept HDG?
Answer: De standaard intercept hoek die wij hanteren is 45. Nu pakken wij de Requiered QDM, want op die radiaal willen we uiteindelijk op gaan vliegen. Dus: 350 - 45 = 305
7-16
8-17