You are on page 1of 288

INSTRUCTIEBOEKJE

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!
Citron biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie. Surf naar http://service.citroen.com: 1 | Selecteer uw taal.

2 | Klik op de link in het veld "Toegang voor particulieren" om de Boorddocumentatie te raadplegen. Er wordt een nieuw venster geopend waarin u toegang hebt tot alle instructieboekjes.

3 | Selecteer het model en de carrosserie-uitvoering van uw auto en vervolgens de uitgiftedatum van het boekje.

4 | Klik ten slotte op de gewenste rubriek.

Wij maken u attent op het volgende:


Elk geleverd model kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor de auto bestemd is, slechts van een deel van de vermelde uitrustingen in dit boekje zijn voorzien. Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Citron voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Wij verzoeken u hier rekening mee te houden en contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk Citron om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.

Citron beschikt wereldwijd over, een uitgebreid gamma modellen, Modellen die worden gekenmerkt door, een geraffineerde mix van hoogwaardige techniek en constante innovatie, evenals een moderne en creatieve benadering, van het begrip mobiliteit. Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto. Achter het stuur van uw nieuwe auto, geniet u optimaal, als u elke uitrusting, elke schakelaar en elke instelling kent.

Goede reis.

Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Symbolen
veiligheidswaarschuwing aanvullende informatie adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu verwijzing naar aangegeven pagina

IN EEN OOGOPSLAG

001 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN


24 26 36 40 42 Instrumentenpanelen Verklikkerlampjes Meters Regelknoppen Boordcomputer

274 ZOEKEN OP AFBEELDING 280 TREFWOORDENREGISTER

002 MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS


48 51 55 Monochroom display A Monochroom display C Kleurendisplay 16x9 (MyWay)

003 COMFORT
60 62 63 67 70 71 73 76 77 78 Ventilatie Verwarming Handbediende airconditioning Automatische airconditioning Ontwaseming - Ontdooiing achterruit Parfumeur Voorstoelen Achterbank Stuurwielverstelling Spiegels

004 TOEGANG TOT DE AUTO


82 88 90 93 94 Sleutel met afstandsbediening Ruitbediening Portieren Achterklep Brandstoftank

005 ZICHT
98 103 103 104 108 109 109 Lichtschakelaar LED-dagrijverlichting Koplampen verstellen Ruitenwisserschakelaar Plafonnier Sfeerverlichting Verlichting bagageruimte

006 VOORZIENINGEN
112 Voorzieningen interieur 116 Voorzieningen bagageruimte

007 VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN


120 Kinderzitjes 125 ISOFIX-kinderzitjes

008 VEILIGHEID
130 130 131 131 132 133 135 138 Richtingaanwijzers Alarmknipperlichten Claxon Urgence-oproep of Assistance-oproep Hulpsystemen bij het remmen Stabiliteitscontrolesystemen Veiligheidsgordels Airbags

009 RIJDEN
146 Parkeerrem 147 Handgeschakelde versnellingsbak 148 Opschakelindicator 149 Automatische versnellingsbak 153 Stop&Start 156 Snelheidsbegrenzer 158 Snelheidsregelaar 160 Parkeerhulp achter

010 ONDERHOUD
165 166 167 168 169 172 Motorkap Brandstoftank leeg (Diesel) Benzinemotoren Dieselmotoren Niveaus controleren Controles

011 PRAKTISCHE INFORMATIE


176 181 188 195 202 205 206 207 208 210 Bandenreparatieset Wiel verwisselen Een lamp vervangen Zekeringen vervangen Accu Eco-modus Wisserbladen vervangen Slepen van uw auto Trekken van een aanhanger Accessoires

012 TECHNISCHE GEGEVENS


214 215 216 217 218 219 Benzinemotoren Gewichten (benzine) Dieselmotoren Gewichten (diesel) Afmetingen Identicatie

013 AUDIO EN DATACOMMUNICATIE


223 Urgence-oproep of Assistance-oproep 225 MyWay 255 Autoradio

In n oogopslag
In n oogopslag
In dit hoofdstuk worden - bij wijze van handige eerste kennismaking - de belangrijkste voorzieningen in deze auto gepresenteerd.

Buitenzijde
Stickerset voor persoonlijke styling Stop & Start
Dit systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch weer gestart (STARTstand) als u weer weg wilt rijden. Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten. 153 Deze bestickering maakt deel uit van een divers gamma aan leverbare stickersets voor de buitenkant waarmee u uw auto kunt verfraaien en/of een persoonlijk tintje kunt geven. 19

Parkeerhulp achter
Deze functie waarschuwt u tijdens het achteruitrijden voor obstakels achter de auto. 160

Follow-me-homeverlichting
Na het afzetten van het contact blijven de koplampen nog enkele seconden branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. 101

Bandenreparatieset voor banden


Met deze complete set, bestaande uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel, kunt u een noodreparatie aan een band uitvoeren. 176

9 Eerste kennismaking

Openen
Sleutel met afstandsbediening Brandstoftank Motorkap

A. Uitklappen/inklappen van de sleutel. B. Ontgrendelen van de auto. 82 Overige beschikbare functies... C. Vergrendelen van de auto. Lokaliseren van de auto.

1. 2.

Openen van de brandstoftankklep. Openen en bevestigen van de brandstoftankdop.

Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter (benzine), ongeveer 48 liter (diesel). 94 A. Hendel motorkapontgrendeling interieur. B. Veiligheidshaak. C. Motorkapsteun. 165

Interieur
Opschakelindicator
Dit systeem is aanwezig in combinatie met een handgeschakelde versnellingsbak en adviseert u op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen. 148

Parfumeur
De in het ventilatiesysteem opgenomen parfumeur zorgt voor de verspreiding van een aangename geur (naar keuze) in het gehele interieur. 71

Automatische airconditioning
Deze functie maakt het mogelijk de airconditioning op een bepaald comfortniveau in te stellen. Aan de hand van deze instelling en de weersomstandigheden wordt de airconditioning vervolgens automatisch geregeld. 67

Audio- en communicatiesystemen Sfeerverlichting


Het gedimde licht van de sfeerverlichting verbetert bij weinig buitenlicht het zicht in het interieur. De verlichting bestaat uit verscheidene lampen die in de voetenruimte en in het onderste opbergvak van het dashboard zijn aangebracht. 109 Deze systemen zijn voorzien van de nieuwste technologie: Autoradio met MP3afspeelmogelijkheid, USB-aansluiting, Bluetooth-handsfree kit, MyWay met 16 x 9 kleurenscherm, AUX-aansluitingen, hifiaudiosysteem. MyWay 225 Autoradio 255

11 Eerste kennismaking

Cockpit
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer. Koplampverstelling. Hendel stuurwielverstelling. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. Instrumentenpaneel. Airbag bestuurder. Claxon. Versnellingspook. 12V-aansluiting. USB-/Jack-aansluitingen. Schakelaar stoelverwarming. Hendel motorkapontgrendeling. Schakelaars buitenspiegels. Schakelaars ruitbediening. Zekeringkast. Schakelaar Stop & Start. Schakelaar elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR). Zijruitontwaseming. Luidspreker (tweeter). Voorruitontwaseming.

14. 15. 16.

Cockpit
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. Contact-/stuurslot. Stuurkolomschakelaar autoradio. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/ boordcomputer. Parfumeur. Schakelaar centrale vergrendeling. Multifunctioneel display. Schakelaar alarmknipperlichten. Middelste verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters. Zonnesensor. Middelste luidspreker hifi-audiosysteem. Airbag passagier. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster. Dashboardkastje / Uitschakeling passagiersairbag. Handrem. Middenarmsteun met opbergvakken. Bovenste en onderste opbergvakken. MyWayof Autoradio. Bedieningspaneel verwarming/ airconditioning.

13 Eerste kennismaking

Juiste zitpositie
Voorstoelen

1.

Verstelling in lengterichting.

2.

Hoogteverstelling.

3.

Rugleuningverstelling.

73

Juiste zitpositie
Extra verstelmogelijkheden Stuurwiel verstellen

4.

Hoogteverstelling van de hoofdsteun.

1. 2. 3.

74

Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel. Verstellen in hoogte en diepte. Vergrendelen van het stuurwiel met de hendel. Deze handelingen moeten uit veiligheidsoverwegingen uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat.

Overige beschikbare functies... Toegang tot de achterzitplaatsen. Stoelverwarming.

77

15 Eerste kennismaking

Comfort
Buitenspiegels Binnenspiegel Autogordels vr

Verstellen
A. Selecteren van de buitenspiegel. B. Verstellen van de buitenspiegel. C. In de neutraalstand zetten van de selectieschakelaar van de buitenspiegel 78

Uitvoering met handbediende dag-/nachtstandinstelling


1. 2. Selecteren van de dagstand van de spiegel. Verstellen van de binnenspiegel. 79

A. Omdoen. B. Vastmaken. C. Controle van de vergrendeling door aan de riem te trekken. 135

Overige beschikbare functies... Inklappen/uitklappen.

Uitvoering met automatische dag-/nachtinstelling


1. 2. Automatisch instellen van de dag- of nachtstand. Verstellen van de binnenspiegel. 79

Zicht
Verlichting Ruitenwissers

Ring A
Uit. Automatische verlichting. Parkeerlicht. Dimlicht/grootlicht.

Schakelaar A: ruitenwissers vr
2. Hoge snelheid. 1. Normale snelheid. Int. Interval. 0. Uit. AUTO Automatische ruitenwissers of n keer wissen. Ruitensproeiers: trek de schakelaar naar u toe. 104

Inschakelen van de stand "AUTO"


) Beweeg de schakelaar omlaag en laat deze los.

Uitschakelen van de stand "AUTO"


) Beweeg de schakelaar omhoog en zet deze vervolgens in de stand "0". 106

Ring B
Mistlampen vr en mistachterlicht.

Ring B: ruitenwisser achter


Uit. Interval. Ruitensproeier. 105

98

17 Eerste kennismaking

Ventilatie
Aanbevolen instellingen
Verwarming of handbediende airconditioning Gewenste werking Luchtrecirculatie/ Toevoer van buitenlucht Handbediende Airconditioning

Luchtverdeling

Luchtopbrengst

Temperatuur

WARM

KOUD

ONTWASEMEN ONTDOOIEN

Automatische airconditioning: het is raadzaam de volautomatische werking te selecteren met de toets "AUTO".

Controle tijdens het rijden


Instrumentenpaneel Controlelampjes Schakelaars

Wanneer u het contact aanzet, slaan alle meters uit en keren vervolgens terug naar de '0"-stand. A. Als het contact wordt aangezet, moeten de blokjes die het resterende brandstofniveau weergeven, gaan branden. B. Bij draaiende motor moet het controlelampje laag brandstofniveau uitgaan. C. Als het contact wordt aangezet, moet de motorolieniveaumeter enkele seconden de melding "OIL OK" weergeven. Ga indien nodig tanken of vul olie bij. 24

1.

Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje en rode controlelampjes branden. 2. Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer uitgaan. Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden. 26

Het branden van een controlelampje geeft aan of de bijbehorende functie is in- of uitgeschakeld. A. Uitschakeling ESP/ASR. 133 B. Uitschakeling Stop & Start-systeem. 154

19 Eerste kennismaking

Veiligheid voor alle inzittenden


Airbag voorpassagier Autogordels voor en frontairbag aan passagierszijde

Personal styling
Fraaie bestickering

1. 2. 3.

4.

Open het dashboardkastje. Steek de sleutel in de schakelaar. Selecteer de stand: "ON" (inschakelen) wanneer een passagier op de voorstoel zit of een kinderzitje voor vervoer met het gezicht in de rijrichting is bevestigd, "OFF" (uitschakelen) wanneer een kinderzitje voor vervoer met de rug in de rijrichting is bevestigd. Verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. 138

A. Waarschuwingslampje niet-vastgemaakte/ losgemaakte autogordels voor. 135 B. Controlelampje uitgeschakelde frontairbag aan passagierszijde. C. Controlelampje ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde. 139

De stickers hebben een speciale behandeling ondergaan waardoor ze slijtage- en vandalismebestendig zijn. Ze zijn gemaakt om de buitenkant van de carrosserie een persoonlijk tintje te geven . Ze zijn ook leverbaar als accessoire; wij raden u evenwel aan ze door een CITRON Erkend Reparateur te laten aanbrengen.

Houd, wanneer u uw auto wast, voor de waterstraal een minimale afstand van 30 centimeter van de bestickering aan.

Onder het rijden


Stop & Start
Motor in STOP-stand zetten
Het controlelampje "ECO" op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor komt in een standby-stand: bij een handgeschakelde versnellingsbak; bij snelheden beneden 20 km/h: zet de versnellingsbak in zijn vrij en laat de koppeling los, -

Motor in START-stand zetten


Het controlelampje "ECO" gaat uit en de motor wordt gestart: bij een handgeschakelde versnellingsbak: trap het koppelingspedaal helemaal in.

Onder bepaalde omstandigheden is de STOPfunctie niet beschikbaar; het controlelampje "ECO" knippert een paar seconden en gaat dan uit. 153

Onder bepaalde omstandigheden wordt de START-functie automatisch geactiveerd; het controlelampje "ECO" knippert een paar seconden en gaat dan uit. 154

Uit-/inschakelen
U kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in te drukken; het controlelampje in de schakelaar gaat branden. Het systeem wordt automatisch opnieuw ingeschakeld zodra u het contact weer aanzet. Zet tijdens het tanken en als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren, altijd het contact af en neem de sleutel uit het contactslot. 154

21 Eerste kennismaking

Onder het rijden


Snelheidsbegrenzer "LIMIT" Snelheidsregelaar "CRUISE" Weergave op het instrumentenpaneel

1. 2. 3. 4.

Selecteren/deactiveren van de snelheidsbegrenzer. Verlagen van de ingestelde snelheid. Verhogen van de ingestelde snelheid. Snelheidsbegrenzing aan/uit.

1. 2. 3. 4.

Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. 156

Selecteren/deactiveren van de snelheidsregelaar. Verlagen van de ingestelde snelheid. Verhogen van de ingestelde snelheid. Snelheidsregeling aan/uit.

Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is ingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel.

Het instellen van een snelheid en het activeren van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een rijsnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde versnelling bij een handgeschakelde versnellingsbak (tweede bij een automatische versnellingsbak). 158

Snelheidsregelaar

Snelheidsbegrenzer

001

Controle tijdens het rijden


Om gebruik te kunnen maken van alle beschikbare rijinformatie, geeft dit hoofdstuk u uitleg over de werking van de drie verlichte dashboardinstrumenten, de exacte plaats en functie van de diverse controlelampjes en signaleringen, en de informatie afkomstig van de boordcomputer.

Instrumentenpaneel benzine - diesel met handgeschakelde of automatische versnellingsbak


Het instrumentenpaneel is permanent verlicht en bevat alle instrumenten en signaleringen voor de werking van de auto.

Instrumenten

1.

2. 3.

Toerenteller. Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min). Snelheidsmeter. Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph). Koelvloeistoftemperatuurmeter. Geeft de temperatuur van de koelvloeistof van de motor aan.

4. 5.

6.

Display. Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan. Regelknop weergave display. Knop voor de weergave van afwisselend de actieradius en de dagteller. Knop voor de weergave van de informatie van de onderhoudsintervalindicator. Knop voor de nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of onderhoudsintervalindicator).

7.

Dimmer dashboardverlichting. Knop voor de instelling van de lichtsterkte van de dashboardverlichting en de sfeerverlichting. Raadpleeg voor meer informatie over de werking en de weergave van een bepaalde functie de desbetreffende paragraaf.

25 Controle tijdens het rijden

Display
A. Snelheidsbegrenzer (km/h of mph) of Snelheidsregelaar. B. Opschakelindicator. C. Informatie automatische versnellingsbak. D. Actieradius (km of mijlen) of Dagteller. E. Onderhoudsintervalindicator (km of miles), vervolgens, kilometerteller. Deze twee functies worden achtereenvolgens na het aanzetten van het contact weergegeven. F. Olieniveaumeter. Na het aanzetten van het contact wordt gedurende enkele seconden het olieniveau weergegeven.

Verklikkerlampjes

Bij het aanzetten van het contact


De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje). Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes enkele seconden branden. Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan. Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft. Het verklikkerlampje voor de passagiersairbag blijft na het aanzetten van het contact nog ongeveer een minuut branden, ook nadat de motor is gestart.

Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen. Een aantal verklikkerlampjes heeft beide mogelijkheden. Of het constant branden of knipperen van een verklikkerlampje duidt op een storing, is afhankelijk van de werkingsfase van de auto.

27 Controle tijdens het rijden

Verklikkerlampjes ingeschakelde functies


De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld. Controlelampje brandt Oorzaak Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt. Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt. De schakelaar voor de alarmknipperlichten op het dashboard is ingedrukt. De lichtschakelaar staat in de stand "Parkeerlichten". De lichtschakelaar staat in de stand "Dimlicht". Als u de lichtschakelaar naar u toe trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar dimlicht. De richtingaanwijzers links en rechts en de bijbehorende verklikkerlampjes knipperen tegelijkertijd. Acties / Opmerkingen

Richtingaanwijzer knippert, met links geluidssignaal. Richtingaanwijzer knippert, met rechts geluidssignaal. Alarmknipperlichten knippert, met geluidssignaal. permanent.

Parkeerlichten

Dimlicht

permanent.

Grootlicht

permanent.

Mistlampen vr

permanent.

De mistlampen vr zijn ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de mistlampen vr uit te schakelen. De mistachterlichten zijn ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit te schakelen.

Mistachterlichten permanent.

Controlelampje Voorgloeien dieselmotor

brandt permanent.

Oorzaak Het contactslot staat in de tweede stand (Contact).

Acties / Opmerkingen Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat. De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen 30 seconden). Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor start. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat; trap het rempedaal in. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften. Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie over de handrem. Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden.

Handrem

permanent.

De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet.

permanent.

Het Stop & Start-systeem heeft de motor afgezet (rood licht, opstoppingen enz.).

Stop & Start

knippert een paar seconden en gaat dan uit.

De STOP-stand is nu niet beschikbaar. of De motor wordt automatisch gestart.

Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden - Stop & Start" voor de bijzonderheden van het Stop&Start-systeem.

29 Controle tijdens het rijden

Controlelampje

brandt

Oorzaak De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand "ON ". De passagiersairbag is ingeschakeld. Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting". U bent vergeten het rempedaal in te trappen bij het uit de stand P zetten van de selectiehendel (uitvoeringen met automatische versnellingsbak). De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen.

Acties / Opmerkingen Zet de schakelaar in de stand "OFF " om de passagiersairbag uit te schakelen. U kunt nu een kinderzitje plaatsen met de "rug in de rijrichting". De passagiersairbag wordt automatisch weer ingeschakeld als de motor de eerstvolgende keer wordt gestart (stand "ON "). Bij draaiende motor moet u, alvorens de handrem vrij te zetten, het rempedaal intrappen om de selectiehendel van de automatische versnellingsbak uit stand P te kunnen zetten. De automatische stand van de ruitenwissers vr is geactiveerd.

Passagiersairbag permanent.

Voet op het rempedaal

permanent.

Automatische ruitenwissers

permanent.

Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies


De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display. Controlelampje brandt Oorzaak De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand "OFF ". De frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. In dit geval kunt u een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" plaatsen. Acties / Opmerkingen Zet de schakelaar in de stand "ON " om de frontairbag aan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting". De passagiersairbag wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart (stand "ON ").

Passagiersairbag permanent.

ESP/ASR

permanent.

De toets links onder op het dashboard wordt ingedrukt. Het bijbehorende verklikkerlampje gaat branden. De functie ESP/ASR wordt uitgeschakeld. ESP: dynamische stabiliteitscontrole. ASR: antislipegeling.

Druk opnieuw op de toets om de functie ESP/ASR weer te activeren. Het verklikkerlampje dooft. Het systeem wordt automatisch opnieuw geactiveerd bij snelheden hoger dan ongeveer 50 km/h (uitgezonderd bij de 1.6 THP 150 benzinemotor). De functie ESP/ASR wordt automatisch geactiveerd als de motor wordt gestart.

31 Controle tijdens het rijden

Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen. Controlelampje STOP brandt permanent, alleen of in combinatie met een ander controlelampje, een geluidssignaal en een bericht op het display. tijdelijk.

Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het multifunctionele display wordt weergegeven. Raadpleeg indien nodig het CITRON-netwerk.

Oorzaak Dit controlelampje brandt bij een ernstige storing aan het remsysteem of bij een te hoge koelvloeistoftemperatuur.

Acties / Opmerkingen Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats, omdat de motor onder het rijden kan afslaan. Zet het contact af en neem contact op met het CITRON-netwerk.

Er is een kleine storing opgetreden waarbij geen specifiek controlelampje gaat branden.

Service

Identificeer de storing met behulp van de melding op het display zoals bijvoorbeeld: het motorolieniveau, het niveau van de ruitensproeiervloeistof, de batterij van de afstandsbediening, vervuiling van het roetfilter (diesel). Raadpleeg in andere gevallen het CITRON-netwerk. Identificeer de storing met behulp van de melding op het display en raadpleeg het CITRON-netwerk.

permanent.

Er is een ernstige storing opgetreden waarbij geen specifiek controlelampje gaat branden.

Controlelampje

brandt permanent, in combinatie met het STOP-lampje.

Oorzaak Het remvloeistofniveau is te laag.

Acties / Opmerkingen Stop onmiddellijk op een veilige plek. Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien van een artikelnummer van CITRON. Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren bij het CITRON-netwerk.

Remsysteem + permanent, in combinatie met Er is een storing in de elektronische het waarschuwingslampje remdrukregelaar (REF). ABS en het STOP-lampje. Antiblokkeersysteem permanent. (ABS) Er is een storing in het antiblokkeersysteem. Stop onmiddellijk op een veilige plek. Laat het systeem controleren door het CITRON-netwerk. De normale remwerking blijft behouden. Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk het CITRON-netwerk. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit. Laat het systeem controleren door het CITRON-netwerk.

knippert. Dynamische stabiliteitscontrole permanent. (ESP/ASR)

De ESP-/ASR-regeling is actief.

Storing in de ESP-/ASR-regeling, tenzij deze is uitgeschakeld en het lampje in de schakelaar brandt.

33 Controle tijdens het rijden

Controlelampje

brandt permanent.

Oorzaak Er is een storing in de emissieregeling.

Acties / Opmerkingen Het controlelampje moet doven als de motor wordt gestart. Raadpleeg het CITRON-netwerk als dit niet het geval is.

Zelfdiagnose motor

knippert.

Er is een storing in het motormanagementsysteem. Als het lampje gaat branden zit er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank.

Kans op beschadiging van de katalysator. Laat het systeem controleren door het CITRON-netwerk. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt. Dit verklikkerlampje gaat elke keer na het aanzetten van het contact branden zolang er niet voldoende brandstof getankt is. Inhoud brandstoftank: ongeveer 50 liter (Benzine) of 48 liter (Diesel). Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld. Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het CITRON-netwerk.

Laag brandstofniveau

permanent.

Te hoge permanent rood. koelvloeistoftemperatuur

De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog.

Controlelampje Motoroliedruk

brandt permanent.

Oorzaak Er is een storing in de motorsmering.

Acties / Opmerkingen Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het CITRON-netwerk.

Laadstroom accu permanent.

Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen, aandrijfriem dynamo ontspannen of gebroken...).

Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan. Parkeer de auto op een veilige plek. Raadpleeg het CITRON-netwerk als dit niet het geval is.

permanent, bij een snelheid lager dan 10 km/h. Een of meer portieren geopend Een portier of de achterklep is niet permanent in combinatie met een geluidssignaal, goed gesloten. bij een snelheid hoger dan 10 km/h. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.

35 Controle tijdens het rijden

Controlelampje

brandt tijdelijk.

Oorzaak Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet.

Acties / Opmerkingen Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart. Raadpleeg het CITRON-netwerk als dit niet het geval is.

Airbags permanent. Er is een storing in een van de airbags Laat het systeem controleren door het of de pyrotechnische gordelspanners. CITRON-netwerk.

Veiligheidsgordel permanent, en knippert niet vastgemaakt vervolgens in combinatie met een in volume of losgemaakt toenemend geluidssignaal. Stuurbekrachtiging permanent.

De bestuurder en/of de voorpassagier heeft zijn veiligheidsgordel niet vastgemaakt of losgemaakt.

Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de gesphouder.

Er is een storing met betrekking tot de stuurbekrachtiging.

Rijd voorzichtig en met lage snelheid. Laat het systeem controleren door het CITRON-netwerk.

Koelvloeistoftemperatuurmeter

Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in: zone A , is de temperatuur in orde, zone B, is de temperatuur te hoog. De waarschuwingslampjes STOP en het koelvloeistoftemperatuurlampje 1 gaan rood branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet. Raadpleeg het CITRON-netwerk.

De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele minuten rijden te stijgen. Om koelvloeistof bij te vullen: ) wacht tot de motor is afgekoeld, ) draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen, ) verwijder vervolgens de dop, ) vul bij tot aan het merkteken "MAXI".

37 Controle tijdens het rijden

Onderhoudsintervalindicator
De afstand tot de eerstvolgende beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de onderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 2800 km. Als het contact wordt aangezet, geeft het display een paar seconden het volgende aan: De onderhoudsintervalindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het schema van de fabrikant. Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsintervalindicator op basis van twee parameters: het aantal afgelegde kilometers, de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.

De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1000 km


Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 900 km. Als het contact wordt aangezet, geeft het display een paar seconden het volgende aan:

Enkele seconden na het aanzetten van het contact verdwijnt de sleutel; de teller geeft weer de kilometerstand en de stand van de dagteller aan.

Enkele seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.

De afstand tot de eerstvolgende beurt is meer dan 3000 km


Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het display.

De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden


Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden. Als het contact wordt aangezet, geeft het display een paar seconden het volgende aan: Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen.

Enkele seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden.

Op 0 zetten van de onderhoudsintervalindicator


De onderhoudsintervalindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden. Voer dit als volgt uit: ) zet het contact af, ) druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, ) zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen, ) laat de knop los als het display "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.

Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie


U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven. ) Druk op de knop voor nulstelling van de dagteller. De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens weer.

De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder. De sleutel kan ook gaan branden als het interval van twee jaar is overschreden.

39 Controle tijdens het rijden

Motorolieniveaumeter

Olieniveau correct

Storing motorolieniveaumeter
Als de aanduiding "OIL --" knippert, duidt dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het CITRON-netwerk.

Oliepeilstok
De motorolieniveaumeter geeft aan of het motoroliepeil in orde is. Bij het aanzetten van het contact wordt eerst de onderhoudsindicator weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau.

Te weinig olie
Als de aanduiding "OIL" knippert in combinatie met het verklikkerlampje service, een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, is het motorolieniveau te laag. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat.

Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor de plaats van de peilstok en het bijvullen van motorolie voor het motortype van uw auto. 2 merktekens op de peilstok: A = maxi; het oliepeil mag nooit boven het niveau A uitkomen (kans op schade aan de motor), B = mini; als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt, moet het voor de motor van uw auto voorgeschreven type motorolie worden bijgevuld via de vuldop.

Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 15 minuten niet heeft gedraaid.

Kilometerteller

Dagteller

Dimmer dashboardverlichting

De kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de auto aan. De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.

De dagteller geeft het aantal gereden kilometers weer nadat de bestuurder de teller op 0 heeft gezet. ) Druk bij aangezet contact op de knop tot de dagteller op 0 staat.

U kunt de lichtsterkte van de dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving.

Actief
Als de verlichting van de auto is ingeschakeld: ) druk op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te variren, ) laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.

Inactief
De dashboardverlichting kan niet worden ingesteld als de verlichting van de auto is uitgeschakeld of, bij auto's met verlichting overdag, in de dagstand staat.

41 Controle tijdens het rijden

Black-panelfunctie

Met dit systeem kan de verlichting van bepaalde displays worden uitgeschakeld voor een rustiger beeld tijdens nachtelijke ritten. Op het instrumentenpaneel blijft uitsluitend de wagensnelheid en de informatie van de snelheidsregelaar/-begrenzer (indien ingeschakeld) verlicht. De black-panelfunctie wordt uitgeschakeld als er een waarschuwingsmelding wordt doorgegeven en bij het wijzigen van functies of instellingen.

Inschakelen
) Druk als de verlichting brandt meerdere keren op de linkerknop van het instrumentenpaneel om de lichtsterkte van de dashboardverlichting geleidelijk te verminderen. ) Druk nogmaals op de knop om de lichtsterkte tot het minimumniveau te beperken en de sfeerverlichting uit te schakelen. ) Druk nogmaals op de knop om de blackpanelfunctie in te schakelen.

Boordcomputer
De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).

Monochroom display A
De boordcomputer kan de volgende informatie weergeven: actieradius, gemiddelde snelheid.

momenteel brandstofverbruik,

) Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar de oorspronkelijke weergave.

de teller van het Stop & Start-systeem,

Weergave van de informatie


) Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de verschillende informatie van de boordcomputer weer te geven. afgelegde afstand,

gemiddeld brandstofverbruik,

Op 0 stellen
) Druk langer dan 2 seconden op de toets om de afgelegde afstand, het gemiddelde brandstofverbruik en de gemiddelde snelheid op 0 te zetten.

43 Controle tijdens het rijden

Monochroom display C
De momentele informatie: actieradius, momenteel brandstofverbruik, nog af te leggen afstand of de teller van het Stop & Start-systeem. Het traject "1": afgelegde afstand, gemiddeld brandstofverbruik, gemiddelde snelheid voor het eerste traject. Het traject "2": afgelegde afstand, gemiddeld brandstofverbruik, gemiddelde snelheid voor het tweede traject.

Kleurendisplay 16 x 9 (MyWay)
-

Traject op nul zetten


) Druk de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar langer dan 2 seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven. De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en hebben dezelfde eigenschappen. Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor een maandelijks verbruik.

Weergave van de informatie


) Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de verschillende standen van de boordcomputer weer te geven: ) Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar het vorige scherm.

Enkele definities...
Actieradius
(km of miles) De actieradius geeft aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. Deze waarde kan variren door een gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het momentele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.

Momenteel verbruik
(l/100 km, km/l of mpg) Dit is het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste seconden.

Afgelegde afstand
(km of miles) Deze afstand wordt berekend sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer.

Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h.

Nog af te leggen afstand


(km of mijlen) Dit is de nog af te leggen afstand tot de eindbestemming. Deze afstand kan door de gebruiker worden ingevoerd. Als de afstand niet wordt ingevoerd, verschijnen er streepjes in plaats van cijfers.

Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg) Dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer.

Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven als deze meer dan 100 km bedraagt. Raadpleeg het CITRON-netwerk als tijdens het rijden de streepjes continu worden weergegeven.

Stop & Start-teller


(minuten/seconden of uren/minuten) Als uw auto is uitgerust met Stop & Start, registreert een teller hoe vaak de STOP-stand op een traject wordt geactiveerd. De teller wordt, elke keer als u het contact met de sleutel aanzet, weer op nul gezet.

Gemiddelde snelheid
(km/h of mph) Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan).

45 Controle tijdens het rijden

002

Multifunctionele displays
In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe u via de ergonomische menu's op uw multifunctionele display instellingen kunt wijzigen of gegevens kunt aflezen.

Monochroom display A
Weergave op het display Toetsen Hoofdmenu

Dit display kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de datum, de buitentemperatuur (de temperatuur knippert bij kans op gladheid), controle van te openen carrosseriedelen (portieren, achterklep, ...), informatie van de autoradio (radio, CD, ...), de boordcomputerfuncties (zie het hoofdstuk "Controle tijdens het rijden"). Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen (bijv.: "Storing emissieregeling") of informatie (bijv.: "Achterklep open") weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "ESC" te drukken.

Druk op het bedieningspaneel van uw Autoradio: ) op de toets "MENU" voor toegang tot het hoofdmenu, ) op de toets "" of "" om door de items op het display te scrollen, ) op de toets "MODE" om de permanent weergegeven toepassing te wijzigen (datum, audio-informatie...), ) op de toets "" of "" om de waarde van een instelling te wijzigen, ) op de toets "OK" om te bevestigen, of ) op de toets "ESC" om de uitgevoerde handeling af te breken.

) Druk op de toets "MENU" om het hoofdmenu weer te geven en op de toets "" of "" om door de items op het display te scrollen: - radio-CD, - configuratie van de auto, - opties, - instellingen display, - talen, - eenheden. ) Druk op de toets "OK" om het gewenste menu te selecteren.

49 Multifunctionele displays

Radio-CD
Als uw Autoradio is ingeschakeld en het menu "Radio-CD" is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG) en de CD-speler (introscan, willekeurig afspelen, herhalen van CD) worden geactiveerd of gedeactiveerd. Raadpleeg voor meer informatie over de radio/CD-speler het gedeelte Autoradio van het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie".

Conguratie van de auto


Als het menu "Config. auto" is geselecteerd, kunnen de volgende functies geactiveerd of gedeactiveerd worden: het inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk "Zicht"), de follow me home-verlichting (zie het hoofdstuk "Zicht"), de parkeerhulp (zie het hoofdstuk "Rijden").

Opties
Als het menu "Opties" is geselecteerd, kan de status van de verschillende functies worden weergegeven (geactiveerd, gedeactiveerd, storing).

Instellingen display
Als het menu "Instellingen disp." is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden ingesteld: jaar, maand, dag, uren, minuten, tijdsaanduiding in 12 of 24 uur.

) Selecteer een parameter en druk op de toets "" of "" om de waarde te wijzigen.

Talen
Als het menu "Talen" is geselecteerd, kan de taal van de weergave van het display worden gewijzigd (Franais, Italiano, Nederlands, Portugues, Portugues-Brasil, Deutsch, English, Espaol).

Eenheden
Als het menu "Eenheden" is geselecteerd, kunnen de eenheden van de volgende parameters worden gewijzigd: temperatuur (C of F), brandstofverbruik (l/100, mpg of km/l).

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display uitsluitend bedienen als de auto stilstaat.

) Druk op de toets "" of "" om de vorige of volgende parameter te selecteren. ) Druk op de toets "OK" om de gewijzigde waarde op te slaan en terug te keren naar het vorige scherm of druk op de toets "ESC" om de uitgevoerde handeling af te breken.

Als de eenheid voor het brandstofverbruik is ingesteld op mpg, wordt de informatie over de wagensnelheid en de afstanden op het display weergegeven in mph en mijlen.

51 Multifunctionele displays

Monochroom display C
Weergave op het display Toetsen Hoofdmenu

Dit display kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de datum, de buitentemperatuur (de temperatuur knippert bij kans op gladheid), controle van te openen carrosseriedelen (portieren, achterklep, ...), audiofuncties (radio, CD, USB-/ Jack-aansluitingen, ...), informatie van de boordcomputer (zie het hoofdstuk "Controle tijdens het rijden"). Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen (bijv.: "Storing emissieregeling") of informatie (bijv.: "Automatische verlichting ingeschakeld") weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "ESC" te drukken.

Druk op het bedieningspaneel van uw Autoradio: ) op de toets "MENU" voor toegang tot het hoofdmenu, ) op de toets "" of "" om door de items op het display te scrollen, ) op de toets "MODE" om de permanent weergegeven toepassing te wijzigen (boordcomputer, audio, ...), ) op de toets "" of "" om de waarde van een instelling te wijzigen, ) op de toets "OK" om te bevestigen, of ) op de toets "ESC" om de uitgevoerde handeling af te breken.

) Druk op de toets "MENU" om het hoofdmenu weer te geven: - audiofuncties, - boordcomputer, - persoonlijke instellingen - configuratie, - telefoon (handsfree kit). ) Druk op de toets "" of "" om het gewenste menu te selecteren en bevestig door op de toets "OK" te drukken.

Menu "Audiofuncties"
Als uw Autoradio is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG, RadioText), de CD-speler (introscan, willekeurig afspelen, herhalen van CD) of de MP3-speler (USB-/Jack-aansluitingen) worden geactiveerd of gedeactiveerd. Raadpleeg voor meer informatie over de audiofuncties het gedeelte Autoradio van het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie".

Menu "Boordcomputer"
Via dit menu kunt u verschillende informatie met betrekking tot de auto raadplegen (logboek waarschuwingsmeldingen, staat van de functies, ...). ) Druk op de toets "MENU" om het hoofdmenu weer te geven. ) Druk op de pijlen en vervolgens op de toets "OK" om het menu "Boordcomputer" te selecteren.

Logboek waarschuwingsmeldingen
Deze functie herhaalt de actieve waarschuwingsmeldingen door ze achtereenvolgens op het multifunctionele display te laten verschijnen.

Staat van de functies


Deze functie somt de actieve en inactieve functies die in deze auto aanwezig zijn op.

) Selecteer in het menu "Boordcomputer" de volgende functies:

De afstand tot de bestemming invoeren


Hiermee kunt u een door u geschatte afstand tot de plaats van bestemming invoeren.

53 Multifunctionele displays

Menu "Persoonlijke instellingen configuratie"


Voorbeeld: instellen van de tijdsduur van de follow me home-verlichting ) Druk op de toets "" of "" en vervolgens op "OK" om het gewenste menu te selecteren. Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende functies worden geselecteerd: parameters van de auto, configuratie van het display, taalkeuze. ) Druk op de toets "" of "" en vervolgens op "OK" om het item "Follow me home" te selecteren. ) Druk op de toets "" of "" en vervolgens op "OK" om "OK" te selecteren en bevestigen of op de toets "ESC" om de uitgevoerde handeling af te breken.

Parameters van de auto instellen


Via dit menu kunnen verschillende systemen van de auto geactiveerd of uitgeschakeld worden: het inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk "Zicht"), de follow me home-verlichting en de tijdsduur ervan (zie hoofdstuk "Zicht"), de parkeerhulp (zie hoofdstuk "Rijden").

) Druk op de toets "" of "" om de gewenste waarde in te stellen (15, 30 of 60 seconden) en druk op de toets "OK" om te bevestigen.

Menu "Telefoon"
Conguratie display
Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden geselecteerd: instellen lichtsterkte-video, instellen datum en tijd, kiezen van eenheden.

Taalkeuze
Als dit menu is geselecteerd, kan de taal van de weergave van het display worden gewijzigd (Deutsch, English, Espaol, Franais, Italiano, Nederlands, Portugues, Portugues-Brasil, Trke*).

Wanneer het brandstofverbruik in mpg wordt weergegeven, wordt de op het display getoonde informatie met betrekking tot de snelheid en de afstand in respectievelijk mph en mijlen weergegeven.

In verband met de veiligheid mag de bestuurder de instellingen aan het multifunctionele display alleen bij stilstaande auto verrichten.

Als uw Autoradio is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunt u uw handsfree kit configureren (koppelen), de verschillende telefoonindexen (gesprekkenlijst, diensten, ...) raadplegen en uw telefoongesprekken voeren (gesprek aannemen, gesprek beindigen, duogesprek, functie ruggespraak, ...). Raadpleeg het gedeelte Autoradio van het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie" voor meer informatie over de toepassing "Telefoon".

* Afhankelijk van het land van bestemming.

55 Multifunctionele displays

Kleurendisplay 16x9 (MyWay)


Weergave op het display Bediening

Het display geeft automatisch en direct de volgende informatie weer: de tijd, de datum, de hoogte, de buitentemperatuur (bij kans op gladheid knippert de weergegeven temperatuur), controle van te openen carrosseriedelen, waarschuwingen en meldingen over de status van de functies van de auto, die tijdelijk worden weergegeven, de audio-functies, de informatie van de boordcomputer (zie het hoofdstuk "Controle tijdens het rijden"), de informatie van het navigatiesysteem.

Om met het bedieningspaneel van de MyWay een van de functies te selecteren: ) druk op de toets "RADIO", "MUSIC", "NAV", "TRAFFIC", "SETUP" of "PHONE" om toegang te krijgen tot het desbetreffende menu, ) draai aan de draaiknop om een item te selecteren, ) druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen, of ) druk op de toets "ESC" om de uitgevoerde handeling af te breken en terug te keren naar het vorige scherm.

Raadpleeg voor meer informatie over deze functies het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie" of het specifieke boekje dat u bij de boorddocumentatie hebt ontvangen.

Menu "SETUP"
Talen
Via dit menu kunt u de taal van het display instellen: Deutsch, English, Espaol, Franais, Italiano, Nederlands, Polski, Portugues, Trke*.

Parameters auto
Via dit menu kunt u verschillende functies ten behoeve van het rijden en het comfort in- of uitschakelen: ruitenwisser gekoppeld aan de achteruitversnelling (zie hoofdstuk "Zicht"), follow-me-homeverlichting en duur (zie hoofdstuk "Zicht"), parkeerhulp (zie hoofdstuk "Rijden").

Datum en tijd
) Druk op de toets "SETUP" om naar het menu "SETUP" te gaan. Dit menu biedt toegang tot de volgende functies: - "Taal", - "Datum en tijd", - "Weergave", - "Parameters auto", - "Eenheden", - "Parameters systeem". Via dit menu kunt u de datum en de tijd, en de manier waarop deze worden weergegeven, instellen (zie hoofdstuk "Audio en datacommunicatie" of het specifieke boekje dat u bij de boorddocumentatie hebt ontvangen).

Eenheden
Via dit menu kunt u de eenheden kiezen: temperatuur (C of F) en verbruik (km/l, l/100 of mpg).

Weergave
Via dit menu kunt u de helderheid van het display, de kleuren van het display en de kleur van de kaart instellen (dag/nacht of automatisch).

Parameters systeem
Via dit menu kunt u de fabrieksinstellingen herstellen, de versie van de software weergeven en doorlopende tekst activeren. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder de instellingen van het multifunctionele display uitsluitend wijzigen als de auto stilstaat.

* Afhankelijk van het land van bestemming.

57 Multifunctionele displays

003
Comfort
In dit hoofdstuk wordt de werking van het ventilatiesysteem, de airconditioning en de parfumeur beschreven, zodat u maximaal kunt genieten van het comfort dat uw auto u biedt. Ook vindt u hier voor een optimale rijpositie alle instelmogelijkheden voor de stoelen, het stuurwiel en de buitenspiegels.

Ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens wordt gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in het interieur wordt gerecirculeerd.

Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden toegevoerd: rechtstreekse toevoer naar het interieur (toevoer van buitenlucht), toevoer via het verwarmingscircuit, toevoer via het circuit van de airconditioning. Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de verschillende circuits wordt gemengd om het gewenste comfortniveau te bereiken. Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt via de gewenste uitstroomopeningen over het interieur verdeeld. Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid wordt verhoogd of verlaagd.

Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het bedieningspaneel A van de middenconsole. Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende functies aanwezig: temperatuurregeling, luchtopbrengstregeling, regeling luchtverdeling, ontdooien en ontwasemen, handbediende of automatische airconditioning.

Luchtverdeling
1. 2. 3. 4. 5. 6. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de zijruiten. Afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters. Afsluitbare en verstelbare middelste ventilatieroosters. Uitstroomopeningen beenruimte voorpassagiers. Uitstroomopeningen beenruimte achterpassagiers.

61 Comfort

Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: ) Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven. ) Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning. ) Zet de airconditioning minstens n tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. ) Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek vervangen (zie het hoofdstuk Controles). Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag). ) Laat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het onderhoudsboekje, om het systeem in perfecte staat te houden. ) Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITRON-netwerk. Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor. Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open. Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt. Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.

Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.

Verwarming/ Ventilatie
Paneel met handmatige bediening Paneel met elektrische bediening

63 Comfort

Handbediende airconditioning
Paneel met handmatige bediening Paneel met elektrische bediening

De verwarming/ventilatie en airconditioning werken als de motor draait en bij autos met Stop & Start ook als de STOP-functie is geactiveerd.

1. Temperatuurregeling
) Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.

3. Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.

4. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie


De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en zijruiten. De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast. Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan. Paneel met handmatige bediening

Voorruit, zijruiten en beenruimte.

2. Luchtopbrengstregeling
) Draai de knop in n van de vijf standen om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen. Beenruimte.

Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters. ) Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling in de stand 0 staat (uitschakeling van het systeem), wordt het thermische comfort niet meer geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.

) Schuif de bedieningsknop naar links om de lucht in het interieur te laten recirculeren.

De luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een middenstand te zetten.

) Schuif de bedieningsknop naar rechts om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen.

65 Comfort

5. Airconditioning aan/uit
Paneel met elektrische bediening ) Druk op de toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het controlelampje gaat branden. ) Druk nogmaals op de toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen. Het controlelampje gaat uit. De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Het systeem stelt u in staat: de temperatuur in het interieur s zomers te verlagen, in de winter bij temperaturen boven 3C beslagen ruiten snel te ontwasemen.

Aan
) Druk op de toets A/C: het lampje van de toets gaat branden.

De airconditioning werkt niet als de aanjagerknop 2 in de stand 0 staat.

Uit
) Druk nogmaals op de toets A/C: het lampje van de toets gaat uit. Door het uitschakelen van de airconditioning kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).

Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten


Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.

Met verwarmings-/ ventilatiesysteem


) Zet de knoppen van de luchttemperatuur en de aanjagersnelheid in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand. ) Zet de knop van de luchttoevoer in de stand Toevoer van buitenlucht (knop naar rechts geschoven (handmatige bediening) of controlelampje gedoofd (elektrische bediening)). ) Zet de knop van de luchtverdeling in de stand Voorruit.

Met handbediende airconditioning


) Zet de knoppen van de luchttemperatuur en de aanjagersnelheid in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand. ) Zet de knop van de luchttoevoer in de stand Toevoer van buitenlucht (knop naar rechts geschoven (handmatige bediening) of controlelampje gedoofd (elektrische bediening)). ) Zet de knop van de luchtverdeling in de stand Voorruit. ) Schakel de airconditioning in door de toets A/C in te drukken; het desbetreffende groene controlelampje gaat branden.

Als bij autos met Stop & Start de ontwaseming, de airconditioning en de aanjager zijn ingeschakeld, is de STOP-stand niet beschikbaar.

67 Comfort

Automatische airconditioning
Automatische werking

De airconditioning werkt bij draaiende motor en, bij autos met een Stop & Start-systeem, ook in de STOP-stand.

Met het oog op uw comfort worden de instellingen van de airconditioning de volgende keer dat de auto wordt gestart, gehandhaafd. Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimale niveau gebracht.

Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor een optimale temperatuur de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.

3. Automatisch programma Zicht


In sommige gevallen kan het automatisch programma Comfort niet toereikend blijken om de voorruit en zijruiten snel condens- en ijsvrij te maken (vocht, veel inzittenden, vorst...). Kies dan het automatisch programma Zicht. Het controlelampje in de toets 3 gaat branden. Het systeem regelt automatisch de airconditioning en de luchtopbrengst en zorgt voor een optimale luchttoevoer naar de voorruit en zijruiten. De luchtrecirculatie 5 wordt door het systeem automatisch uitgeschakeld. Druk nogmaals op de toets 3 of op AUTO om dit programma af te sluiten. Het controlelampje in de toets gaat uit en het symbool AUTO wordt weergegeven. Bij autos met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.

1. Automatisch programma Comfort


Druk op de toets AUTO. Het symbool AUTO wordt weergegeven. Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en de luchtrecirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestelde waarde. Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.

2. Temperatuurregeling
De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit. Druk op de toetsen  en  om deze waarde te wijzigen. Instelling op ongeveer 21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere waarde instellen, waarbij het raadzaam is deze niet lager dan 18 en niet hoger dan 24 in te stellen.

Handmatig instellen
Het is mogelijk n of meer functies van de airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de overige functies automatisch worden geregeld. Het symbool AUTO gaat uit. Bij het indrukken van de toets AUTO zal het systeem weer volledig automatisch functioneren. In de handbediende stand kunnen onaangename verschijnselen optreden (temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten) en is het comfort niet optimaal.

4. Airconditioning AAN/UIT
Bij het indrukken van deze toets wordt de airconditioning uitgeschakeld. Door de airconditioning uit te schakelen kunnen onaangename verschijnselen optreden (vochtigheid, beslagen ruiten). Druk de toets nogmaals in om de automatische werking van de airconditioning te hervatten. Het symbool A/C wordt weergegeven.

5. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie


Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd. Het symbool 5 van de luchtrecirculatie wordt weergegeven. Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en rook af te sluiten. Druk op de toets AUTO om de automatische toevoer van buitenlucht te hervatten. Het symbool van de luchtrecirculatie 5 gaat uit.

Om het interieur maximaal te koelen of te verwarmen kunnen de minimale en maximale waarden (14 en 28) worden overschreden. ) Druk op de blauwe toets 2 tot LO wordt weergegeven of op de rode toets 2 tot HI wordt weergegeven.

Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is, omdat hierdoor de ruiten sneller beslaan en de kwaliteit van de interieurlucht verslechtert.

69 Comfort

6. Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen naar: de voorruit en zijruiten (ontwasemen of ontdooien). de voorruit, de zijruiten en de ventilatieroosters, de voorruit, de zijruiten, de ventilatieroosters en de beenruimte, de voorruit, de zijruiten en de beenruimte, de beenruimte, de ventilatieroosters en de beenruimte, de ventilatieroosters.

7. Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot worden door op de toets met de ventilator met gevulde schoepen te drukken. Het symbool van de luchtopbrengst, de ventilator, wordt afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk voller. Druk op de toets met de ventilator met lege schoepen om de luchtopbrengst te verminderen.

Uitschakelen van het systeem


Druk op de toets met de ventilator met lege schoepen van de luchtopbrengst 7 tot het symbool van de ventilator verdwenen is. Hierdoor worden alle functies van het systeem uitgeschakeld. Het thermische comfort wordt niet meer geregeld. Een zwakke luchtstroom, veroorzaakt door de verplaatsing van de auto, blijft voelbaar. Druk nogmaals op de toets met de ventilator met gevulde schoepen van de luchtopbrengst 7 of op AUTO om het systeem weer met de laatstingestelde waarden in te schakelen. Het is raadzaam om niet langdurig met uitgeschakelde airconditioning te rijden (kans op beslagen ruiten en verminderde luchtkwaliteit).

Ontwaseming - Ontdooiing achterruit


De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de verwarming of airconditioning.

AAN
De ontwaseming - verwarming van de achterruit werkt uitsluitend bij draaiende motor. ) Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering) te ontwasemen. Het controlelampje van de toets gaat branden.

UIT
De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen. ) U kunt de achterruitverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het controlelampje van de toets gaat uit. Als de motor wordt afgezet voordat de achterruitverwarming automatisch wordt uitgeschakeld, wordt de achterruitverwarming weer ingeschakeld als de motor weer wordt gestart.

) Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit omdat een geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.

71 Comfort

Parfumeur
Regelknop

De parfumeur zorgt voor een aangename geur in de auto en kan met een draaiknop naar wens worden ingesteld. Het geurelement is in verschillende geuren leverbaar.

Geurelement
Het geurelement kan zeer eenvoudig worden vervangen. Vervang, als u de parfumeur voor het eerst gebruikt, het afdekkapje door een geurelement. U kunt het geurelement op elk moment verwisselen en buiten de auto bewaren, dankzij de houder waarmee het element kan worden afgesloten als het reeds is gebruikt. Bij het CITRON-netwerk zijn verschillende geuren leverbaar. Gooi het originele element niet weg: dit moet worden gebruikt om het systeem af te sluiten als de geurelementen niet worden gebruikt. Draai de knop voor een langere levensduur van het geurelement volledig naar links zodra de sterkte van de geur in het interieur voldoende is.

De regelknop is gentegreerd in het dashboard. Met behulp van deze knop kunt u de sterkte van de geur instellen. ) Draai de knop naar rechts om de geur in de auto te verspreiden. ) Draai de knop naar links om de parfumeur af te sluiten. Houd de middelste ventilatieroosters geopend. De geursterkte is mede afhankelijk van de instellingen van de ventilatie en de airconditioning.

Voer om veiligheidsredenen handelingen met het geurelement uitsluitend uit bij stilstaande auto. Haal geurelementen niet uit elkaar. Probeer noch de parfumeur noch de geurelementen bij te vullen. Vermijd elk contact met de huid en met de ogen. Houd de geurelementen buiten het bereik van kinderen en huisdieren.

Geurelement verwijderen
) Druk het element in en draai het een kwart omwenteling linksom. ) Verwijder het element. ) Sluit het element af met de houder.

Geurelement plaatsen
) Verwijder de houder van het element. ) Plaats het element (met de bloem linksboven). ) Druk de knop in en draai deze een kwart omwenteling rechtsom.

73 Comfort

Voorstoelen

De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie.

Handmatig verstellen

Verstelling in lengterichting
) Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand.

Hoogteverstelling bestuurdersen passagiersstoel


) Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is.

Rugleuningverstelling
) Duw de handgreep naar achteren.

Aanvullende instellingen

Hoogteverstelling hoofdsteun
) Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten. ) Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om hem te verwijderen. ) Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft. ) Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten.

Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding. De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

75 Comfort

Toegang tot de achterbank


) Trek de hendel omhoog om de rugleuning naar voren te klappen en schuif de stoel vooruit. Als de stoel wordt teruggeduwd, komt deze automatisch weer in de oorspronkelijke stand terug. Zorg ervoor dat het terugschuiven van de stoel in de oorspronkelijke stand niet wordt gehinderd; deze stand is noodzakelijk om de stoel te vergrendelen in de lengterichting. Let erop dat de gordel volledig is opgerold, zodat de achterpassagiers ongehinderd kunnen in- en uitstappen.

Handgreep
De ergonomische handgreep in de zijbekleding heeft de volgende functies: houvast voor de achterpassagiers aan raamzijde tijdens het rijden, houvast voor de achterpassagiers bij het intstappen, houvast voor de achterpassagiers bij het uitstappen.

Bediening stoelverwarming
Bij draaiende motor is de stoelverwarming voor beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar. ) Met de draaiknop naast de voorstoel kan de stoelverwarming ingeschakeld worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd: 0: Uit. 1: Laag. 2: Gemiddeld. 3: Hoog.

Achterbank

U kunt het linkerdeel (2/3) en/of het rechterdeel (1/3) van de rugleuning van de achterbank neerklappen om de bagageruimte te vergroten. De zitting bestaat uit n deel en kan niet opgeklapt worden.

Neerklappen van de rugleuning van de achterbank

Terugplaatsen van de rugleuning van de achterbank


Bij het terugplaatsen van de rugleuning: ) Zet de rugleuning 2 rechtop en vergrendel deze. ) Controleer of de rode markering bij de hendel 1 niet meer zichtbaar is.

) Schuif de desbetreffende voorstoel indien nodig naar voren. ) Houd de veiligheidsgordel naast de rugleuning. ) Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.

Let erop dat bij het terugplaatsen van de rugleuning van de achterbank de veiligheidsgordels niet klem komen te zitten.

) Trek de hendel 1 naar voren om de rugleuning 2 te ontgrendelen. ) Klap de rugleuning 2 op de zitting.

77 Comfort

Stuurwielverstelling
Hoofdsteunen achter

De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand (hoog) en een ingeklapte stand (laag). De hoofdsteunen kunnen ook worden verwijderd. Verwijderen van een hoofdsteun: ) ontgrendel de rugleuning met de hendel 1, ) kantel de rugleuning 2 enigszins naar voren, ) trek de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag, ) druk vervolgens de pal A in. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

) Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen. ) Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding. ) Druk de hendel goed vast om het stuurwiel te vergrendelen.

Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.

Spiegels
Buitenspiegels
Inklappen
) Van buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel. ) Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A naar achteren. Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A, worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A naar achteren om de buitenspiegels uit te klappen. De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto. De buitenspiegels kunnen ook worden ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat.

Verstellen
) Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. ) Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. ) Zet de knop A weer in het midden.

Uitklappen
) Van buitenaf: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel. ) Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A naar achteren. Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden gedeactiveerd door het CITRON-netwerk. Klap de elektrisch bediende spiegels nooit handmatig in of uit.

Ontwaseming - ontdooiing
Als uw auto voorzien is van spiegelverwarming, kunt u deze inschakelen door bij draaiende motor op de toets van de achterruitverwarming te drukken (zie paragraaf Ontwaseming Ontdooiing achterruit). De waargenomen objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.

79 Comfort

Binnenspiegel
Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto. De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand (antiverblindingsstand).

Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand

Automatisch dimmende binnenspiegel

Verstellen
) Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.

Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel valt, meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en automatisch over van de dag- in de nachtstand. De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand (antiverblindingsstand) waardoor het spiegelglas automatisch donker wordt: de bestuurder heeft hierdoor minder last van de verlichting van achteropkomend verkeer, zonneschijn, ...

Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.

Dag-/nachtstand
) Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten. ) Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de dagstand.

Stel de spiegels om veiligheidsredenen zo af, dat de dode hoek minimaal is.

004

Toegang tot de auto


Dit hoofdstuk behandelt de werking van uw afstandsbediening, de elektrische ruitbediening, het centraal vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en de achterklep en de toegang tot de brandstoftank.

Sleutel met afstandsbediening


Openen van de auto

U kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisering en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.

Ontgrendelen met de afstandsbediening


) Druk op het geopende hangslot om de auto te ontgrendelen.

Uitklappen van de sleutel


) Druk op deze knop om de sleutel uit te klappen.

Ontgrendelen met de sleutel


) Draai de sleutel linksom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te ontgrendelen. Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels uitgeklapt.

83 Toegang tot de auto

Afsluiten van de auto


Vergrendelen met de afstandsbediening
) Druk op het symbooltje van het gesloten hangslot om de auto te vergrendelen.

Vergrendelen met de sleutel


) Draai de sleutel rechtsom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te vergrendelen. Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt. Als een van de portieren of de achterklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet. Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen 30 seconden een van de portieren of de achterklep wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld. Het in- en uitklappen van de buitenspiegels met de afstandsbediening kan worden uitgeschakeld door het CITRON-netwerk.

Inklappen van de sleutel


) Druk op deze knop om de sleutel in te klappen.

Lokaliseren van de auto


) Druk op het symbooltje van het gesloten hangslot om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats. De plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers knipperen gedurende enkele seconden.

Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering. Deze elektronische startblokkering blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak. Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg zo snel mogelijk het CITRON-netwerk.

Contact

Stand 1 : Stuurslot Stand 2 : Contact Stand 3 : Motor starten

85 Toegang tot de auto

Starten van de motor


) Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de code van de startblokkering. ) Draai de sleutel van u af in de stand 3 (Starten). ) Laat zodra de motor draait de sleutel los.

Afzetten van de motor


) Zet de auto stil. ) Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop). ) Verwijder de sleutel uit het contactslot.

Waarschuwingssignaal sleutel
Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in het contact zit, klinkt er een geluidssignaal.

Bevestig geen zware objecten aan de sleutel waardoor deze - als hij in het contact steekt - naar beneden wordt getrokken, waardoor storingen kunnen ontstaan.

Storing afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden. ) Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot. ) Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening. Raadpleeg zo snel mogelijk het CITRONnetwerk als de storing niet is verholpen.

Batterij vervangen Synchroniseren


) Zet het contact af. ) Zet de sleutel in de stand 2 (Contact). ) Druk zo snel mogelijk gedurende enkele seconden op de vergrendelknop (gesloten hangslot) van de afstandsbediening. ) Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het contactslot. De afstandsbediening werkt nu weer. Batterij ref.: CR1620 / 3 V. Deze batterij is in het CITRON-netwerk verkrijgbaar. Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje op het dashboard, een geluidssignaal, en een melding op het multifunctionele display. ) Klap de sleutel uit. ) Ontgrendel het verchroomde deel door op het nokje A te drukken. ) Houd het nokje A ingedrukt en schuif het verchroomde deel 45 uit. ) Wip het huis los door een muntstuk in de opening te steken en dit vervolgens te verdraaien. ) Verwijder de lege batterij. ) Schuif de nieuwe batterij in de juiste richting op zijn plaats. ) Klik eerst het huis vast en daarna het verchroomde deel. ) Synchroniseer de afstandsbediening.

87 Toegang tot de auto

Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto en uw legitimatiebewijs naar het CITRON-netwerk. Het CITRON-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.

Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.

Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het synchroniseren.

Vergrendelen van de auto


Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.

Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.

Bij het aanschaffen van een gebruikte auto


Laat uw sleutels door het CITRON-netwerk in het elektronische geheugen van de auto opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.

Ruitbediening

U kunt de ruiten handmatig of automatisch volledig openen en sluiten. De ruit aan bestuurderszijde is voorzien van een klembeveiliging.

Eentraps elektrische ruitbediening aan bestuurderszijde


De schakelaars van de ruitbediening kunnen na het afzetten van het contact nog gedurende ongeveer 45 seconden of totdat een van de portieren geopend wordt, worden bediend. Als u gedurende deze 45 seconden een portier opent terwijl de ruitbediening actief is, zal de ruit stoppen. Pas na het sluiten van het portier kunt u de ruit opnieuw bedienen. 1. 2. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde. Schakelaar ruitbediening passagierszijde. U hebt twee mogelijkheden:

handmatige bediening ) Duw of trek de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra u de schakelaar loslaat.

Elektrische ruitbediening aan passagierszijde


) Druk op of trek aan de schakelaar. De ruit stopt zodra u de schakelaar loslaat.

automatische bediening ) Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit volledig. ) Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of sluiten te stoppen.

89 Toegang tot de auto

Resetten
Antiklemvoorziening
De eentraps elektrische ruitbediening aan bestuurderszijde is voorzien van een antiklemvoorziening. Als de ruit wordt gesloten en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer open. Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten: ) druk dan op de schakelaar om de ruit helemaal te openen, ) trek vervolgens de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten, ) houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast. Tijdens deze handelingen is de antiklemvoorziening uitgeschakeld. Na een storing moet de ruitbediening worden gereset: ) laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten, ) houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast, ) druk op de schakelaar om de ruit automatisch te openen. Tijdens deze handelingen is de antiklemvoorziening uitgeschakeld. Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat geen van de inzittenden het correcte sluiten van de ruit hindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagier op de juiste manier gebruik maakt van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.

Portieren
Openen Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten: bij draaiende motor gaat dit lampje branden in combinatie met een melding die enkele seconden op het multifunctionele display verschijnt,

tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h) gaat dit lampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding die gedurende enkele seconden op het multifunctionele display verschijnt.

Van buitenaf
) Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep.

Van binnenuit
) Trek aan de portiergreep van het portier om het te openen; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.

91 Toegang tot de auto

Handmatige centrale vergrendeling

Automatische centrale vergrendeling


Deze functie zorgt ervoor dat de portieren en de achterklep tijdens het rijden automatisch en volledig worden vergrendeld. U kunt de functie desgewenst inschakelen of uitschakelen.

Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, worden de portieren en de achterklep automatisch vergrendeld. Deze functie biedt de mogelijkheid de portieren en de achterklep van binnenuit handmatig en volledig te vergrendelen of te ontgrendelen.

Ontgrendelen
) Druk nogmaals op de knop A om de auto te ontgrendelen. Het rode lampje van de knop gaat uit.

Vergrendelen
) Druk op de knop A om de auto te vergrendelen. Het rode lampje van de knop gaat branden.

De automatische centrale vergrendeling werkt niet als een van de portieren is geopend. Als de achterklep is geopend, is de automatische centrale vergrendeling van de portieren actief.

Als een van de portieren is geopend, werkt de centrale vergrendeling van het interieur niet.

Als de auto van buitenaf is vergrendeld, knippert het rode lampje en is de knop A inactief. ) Gebruik in dat geval de afstandsbediening of de sleutel om de auto te ontgrendelen.

Ontgrendelen
) Druk als sneller wordt gereden dan 10 km/h op de knop A om de portieren en de achterklep tijdelijk te ontgrendelen.

Noodbediening
Hiermee kunt u de portieren mechanisch vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling of van de accu. Bij een storing in de centrale vergrendeling moet u de accukabels losnemen om de auto volledig, inclusief de achterklep, te kunnen vergrendelen

Inschakelen
) Druk langer dan 2 seconden op de knop A . Op het multifunctionele display verschijnt een melding ter bevestiging, in combinatie met een geluidssignaal.

Vergrendelen van het bestuurdersportier


) Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom.

Vergrendelen van het passagiersportier


) Verwijder de zwarte dop aan de zijkant van het portier, met behulp van de sleutel. ) Steek de sleutel in de uitholling en draai de sleutel tot de aanslag. ) Verwijder de sleutel en plaats de dop.

Uitschakelen
) Druk nogmaals langer dan 2 seconden op de knop A . Op het multifunctionele display verschijnt een melding ter bevestiging, in combinatie met een geluidssignaal.

Ontgrendelen van het bestuurdersportier


) Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.

Ontgrendelen van het passagiersportier


) Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde.

93 Toegang tot de auto

Achterklep
Openen Sluiten
) Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgreep aan de binnenzijde. Als de achterklep niet goed is gesloten: bij draaiende motor gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden,

Noodbediening

) Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel, trek aan de handgreep en trek de achterklep omhoog.

tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h) gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden.

Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele storing in de centrale vergrendeling de achterklep mechanisch ontgrendeld worden.

Ontgrendelen
) Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen, ) Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de achterklep te ontgrendelen.

Brandstoftank

Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter (Benzine) of 48 liter (Diesel).

Waarschuwing brandstofniveau
Als dit controlelampje gaat branden, is het minimale niveau in de brandstoftank bereikt. Op het moment dat het lampje gaat branden, bevindt zich nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt. Raadpleeg indien u strandt met een lege tank (Diesel) het hoofdstuk "Controles-Niveaus".

Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de tankklep staat de voorgeschreven soort brandstof voor uw auto aangegeven. Voor een juiste weergave van de brandstofmeter is het raadzaam minimaal 5 liter brandstof te tanken. Veilig tanken: ) zet altijd de motor af, ) open de brandstoftankklep, ) steek de sleutel in de dop en draai de sleutel linksom, Zolang de brandstoftankdop niet is vastgedraaid, kan de sleutel niet uit de dop worden verwijderd. Bij het openen van de brandstoftankdop kan een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is normaal en komt doordat de afdichting van het brandstofcircuit een onderdruk veroorzaakt. ) verwijder de dop en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de klep, ) u kunt de auto aftanken, maar laat het vulpistool nooit meer dan 3 keer afslaan. Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden.

Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem is afgezet; zet in dat geval altijd het contact af en neem de sleutel uit het contactslot.

Na het tanken: ) breng de dop aan, ) draai de sleutel naar rechts en verwijder deze vervolgens uit de dop, ) sluit de brandstoftankklep.

95 Toegang tot de auto

Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren


Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen van het type E10 (deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293. Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met een ethanolgehalte tot 100% (type E100), worden alleen verkocht in Brazili.

Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren


Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%). Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt worden nageleefd. Raadpleeg het CITRON-netwerk. Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).

005
Zicht
In dit hoofdstuk wordt de bediening van de verlichting en de ruitenwissers, de koplampafstelling en de verschillende interieurverlichtingsfuncties beschreven, zoals de sfeerverlichting en in het bijzonder de LED-dagrijverlichting waarmee uw auto zich onderscheidt van alle andere.

Lichtschakelaar
Hoofdverlichting

Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting van de auto selecteren en inschakelen.

Instellingen
Het verlichtingssysteem heeft verschillende extra automatische functies, afhankelijk van de uitvoering van uw auto: follow-me-homeverlichting, automatische verlichting. Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.

De lichtschakelaar heeft verschillende standen om de zichtbaarheid van de auto en het zicht van de bestuurder aan te passen aan de omgeving: parkeerlicht: om gezien te worden, dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder medeweggebruikers.

Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting voor specifieke zichtomstandigheden: n mistachterlicht om van afstand gezien te worden, mistlampen vr voor ng beter zicht, LED-dagrijverlichting om overdag gezien te worden.

99 Zicht

Handbediende functies
De lichtschakelaar bestaat uit de ring A en de hendel B. A. Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting: draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten. Lichten uit. Automatische verlichting. Alleen parkeerlicht.

Controlelampjes
Een controlelampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld. Het instrumentenpaneel is permanent verlicht; er is dus geen verband tussen de verlichting van het instrumentenpaneel en het inschakelen van de verlichting.

Uitvoering zonder automatische inschakeling

Dimlicht of grootlicht.

Uitvoering met automatische inschakeling

B. Verlichtingshendel: trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug. Als de verlichting is uitgeschakeld of alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.

C. Ring voor de selectie van de mistverlichting. De mistverlichting werkt in combinatie met dimlicht en grootlicht. Mistlampen vr en mistachterlicht

Uitvoering met mistlampen vr en mistachterlicht

Verdraai ring C: ) n stand naar voren om de mistlampen vr in te schakelen, ) twee standen naar voren om het mistachterlicht in te schakelen, ) n stand naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen, ) twee standen naar achteren om de mistlampen voor uit te schakelen. Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en het parkeerlicht branden. ) Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen. Het parkeerlicht wordt dan ook uitgeschakeld.

Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vr en het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.

Vergeten verlichting
Als u het contact afzet, worden alle lichten automatisch uitgeschakeld, behalve als de automatische follow me home-verlichting is geactiveerd. Als u handmatig de follow me home-verlichting inschakelt terwijl het contact is afgezet en een van de voorportieren wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.

101 Zicht

Handbediende follow me home-verlichting

Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken.

Inschakelen
) Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar. ) Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen.

Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.

Automatische verlichting
Inschakelen
) Draai de ring A in de stand "AUTO". Het inschakelen wordt bevestigd door een melding op het multifunctionele display.

Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het multifunctionele display, in combinatie met een geluidssignaal.

Uitschakelen
) Draai de ring A in een andere stand dan de stand "AUTO". Het uitschakelen wordt bevestigd door een melding op het multifunctionele display.

Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is of in bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden ingeschakeld. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.

Koppeling met de automatische follow me home-verlichting


De koppeling van de automatische follow me home-verlichting aan de automatische verlichting biedt de volgende extra mogelijkheden: instellen van de duur van de follow me home-verlichting (15, 30 of 60 seconden) via het configuratiemenu van de auto op het multifunctionele display (uitgezonderd monochroom display A waarbij de duur onveranderlijk is: 60 s), automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als de automatische verlichting is ingeschakeld.

Raadpleeg het CITRON-netwerk. Als de lichtsensor bij mist of sneeuw voldoende licht waarneemt, wordt de verlichting niet automatisch ingeschakeld. Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor die zich in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de sensor gekoppelde functies worden dan niet meer bediend.

103 Zicht

LED-dagrijverlichting

Dagrijverlichting met specifieke lampen die de auto een herkenbare uitstraling geven. Deze verlichting bestaat uit twee sets van zes LED's die zich in de verticale openingen onder iedere koplamp bevinden.

Koplampen verstellen

Programmeren
Voor landen waar het voeren van verlichting overdag niet wettelijk verplicht is, kunt u de functie in- of uitschakelen via het configuratiemenu op het multifunctionele display. In landen waar het wl verplicht is overdag verlichting te voeren: is de functie standaard ingeschakeld en kan deze niet worden uitgeschakeld, branden overdag ook de parkeerlichten en de kentekenplaatverlichting, wordt de dagrijverlichting uitgeschakeld zodra het dimlicht handmatig of automatisch wordt ingeschakeld. Bij auto's zonder LED-dagrijverlichting gaat het dimlicht automatisch branden bij het starten van de motor.

Als de motor wordt gestart, wordt de dagrijverlichting automatisch ingeschakeld als de lichtschakelaar in de stand "0" of "AUTO" staat. Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht handmatig of automatisch wordt ingeschakeld, gaat de dagrijverlichting uit.

Verstel de koplampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen. 0. Alleen bestuurder of bestuurder + voorpassagier. -. Tussenstand. 1. 5 personen. -. 5 personnes + bagage in de koffer. 2. Alleen bestuurder + maximaal toegestane belading van de koffer. Deze stand voldoet om verblinding van tegenliggers te voorkomen. Bij gebruik van een hogere stand wordt de reikwijdte van de koplamplichtbundel beperkt. Stand "0": basisinstelling.

Ruitenwisserschakelaar
Handmatige functies
Met behulp van de ruitenwisserschakelaar kunt u de ruitenwissers voor en achter inschakelen om regen en vuil van de ruit te wissen. De ruitenwissers voor en achter zorgen voor een optimaal zicht voor de bestuurder, ongeacht de weersomstandigheden. De ruitenwisserschakelaar bestaat uit de hendel A en de ring B.

Ruitenwissers vr
A. Selecteer de wissnelheid met de hendel:

hoge snelheid (hevige neerslag),

Instellen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende automatische functies van de ruitenwissers mogelijk: automatische werking van de ruitenwissers vr, automatisch inschakelen van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de achteruitversnelling.

Uitvoering met intervalstand

normale snelheid (matige regenval), interval (wissnelheid aangepast aan de wagensnelheid), uit, n keer wissen (duw de hendel omlaag), of automatisch en n keer wissen (zie volgende bladzijde).

Uitvoering met automatische ruitenwissers

105 Zicht

B. Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter: uit, interval, wissen en sproeien (gedurende enige tijd).

Ruitenwisser achter
Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep. Dit kan worden uitgevoerd via het configuratiemenu van het multifunctionele display.

Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vr zijn geactiveerd op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, treedt automatisch ook de ruitenwisser achter in werking.

Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers treden in werking en na enige tijd worden ook de ruitenwissers ingeschakeld.

Programmeren
Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via het configuratiemenu van het multifunctionele display. Deze functie is standaard geactiveerd.

Automatische ruitenwissers vr
De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.

Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel A naar de stand "AUTO" te bewegen.

Uitschakelen
Beweeg de hendel A omhoog en vervolgens in de stand "0" om de ruitenwissers handmatig te bedienen. Dit wordt bevestigd door een melding op het multifunctionele display; het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel dooft.

Dit wordt bevestigd door het branden van dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel en een melding op het multifunctionele display.

Als het contact meer dan 1 minuut afgezet is geweest, moet de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd door de hendel A kort omlaag te bewegen.

107 Zicht

Verticale stand van de ruitenwissers voor

Storing
In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand. Laat het systeem controleren door het CITRON-netwerk. Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat. Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is. Als de ruitenwisserschakelaar binnen n minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, gaan de ruitenwissers in de verticale stand staan. Deze stand kan worden gebruikt voor 's winters parkeren en het vervangen of het reinigen van de ruitenwisserbladen zonder dat daardoor de motorkap wordt beschadigd. Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.

Voor een langdurige doeltreffende werking van de flat-blade ruitenwissers raden wij u aan: voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan, de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop, de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton op de voorruit te houden, de ruitenwissers te vervangen zodra ze sporen van slijtage gaan vertonen.

Plafonnier
Plafonnier
In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden: als de auto wordt ontgrendeld, als de sleutel uit het contact wordt verwijderd, als een portier wordt geopend, als op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren.

Kaartleeslampjes
) Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar.

A. Plafonnier B. Kaartleeslampjes

De interieurverlichting gaat geleidelijk uit: als de auto wordt vergrendeld, als het contact wordt aangezet, 30 seconden na het sluiten van het laatste portier. Permanent uit. Permanent aan.

Als de interieurverlichting permanent is ingeschakeld, blijft deze gedurende een bepaalde tijd branden, afhankelijk van de situatie: bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten, in de eco-modus: ongeveer 30 seconden, bij draaiende motor: onbeperkt.

109 Zicht

Sfeerverlichting

De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt.

Verlichting bagageruimte

Inschakelen
Als het buiten donker is, gaan de beenruimteverlichting en de verlichting van de opbergruimte in het midden van het dashboard automatisch branden als de parkeerlichten worden ingeschakeld.

Uitschakelen
De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de parkeerlichten worden uitgeschakeld. De sfeerverlichting kan handmatig worden uitgeschakeld met de regelknop van de dashboardverlichting. ) Druk als de parkeerlichten zijn ingeschakeld meerdere keren op de linker knop van het instrumentenpaneel om de lichtsterkte van de dashboardverlichting geleidelijk te verminderen. ) Druk nogmaals op de knop om de lichtsterkte tot een minimum te beperken en de sfeerverlichting uit te schakelen.

De verlichting van de bagageruimte gaat automatisch branden zodra de bagageruimte wordt geopend en dooft zodra deze wordt gesloten. De verlichting van de bagageruimte kan verschillende perioden blijven branden: bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten, in de eco-modus: ongeveer 30 seconden, bij draaiende motor: onbeperkt.

006

Voorzieningen
In dit hoofdstuk vindt u alle interieurvoorzieningen, het dashboardkastje en de middenarmsteun met opbergruimte, de Jack- of USB-aansluiting voor uw draagbare apparatuur, matten om de bekleding te beschermen, en alle voorzieningen van de bagageruimte.

Voorzieningen interieur
1. Zonneklep (zie devolgende bladzijde voor meer informatie) Dashboardkastje met verlichting (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) Portiervak Bovenste opbergvak Onderste opbergvak met antislipmat USB-/Jack-aansluitingen (zie de volgende bladzijden voor meer informatie) 12V-aansluiting (zie de volgende bladzijden voor meer informatie) Middenarmsteun met opbergruimte (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) of Bekerhouder / Flessenhouder

2.

3. 4. 5. 6.

7.

8.

113 Voorzieningen

Zonneklep

Dashboardkastje met verlichting

Middenarmsteun

De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij worden geklapt en is voorzien van een makeupspiegel met verlichting. ) Open als het contact aan is het afdekkapje. De verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch branden. De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid voor het opbergen van pasjes.

In het dashboardkastje kan een fles mineraalwater worden opgeborgen. In het deksel is een speciale ruimte gecreerd voor de boorddocumentatie van de auto. ) Trek de handgreep omhoog om het te openen. De verlichting van het dashboardkastje treedt in werking zodra het wordt geopend. In het dashboardkastje bevindt zich de schakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde A . In het dashboardkastje zit een ventilatieopening B, waar dezelfde lucht uitstroomt als de lucht die uit de ventilatieroosters in het interieur stroomt.

Voor het comfort en als opbergmogelijkheid voor de bestuurder en voorpassagier.

Opbergvakken
) Toegang tot het afgesloten opbergvak: til de handgreep op om het deksel op te tillen. ) Toegang tot het open opbergvak onder de armsteun: klap de armsteun in zijn geheel naar achteren. In deze opbergvakken kunt u draagbare apparatuur (telefoon, MP3-speler, ...) opbergen die op de USB-/Jack-aansluiting kan worden aangesloten of via de 12V-aansluiting van de middenconsole kan worden opgeladen.

JACK-aansluiting

USB-box

12 V-aansluiting

Deze aansluitmodule, die bestaat uit een JACK-aansluiting, bevindt zich in de AUX-unit in de middenconsole. Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod , om vervolgens muziekbestanden via de geluidsinstallatie van de auto te kunnen beluisteren. De muziekbestanden worden beheerd via het draagbare apparaat.

Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze uitrusting het gedeelte Autoradio of MyWay van het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie".

Deze aansluitmodule bevindt zich in de "AUX"unit op de middenconsole. Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod van de 5e generatie of hoger of een USB-stick. Dankzij de USB-BOX kunt u de audiobestanden (mp3, ogg, wma, wav, ...) op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van uw autoradio. U kunt deze bestanden beheren met de stuurkolomschakelaars of het bedieningspaneel van de autoradio en ze weergeven op het multifunctionele display.

) Verwijder het afdekkapje en sluit een geschikte adapter aan als u een 12 V-accessoire wilt aansluiten (max. 120 W).

Tijdens het gebruik van draagbare apparatuur wordt deze automatisch opgeladen. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze uitrusting het gedeelte Autoradio van het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie".

115 Voorzieningen

Matten

De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto.

Bevestigen

Verwijderen
Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde: ) zet de stoel in de achterste stand, ) maak de bevestigingen los, ) verwijder vervolgens de mat.

Terugplaatsen
Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje. De overige matten worden gewoon op de vloerbedekking gelegd. Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde: ) leg de mat goed op zijn plaats, ) druk de bevestigingen vast, ) controleer of de mat goed vastzit.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht. gebruik nooit meer dan n mat per plaats.

Voorzieningen bagageruimte
1. Hoedenplank (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) Bagageriem Ruimte voor hifi-versterker Sjorogen Opbergbak (uitvoering met noodreparatieset voor banden) (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) of Gereedschapsdoos (uitvoering met reservewiel) (zie hoofdstuk "Praktische adviezen Wiel verwisselen")

2. 3. 4. 5.

117 Voorzieningen

Hoedenplank

Opbergbak

Verwijderen van de hoedenplank: ) maak de twee koorden los, ) til de hoedenplank iets op en maak deze aan beide kanten los.

) Til de vloerbekleding van de bagageruimte aan de lus op voor toegang tot de opbergbak. Hierin vindt u verschillende ruimtes waarin o.a. een noodreparatieset voor banden, een lampenset, een EHBO-tas en twee gevarendriehoeken kunnen worden opgeborgen.

) Leg de vloerbekleding van de bagageruimte weer op zijn plaats door deze enigszins om te vouwen.

007

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen


In dit hoofdstuk vindt u informatie over de mogelijkheden en voorzorgsmaatregelen bij het plaatsen van verschillende soorten kinderzitjes in uw auto, over ISOFIX-bevestigingen en goedgekeurde ISOFIX-kinderzitjes, voor een optimale bescherming.

Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes


Hoewel CITRON bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf. Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op: conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 m in gehomologeerde, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd*, de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto, kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd. CITRON beveelt u aan kinderen op de achterzitplaatsen van uw auto te vervoeren: met de rug in de rijrichting tot 2 jaar, met het gezicht in de rijrichting vanaf 2 jaar.

* De regels voor het vervoeren van kinderen zijn per land verschillend. Informeer hiervoor naar de wetgeving in uw land.

121 Veilig vervoeren van kinderen

Kinderzitje op de passagiersstoel voor

"Met de rug in de rijrichting"


Wanneer een kinderzitje voor het vervoeren met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

"Met het gezicht in de rijrichting"


Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel in de middelste stand van de voor-/achterwaartse verstelling worden gezet met de rugleuning rechtop en mag de airbag aan passagierszijde niet worden uitgeschakeld.

Middelste stand

Door CITRON aanbevolen kinderzitjes


CITRON levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg

Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg L2 "KIDDY Life" Omwille van de veiligheid van jonge kinderen (van 9 tot 18 kg) is het gebruik van de gordelbeschermer verplicht.

L1 "RMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.

Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg

L3 "RECARO Start"

L4 "KLIPPAN Optima" Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.

Airbag aan passagierszijde OFF


L5 "RMER KIDFIX" Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd. Het kind wordt beschermd door de autogordel.

123 Veilig vervoeren van kinderen

Bevestiging kinderzitjes met veiligheidsgordel

Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a), gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto:

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Minder dan 13 kg (Categorie 0 (b) en 0+) Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (Categorie 1) Van 1 tot ongeveer 3 jaar Van 15 tot 25 kg (Categorie 2) Van 3 tot ongeveer 6 jaar Van 22 tot 36 kg (Categorie 3) Van 6 tot ongeveer 10 jaar

Plaats

Passagiersstoel vr (c) vast met hoogteverstelling U U(R) U U U(R) U U U(R) U U U(R) U

Buitenste zitplaatsen achter

Middelste zitplaats achter

(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's bevestigd kan worden met behulp van de veiligheidsgordel. (b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en autobedjes mogen niet op de passagiersplaats voorin worden vervoerd. (c) Raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen. U : zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel voor het vervoeren met de "rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting". U(R) : idem U, waarbij de stoel in de hoogste stand staat en zo ver mogelijk naar achteren.

Adviezen voor kinderzitjes


De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, wordt vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt. Controleer bij het plaatsen van een kinderzitje dat gebruik maakt van de veiligheidsgordel of deze goed tegen het kinderzitje aangetrokken is en of het zitje stevig vastzit op de stoel van uw auto. Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het zitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geen belemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moet worden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt bij krachtig afremmen. Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor worden vervoerd, behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijn door andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of verwijderd is. Schakel de airbag aan passagierszijde* uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Plaatsen van een zitverhoging


Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt. CITRON beveelt aan een zitverhoging met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder.

Laat uit veiligheidsoverwegingen: geen kinderen zonder toezicht achter in een auto, nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat, de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen in de auto achter. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen. * Volgens land van bestemming.

125 Veilig vervoeren van kinderen

ISOFIX-bevestigingen
De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto. De ISOFIX-kinderzitjes zijn voorzien van twee sloten die aan de twee bevestigingsringen A kunnen worden verankerd. Voor u een ISOFIX-kinderzitje op de rechter achterstoel kunt plaatsen moet u eerst de centrale veiligheidsgordel naar het midden van de auto duwen, op een zodanige manier dat de gordel normaal blijft werken. Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de bevestigingsring B. Zet om de bovenste bevestigingsriem vast te maken de hoofdsteun van de zitplaats omhoog en steek de haak tussen de hoofdsteun en de rugleuning door. Bevestig de haak aan de bevestigingsring B en trek de riem aan. Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij een aanrijding ernstig letsel oplopen.

Uw auto voldoet aan de nieuwe ISOFIXnormen . De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen:

Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen: twee bevestigingsringen A , die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden, aangegeven met een etiket,

n bevestigingsring B achter de stoel, TOP TETHER genoemd, voor de bevestiging van de bovenste riem.

Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarin staat vermeld welke kinderzitjes voor uw auto zijn gehomologeerd.

ISOFIX-kinderzitje aanbevolen door CITRON en gehomologeerd voor uw auto


Het RMER Duo Plus ISOFIX kinderzitje (gewichtsgroep B1) Groep 1: van 9 tot 18 kg

Dit wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Het is voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste bevestiging B, de TOP TETHER. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.

Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het kinderzitje met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen. Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.

127 Veilig vervoeren van kinderen

Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes

Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G).

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Tot 10 kg (groep 0) Tot ca. 6 maanden Type ISOFIX-kinderzitje ISOFIX-maat ISOFIX-kinderzitjes universeel en semi-universeel geschikt voor bevestiging op de buitenste zitplaatsen achter Babyligstoeltje* F G Tot 10 kg (groep 0) Tot 13 kg (groep 0+) Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1) Van ca. 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting" C D E

"rug in de rijrichting" C D

"gezicht in de rijrichting" A B IUF IL-SU B1

IL-SU

IL-SU

IUF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een Universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje voor het vervoer met het "gezicht in de rijrichting" en een bovenste riem. IL-SU: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een Semi- Universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje: voor vervoer met de "rug in de rijrichting" voorzien van een bovenste riem of een steun, voor vervoer met het "gezicht in de rijrichting" voorzien van een steun. Raadpleeg de paragraaf "ISOFIX-bevestigingen" voor meer informatie over de bevestiging van de bovenste riem. X: plaats niet geschikt voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje uit de aangegeven gewichtsgroep. *Op de voorpassagiersstoel kan een babyligstoeltje of reisbedje worden bevestigd.

008
Veiligheid
Dit hoofdstuk gaat over de richtingaanwijzers, de alarmknipperlichten en de claxon, die dienen om andere weggebruikers te waarschuwen, de Urgence- en Assistance-oproepen bij ongelukken en pech, de verschillende remhulp- en stabiliteitscontrolesystemen voor een perfecte controle over uw auto, en over de veiligheidsgordels en airbags die het risico op letsel bij een aanrijding beperken.

Richtingaanwijzers
Functie "snelweg"
) Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.

Alarmknipperlichten

Gebruik de richtingaanwijzers om een verandering van rijrichting of rijstrook aan te geven. ) Links: duw de hendel helemaal omlaag, tot voorbij de weerstand. ) Rechts: duw de hendel helemaal omhoog, tot voorbij de weerstand.

Gebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval. ) Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.

131 Veiligheid

Claxon
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate van remvertraging, automatisch ingeschakeld. Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de alarmknipperlichten uit. ) U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken.

Urgence-oproep of Assistance-oproep
SOS
Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende CITRON-helpdesk. Raadpleeg het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.

Gebruik de claxon om medeweggebruikers te waarschuwen bij gevaar. ) Druk op een van de spaken van het stuurwiel.

Gebruik de claxon alleen wanneer het echt nodig is, in de volgende gevallen: onmiddellijk gevaar, inhalen van fietsers of voetgangers, naderen van een onoverzichtelijke bocht.

Hulpsystemen bij het remmen


Uw auto is voorzien van drie systemen die u helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot stilstand te brengen: het antiblokkeersysteem (ABS), de elektronische remdrukregelaar (EBD), Brake Assist System (BAS).

Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar


Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek.

Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in het antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen. Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met de controlelampjes STOP en ABS, een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen. Stop op een veilige plaats. Raadpleeg in beide gevallen het CITRONnetwerk. Zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd die aan de voorschriften van de constructeur voldoen.

Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch in werking zodra een van de wielen dreigt te blokkeren. Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit is de normale werking.

Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.

133 Veiligheid

Stabiliteitscontrolesystemen
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.

Antislipregeling (ASR) en elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)


De antislipregeling verbetert de tractie van de wielen om doorslippen te voorkomen, door in te grijpen op de remmen van de aangedreven wielen en op het motorkoppel. Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt in via de remmen van n of meer wielen en via het motorkoppel om de auto (binnen de grenzen van de natuurkundige wetmatigheden) weer in de juiste koers te brengen.

Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde. Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot. Trap het rempedaal bij een noodstop zeer krachtig in en laat het pedaal niet los.

Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. De systemen worden geactiveerd zodra de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting. In dat geval gaat dit controlelampje op het instrumentenpaneel knipperen.

Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in deze systemen. Laat de systemen controleren door het CITRON-netwerk. De systemen ASR en ESP zorgen voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of tot te hard rijden. De goede werking van de systemen wordt verzekerd door het naleven van de voorschriften van de constructeur ten aanzien van de wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische componenten alsmede de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden door het CITRON-netwerk. Laat de systemen na een aanrijding controleren door het CITRON-netwerk.

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn de systemen ASR en ESP uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen. ) Druk op de knop "ESP OFF", die zich links onder het stuur bevindt.

Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf 50 km/h (behalve bij een 1,6 I THP 150 benzinemotor). ) Druk nogmaals op de knop "ESP OFF" om de systemen handmatig weer in te schakelen.

Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel en het verklikkerlampje van de knop branden, zijn de systemen ASR en ESP uitgeschakeld.

135 Veiligheid

Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vr
De veiligheidsgordels vr zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier in het geval van een frontale aanrijding. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken. De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet. De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.

Omdoen
) Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. ) Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.

Waarschuwingslampje veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt


Als het contact wordt aangezet, gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden om aan te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt. Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert het waarschuwingslampje gedurende 2 minuten in combinatie met een steeds sterker wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft het waarschuwingslampje branden zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.

Losmaken
) Druk op de rode knop van de gordelsluiting. ) Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.

Veiligheidsgordels achter

De zitplaatsen achter zijn voorzien van een driepunts veiligheidsgordel met oprolautomaat en spanbegrenzer.

Omdoen
) Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. ) Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.

Losmaken
) Druk op de rode knop van de gordelsluiting. ) Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.

137 Veiligheid

Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief. De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt. Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold. De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.

Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel: dient deze strak om het lichaam te worden gedragen, moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt, mag deze door niet meer dan n persoon worden gedragen, mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen, mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd. Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het CITRON-netwerk, dat tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het CITRON-netwerk, vooral als de gordels beschadigingen vertonen. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITRON-netwerk. Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.

Voorschriften voor kinderen


Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje. De veiligheidsgordel mag door niet meer dan n persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, vr en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is gentegreerd. In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door het CITRON-netwerk.

Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter). De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten, bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor een afdoende bescherming.

Registratiezones voor een aanrijding


A. Impactzone vr. B. Impactzone opzij. De airbags werken alleen als het contact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen. Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is gentegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.

139 Veiligheid

Frontairbags

De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen. De bestuurdersairbag is gentegreerd in het stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.

Activering
Bij een zware frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vr, waarbij de krachten horizontaal in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde op de auto inwerken, gaan de airbags tegelijk af, behalve als de frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. De frontairbag wordt opgeblazen tussen het dashboard en het bovenlichaam van de inzittende voorin, om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.

Schakel voor de veiligheid van uw kind de frontairbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Storing
Als dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, laat het systeem dan controleren door het CITRON-netwerk. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd. Als dit waarschuwingslampje knippert, raadpleeg dan het CITRON-netwerk. De kans bestaat dat de frontairbag aan passagierszijde bij een ernstige aanrijding niet wordt geactiveerd. Plaats geen kinderzitje op de voorstoel als minimaal n van beide waarschuwingslampjes van de airbags permanent blijft branden. Laat het systeem controleren door het CITRON-netwerk.

Uitschakelen
Alleen de frontairbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: ) zet het contact af, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde 1, ) draai deze in de stand "OFF", ) verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. Dit controlelampje brandt op het instrumentenpaneel, bij aangezet contact en zolang de airbag is uitgeschakeld.

Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan de schakelaar 1 weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. Als het contact is aangezet en de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit controlelampje op het instrumentenpaneel gedurende ongeveer 1 minuut branden.

141 Veiligheid

Zijairbags

Activering
De zijairbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op letsel te verkleinen. De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de rugleuning, aan de portierzijde. De zijairbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij (B), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto. De zijairbag wordt opgeblazen tussen de inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel.

Detectiezones voor een aanrijding


A. Impactzone vr. B. Impactzone opzij.

Window-airbags
De window-airbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen. De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.

Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met de zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij (B), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto worden uitgeoefend. De window-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittenden vr en achter en de ruiten.

Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, raadpleeg dan het CITRON-netwerk om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd. Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd. Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd.

143 Veiligheid

Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Airbags vr
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde autogordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen; alleen het CITRONnetwerk heeft hiervoor gekwalificeerd personeel. Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen. Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.

Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel. Demonteer nooit de handgrepen van het dak; deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.

Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen. Deze belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het CITRON-netwerk. Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding..): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

009
Rijden
Dit hoofdstuk behandelt de handrem, de handgeschakelde of automatische versnellingsbak, de opschakelindicator en het Stop&Startsysteem voor een lager brandstofverbruik; de snelheidsbegrenzer voor het niet overschrijden van een vooraf ingestelde snelheid; de snelheidsregelaar voor het rijden met een vooraf ingestelde snelheid; en de parkeerhulp voor het detecteren van obstakels achter de auto.

Parkeerrem

Aantrekken
) Trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten.

Vrijzetten
) Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag. Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOP branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.

Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen vast tegen het trottoir, trek de parkeerrem aan en schakel een versnelling in.

147 Rijden

Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de achteruitversnelling

) Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren.

Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait.

Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken: zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand, trap het koppelingspedaal in.

Opschakelindicator*
Werking

Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen (auto's met handgeschakelde versnellingsbak). Voorbeeld: De informatie wordt in de vorm van een pijl op het display van het instrumentenpaneel Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u weergegeven, in combinatie met het nummer rustig rijdt. van de aanbevolen versnelling. Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren n of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen U rijdt in de derde versnelling. zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen. Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van een schakeladvies van het systeem. De functie kan niet worden uitgeschakeld. In rijsituaties waarin veel van de motor wordt gevraagd (diep intrappen van het gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een inhaalmanoeuvre...) zal het systeem geen schakeladvies geven. Het systeem zal u nooit adviseren om: de eerste versnelling in te schakelen, de achteruitversnelling in te schakelen, terug te schakelen.

U trapt het gaspedaal geleidelijk in.

* Afhankelijk van de motoruitvoering.

Het systeem kan u in dit geval adviseren een hogere versnelling in te schakelen.

149 Rijden

Automatische versnellingsbak
Bij de automatische versnellingsbak met vier versnellingen kunt u kiezen uit automatisch schakelen, aangevuld met de programma's Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen. Deze versnellingsbak heeft dus vier gebruiksmogelijkheden: automatisch schakelen: het schakelen wordt elektronisch aangestuurd door de versnellingsbak, programma Sport: dit schakelprogramma maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk, programma Sneeuw: dit schakelprogramma vereenvoudigt het rijden op een ondergrond met weinig grip, handmatig schakelen: deze stand maakt het zelf schakelen met de selectiehendel mogelijk.

Schakelpatroon

Selectiehendel

1. 2. 3.

Selectiehendel. Toets "S" (sport). Toets "7 " (sneeuw).

P. Parkeerstand. Stilzetten van de auto, met of zonder aangetrokken handrem. Starten van de motor. R. Achteruitversnelling. Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental. N. Neutraalstand. Stilzetten van de auto, met aangetrokken handrem. Starten van de motor. D. Automatische werking. M. + / - Zelf schakelen tussen de vier versnellingen. ) Beweeg de selectiehendel kort naar voren om n versnelling op te schakelen. of ) Beweeg de selectiehendel kort naar achteren om n versnelling terug te schakelen.

Weergave op het instrumentenpaneel

Wegrijden
) Trek de handrem aan. ) Selecteer de stand P of N. ) Start de motor. Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een melding op het multifunctionele display. ) Trap bij draaiende motor het rempedaal in. ) Zet de handrem los. ) Selecteer de stand R, D of M. ) Laat het rempedaal geleidelijk los. De auto begint te rijden.

Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel. P. Parking (parkeerstand) R. Reverse (achteruitversnelling) N. Neutral (neutraalstand) D. Drive (automatisch schakelen) S. Programma Sport 7. Programma Sneeuw 1, 2, 3, 4. Ingeschakelde versnelling bij handmatig schakelen -. Ongeldige waarde bij handmatig schakelen

Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de stand D en trap het gaspedaal weer in.

Intrappen van het rempedaal


) Als dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt, trap dan het rempedaal in (bijv.: starten van de motor).

Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt. Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto achter. Trek de handrem aan en selecteer de stand P indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.

151 Rijden

Automatisch schakelprogramma
) Selecteer de stand D om automatisch te laten schakelen tussen de vier versnellingen. De versnellingsbak werkt dan in de auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto. Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximumtoerental bereikt. Bij het remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat. Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat.

Programma's Sport en Sneeuw


Deze twee specifieke programma's vullen de automatische werking aan onder bijzondere rijomstandigheden.

Terugkeren naar het automatische programma


) Om terug te keren naar het automatische programma kunt u het programma Sport of Sneeuw op elk gewenst moment uitschakelen door opnieuw op de desbetreffende toets te drukken.

Programma Sport "S"


) Druk op de toets "S" als de motor is gestart. Het schakelprogramma maakt dan automatisch een dynamische rijstijl mogelijk. Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S.

Programma Sneeuw "7"


) Druk op de toets "7" als de motor is gestart. De transmissie past zich aan voor het rijden op gladde wegen. Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond met weinig grip. Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding 7.

Handmatig schakelen
) Selecteer de stand M om sequentieel te schakelen tussen de vier versnellingen. ) Duw de selectiehendel naar het symbool + om n versnelling op te schakelen. ) Trek de selectiehendel naar het symbool - om n versnelling terug te schakelen. Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening. Op het instrumentenpaneel verdwijnt de aanduiding D en verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde versnellingen. Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven. Er kan elk moment van de stand D (rijden in de automatische stand) naar de stand M (rijden in de handbediende stand) worden geschakeld. Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de versnellingsbak automatisch de stand M1. De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet worden ingeschakeld in de handbediende stand.

Storing
Onjuiste waarde bij handmatige bediening
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee standen in). Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in de versnellingsbak. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma en blijft de 3e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok voelen bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N. Dit beschadigt de versnellingsbak niet. Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet). Raadpleeg zo snel mogelijk het CITRON-netwerk. De automatische versnellingsbak kan beschadigd raken: als u gelijktijdig het gas- en het rempedaal intrapt, als u, wanneer de accu geen stroom levert, de selectiehendel geforceerd in de stand P of een andere stand zet. Als u langere tijd stilstaat met draaiende motor (files...), kunt u, om brandstof te besparen, de selectiehendel in de stand N zetten en de handrem aantrekken.

Parkeren van de auto


Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P of N bewegen om de neutraalstand te selecteren. Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten. Als de selectiehendel niet in de stand P staat, verschijnt bij het openen van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een melding op het multifunctionele display. ) Zet de selectiehendel in de stand P; de melding verdwijnt.

153 Rijden

Stop&Start

Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.

Werking
Motor in STOP-stand zetten
Het controlelampje "ECO" op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor komt in een standby-stand: bij een handgeschakelde versnellingsbak: bij snelheden beneden 20 km/h, zet de versnellingsbak in zijn vrij en laat de koppeling los, Het systeem werkt de eerste seconden na het inschakelen van de achteruit niet. Als de motor door het systeem wordt afgezet, blijven alle andere componenten zoals de remmen en de stuurbekrachtiging enz. normaal functioneren.

Bijzonderheden: STOP-functie niet beschikbaar


De STOP-functie is niet beschikbaar als: het bestuurderportier geopend is, de veiligheidsgordel van de bestuurder los is, de auto sinds de laatste start met de sleutel niet harder dan 10 km/h heeft gereden, de klimaatregeling in het interieur dat niet toelaat, de voorruitontwaseming is ingeschakeld, bepaalde bijzondere omstandigheden (laadtoestand accu, motortemperatuur, rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.).

Met een teller wordt de duur van de momenten dat de motor afgezet is, opgeteld en weergegeven. Elke keer als u het contact opnieuw aanzet, wordt deze teller op 0 gezet.

Tank nooit als de motor door het Stop&Start-systeem is afgezet, zet in dat geval altijd het contact af en neem de sleutel uit het contactslot.

Het controlelampje "ECO" knippert enkele seconden en gaat dan uit. Dat het systeem in dergelijke gevallen niet werkt is volkomen normaal.

Uitschakelen
Motor in START-stand zetten
Het controlelampje "ECO" gaat uit en de motor wordt gestart: bij een handgeschakelde versnellingsbak: trap het koppelingspedaal helemaal in,

Bijzonderheden: automatisch starten


De START-stand wordt automatisch ingeschakeld als: het bestuurderportier geopend is, de veiligheidsgordel van de bestuurder los is, de snelheid van de auto hoger is dan 25 km/h bij een handgeschakelde versnellingsbak, bepaalde bijzondere omstandigheden (laadtoestand accu, motortemperatuur, rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.). Het controlelampje "ECO" knippert enkele seconden en gaat dan uit. Dat onder deze omstandigheden de motor wordt gestart, is volkomen normaal. Als u bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak in de STOP-stand een versnelling inschakelt maar daarbij het koppelingspedaal niet helemaal intrapt, verschijnt er een bericht met het verzoek het koppelingspedaal helemaal in te trappen, omdat anders de motor niet gestart kan worden.

U kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in te drukken. Het controlelampje in de schakelaar gaat branden en er verschijnt een bericht op het display. Als u het systeem met de motor in de STOP-stand uitschakelt, dan wordt de motor direct weer gestart.

155 Rijden

Inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF". Het systeem is dan weer ingeschakeld; het controlelampje in de schakelaar gaat uit en er verschijnt een bericht op het display.

Storingen

Onderhoud
Schakel omwille van de veiligheid het Stop&Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren. Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt gebruik van een speciale accu (raadpleeg voor meer informatie het CITRON-netwerk). Het gebruik van een andere dan de door CITRON voorgeschreven accu's kan leiden tot storingen in het systeem.

Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contact opnieuw aanzet. Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar "ECO OFF" knipperen en vervolgens constant branden. Laat dit controleren door het CITRON netwerk. Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat. Zet in dat geval het contact af en start de auto dan met behulp van de sleutel.

Het Stop&Start-systeem maakt gebruik van geavanceerde technologie. Laat eventuele werkzaamheden uitsluitend door een officile CITRON-dealer uitvoeren.

Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect. Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen. Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel. Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden. Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd. De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in het geheugen. Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.

Stuurkolomschakelaars

Weergave op het display

De bediening van de snelheidsbegrenzer is ondergebracht in de hendel A . 1. Knop voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid 3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid 4. Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer

De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel. 5. Snelheidsbegrenzer AAN/UIT 6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd 7. Ingestelde snelheid

157 Rijden

Programmeren
) Draai de knop 1 in de stand "LIMIT": de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. ) Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 90 km/h). U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3: +/- 1 km = kort indrukken, +/- 5 km = lang indrukken, +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. ) Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4. ) Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4: het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUSE). ) Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4.

Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer


) Draai de knop 1 in de stand "0": de selectie van de snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven.

Storing
In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display. Laat het systeem controleren door het CITRON-netwerk.

Overschrijden van de ingestelde snelheid


Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen. Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gaspedaal wordt losgelaten.

Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, leg nooit meerdere matten op elkaar.

Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven. Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig waarbij de ingestelde snelheid minimaal 40 km/h dient te bedragen en: de vierde versnelling moet zijn ingeschakeld bij een handgeschakelde versnellingsbak, de tweede versnelling moet zijn ingeschakeld bij rijden in de handmatige stand bij een automatische transmissie, de stand D moet zijn geselecteerd bij een automatische transmissie. Het uitschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of, om veiligheidsoverwegingen, door activering van het ESP. Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden. Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist. Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten. Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.

Stuurkolomschakelaars

Weergave op het display

De bediening van de snelheidsregelaar is ondergebracht in de hendel A . 1. Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid 3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid 4. Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsregelaar Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.

De informatie van de snelheidsregelaar wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel. 5. Snelheidsregelaar AAN/UIT 6. Snelheidsregelaar geselecteerd 7. Ingestelde snelheid

159 Rijden

Programmeren
) Draai de knop 1 in de stand "CRUISE": de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE). ) Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het gewenste niveau te brengen en vervolgens op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h). U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3: +/- 1 km = kort indrukken, +/- 5 km = lang indrukken, +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. ) Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4: het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUSE). ) Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de toets 4.

Storing
In het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display. Laat het systeem controleren door het CITRON-netwerk.

Overschrijden van de ingestelde snelheid


Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen. Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.

Uitschakelen van de snelheidsregelaar


) Draai de knop 1 in de stand "0": de selectie van de snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven.

Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken. Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt geblokkeerd: controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, gebruik nooit meer dan n mat per plaats.

Parkeerhulp achter
Inschakelen

Dit systeem bestaat uit vier parkeerhulpsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, ) dat zich achter de auto bevindt.

Het systeem waarschuwt echter niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden. Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen bij aanvang van de manoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is.

Het systeem wordt geactiveerd zodra u de achteruitversnelling inschakelt. Dit wordt aangegeven door een geluidssignaal. De afstand tot het obstakel wordt aangegeven door: geluidssignalen die elkaar sneller opvolgen naarmate de de auto dichter bij het obstakel komt, een grafische weergave op het multifunctionele display, met blokjes die steeds dichter bij de auto komen. De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is.

Als de achterzijde van de auto minder dan 30 centimeter van het obstakel verwijderd is, is het geluidssignaal continu hoorbaar en verschijnt het symbool "Gevaar" op het multifunctionele display. Het systeem wordt gedeactiveerd als de versnellingsbak in een andere stand wordt geschakeld.

161 Rijden

Instellen
U kunt het systeem via het configuratiemenu van het multifunctionele display in- of uitschakelen. Bij het afzetten van het contact wordt de status van het systeem opgeslagen. Raadpleeg, voor meer informatie over de toegang tot het menu van de parkeerhulp, in het hoofdstuk "Multifunctionele displays" het gedeelte over configuratie / parameters instellen van de auto dat overeenkomt met het display in uw auto. Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld bij het trekken van een aanhangwagen of de montage van een fietsendrager (auto uitgerust met een door CITRON goedgekeurde trekhaak of fietsendrager).

Storing
Als er een storing is opgetreden, zal bij het achteruitrijden dit verklikkerlampje gaan branden op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal (kort piepje) en een melding op het multifunctionele display.

Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.

010
Controles
In dit hoofdstuk is aangegeven hoe u de motorkap moet openen en waar u de verschillende onderdelen kunt vinden voor het controleren van vloeistofniveaus en de belangrijkste slijtagegevoelige onderdelen. Daarnaast is hier ook aangegeven hoe u bij dieselmotoren de brandstof op moet pompen als de auto door een lege tank is stilgevallen.

40 jaar passie
De kracht van de samenwerking tussen TOTAL en CITRON komt vooral tot uiting in de autosport. Beide merken hebben, van de Rally van Marokko in 1969 tot en met de fantastische dubbele titel van wereldkampioen die in 2009 is behaald door het duo Sbastien Loeb-Daniel Elena en het CITRON TOTAL TEAM, een indrukwekkende erelijst van legendarische overwinningen opgebouwd. Tijdens het behalen van deze overwinningen zijn de smeermiddelen van TOTAL getest onder extreme omstandigheden en daarom staan zij garant voor de topprestaties van elke CITRON.

165 Onderhoud

Motorkap
Openen

De motorkap biedt toegang tot de motorruimte, zodat u de verschillende niveaus kunt controleren.

Schakel het Stop&Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren om letsel door het automatisch activeren van de START-stand te voorkomen.

) Duw de veiligheidshaak B naar links en til de motorkap op.

) Neem de motorkapsteun C uit de houder en houd deze vast bij het met schuimrubber beklede gedeelte. ) Bevestig de motorkapsteun in de uitsparing om de motorkap geopend te houden. De plaats van de ontgrendelingshendel in het interieur zorgt ervoor dat de motorkap niet geopend kan worden als het linker voorportier is gesloten. Wees voorzichtig bij het losmaken van de veiligheidshaak en de motorkapsteun als de motor warm is.

) Open het linker voorportier. ) Trek de hendel A aan de onderzijde van het portierkader naar u toe.

Brandfstoftank leeg (Diesel)


Sluiten
) Haal de motorkapsteun uit de uitsparing. ) Bevestig de motorkapsteun in de houder. ) Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen. ) Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed is vergrendeld. Als een auto met een HDi-motor is stilgevallen door een lege brandstoftank, moet het brandstofsysteem ontlucht worden. Het ontluchtingssysteem bestaat uit een handopvoerpomp en een transparante slang onder de motorkap. ) Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel. ) Open de motorkap. ) Verwijder de afdekkap van de motor voor toegang tot de opvoerpomp (afhankelijk van de uitvoering). ) Bedien de handopvoerpomp tot deze zwaarder gaat (de eerste keer kan zwaar gaan) en u de brandstof door de transparante slang met de groene aansluiting ziet stromen. ) Start de motor tot deze aanslaat. ) Breng de afdekkap van de motor aan (afhankelijk van de uitvoering). ) Sluit de motorkap.

Als de motor niet direct aanslaat, beindig dan uw startpogingen. Bedien de opvoerpomp nogmaals en probeer de motor vervolgens opnieuw te starten.

167 Onderhoud

Benzinemotoren
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Reservoir ruitensproeiervloeistof. Reservoir koelvloeistof. Luchtfilter. Reservoir remvloeistof. Accu. Zekeringkast. Oliepeilstok. Motorolie (bij) vullen.

Dieselmotoren
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Reservoir ruitensproeiervloeistof. Reservoir koelvloeistof. Luchtfilter. Reservoir remvloeistof. Accu. Zekeringkast. Oliepeilstok. Motorolie (bij) vullen. Handopvoerpomp (op brandstoffilter).

169 Onderhoud

Niveaus controleren
Controleer de onderstaande niveaus regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITRON-netwerk.

Motorolieniveau
Een controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 15 minuten niet heeft gedraaid. Controleer het motorolieniveau bij aangezet contact via de motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel of met de oliepeilstok.

Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.

Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het verversingsinterval voor uw auto. Om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen, is het gebruik van additieven in de motorolie niet toegestaan.

Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het voorgeschreven verversingsinterval.

Type remvloeistof Type motorolie


Gebruik de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering. Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof die voldoet aan de DOT4-norm.

Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. Deze kan ook bij afgezet contact werken. Bij uitvoeringen voorzien van een roetfilter kan de koelventilator bij afgezet contact nog (gaan) werken, zelfs bij koude motor. Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit te voeren ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het koelsysteem onder druk staat. Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop en vul koelvloeistof bij.

Niveau ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.

Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden ververst.

Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof


Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te voorkomen, is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegestaan. Pas tijdens werkzaamheden onder de motorkap op, want sommige delen van de motor kunnen erg warm worden (kans op brandwonden).

Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.

171 Onderhoud

Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter)


Een te laag additiefniveau wordt aangegeven door het verklikkerlampje service in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.

Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen. De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.

Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren door het CITRON-netwerk.

Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond. Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij het CITRON-netwerk.

Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het laten controleren van bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur. Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITRON-netwerk.

Accu
De accu is onderhoudsvrij. Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm weer en in de winter. Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt het hoofdstuk "Praktische informatie" voor meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.

Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek vervangen volgens de in het onderhoudsboekje aangegeven intervallen. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen (zie paragraaf "Motoren"). Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en onaangename geuren veroorzaken.

Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfilter moet worden uitgevoerd door het CITRON-netwerk.

Deze sticker hoort bij het Stop & Start-systeem en geeft aan dat er een speciale 12 V loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden door het CITRONnetwerk. Het negeren van deze aanwijzing kan ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan vervanging toe is.

Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen. Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het vervangingsinterval.

Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.

173 Onderhoud

Handgeschakelde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het interval van de niveaucontrole.

Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren. Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn.

Handrem
Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem zelfs tussen twee onderhoudscontroles door worden afgesteld. Laat het systeem controleren door het CITRON-netwerk.

Automatische versnellingsbak
De automatische versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het interval van de niveaucontrole.

Staat van remschijven / remtrommels


Raadpleeg het CITRON-netwerk voor informatie over het controleren van de slijtage van de remschijven en/of remtrommels.

Gebruik uitsluitend door CITRON aanbevolen producten of gelijkwaardige kwaliteitsproducten. Om de werking van belangrijke organen als het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt CITRON specifieke producten aan. Vanwege de kans op beschadiging van het elektrisch systeem is het reinigen van de motorruimte met een hogedrukreiniger niet toegestaan.

011

Praktische informatie
Dit hoofdstuk behandelt de werking van de noodreparatieset voor een tijdelijke reparatie van een lekke band. Het bevat tevens de instructies voor het verwisselen van een wiel in het geval van een lekke band of het vervangen van een versleten ruitenwisserblad, een defect lampje of een doorgebrande zekering, alsmede tips voor het opladen van uw accu of het slepen van uw auto. Tenslotte vindt u hier een overzicht van de bij het netwerk beschikbare accessoires.

Bandenreparatieset
De volledige set voor de reparatie van een band bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt.

Beschrijving van de set

Toegang tot de set


A. Schakelaar stand Reparatie of Op spanning brengen. B. Aan/uit schakelaar I/O. C. Knop voor leeg laten lopen. D. Manometer (bar of psi). E. Opbergvak met: - kabel + adapter voor 12V-aansluiting, - diverse opblaasnippels voor accessoires als ballonnen, fietsbanden, ... Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de vloerplaat van de bagageruimte. F. Flacon met afdichtmiddel. G. Witte slang met dop voor de reparatie. H. Zwarte slang voor het op spanning brengen. I. Sticker met snelheidslimiet.

De sticker met snelheidslimiet I moet op het stuurwiel worden geplakt om u te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd. Rijd na het repareren met behulp van de bandenreparatieset niet sneller dan 80 km/h.

177 Praktische informatie

Reparatiemethode

1. Afdichting van het lek


) Zet het contact af. ) Zet de schakelaar A in de stand Reparatie. ) Controleer of de schakelaar B in de stand O staat. ) Rol de witte slang G volledig uit. ) Draai de dop van de witte slang los. ) Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band. ) Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting in de auto. ) Start de motor en laat deze draaien.

Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band.

Let op: dit product is schadelijk (ethyleenglycol, colofonium...) bij inname en irriterend voor de ogen. Houd het middel buiten het bereik van kinderen.

) Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand I te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten).

Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het CITRON-netwerk om u verder te helpen.

) Verwijder de set en draai de dop van de witte slang vast. Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen komen. Houd de set binnen handbereik. ) Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten. ) Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set.

179 Praktische informatie

2. Op spanning brengen
) Zet de schakelaar A in de stand Bandenspanning. ) Rol de zwarte slang H volledig uit. ) Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band. ) Sluit de stekker van de compressor weer aan op de 12V-aansluiting in de auto. ) Start de motor opnieuw en laat de motor draaien. ) Neem zo snel mogelijk contact op met het CITRON-netwerk. Vertel de technicus direct dat u gebruik hebt gemaakt van de bandenreparatieset. Na nadere inspectie kan de technicus u vertellen of de band gerepareerd kan worden of dient te worden vervangen. ) Breng de band met behulp van de compressor op de voorgeschreven spanning (spanning verhogen: schakelaar B in stand I; spanning verlagen: schakelaar B in stand O en knop C indrukken), zoals vermeld op de bandenspanningssticker in de portieropening aan bestuurderszijde. Als de bandenspanning sterk daalt, is het lek niet goed gedicht; neem contact op met het CITRON-netwerk om u verder te helpen. ) Verwijder de set en berg deze op. ) Rijd niet harder dan 80 km/h en niet verder dan 200 km.

Uitnemen van de flacon

Controle / aanpassen bandenspanning

) Berg de zwarte slang op. ) Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los. ) Houd de compressor rechtop. ) Draai de flacon aan de onderzijde los. Let op dat er geen afdichtmiddel uit de flacon stroomt. De uiterste gebruiksdatum staat op de patroon vermeld. De patroon met afdichtmiddel kan slechts n keer gebruikt worden en moet daarna worden vervangen, ook als hij niet leeg is. Werp de patroon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het CITRON-netwerk of een officieel inzamelpunt. Vergeet niet om bij het CITRON-netwerk een nieuwe patroon met afdichtmiddel te kopen.

U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om: uw bandenspanning te controleren of uw banden op spanning te brengen, andere opblaasbare voorwerpen op te pompen. ) Draai de schakelaar A in de stand Op spanning brengen. ) Rol de zwarte slang H volledig uit. ) Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de band of van de accessoire. Breng indien nodig eerst een van de meegeleverde verloopstukken aan.

) Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto. ) Start de auto en laat de motor draaien. ) Breng de band op spanning met behulp van de compressor (op spanning brengen: schakelaar B in stand I; leeg laten lopen: schakelaar B in stand O en druk op de knop C), zoals staat aangegeven op de bandenspanningssticker van de auto of het opblaasbare voorwerp. ) Verwijder de set en berg deze op.

181 Praktische informatie

Wiel verwisselen

In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure.

Toegang tot het gereedschap


Wiel met wieldop
Demonteren: verwijder eerst de wieldop door deze met behulp van de wielsleutel 1 bij de ventielopening los te wippen en vervolgens los te trekken. Monteren: plaats de wieldop, begin bij de ventielopening en druk de wieldop rondom met de hand vast.

Het gereedschap bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte. Toegang tot het gereedschap: ) open de achterklep, ) til de mat in de bagageruimte op door aan de lus te trekken, ) verwijder de polystyreen opbergbak, ) maak de houder met het gereedschap los en verwijder deze.

Beschikbaar gereedschap
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto. Gebruik het niet voor andere doeleinden. 3. 1. Wielsleutel. Hiermee kan de wieldop worden verwijderd en kunnen de wielbouten worden losgedraaid. Krik met gentegreerde slinger. Hiermee kan de auto worden opgekrikt. Gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen. Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen de sierdoppen van de wielbouten worden verwijderd. Dop voor het verwijderen van slotbouten (in het dashboardkastje). Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten (als u auto daarmee is uitgerust) worden verwijderd.

2.

4.

Toegang tot het reservewiel

Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte. Afhankelijk van het land van bestemming, is er een noodreservewiel of een bandenreparatieset aanwezig. Zie de paragraaf Toegang tot het gereedschap voor meer informatie.

Bevestiging van het noodreservewiel


Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel.

Verwijderen van het reservewiel


) Draai de gele centrale bout los. ) Til het reservewiel aan de achterzijde op en trek het naar u toe. ) Verwijder het wiel uit de bagageruimte.

183 Praktische informatie

Terugplaatsen van het reservewiel


) Leg het reservewiel in de reservewielbak. ) Draai de gele centrale bout een aantal omwentelingen los en plaats de bout in het hart van het reservewiel. ) Draai de centrale bout vast tot deze klikt en het reservewiel goed vastzit.

) Plaats de houder met het gereedschap in het hart van het reservewiel en maak de houder vast. ) Plaats de kunststof opbergbak terug. ) Leg de mat van de bagageruimte op zijn plek door deze enigszins om te vouwen (zie hoofdstuk Voorzieningen - Opbergbak).

Bij autos met een noodreservewiel kan het wiel met de lekke band worden opgeborgen op de plaats van het noodreservewiel. U beschikt dan echter niet meer over een vlakke bodem in uw bagageruimte.

Demonteren van het wiel


Stilzetten van de auto
Parkeer de auto op een plaats waar u het verkeer niet hindert; kies een horizontale, vlakke en niet-gladde ondergrond. Trek de handrem aan, zet het contact uit en schakel de eerste versnelling * in om de wielen te blokkeren. Plaats indien nodig een wielblok achter het wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel. Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plaats bevinden. Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt; gebruik een bok.

Procedure
) Verwijder de verchroomde sierdop van de wielbouten met het gereedschap 3 (alleen bij lichtmetalen velgen). ) Bevestig de dop 4 op de wielsleutel 1 en draai de slotbout (als uw auto daarmee is uitgerust) los. ) Draai de overige wielbouten los met alleen de wielsleutel 1.

* stand P (automatische versnellingsbak).

185 Praktische informatie

) Plaats de krik 2 tegen n van de twee steunpunten aan de voorzijde A of achterzijde B (bij het te verwisselen wiel). Bij autos die zijn voorzien van dorpelsierlijsten staat de plaats van het steunpunt aangegeven op de sierlijst. De krik moet beslist recht onder deze markering worden geplaatst, tegen het steunpunt achter de sierlijst en niet tegen de kunststof sierlijst zelf.

) Draai de krik 2 uit tot het voetstuk op de grond staat. Zorg ervoor dat het voetstuk zich loodrecht onder het gebruikte steunpunt A of B bevindt. ) Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren.

) Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg. ) Verwijder het wiel.

Monteren van het wiel


Na het verwisselen van het wiel
Verwijder de naafdop van het wiel om het op de juiste manier in de bagageruimte op te bergen. Rijd met een noodreservewiel niet sneller dan 80 km/h. Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het CITRON-netwerk. Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel. Het is niet toegestaan meer dan n noodreservewiel tegelijk te gebruiken.

Procedure
) Plaats het wiel op de naaf. ) Draai de wielbouten met de hand vast. ) Draai de slotbout (als uw auto daarmee is uitgerust) met de wielsleutel 1 en de dop 4 een beetje vast. ) Draai de overige wielbouten enigszins vast met alleen de wielsleutel 1.

187 Praktische informatie

) Laat de krik zakken. ) Vouw de krik 2 op en verwijder hem.

) Draai de slotbout (als uw auto daarmee is uitgerust) vast met de wielsleutel 1 en de dop 4. ) Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel 1. ) Bevestig de verchroomde doppen op de wielbouten (alleen bij lichtmetalen velgen). ) Berg het gereedschap op in de houder.

Een lamp vervangen


Koplampen
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag: ) reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen, ) gebruik een spons met zeepwater, ) wanneer u met een hogedrukspuit hardnekkig vuil probeert te verwijderen, richt dan nimmer de straal op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan, om lakbeschadigingen en beschadiging van de afdichtrubbers te voorkomen. ) Raak de lamp niet met de vingers aan, maar gebruik een nietpluizende doek. Bij het vervangen van lampen moet de verlichting minstens enkele minuten uitgeschakeld zijn (risico van ernstige verbranding). In verband met het behoud van de kwaliteit van de koplampen mogen uitsluitend anti-UV-lampen worden gebruikt. Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe lamp met dezelfde specificaties.

1. 2. 3. 4. 5. 6.

Richtingaanwijzers (PY21W amberkleurig). Parkeerlichten (W5W). Grootlicht (H1-55W). Dimlicht (H7-55W). Mistlampen (PSX24W). LED-dagrijverlichting (diodes).

189 Praktische informatie

Lamp van richtingaanwijzer vervangen


Wanneer het controlelampje van de richtingaanwijzer (rechts of links) met een hogere frequentie dan normaal knippert, duidt dit op een defecte lamp aan de desbetreffende zijde. ) Draai de lamphouder een kwart omwenteling en verwijder het geheel. ) Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren in de omgekeerde volgorde uit. De amberkleurige lampen, zoals die van de richtingaanwijzers, moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en specificaties.

Lampen dimlicht vervangen


) Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen. ) Neem de stekker van de lamp los. ) Druk de veren uit elkaar om de lamp te kunnen verwijderen. ) Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig de beschermkap om ervoor te zorgen dat de lampunit goed wordt afgedicht.

Lampen grootlicht vervangen


) Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen. ) Neem de stekker van de lamp los. ) Druk de veren uit elkaar om de lamp te kunnen verwijderen. ) Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Lampen parkeerlicht vervangen


) Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen. ) Trek aan de lamphouder terwijl u aan beide kanten op de beide borglippen drukt. ) Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Gentegreerde zijknipperlichten vervangen


) Steek ter hoogte van het midden van het zijknipperlicht een schroevendraaier tussen het zijknipperlicht en de voet van de buitenspiegel. ) Wip het zijknipperlicht met de schroevendraaier los. ) Neem de stekker van het zijknipperlicht los. ) Vervang de zijknipperlichtunit. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Een nieuwe zijknipperlichtunit is verkrijgbaar bij het CITRON-netwerk.

191 Praktische informatie

Mistlampen vr vervangen
) Via de opening onder de voorbumper kunt u de mistlampen vr bereiken. ) Neem de zwarte stekker van de lamphouder los door aan de bovenkant op de borglip te drukken. ) Verwijder de lamphouder door op de twee klemmen te drukken (boven en onder). ) Vervang de unit. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

U kunt deze unit bestellen bij het CITRON-netwerk. Voor vragen over het vervangen van deze lampen kunt u terecht bij het CITRON-netwerk.

LED van dagrijverlichting vervangen


Neem voor het vervangen van dit type lamp met LEDs contact op met het CITRON-netwerk.

Achterlichten

1. 2. 3. 4.

Remlicht/parkeerlicht (P21/5W). Parkeerlichten (P5W). Richtingaanwijzers (PY21W, amberkleurig). Mistachterlicht links (PR21W, rood) Achteruitrijlicht rechts (P21W). Rode of amberkleurige lampen, zoals de richtingaanwijzers of het mistachterlicht, moeten vervangen worden door lampen met dezelfde specificaties en kleur.

Lampen vervangen
) Open de achterklep. ) Verwijder het luikje in de bekleding aan de desbetreffende zijkant. ) Draai de vlindermoer voor de bevestiging van de lampunit los. ) Neem de stekker van de lampunit los. ) Verwijder voorzichtig de lampunit door er in een rechte beweging aan te trekken. ) Maak de vier borglippen los en verwijder de lamphouder. ) Draai de lamp een kwart omwenteling en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Zorg ervoor dat de lampunit in de geleiders komt door de lampunit goed in de lengteas van de auto te houden.

193 Praktische informatie

Lampen kentekenplaatverlichting vervangen (W5W)


) Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste gaten van het lampglas. ) Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken. ) Verwijder het lampglas. ) Trek de lamp uit de houder en vervang de lamp.

Lamp derde remlicht vervangen (4 lampen W5W)


) Open de achterklep. ) Verwijder de twee afsluitdoppen A op het binnenpaneel van de achterklep. ) Druk in een rechte beweging tegen de lampunit en gebruik twee schroevendraaiers als hefboom om de unit via de buitenzijde te verwijderen. ) Neem de stekker van de lampunit en indien nodig de slang van de ruitensproeier los. ) Draai de lamphouder van de defecte lamp een kwart omwenteling. ) Trek aan de lamp en vervang deze. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Lamp derde remlicht vervangen (LED's)


Raadpleeg het CITRON-netwerk om dit type LED-verlichting te vervangen.

Binnenverlichting

Bagageruimteverlichting (W5W) Plafondverlichting (1 / W5W)


Maak de kap van de plafondverlichting 1 met een dunne schroevendraaier los, aan de zijde van de schakelaar, om de defecte gloeilamp te kunnen bereiken. Trek de verlichtingsunit los door van achter tegen de voet te drukken.

Verlichting dashboardkastje (W5W)


Trek de verlichtingsunit los om de lamp te kunnen bereiken.

Kaartleeslampjes (2 / W5W)
Maak de kap van de plafondverlichting 1 los. Maak het schot van het desbetreffende kaartleeslampje 2 los, om de defecte gloeilamp te kunnen bereiken.

Verlichting voetenruimte en opbergvak middenconsole (W5W)


Trek de verlichtingsunit los om de lamp te kunnen bereiken.

195 Praktische informatie

Zekeringen vervangen
Toegang tot het gereedschap Vervangen van een zekering
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties. Raadpleeg het CITRON-netwerk voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren.

Goed

Defect

De tang voor het verwijderen van zekeringen evenals de reservezekeringhouders bevinden zich aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast in het dashboard: ) trek aan de zijkant van het deksel om het los te maken, ) verwijder het deksel volledig, ) maak de tang los.

Voordat u een zekering vervangt, dient u de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen. ) U kunt aan de draad van een zekering zien of deze defect is. ) Gebruik de speciale tang om de zekering uit de zekeringkast te verwijderen. ) Vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte. ) Selecteer de zekering aan de hand van het nummer op de zekeringkast, de op de zekering aangegeven stroomsterkte en het onderstaande overzicht.

CITRON is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door CITRON aanbevolen en geleverd worden, en die niet volgens haar voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt met name als het gezamenlijke stroomverbruik van de extra accessoires meer dan 10 milliampre bedraagt.

Zekeringen dashboard

Overzicht zekeringen
Zekering FH36 FH37 FH38 FH39 FH40 Ampre 5A 20 A 20 A 30 A Trekhaakmodule. Niet gebruikt. Hifi-versterker. Stoelverwarming. Trekhaakmodule. Functies

De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde).

Zekering F1 F2 F3 F4

Ampre 15 A 5A 10 A Ruitenwisser achter. Niet gebruikt.

Functies

Computer airbags en pyrotechnische gordelspanners. Airconditioning, koppelingscontact, elektrochrome spiegel, roetfilterpomp (Diesel), diagnose-aansluiting, luchtdebietmeter (Diesel). Ruitbedieningspaneel, ruitbediening passagier, motor ruitbediening voor. Motor bediening bestuurdersruit. Plafonnier, verlichting dashboardkastje.

F5

30 A 30 A 5A

Toegang tot de zekeringen


) Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".

F6 F7

197 Praktische informatie

Zekering F8 F9 F10 F11 F12 F13 F14 F15 F16 F17 SH

Ampre 20 A 30 A 15 A 15 A 15 A 5A 15 A 30 A 40 A -

Functies Multifunctioneel display, autoradio, autoradio/ navigatiesysteem, alarmcomputer, sirene inbraakalarm. 12V-aansluiting, voeding steun portable navigatiesysteem. Stuurkolomschakelaars. Contactslot, diagnose-aansluiting, computer automatische versnellingsbak. Regen-/lichtsensor, trekhaakmodule. Hoofdremlichtschakelaar, servicecentrale motor. Computer parkeerhulp, airbagcomputer, instrumentenpaneel, automatische airconditioning, USB Box, hifi-versterker. Vergrendeling. Niet gebruikt. Achterruit- en buitenspiegelverwarming. Shunt tijdens opslag.

Zekeringen motorruimte

De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu (links).

Toegang tot de zekeringen


) Maak het deksel los. ) Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf). ) Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast.

199 Praktische informatie

Overzicht zekeringen
Zekering F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 F11 Ampre 20 A 15 A 10 A 20 A 15 A 10 A 10 A 25 A 10 A 30 A 40 A Functies Voeding motormanagementcomputer, bedieningsrelais koelventilator, multifunctioneel hoofdrelais motormanagement, brandstofpomp (Diesel). Claxon. Ruitensproeiers voor en achter. Applverlichting. Voorverwarming brandstof (Diesel), brandstofadditiefpomp (Diesel), luchtdebietmeter (Diesel), EGR-elektroklep (Diesel), voorverwarming blow-by en elektrokleppen (VTi). ABS-/ESP-computer, secundaire remlichtschakelaar. Elektrische stuurbekrachtiging, automatische versnellingsbak. Bediening startmotor. Schakel- en beveiligingsmodule (Diesel). Voorverwarming brandstof (Diesel), voorverwarming blow-by (Diesel), brandstofpomp (VTi), verstuivers en bobines (Benzine). Aanjager airconditioning.

Zekering F12 F13 F14 F15 F16 F17 F18 F19

Ampre 30 A 40 A 30 A 10 A 10 A 15 A 15 A 15 A

Functies Lage/hoge snelheid ruitenwissers vr. Voeding (BSI) (+ na contact). Voeding Valvetronic (VTi). Grootlicht rechts. Grootlicht links. Dimlicht links. Dimlicht rechts. Lambdasondes en elektrokleppen (VTi), elektrokleppen (Diesel), EGR-elektroklep (Diesel). Pompen, gestuurde thermostaat (VTi), elektroklep nokkenas (THP), sensor water in brandstof (Diesel). Voeding bediening koelventilator, ABS / ESP, turbopomp (THP).

F20

10 A

F21

5A

201 Praktische informatie

Overzicht hoofdzekeringen
Zekering MF1* MF2* MF3* MF4* MF5* MF6* MF7* MF8* Ampre 60 A 30 A 30 A 60 A 60 A 20 A Koelventilator. ABS-/ESP-pomp. ABS-/ESP-elektrokleppen. Voeding intelligente servicecentrale (BSI). Voeding intelligente servicecentrale (BSI). Extra koelventilator (THP). Zekeringkast interieur. Niet gebruikt. Functies

* De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de hoofdzekeringen dienen door het CITRON-netwerk uitgevoerd te worden.

Accu

Procedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels.

Toegang tot de accu

Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels

Deze sticker hoort bij het Stop & Start-systeem en geeft aan dat er een speciale 12 V-loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden door een dealer van het CITRON-netwerk. Het negeren van deze aanwijzing kan ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan vervanging toe is.

Na het monteren van de accu duurt het even voordat het Stop & Startsysteem weer zal werken, hoe lang dit duurt is afhankelijk van klimatologische omstandigheden en de laadtoestand van de accu (kan tot ongeveer 8 uur duren).

De accu bevindt zich in de motorruimte. Toegang tot de accu: ) open de motorkap met de hendel in het interieur en deblokkeer vervolgens de veiligheidshaak via de buitenzijde, ) bevestig de motorkapsteun, ) verwijder door aan de handgreep te trekken de kunststof afdekkap voor toegang tot de twee accupolen, ) maak indien nodig de zekeringkast los om de accu te verwijderen.

) Sluit de rode kabel aan op de (+) pool van de ontladen accu A en vervolgens op de (+) pool van de hulpaccu B.

203 Praktische informatie

Laden met behulp van een acculader


Accu's bevatten schadelijke stoffen, zoals zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens de wettelijke voorschriften worden afgevoerd en mogen in geen geval bij het huisvuil terechtkomen. Lever lege batterijen en accu's in bij een speciaal afvalstoffendepot.

) Sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu B. ) Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de ontladen accu A . ) Start de stroomgevende auto. ) Stel de startmotor van de auto met ontladen accu in werking en laat de motor draaien. ) Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.

Voor het opladen van de accu van het Stop & Start-systeem hoeven de accukabels niet losgenomen te worden. ) Maak de accupoolklemmen los. ) Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader. ) Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel. ) Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en klemmen.

Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is.

Spaarfase

Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor. Laad de accu niet op zonder de accupoolklemmen los te nemen.

Vr het loskoppelen van de accukabels


Wacht 2 minuten na het afzetten van het contact. Sluit de ruiten en de voorportieren voordat u de accukabels loskoppelt.

Na het weer aansluiten van de accukabels


Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen genitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg het CITRON-netwerk als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen. Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk voor het zelf opnieuw initialiseren van: de sleutel met afstandsbediening, het GPS navigatiesysteem.

De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen. Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld. Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.

205 Praktische informatie

Eco-modus

De eco-modus bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals radio, ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, enz. nog in totaal maximaal 30 minuten gebruiken. Deze tijdsduur kan sterk worden beperkt als de accuspanning laag is.

Inschakelen van de eco-modus


Na deze tijdsduur geeft een melding op het multifunctionele display aan dat de eco-modus is ingeschakeld. De actieve functies worden in de ruststand gezet. Als u op het moment dat de eco-modus wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent via het audio-/navigatiesysteem MyWay, wordt de verbinding na 10 minuten verbroken.

Uitschakelen van de eco-modus


Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt. ) Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze gedurende enige tijd draaien. De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter altijd tussen de 5 en 30 minuten bedragen.

Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden (zie de desbetreffende paragraaf).

Wisserblad vr of achter vervangen


De ruitenwisserbladen kunnen zonder gereedschap worden vervangen.

Voordat u een wisserblad demonteert


) Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen n minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers in de verticale stand te plaatsen. Dit is de aanbevolen stand om beschadiging van de ruitenwissers en de motorkap te voorkomen.

Monteren
) Controleer bij de ruitenwissers vr de lengte van het wisserblad, omdat het kortste blad aan de passagierszijde van de auto gemonteerd moet worden. ) Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast. ) Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug.

Demonteren
) Til de desbetreffende ruitenwisserarm op. ) Maak het wisserblad los en verwijder het.

Na het monteren van een wisserblad vr


) Zet het contact aan. ) Bedien nogmaals de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten.

207 Praktische informatie

Slepen van uw auto

U kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog.

Toegang tot het gereedschap

Slepen van uw auto

Slepen van een andere auto

Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat van de bagageruimte: ) open de achterklep, ) til de vloerplaat op, ) verwijder de polystyreen opbergbak, ) neem het sleepoog uit de houder.

) Maak het klepje in de voorbumper los door op de onderkant ervan te drukken. ) Draai het sleepoog vast tot de aanslag. ) Bevestig de sleepstang. ) Schakel de alarmknipperlichten van uw auto in. ) Zet de versnellingshendel in de neutraalstand (stand N bij de automatische versnellingsbak). Het niet opvolgen van dit advies kan er toe leiden dat bepaalde onderdelen van het remsysteem beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten mogelijk niet meer werkt.

) Maak het klepje in de achterbumper los door op de onderkant ervan te drukken. ) Draai het sleepoog vast tot de aanslag. ) Bevestig de sleepstang. ) Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in. Gebruik voor het slepen van een auto met de vier wielen op de grond altijd een sleepstang. Laat het takelen van de auto (met twee wielen op de grond) uitsluitend uitvoeren door een professioneel takelbedrijf. Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld.

Trekken van een aanhanger, een caravan...

De trekhaak bestaat uit een mechanisch systeem voor het aankoppelen van een aanhanger of caravan en een elektrische aansluiting voor de verlichting en signalering. Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger.

Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door CITRON geteste en goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading en deze door het CITRON-netwerk te laten monteren. Als de trekhaak wordt gemonteerd door een ander bedrijf dan van het CITRON-netwerk, moet bij de montage gebruik worden gemaakt van de reeds aanwezige elektrische voorzieningen aan de achterzijde van de auto volgens de voorschriften van de constructeur.

Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.

209 Praktische informatie

Adviezen
Gewichtsverdeling
) Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk. Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 1000 m 10% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m. Raadpleeg het hoofdstuk "Technische gegevens" voor de gewichten en aanhangergewichten die voor uw auto van toepassing zijn.

Koeling
Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental. ) Pas uw snelheid aan om het toerental te beperken. Het maximale aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur. Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter. ) Als het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.

Banden
) Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.

Verlichting
) Controleer de verlichting van de aanhanger.

De parkeerhulp wordt automatisch uitgeschakeld als bij het aankoppelen van een aanhanger een originele CITRON-trekhaak wordt gebruikt.

Zijwind
) Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.

Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.

Accessoires
Veiligheid:
inbraakalarm, wielbouten met slot, car tracking system, alcoholtest, verbanddoos, gevarendriehoek, reflecterend veiligheidsvest, kinderzitjes, sneeuwkettingen, sneeuwsokken, brandblusser...

Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het CITRON-netwerk. Deze accessoires en onderdelen zijn getest en goedgekeurd ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid. Ze zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van CITRON.

Transportmiddelen:
bagagebeschermbak, sjorogen, mat bagageruimte, bagagenet, daklastdragers, fietsdragers, skidragers, dakkoffers, trekhaak, bedrading trekhaak Laat een trekhaak met bedrading alleen monteren door het CITRON-netwerk.

Bescherming:
mattenset*, spatlappen, stoelhoezen, beschermhoes carrosserie, bumperbescherming...

Comfort:
zonneschermen, windschermen, koelbox, asbak, parfumpatronen, kleerhanger aan de hoofdsteun, middenarmsteun vr, losse make-upspiegel, leeslamp, parkeerhulp vr en achter

Styling:
met anilineleer bekleed stuurwiel, versnellingspookknoppen in kleur en van leer, aluminium voetsteun, achterspoiler, lichtmetalen velgen, wieldoppen in kleur, naafdoppen in kleur, stylingstickers exterieur, exterieurstylingset met chroomaccenten...

Om te voorkomen dat de mat onder de pedalen schuift: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed is bevestigd, - leg nooit meerdere matten over elkaar.

211 Praktische informatie

Multimedia:
handsfree kit, autoradios, navigatiesystemen (semi-inbouw), portable navigatiesystemen, CD met kaarten, radardetector, DVD-speler, achteruitrijcamera, USB-Box, luidsprekers, Hifimodule, 230 V stopcontact, Wifi on Board

Boutique:
ruitensproeiervloeistof, reinigings/onderhoudsmiddelen voor interieur en exterieur, spuitbus en lakstift voor het bijwerken van de lak...

Installeren van radiocommunicatiezenders


Raadpleeg voordat u een radiocommunicatiezender met buitenantenne in uw auto laat installeren een vertegenwoordiger van het merk CITRON. Het CITRON-netwerk stelt u de technische gegevens (frequentieband, maximaal uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke installatievoorschriften) van de voor montage geschikte zenders ter beschikking, volgens de Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/EG).

Afhankelijk van het land van bestemming is de aanwezigheid van een veiligheidsvest, een gevarendriehoek en een lampenset in de auto verplicht.

Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van CITRON voorkomen, kan leiden tot storingen in het elektronisch systeem van uw auto en een verhoogd stroomverbruik veroorzaken. Houdt u rekening met deze bijzonderheid. Wij raden u aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk CITRON om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.

012

Technische gegevens
In dit hoofdstuk vindt u de gegevens van uw auto met betrekking tot de motor en versnellingsbak, zoals het vermogen of het koppel, het leeggewicht en de maximale technisch toegestane massa, de aanhangergewichten, de afmetingen van de buitenzijde en alle merktekens voor de identificatie.

UITVOERINGEN: Variant van uitvoering: SA... BENZINEMOTOREN Cilinderinhoud (cm )


3

MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN 8FR0 VTi 95 1 397 77 x 75 70 6 000 136 4 000 Loodvrij Ja Handgeschakeld (5 versnellingen) Handgeschakeld (5 versnellingen) 5FS0 VTi 120 1 598 77 x 85,8 88 6 000 160 4 250 Loodvrij Ja Automatisch (4 versnellingen) 5FS9 5FR8 5FX8* THP 150 1 598 77 x 85,8 115 110* 6 000 240 1 400 - 4 000 Loodvrij Ja Handgeschakeld (6 versnellingen)

Boring x slag (mm) Max.vermogen: ECE-norm (kW) Toerental bij max.vermogen (t/min) Max.koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max.koppel (t/min) Brandstof Katalysator VERSNELLINGSBAKKEN INHOUD CARTER (in liter) Motor (met vervangen filter)

4,25

4,25

4,25

4,25

* Belgi en Rusland.

215 Technische gegevens

GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (in kg) Benzinemotoren Versnellingsbakken Variant van uitvoering: SA... Ledig gewicht Gewicht rijklaar Maximum technisch toegestane massa totaal Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) max. helling 12% Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) max. helling 12% Aanhanger geremd* (met verminderde belading auto, binnen max. toegestaan treingewicht) Aanhanger ongeremd Aanbevolen kogeldruk VTi 95 Handgeschakeld 8FR0 1 075 1 150 1 552 2 452 900 1 150 570 46 VTi 120 Handgeschakeld 5FS0 1 075 1 150 1 554 2 454 900 1 150 570 46 Automatisch 5FS9 1 089 1 164 1 587 2 487 900 1 150 570 46 THP 150 Handgeschakeld 5FR8 5FX8 1 165 1 240 1 597 2 497 900 1 150 570 46

* Het totale gewicht van de aanhanger kan, binnen het maximaal toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd. Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag. Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 1000 meter met 10% te worden verminderd. Bij het trekken van een aanhanger mag niet harder worden gereden dan 100 km/h of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk 90 km/h). Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.

UITVOERINGEN: Variant van uitvoering: SA... DIESELMOTOREN Cilinderinhoud (cm )


3

MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN 8HR0 HDi 70 FAP 1 398 73,7 x 82 50 4 000 160 2 000 Diesel Ja Ja Handgeschakeld (5 versnellingen) 9HP4 HDi 90 FAP99g 1 560 75 x 88,3 68 4 000 230 1 750 Diesel Ja Ja Handgeschakeld (5 versnellingen) 9HP0 9HP0/S HDi 90 FAP 9HR8 HDI 110 FAP 1 560 75 x 88,3 82 3 600 270 1 750 Diesel Ja Ja Handgeschakeld (6 versnellingen)

Boring x slag (mm) Max.vermogen: ECE-norm (kW) Toerental bij max.vermogen (t/min) Max.koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max.koppel (t/min) Brandstof Katalysator Roetfilter (FAP) VERSNELLINGSBAKKEN INHOUD CARTER (in liter) Motor (met vervangen filter)

3,75

3,75

3,75

.../S: auto's met Stop & Start

217 Technische gegevens

GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (in kg) Dieselmotoren Versnellingsbakken Variant van uitvoering: SA... Ledig gewicht Gewicht rijklaar Maximaal technisch toegestane massa totaal Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12% Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max. 10% of 12% Aanhanger geremd* (met verminderde belading auto, binnen max. toegestaan treingewicht) Aanhanger ongeremd Aanbevolen kogeldruk HDi 70 FAP Handgeschakeld 8HR0 1 070 1 145 1 553 2 253 700 950 570 46 HDi 90 FAP 99g Handgeschakeld 9HP4 1 080 1 155 1 565 2 065 500 500 500 46 HDi 90 FAP Handgeschakeld 9HP0 1 080 1 155 1 584 2 484 900 1 150 570 46 Handgeschakeld 9HP0/S 1 085 1 160 1 602 2 502 900 1 150 570 46 HDi 110 FAP Handgeschakeld 9HR8 1.090 1.165 1.612 2.512 900 1.150 570 46

* Het totale gewicht van de aanhanger kan, binnen het maximaal toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd. Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag. Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 1000 meter met 10% te worden verminderd. Bij het trekken van een aanhanger mag niet harder worden gereden dan 100 km/h of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk 90 km/h). Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.

Afmetingen (in mm)

219 Technische gegevens

Identicatie

De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto. Het bevat de volgende informatie: bandenspanning, auto onbeladen en beladen, velgmaat en bandenmaat, door de constructeur aanbevolen bandenmerken, bandenspanning van het reservewiel, kleurcode van de lak.

Wielen met 205/45 R17-banden kunnen niet worden voorzien van sneeuwkettingen. Raadpleeg het CITRON-netwerk voor meer informatie. A. Serienummer onder de motorkap. Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de schokdempersteun. C. Constructeursplaatje. Dit nummer staat op een eenmalige sticker op de linker middenstijl.

Controleer de bandenspanning minimaal n keer per maand, bij koude banden.

B. Serienummer op het dashboard. Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit.

D. Sticker bandenspanning/kleurcode lak. Deze sticker is op de linker middenstijl geplakt.

Een te lage bandenspanning veroorzaakt een hoger brandstofverbruik.

013

Audio en datacommunicatie
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de Urgence- en Assistance-oproepen en alle functies van de audio- en datacommunicatiesystemen zoals de radio met MP3-afspeelfunctie, de USB-aansluiting, de Bluetooth handsfree kit, de MyWay met 16/9-kleurenscherm, de AUX-aansluitingen en het Hifi-systeem.

223

URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP

URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP
URGENCE-OPROEP
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene LED-lampje en een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de helpdesk CITRON Urgence is gedaan*.

ASSISTANCE-OPROEP
Druk langer dan 2 seconden op deze toets voor het aanvragen van hulp bij stranden van de auto*. Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is gedaan. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de aanvraag geannuleerd. Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.

SOS

Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd. Het groene LED-lampje dooft. Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht. Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit. Deze oproep wordt beheerd door de helpdesk CITRON Urgence die de informatie over de lokalisatie van de auto ontvangt en een waarschuwing kan zenden naar de gekwaliceerde hulpdiensten. In landen waar de helpdesk niet operationeel is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk wordt geweigerd, wordt de oproep meteen overgenomen door de hulpdiensten (112) zonder lokalisatie.

WERKING VAN HET SYSTEEM

SOS
Wanneer de airbagcomputer een botsing heeft waargenomen, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van de airbags, automatisch een noodoproep gedaan. *Deze dienst is afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid. Raadpleeg het CITRON-netwerk.

Bij het aanzetten van het contact, gaat het groene lampje 3 seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem. Het oranje lampje knippert: er is een storing in het systeem. Het oranje lampje blijft branden: de noodbatterij moet vervangen worden. Raadpleeg in beide gevallen het CITRON-netwerk.

SOS

RADIO MULTIMEDIA / BLUETOOTH TELEFOON GPS EUROPA OP SD-KAART

MYWAY
blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. 226 227 228 230 237 239 240 243 245 246 247 250

225

INHOUD
De MyWay is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadpleeg het CITRON-netwerk als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten congureren.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Na het afzetten van de motor schakelt de MyWay zichzelf tijdens de overgang naar de energiespaarstand uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.

Bepaalde functies die in dit boekje worden beschreven, zullen in de loop van het jaar beschikbaar zijn.

01 Basisfuncties 02 Bediening op stuur 03 Algemene werking 04 Navigatie 05 Verkeersinformatie 06 Radio 07 Mediaspelers 08 Bluetooth-telefoon 09 Configuratie 10 Boordcomputer 11 Menustructuur displays Veelgestelde vragen

01 BASISFUNCTIES
BEDIENINGSPANEEL MyWay

1 3 2 16 7 14
1. Motor afgezet - Kort indrukken: aan/uit - Lang indrukken: CD pauzeren, geluidsweergave radio onderbreken. Draaiende motor - Kort indrukken: CD pauzeren, geluidsweergave radio onderbreken. - Lang indrukken: resetten van het systeem. 2. Volumeregeling (individueel voor iedere geluidsbron, inclusief berichten en waarschuwingen van het navigatiesysteem). 3. Toegang tot het Menu "Radio". Weergave van het zenderoverzicht. 4. Toegang tot het Menu "Muziek". Weergave van tracks. 3 - 4. Lang indrukken: toegang tot de audioinstellingen: geluidsverdeling voor/achter, links/rechts, lage-/hogetonenregeling, sfeerinstellingen, loudness, automatische volumecorrectie, standaardinstellingen. 5.

11 4 5 6 13 8 15
Toegang tot het Menu "SETUP". Lang indrukken: toegang tot het GPS-bereik en de demo-modus. 6. Toegang tot het Menu "Telefoon". Weergave van het logboek gesprekken. 7. Toegang tot het Menu "MODE". Selecteren van het achtereenvolgens weergeven van: Radio, Kaart, NAV (tijdens navigatie), Telefoon (tijdens een gesprek), Boordcomputer. Lang indrukken: black-panelfunctie (DARK). 8. Toegang tot het Menu "Navigatie". Weergave van de laatst gekozen bestemmingen. 9. Toegang tot het Menu "Verkeer". Weergave van de actuele verkeersinformatie. 10. ESC: huidige bewerking afbreken. 11. CD uitwerpen. 12. Selecteren van de vorige/volgende radiozender in het overzicht. Selecteren van de vorige/volgende MP3-afspeellijst. Selecteren van het vorige/volgende pagina in een lijst. 13. Selecteren van de vorige/volgende radiozender. Selecteren van de vorige/volgende titel van een CD of vorig/volgend MP3-bestand. Selecteren van het vorige/volgende item in een lijst. 14. Toetsen 1 t/m 6: Selecteren van een in het geheugen opgeslagen radiozender. Lang indrukken: in het geheugen opslaan van de huidige radiozender. 15. SD-kaartlezer, uitsluitend voor navigatie. 16. Selectieknop voor de weergave op het display, afhankelijk van de context van het menu. Kort indrukken: contextmenu of bevestigen. Lang indrukken: speciek contextmenu van de weergegeven lijst.

10

12

02 STUURKOLOMSCHAKELAARS

227

RADIO: selecteren van de volgende voorkeuzezender. Selecteren van het volgende item uit het adresboek.

RADIO: selecteren van de volgende radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD: selecteren van het volgende nummer. CD: ingedrukt houden: snel vooruitspoelen.

Volume verhogen.

Wijzigen van de geluidsbron. Bellen vanuit het adresboek. Telefoon opnemen/ophangen. Langer dan 2 seconden indrukken: toegang tot het adresboek.

Mute; geluid onderbreken: gelijktijdig indrukken van de toetsen van de volumeregeling. Geluid weer inschakelen: indrukken van een van de twee toetsen van de volumeregeling.

RADIO : selecteren van de vorige voorkeuzezender. Selecteren van het vorige item uit het adresboek.

Volume verlagen.

RADIO: selecteren van de vorige radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in aopende volgorde. CD: selecteren van het vorige nummer. CD: ingedrukt houden: snel terugspoelen.

03 ALGEMENE WERKING
Door meerdere keren achter elkaar op de toets MODE te drukken, krijgt u toegang tot de volgende menu's:

RADIO/ MULTIMEDIASPELERS KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG SCHERM TELEFOON (Tijdens een telefoongesprek)

NAVIGATIE (Tijdens navigatie)

BOORDCOMPUTER

SETUP : taalkeuze*, datum en tijd*, weergave, parameters van de auto*, eenheden en systeeminstellingen "Demo-modus". * Afhankelijk van de uitvoering.

VERKEER : TMC-informatie en berichten.

Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel.

Raadpleeg het hoofdstuk "Menustructuren displays" voor een gedetailleerd overzicht van de keuzemogelijkheden binnen de menu's.

229

03 ALGEMENE WERKING
WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT
TELEFOON: Door de draaiknop OK in te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's. NAVIGATIE (TIJDENS NAVIGATIE):
1 1 1 1 2 2 3 3 3 1 1 1 1 1 1 1

RADIO:
1 2 2 2 2 2 1 2 2 2

Ophangen In de wacht zetten Bellen DTMF-tonen Privmodus Micro uit

FM Verkeersinformatie (ta) Rds Radiotekst Regioprog. (Reg) Am AM Verkeersinformatie (ta) Am-lijst vernieuwen Fm

Navigatie stoppen Bericht herhalen Alternatieve route Route-informatie Bestemming tonen Trajectinformatie Navigatiecriteria Vermijdcriteria Aantal satellieten Kaart verplaatsen Gespr. bericht Navigatie-opties

1 1

MULTIMEDIASPELERS:
1 1 2 2 2 2 1

Verkeersinformatie (TA)
AFSPEELOPTIES

Normale afspeelvolgorde Shufe Map herhalen Introscan Kies geluidsbron

KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG SCHERM:


1 1 1 1 1 1

Navig. Stoppen/navigatie hervatten Bestemming Points of interest Positie-info Kaartinstellingen Kaart verplaatsen

04 NAVIGATIE
EEN BESTEMMING KIEZEN
Plaats de SD-kaart met navigatiegegevens in de lezer op het bedieningspaneel om de navigatiefuncties te gebruiken. De navigatiegegevens op de SD-kaart mogen niet worden gewijzigd. Updates van navigatiegegevens zijn verkrijgbaar bij het CITRON-netwerk. 4 Druk op de toets NAV.

Selecteer de functie "Adresinvoer" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Adresinvoer

5 Onder de functie Menu Navigatie verschijnen de 20 laatst gekozen bestemmingen.

Selecteer het land en draai vervolgens aan de draaiknop om de plaats te selecteren. Druk op de draaiknop om te bevestigen.

Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk vervolgens op de draaiknop om te bevestigen. Menu Navigatie

Selecteer de letters van de plaatsnaam n voor n en druk telkens op de draaiknop om een letter te bevestigen.

Selecteer de functie "Bestemming invoeren" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Bestemming invoeren

Via de toets LIST op het virtuele toetsenbord is een lijst van plaatsen in het gekozen land beschikbaar die kunnen worden geselecteerd door de eerste letters van de plaatsnaam in te voeren.

04 NAVIGATIE
Om een bestemming te wissen; selecteer vanaf de etappes 1 tot 3 "Uit laatste bestemmingen kiezen". Door lang op een van de bestemmingen te drukken verschijnt een lijst met handelingen, waarin u kunt kiezen voor: Bestemming wissen Laatste bestemmingen wissen 7 10 Selecteer vervolgens "Navigatie starten" en druk op de draaiknop om te bevestigen.

231

Draai aan de draaiknop en selecteer OK. Druk op de draaiknop om te bevestigen. Voor een snellere invoer is het mogelijk rechtstreeks een postcode in te voeren via de functie "Postcode". Gebruik het virtuele toetsenbord om de letters en cijfers in te voeren.

Navigatie starten

Herhaal de stappen 5 t/m 7 om de "Straat" en het "Huisnummer" in te voeren.

Selecteer de navigatiecriteria: "Snelste route", "Kortste route" of "Geoptimaliseerde route" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Er kan ook een bestemming worden geselecteerd vanuit "Uit adresboek kiezen" of "Uit laatste bestemmingen kiezen". Uit adresboek kiezen Uit laatste bestemmingen kiezen

Selecteer de functie "Opslaan in adresboek" om het ingevoerde adres als kaart op te slaan. Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Uw MyWay kan maximaal 500 kaarten opslaan. 9 Tijdens de navigatie kan de laatste aanwijzing worden herhaald door het uiteinde van de verlichtingsschakelaar in te drukken. Met de draaiknop kan worden in- en uitgezoomd op de kaart. Met het snelkeuzemenu van KAART VOLLEDIG SCHERM is het mogelijk de kaart te verplaatsen of de richting te kiezen. Druk op de draaiknop en selecteer vervolgens "Kaartinstellingen".

04 NAVIGATIE
NAVIGATIEOPTIES
De route die uw MyWay berekent, hangt af van de geselecteerde navigatieopties. Door het wijzigen van deze opties kan een totaal verschillende route worden berekend.

1 Druk op de toets NAV.

Selecteer de functie "Routedynamiek". Deze functie geeft toegang tot de opties "Verkeersonafhankelijk" en "Semi-dynamisch". Routedynamiek

Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Navigatie

Selecteer de functie "Vermijdcriteria". Deze functie geeft toegang tot de optie VERMIJDEN (autosnelwegen, tolwegen, veerboten). Vermijdcriteria

Selecteer de functie "Routeopties" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Routeopties 7

Selecteer de functie "Navigatiecriteria" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Met deze functie kunnen de navigatiecriteria worden gewijzigd. Navigatiecriteria

Draai aan de draaiknop en selecteer de functie "Herberekenen" om rekening te houden met de geselecteerde navigatieopties. Druk op de draaiknop om te bevestigen. Herberekenen

04 NAVIGATIE
TUSSENSTOP TOEVOEGEN

233

Na het selecteren van de bestemming kunnen tussenstops aan de route worden toegevoegd.

1 Druk op de toets NAV.

Voer bijvoorbeeld een nieuw adres in. Adresinvoer

Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Navigatie

Selecteer na het invoeren van het nieuwe adres "OK" en druk op de draaiknop om te bevestigen. OK

Selecteer de functie "Tussenstops" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Tussenstops

Selecteer "Herberekenen" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Herberekenen

Selecteer de functie "Tussenstop toevoegen" (maximaal 5 tussenstops) en druk op de draaiknop om te bevestigen. Tussenstop toevoegen

De tussenstop moet zijn gepasseerd of gewist voordat de navigatie naar de volgende bestemming kan worden hervat. Zo niet, dan leidt uw MyWay u systematisch naar de vorige tussenstop.

04 NAVIGATIE
POINTS OF INTEREST ZOEKEN
Points of interest (POI) zijn openbare gebouwen en diensten in de omgeving (hotels, bedrijven, vliegvelden...).

1 Druk op de toets NAV.

Selecteer de functie "POI in plaats" om points of interest in de gewenste plaats te zoeken. Kies het land en voer vervolgens de plaatsnaam in met behulp van het virtuele toetsenbord. POI in plaats

Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de toets om te bevestigen. Menu Navigatie Selecteer de functie "POI zoeken" en druk op de draaiknop om te bevestigen. POI zoeken 7

Via de toets LIST op het virtuele toetsenbord is een overzicht van plaatsnamen in het geselecteerde land beschikbaar.

Selecteer de functie "POI dichtbij" om points of interest in de nabijheid van de auto te zoeken. POI dichtbij 8

Selecteer de functie "POI in land" om points of interest in het gewenste land te zoeken. POI in land

Selecteer de functie "POI bij bestemming" om points of interest in de omgeving van de eindbestemming te zoeken. POI bij bestemming

Selecteer de functie "POI bij route" om points of interest in de nabijheid van de route te zoeken. POI bij route

04 NAVIGATIE
POI-LIJST
Tankstation Tankstation met LPG Garage CITRON Autocircuit Parkeergarage Parkeerterrein Parkeerplaats Hotel Restaurant Wegrestaurant Picknickplaats Cafetaria Luchthaven Treinstation Busstation Haven Industrieterrein Supermarkt Bank Geldautomaat Tennisbaan Zwembad Golfbaan Wintersportcentrum Theater

235 Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken. Bioscoop Camping Attractiepark Ziekenhuis Apotheek Politiebureau School Postkantoor Museum Tourist info Flitspaal* Roodlichtcamera* Risicozone* * Afhankelijk van beschikbaarheid in het land.

04 NAVIGATIE
NAVIGATIE-INSTELLINGEN
1 Druk op de toets NAV. 5 2 Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Navigatie 3 6 Als het navigatiesysteem is ingeschakeld en de kaart op het display wordt weergegeven, kunt u de spraakbediening in- of uitschakelen door op het knopje te drukken en vervolgens "Gespr. instructie" te selecteren of deze selectie juist ongedaan te maken. Gespr. instructie Het volume van de POI-waarschuwingen kan alleen tijdens het uitzenden ervan worden aangepast. Selecteer de functie "POIcategorien op kaart" om de POI's die standaard op de kaart worden weergegeven in te stellen. POI-categorien op kaart

Selecteer de functie "Instellingen" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Instellingen

Selecteer "Instellen risicozones" voor toegang tot de functies "Op kaart weergeven", "Visuele waarschuwing" en "Akoestische waarschuwing". Instellen risicozones

Selecteer de functie "Navigatievolume" en draai aan de draaiknop om het volume van de verschillende gesproken berichttypen (verkeersinformatie, waarschuwingsmeldingen) in te stellen. Navigatievolume

UPDATEN RISICOZONE-POI'S
Neem contact op met het CITRON-netwerk voor de procedure voor het ontvangen van RISICO-POI'S. Voor het updaten van RISICOZONE-POI's is een SDHC-speler (High Capacity) vereist.

05 VERKEERSINFORMATIE
INSTELLEN VAN DE FILTERS EN DE WEERGAVE VAN TMC-BERICHTEN
1 Druk op de toets TRAFFIC.

237 Een TMC-bericht (Trac Message Channel) is informatie met betrekking tot het verkeer en het weer die in real time wordt ontvangen en doorgestuurd naar de bestuurder in de vorm van gesproken berichten en visuele waarschuwingen op de navigatiekaart. Het navigatiesysteem kan in dat geval een alternatieve route voorstellen.

Selecteer de functie "Geograsch lter" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Geograsch lter

De lijst met TMC-berichten verschijnt onder Menu Verkeer op volgorde van nabijheid. 2 Druk nogmaals op de toets TRAFFIC of selecteer het Menu Verkeer en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Verkeer 3 Selecteer het gewenste lter: Berichten op route Alleen waarsch.berichten op route Alle waarschuwingsberichten Alle berichten De berichten verschijnen op de kaart en in de lijst. Druk op ESC om het lter uit te schakelen.

Selecteer vervolgens de gewenste straal van het lter (in km), afhankelijk van de route, en bevestig door op de draaiknop te drukken. Wanneer alle berichten over het traject worden geselecteerd, wordt aanbevolen een geograsche lter (over een straal van 5 km bijvoorbeeld) toe te voegen om het aantal berichten dat op de kaart verschijnt te verkleinen. Het geograsch lter volgt de verplaatsing van de auto. De lters werken onafhankelijk van elkaar en cumulatief. Het is raadzaam om een lter op de route en een lter rondom de auto in te schakelen van: 3 km of 5 km voor een gebied met een dicht wegennet, 10 km voor een gebied met een normaal wegennet, 50 km voor lange trajecten (autosnelweg).

05 VERKEERSINFORMATIE
BELANGRIJKSTE PICTOGRAMMEN TMC
Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld: Weerberichten Wind Parkeerplaats Verkeersinformatie Mist Sneeuw/ijs

VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN

het station zendt verkeersinformatie uit. het station zendt geen verkeersinformatie uit. de weergave van verkeersinformatie is uitgeschakeld.

De functie TA (Trafc Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, Jukebox, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat. 1 Druk op de draaiknop als de huidige geluidsbron op het display wordt weergegeven. Het snelkeuzemenu van de geluidsbron verschijnt en geeft toegang tot: Verkeersinfo (TA)

Rood-gele driehoek: verkeersberichten, bijvoorbeeld: Verkeerssituatie gewijzigd Gladheid Oponthoud Explosiegevaar Manifestatie Verboden in te rijden Wegversmalling Ongeval Werkzaamheden Wegafsluiting 3 Gevaar File Selecteer Verkeersinfo (TA) en druk ter bevestiging op de draaiknop voor toegang tot de desbetreffende instellingen. 2

06 RADIO
SELECTEREN VAN EEN ZENDER

239
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

RDS - REGIONALE FUNCTIE

1 Druk op de toets RADIO om de alfabetische lijst met lokaal ontvangen zenders weer te geven. Selecteer het gewenste station met de draaiknop en druk op de draaiknop om te bevestigen.

Druk tijdens het luisteren naar de radio op de draaiknop.

Het snelkeuzemenu van de radiofunctie verschijnt en geeft toegang tot de volgende opties: Verkeersinfo RDS Radiotekst Regioprog. (REG) AM

Druk tijdens het luisteren naar de radio op een van de toetsen om de vorige of volgende zender in de lijst te selecteren.

Houd een van de toetsen lang ingedrukt om automatisch in aopende of oplopende volgorde naar zenders te zoeken.

Selecteer de gewenste functie en druk op de draaiknop om te bevestigen en de desbetreffende instellingen te wijzigen. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.

Druk langer dan 2 seconden op een van de numerieke toetsen om de zender waarop is afgestemd op te slaan. Druk op de numerieke toets om naar de zender te luisteren die onder die toets is opgeslagen.

07 MULTIMEDIASPELERS
CD, CD MET MP3- OF WMA-BESTANDEN INFORMATIE EN TIPS

De formaten MP3 (afkorting van MPEG 1, 2 & 2.5 Audio Layer 3) en WMA (afkorting van Windows Media AudioM, eigendom van Microsoft) zijn standaarden voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid bieden enkele tientallen nummers op n CD te plaatsen.

De MyWay speelt bestanden met de extensie ".mp3" en een bitrate van 8 tot 320 Kbps en bestanden met de extensie ".wma" en een bitrate van 5 tot 384 Kbps af. Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld. Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp4, .m3u...) kunnen niet worden afgespeeld.

Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld. Het is raadzaam voor n CD niet meer dan n standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid in (maximaal 4 x) voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.

Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en verwijder speciale tekens (bijv.: " " ? ; ) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

07 MULTIMEDIASPELERS
MUZIEK SELECTEREN/BELUISTEREN CD, MP3-/WMA-CD
1 Druk op de toets MUSIC. 4

241

Selecteer de gewenste geluidsbron: CD, MP3-/WMA-CD. Druk op de draaiknop om te bevestigen. Het afspelen begint.

5 De lijst met nummers of MP3-/WMA-bestanden verschijnt onder het Menu Muziek. Druk op de toets omhoog/omlaag om de volgende/vorige map te selecteren.

Druk nogmaals op de toets MUSIC of selecteer de functie Menu Muziek en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Muziek

Druk op een van de toetsen om een nummer te selecteren. Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen.

Selecteer de functie "Kies muziek" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Kies muziek

Het afspelen of weergeven van een MP3-/WMA-speellijst kan worden benvloed door het gebruikte programma voor het branden van de CD en/of de instellingen. Wij raden u aan voor het branden van een CD de standaard ISO 9660 te gebruiken.

07 MULTIMEDIASPELERS
AUX-INGANG GEBRUIKEN (AUX)
JACK/USB-KABEL NIET MEEGELEVERD

Sluit het externe apparaat (mp3-/ WMA-speler) met een geschikte audiokabel aan op de JACKaudioaansluiting of op de USB-poort.

Druk op de toets MUSIC en druk nogmaals op de toets of selecteer de functie Menu Muziek en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Muziek

Selecteer de functie "Extern toestel" en druk op de draaiknop om het externe apparaat te activeren. Extern toestel

Selecteer de geluidsbron AUX en druk op de draaiknop om te bevestigen, waarna het afspelen automatisch begint. De weergave- en bedieningsfuncties lopen via de externe apparatuur zelf.

08 BLUETOOTH-TELEFOON
KOPPELEN VAN EEN TELEFOON

243

* De beschikbaarheid van diensten hangt af van het gsm-netwerk, de SIM-kaart en de compatibility van de gebruikte Bluetooth apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn. Onze organisatie beschikt over een lijst van mobiele telefoons met de beste aanbiedingen. 3 Selecteer als de telefoon nog niet gekoppeld is geweest "Telefoon zoeken" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Selecteer vervolgens de naam van de telefoon. Telefoon zoeken

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set van de MyWay mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. 1 Activeer de functie Bluetooth van uw telefoon. De laatst gekoppelde telefoon wordt automatisch opnieuw gekoppeld.

Voer de toegangscode in met de telefoon. De in te voeren code wordt weergegeven op het display. Als de telefoon is gekoppeld, kan MyWay de contacten en de gesprekkenlijst synchroniseren. Deze synchronisatie kan enkele minuten duren*

2 Druk op de toets PHONE. 1

Druk om een andere telefoon te koppelen op de toets PHONE, selecteer vervolgens Menu Telefoon en druk op de draaiknop om te bevestigen. Selecteer "Telefoon koppelen". Selecteer de telefoon en druk op de draaiknop om te bevestigen. Telefoon koppelen

De lijst met eerder gekoppelde telefoons (maximaal 4) verschijnt op het multifunctionele display. Selecteer de gewenste telefoon om deze opnieuw te koppelen.

08 BLUETOOTH-TELEFOON
EEN OPROEP ONTVANGEN BELLEN

Wanneer u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het multifunctionele display.

Druk op de toets PHONE.

Selecteer "Ja" om de oproep te accepteren of "Nee" om de oproep te weigeren en bevestig door op de draaiknop te drukken. Ja Nee

De lijst met de laatste 20 vanuit de auto gevoerde telefoongesprekken verschijnt onder het Menu Telefoon. U kunt een nummer selecteren en op de draaiknop drukken om naar dit nummer te bellen. 2 Selecteer de functie Menu Telefoon en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Telefoon Selecteer "Nummer bellen" en voer het nummer in met het toetsenbord op het display. Nummer bellen Het telefoonnummer kunt u ook kiezen uit het adresboek. Selecteer daarvoor "Bellen vanuit adresboek". Met de MyWay kunnen maximaal 4000 records worden opgeslagen. Druk langer dan twee seconden op het uiteinde van de stuurkolomschakelaar om het adresboek te openen. Druk, om een nummer te wissen, op de toets PHONE en vervolgens lang op een telefoonnummer waarna de volgende keuze op het scherm verschijnt: Vermelding wissen Lijst wissen

Druk op de toets PHONE om het gesprek te beindigen of druk op de draaiknop, selecteer "Gespr.beind." en bevestig door op de draaiknop te drukken. Gespr.beind.

Druk op het uiteinde van de stuurkolomschakelaar om de oproep te accepteren of om het gesprek te beindigen.

09 CONFIGURATIE
DATUM EN TIJD INSTELLEN
Deze instellingen dient u te verrichten elke keer nadat de accu losgekoppeld is geweest. 1 Druk op de toets SET UP.

245

De functie SETUP geeft toegang tot de volgende opties: Systeemtaal, Datum & tijd, Display, Helderheid, Kleur, Kleur kaart, Voertuig, Eenheden, Systeem.

5 Selecteer de functie "Datumformaat" en druk op de draaiknop om te bevestigen.

Selecteer de functie Datum & tijd en druk op de draaiknop om te bevestigen. Datum & tijd

6 Bevestig het gewenste formaat met de draaiknop. Selecteer de functie "Tijdformaat" en druk op de draaiknop om te bevestigen.

Selecteer de functie "Datum & tijd instellen" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Datum & tijd instellen Bevestig het gewenste formaat met de draaiknop. Druk langer dan 2 seconden op de toets SET UP voor toegang tot: Beschrijving van unit GPS-bereik Demomodus

Stel de parameters n voor n in door deze te bevestigen met de draaiknop.

10 BOORDCOMPUTER / PARAMETERS AUTO


BOORDCOMPUTER ENKELE DEFINITIES

Druk op de toets MAIN of druk achtereenvolgens op de toets MODE tot de boordcomputer wordt weergegeven. Het tabblad "auto" met: de actieradius, het huidige verbruik en de nog af te leggen afstand of de teller van het Stop & Start-systeem. Het tabblad "1" (traject 1) met: de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de afgelegde afstand berekend over het traject "1". Het tabblad "2" (traject 2) met dezelfde gegevens voor een tweede traject.

Druk op de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de volgende informatie van de boordcomputer op het display weer te geven.

Actieradius: in deze stand geeft de computer aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. De weergegeven waarde kan sterk variren door een verandering in de wagensnelheid of het landschap. Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven zodra deze meer dan 100 km bedraagt. Raadpleeg het CITRON-netwerk als tijdens het rijden voortdurend streepjes worden weergegeven in plaats van cijfers. Momenteel verbruik: dit verbruik wordt berekend en weergegeven vanaf 30 km/h. Gemiddeld verbruik: dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Afgelegde afstand: deze afstand wordt berekend sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Nog af te leggen afstand: dit is de afstand tot de door de gebruiker ingevoerde eindbestemming. Als het navigatiesysteem in gebruik is, wordt deze afstand op elk moment tijdens het rijden opnieuw berekend. Gemiddelde snelheid: dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan). Stop & Start-teller (minuten/seconden of uren/minuten) Als uw auto is uitgerust met Stop & Start, registreert een teller hoe vaak de STOP-stand op een traject wordt geactiveerd. De teller wordt, elke keer als u het contact met de sleutel aanzet, weer op nul gezet.

11 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS
1 2 3 3 2

247

BASISFUNCTIE
KEUZE A keuze A1 keuze A2 KEUZE B...
1 2 2 3 3 3

Menu "Muziek"
Kies de geluidsbron Geluidsinstellingen Balans / Fader Bass / Treble Effecten Geen Klassiek Jazz Rock/pop Techno Vocaal Loudness Snelheidsafhankelijk volume Geluidsinstellingen terugzetten

1 2 3 3 2 2 3 3 3

Menu "Radio"
Golengte FM AM Handmatig afstemmen Geluidsinstellingen Balans / Fader Bass / Treble Effecten Geen Klassiek Jazz Rock/pop Techno Vocaal Loudness Snelheidsafhankelijk volume Geluidsinstellingen terugzetten

1 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3

Menu "Verkeer"
Alle berichten op route Waarsch.berichten op route Alleen waarschuwingsberichten Alle soorten berichten Geograsch lter Binnen een straal van 3 km Binnen een straal van 5 km Binnen een straal van 10 km Binnen een straal van 50 km Binnen een straal van 100 km

4 4 4 4 4 4 3 3 3

4 4 4 4 4 4 3 3 3

1 2 2 3

Menu "Navigatie"
Navigatie hervatten/Navigatie afbreken Bestemming invoeren Adres invoeren Land Plaats Straat Huisnummer Navigatie starten Postcode Opslaan in adresboek Kruising Stadscentrum GPS-cordinaten Invoer op kaart Navigatie naar "mijn huis" Vanuit adresboek Uit laatste bestemmingen kiezen Informatie TMC-zender

2 3 4 4 4 4 3 3 3 3 4 4 4 2 3 3 3 3 3

Etappes Tussenstop toevoegen Adres invoeren Navigatie naar "mijn huis" Uit adresboek kiezen Uit laatste bestemmingen kiezen Route optimaliseren Tussenstop vervangen Tussenstop wissen Route herberekenen Snelste route Kortste route Compromis tijd / afstand POI zoeken POI dichtbij Dichtbij bestemming In een plaats In een land Langs de route

2 3 4 4 4 3 4 4 3 4 4 4 3 2 3 3 3 4 4 4

Navigatieopties Navigatiecriteria Snelste route Kortste route Compromis tijd / afstand Rekening houden met verkeer Zonder omleiding Met bevestiging Uitsluitingen Geen snelwegen Geen tolwegen Geen veerboten Route herberekenen Instellingen Volume gesproken berichten POI's op kaart Instellen risicozones Op kaart weergeven Visuele waarschuwing Akoestische waarschuwing

4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 3 3 3 3

249

1 2 2 2 2 3 3

Menu "Telefoon"
Nummer bellen Bellen vanuit adresboek Gesprekkenlijsten Telefoon koppelen Telefoon zoeken Gekoppelde telefoons Telefoon ontkoppelen Telefoon hernoemen Koppeling verwijderen Alle koppelingen verwijderen Details weergeven

MENU "SETUP"
3 3 3 3 3 3 3 3

4 3 4 4 4 2

Dark blue Kleur kaart Dagmodus voor kaart Nachtmodus voor kaart Auto. dag/nacht voor kaart

2 Taal*

Deutsch English Espaol Franais Italiano Nederlands Polski Portuguese


2

Parameters auto* Informatie auto Logboek waarschuwingen Status van functies

3 4 4

4 4 4 4 4 2 3 3 3

Eenheden Temperatuur Celsius Fahrenheit Afstand Kilometers en verbruik l/100 km Kilometers en verbruik km/l) Miles (verbruik: MPG)

Datum en tijd* Datum en tijd instellen Datumformaat Tijdformaat

3 4 4 3 4 4 4 2

3 3 3

Instellingen Beltoon selecteren Volume beltoon instellen Mailboxnummer invoeren

2 Weergave 3 3 4 4 4

Helderheid Kleur Pop titanium Toffee Blue steel Technogrey

Parameters systeem Fabrieksinstellingen terugzetten Softwareversie Automatisch bladeren

3 3 3

* Beschikbaarheid afhankelijk van de uitvoering.

VEELGESTELDE VRAGEN
VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Controleer of de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de AUDIO-functies (bassen, hoge tonen, balans V-A, balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer Lineair te selecteren en de functie Loudness in de stand "Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd. De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend. Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst. Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd. Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk "Audio". De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen. De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...).

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler.

De gebruikte CD is bekrast of van slechte kwaliteit. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidssfeer) zijn niet op de CD-speler afgestemd.

Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0, zonder een geluidssfeer te selecteren.

251 VRAAG De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). ANTWOORD OPLOSSING

Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.

Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM1, FM2, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen.

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

Activeer de functie "RDS" om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage).

Laat de antenne controleren door het CITRONnetwerk.

Het geluid van de radio valt 1 tot 2 seconden weg.

Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een eventuele sterkere zender voor een betere ontvangst van het station.

Schakel de functie "RDS" uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet.

Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.

Start de motor om de accu op te laden.

VRAAG

ANTWOORD Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen, ...) verkeersinformatie beschikbaar. Het systeem kan tijdelijk trager worden als gelijktijdig met het berekenen van de route een CD naar de Jukebox gekopieerd wordt. Het systeem waarschuwt voor alle komende itspalen op de route binnen een bepaald bereik. Het detecteert ook itspalen op nabijgelegen straten of paralelwegen. De geluidswaarschuwing is niet actief.

OPLOSSING Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de pictogrammen van de verkeersinformatie op de kaart). Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie. Wacht met het starten van de navigatie tot het kopiren van de CD is voltooid of breek het kopiren af. Zoom in op de kaart om de exacte locatie van de itspaal te kunnen bepalen. Activeer de geluidswaarschuwing in Menu Navigatie, Instellingen, Instellen risicozones. U kunt het volume van de waarschuwing afstellen wanneer u langs een itspaal rijdt. Wacht tot het systeem volledig is opgestart. Controleer of het GPS van ten minste 3 satellieten een signaal ontvangt (druk lang op de toets SETUP, selecteer vervolgens "GPS-bereik"). Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPS-signaal. Controleer de vermijdcriteria.

De optie "Verkeersbericht" is aangevinkt, maar de les op de route worden niet direct gemeld.

Het berekenen van de route lijkt soms langer te duren dan normaal. Ik word gewaarschuwd voor een itspaal die niet op mijn route ligt.

De geluidswaarschuwing voor itspalen werkt niet. Het waarschuwingssignaal is afgesteld op de laagste volume.

Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot 3 minuten duren voordat er meer dan 3 satellieten correct worden ontvangen. De hoogte wordt niet weergegeven. De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden benvloed door de omgeving (tunnel, ...) en het weer. De routeberekening wordt niet voltooid. De vermijdcriteria zijn wellicht in tegenspraak met de huidige locatie (uitsluiting van tolwegen tijdens het rijden op een tolweg).

253 VRAAG Na het plaatsen van een CD duurt het lang voordat het systeem reageert. ANTWOORD OPLOSSING

Na het plaatsen van een informatiedrager moet het systeem een aantal gegevens uitlezen (afspeellijst, titel, artiest). Dit kan enige tijd in beslag nemen.

Dit is normaal.

Het lukt niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen.

Mogelijk is de Bluetooth-functie van de telefoon uitgeschakeld of is het toestel niet zichtbaar voor andere apparatuur.

Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld. Controleer of uw telefoon zichtbaar is.

Het geluid van de Bluetooth telefoon is niet hoorbaar.

Het geluid wordt bepaald door zowel het systeem als de telefoon.

Verhoog eventueel het volume van de MyWay en indien nodig ook van de telefoon tot het maximale niveau.

255

AUTORADIO
AUTORADIO / BLUETOOTH

INHOUD
Uw Autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadplaag het CITRON-netwerk als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten congureren.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.

01 Basisfuncties 02 Bediening op stuur 03 Hoofdmenu 04 Audio 05 USB-box 06 Bluetooth functies 07 Configuratie 08 Boordcomputer 09 Menustructuur displays Veelgestelde vragen

blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz.

256 257 258 259 262 265 267 268 269 271

01 BASISFUNCTIES

3 1

10 15 14 13 12

11

1. 2. 3.

4.

5. 6.

Aan/uit en volumeregeling. Uitwerpen van de CD. Selecteren van de weergave op het display: Audiofuncties (AUDIO), Boordcomputer (TRIP) en Telefoon (TEL). Selecteren van de geluidsbron: radio, audio-CD-/MP3-CD-speler, USB, Jack-aansluiting, streaming audio. Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMast en AM. Instellen van de geluidsweergave: geluidsverdeling voor/achter, links/rechts, loudness, geluidssferen.

7.

Weergave van de lijst radiozenders, de nummers van de CD of de MP3-afspeellijsten. 8. Annuleren van de bewerking. 9. Functie TA (verkeersinformatie) AAN/UIT. Lang indrukken: toegang tot de PTY-functie (programmatypen radio). 10. Bevestigen. 11. Automatisch zoeken naar zenders in aopende/oplopende volgorde. Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, MP3 of USB.

12. Selecteren van een lagere/hogere radiofrequentie. Selecteren van de vorige/volgende MP3-afspeellijst. Selecteren van bestandenlijst / muziekstijl / artiest / vorige of volgende afspeellijst van het USB-apparaat. 13. Weergave van het algemene menu. 14. Toetsen 1 t/m 6: Selecteren van een opgeslagen voorkeuzezender. Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender. 15. Met de toets DARK kan de weergave van het display worden gewijzigd voor extra rijcomfort 's nachts. 1 keer indrukken: alleen verlichting van het bovenste gedeelte. 2 keer indrukken: display volledig uitschakelen. 3 keer indrukken: terugkeren naar de normale weergave.

02 STUURKOLOMSCHAKELAARS

257

RADIO: selecteren van de vorige voorkeuzezender. USB : selecteren van het genre / artiest / vorige index van de lijst. Selecteren van het vorige item van een menu.

RADIO: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het volgende nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld vooruitspoelen. Selecteren van het vorige item. Volume verhogen. RADIO: automatisch zoeken naar zenders in aopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het vorige nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld terugspoelen. Selecteren van het volgende item.

Wijzigen van de geluidsbron. Bevestigen van een selectie. Telefoon opnemen/ophangen. Langer dan 2 seconden indrukken: toegang tot het telefoonmenu.

RADIO: selecteren van de volgende voorkeuzezender. USB : selecteren van het genre / artiest / volgende index van de lijst. Selecteren van het volgende item van een menu.

Volume verlagen.

Mute; geluid onderbreken: gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen. Geluid weer inschakelen: druk op een van de twee volumetoetsen.

03 HOOFDMENU

GELUIDSBRON: radio, CD, USB, externe apparatuur.

TELEFOON: handsfree set, koppelingen, gespreksbeheer.

> MONOCHROOM DISPLAY C

BOORDCOMPUTER: afstanden invoeren, waarschuwingsmeldingen, status van functies.

PERSOONLIJKE INSTELLING CONFIGURATIE: parameters van de auto, weergave, talen.

> MONOCHROOM DISPLAY A

Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's het gedeelte "Menustructuren" van dit hoofdstuk.

04 AUDIO
RADIO
SELECTEREN VAN EEN ZENDER

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de 259 omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

RDS

Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren.

1 Druk op de toets MENU.

Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren: FM1, FM2, FMast of AM.

2 Selecteer AUDIOFUNCTIES en druk op OK.

Druk kort op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.

3 Selecteer de functie VOORKEUZE FM BAND en druk op OK.

4 Druk op een van de toetsen om handmatig naar zenders te zoeken.

Selecteer RDS VOLGEN ACTIVEREN en druk op OK. Op het display verschijnt de aanduiding RDS. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.

Druk op de toets LIST REFRESH voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt (maximaal 30 zenders). Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken.

04 AUDIO
CD EEN CD AFSPELEN
Gebruik alleen CD's met een ronde vorm. Bepaalde beveiligingssystemen op de originele CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-speler. Plaats zonder op de toets EJECT te drukken een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen. 1 Als er in de CD-speler al een CD is geplaatst die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-functie te selecteren.

MP3-CD EEN MP3-CD AFSPELEN


Plaats een MP3-CD in de speler. De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint. De CD-speler kan CD's met maximaal 255 MP3-bestanden, verdeeld over 8 speellijsten, afspelen. Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen. Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur. Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven. 1 Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-functie te selecteren.

2 Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren. 2

Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren. Druk op de toets LIST REFRESH om de speellijsten van de MP3-CD weer te geven. 3 Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen.

Druk op de toets LIST REFRESH om de lijst met nummers van de CD weer te geven. 3

Houd een van de toetsen ingedrukt om versneld vooruit of terug te spoelen.

04 AUDIO
CD MP3 INFORMATIE EN TIPS
Het formaat MP3 (afkorting van MPEG 1,2 & 2.5 Audio Layer 3) is een standaard voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op n CD te plaatsen. Selecteer voor het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau 1,2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld. Het is raadzaam voor n CD niet meer dan n standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal 4x) in voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken. De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie ".mp3" en een samplingfrequentie van 22,05 kHz of 44,1 kHz af. Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma, .mp4, .m3u...) kunnen niet worden afgespeeld. Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en verwijder speciale tekens (bijv.: " ", ?, ) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. Lege CD's worden niet herkend en kunnen het audiosysteem beschadigen.

261

05 USB-BOX
GEBRUIK VAN DE USB-BOX
Een lijst met geschikte uitrustingen en compatible compressies is beschikbaar bij het CITRON-netwerk.

1 Deze module bestaat uit een USB-poort en een Jack-aansluiting*. De bestanden op het externe apparaat, zoals een draagbare MP3-speler of een USB-stick, worden overgebracht op uw Autoradio. Via de luidsprekers van de auto wordt de muziek weergegeven. 1

AANSLUITEN VAN EEN USB-STICK


Sluit de USB-stick direct of via een snoer aan op de USB-poort. Als de autoradio is ingeschakeld, wordt de USB-bron gedetecteerd zodra deze wordt aangesloten. Het lezen begint automatisch na een bepaalde tijd, afhankelijk van de capaciteit van de USB-stick. De herkende bestandsformaten zijn .mp3 (uitsluitend mpeg1 layer 3), .wma (uitsluitend standaard 9, comprimeren met 128 kbit/s), .wav en .ogg. Uitsluitend playlists van het type m3u, .pls en .wpl worden geaccepteerd.

USB-stick (1.1, 1.2 en 2.0) of iPod van de vijfde generatie of hoger: - de USB-stick moet in FAT of FAT 32 geformateerd zijn (niet compatibel met NTFS-formaat), - het snoer van de iPod is noodzakelijk, - navigatie door de bestanden is mogelijk via de bediening op het stuurwiel, - de iPod-software moet voor een optimale verbinding regelmatig gepdatet worden. iPod's van oudere generaties en spelers die gebruik maken van het MTP-protocol*: - afspelen uitsluitend via een Jack-Jack-snoer (niet meegeleverd), - navigatie door de bestanden is mogelijk via het externe apparaat.

Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). De tijd die hiervoor nodig is, hangt af van de capaciteit van de USB-uitrusting. Gedurende deze tijd zijn andere bronnen beschikbaar. De playlists worden iedere keer dat het contact wordt afgezet of een USB-stick wordt aangesloten, geactualiseerd. Bij een eerste aansluiting wordt een indeling in mappen als indeling aangeboden. Bij een volgend gebruik wordt de laatstgekozen mappenstructuur aangehouden.

* Afhankelijk van de uitvoering.

05 USB-BOX
GEBRUIK VAN DE USB-BOX
2 Druk LIST lang in voor het weergeven van de indelingen. Kies per map / Artiest / Genre / Playlist, druk op OK om de gekozen indeling te bevestigen en vervolgens opnieuw op OK om de keuze vast te leggen. OK - per Map: alle mappen met audiobestanden worden in een algemeen overzicht en alfabetisch geordend weergegeven, zonder dat daarbij rekening is gehouden met de mappenstructuur. - per Artiest: alle artiestennamen worden weergegeven in ID3 Tag en in alfabetische volgorde. - per Genre : alle genres worden weergegeven in ID3 Tag. - per Playlist : zoals weergegeven in de playlist van de USB-stick of het USBapparaat aangesloten op de USB-poort. 3 4 Druk op een van deze toetsen om tijdens het lezen naar de vorige/ volgende track te gaan volgens de weergegeven indeling. Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit verplaatsen.

263

Druk op een van deze toetsen om te gaan naar volgende/vorige Genre, Map, Artiest of Playlist, afhankelijk van de weergegeven indeling tijdens het lezen.

AANSLUITEN VAN EEN iPOD-VIA DE USB-POORT


1 De beschikbare lijsten zijn Artiest, Genre en Playlist (zoals weergegeven via de iPod). Selectie en Navigatie zijn hierboven beschreven in de stappen 1 t/m 5.

Druk LIST kort in voor de indeling die u de vorige keer hebt gekozen. Navigeer in de lijst met behulp van de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag. Bevestig de selectie door op OK te drukken.

Sluit geen harde schijf of een niet-audio USB-apparaat aan op de USB-poort, aangezien hierdoor uw installatie beschadigd kan raken.

05 USB-BOX
AUX-INGANG GEBRUIKEN JACK- of USB-AANSLUITING (afhankelijk van de uitvoering van de auto)
De AUX-aansluiting JACK of USB dient om een extern apparaat (mp3-speler) aan te sluiten. 1 Stel eerst het volume van uw draagbare apparatuur af. Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de JACK-aansluiting en de USB-aansluiting.

VOLUMEREGELING EXTERNE APPARATUUR

1 Sluit het externe apparaat (mp3-speler...) met behulp van een adapterkabel (niet meegeleverd) op de JACK- of USB-aansluiting aan.

2 Stel vervolgens het volume van de autoradio af.

2 Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om AUX te selecteren. De weergave- en bedieningsfuncties verlopen via de externe apparatuur zelf.

06 BLUETOOTH FUNCTIES
BLUETOOTH-TELEFOON
DISPLAY C (AFHANKELIJK VAN MODEL EN UITVOERING) KOPPELEN VAN EEN TELEFOON Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. 1

265

De beschikbare functies zijn afhankelijk van het netwerk, de SIM-kaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon of neem contact op met uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies. Een overzicht van de meest geschikte telefoons is verkrijgbaar via het netwerk. Raadpleeg het CITRON-netwerk. Met het menu TELEFOON krijgt u onder andere toegang tot de volgende functies: Adresboek*, Logboek gesprekken, Beheer van de koppelingen. * Als uw telefoon volledig compatibel is. 6 7 Selecteer in de lijst de te koppelen telefoon. U kunt slechts n telefoon per keer koppelen. Op het scherm wordt een toetsenbord weergegeven: voer een code van minimaal 4 cijfers in. Bevestig met OK.
Saisir code authentification _ 0 OK Del 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Activeer de functie Bluetooth van uw telefoon. 8 Druk op de toets MENU. Kies in het menu: Bluetooth-telefoon - Audio Bluetooth conguratie Zoeken via Bluetooth Er wordt een venster weergegeven met de tekst "Bezig met zoeken...". De eerste vier herkende telefoons worden in dit venster weergegeven.

Op het scherm van de geselecteerde telefoon wordt een bericht weergegeven: voer, om de koppeling te accepteren, in de telefoon dezelfde code in en bevestig vervolgens met OK. Mocht de koppeling niet gelukt zijn dan kunt u het, een onbeperkt aantal keren, nogmaals proberen. Op het scherm verschijnt "Koppeling Naam_telefoon geslaagd". De toegestane automatische verbinding wordt geactiveerd nadat de telefoon is gecongureerd. Het adresboek en het logboek gesprekken zijn na de synchronisatie beschikbaar. U kunt ook via de telefoon de koppeling tot stand brengen.

9 10

06 BLUETOOTH FUNCTIES
BLUETOOTH STREAMING AUDIO EEN GESPREK ONTVANGEN
1 Een inkomend gesprek wordt aangegeven door een beltoon en het verschijnen van een venster op het multifunctionele display. Selecteer met behulp van de toetsen de knop JA op het scherm en bevestig met OK. Druk op de toets OK op het stuurwiel om het gesprek te accepteren. 2 1 Draadloze overdracht van muziekbestanden van de telefoon naar het audiosysteem van de auto. De telefoon moet de desbetreffende Bluetooth-proelen (A2DP/AVRCP) kunnen ondersteunen. Start de koppelingsprocedure tussen de telefoon en de auto. Deze procedure kan gestart worden via het telefoonmenu van de auto of via het toetsenbord van de telefoon; zie hiervoor de eerder beschreven stappen 1 t/m 10. Tijdens de koppeling moet de auto stilstaan en het contact aanstaan. Selecteer in het telefoonmenu de te koppelen telefoon. Het audiosysteem wordt automatisch verbonden met de zojuist gekoppelde telefoon. Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE* te drukken. Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de gebruikelijke wijze de muziekstukken aansturen**. De informatie over de muziekstukken kan op het display worden weergegeven.

BELLEN
1 Selecteer in het menu Bluetooth-telefoon - Audio, Beheer van het telefoongesprek en vervolgens Bellen, Logboek gesprekken of Adresboek. Druk gedurende meer dan twee seconden op het uiteinde van de hendel aan de stuurkolom om toegang te krijgen tot uw adresboek. Of Gebruik, als de auto stilstaat, het toetsenbord van uw telefoon om een nummer in te voeren.

* In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd. ** Als de telefoon deze functie ondersteunt.

07 CONFIGURATIE
DATUM EN TIJD INSTELLEN
DISPLAY C

267

Druk op de toets MENU.

Druk op de toets om de selectie te bevestigen.

Selecteer met de pijltoetsen de functie PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE.

6 Selecteer met de pijltoetsen de functie DATUM EN TIJD INSTELLEN.

Druk op de toets om de selectie te bevestigen.

Druk op de toets om de selectie te bevestigen.

4 Selecteer met de pijltoetsen de functie CONFIGURATIE BEELDSCHERM.

8 Stel de parameters n voor n in door deze te bevestigen met de toets OK. Selecteer vervolgens de knop OK op het scherm om de instellingen te bevestigen.

08 BOORDCOMPUTER
ENKELE DEFINITIES

Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar meermaals wordt ingedrukt, worden de verschillende functies van de boordcomputer achtereenvolgend weergegeven op het display.

Actieradius: in deze stand geeft de computer aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. De weergegeven waarde kan sterk variren door een verandering in de wagensnelheid of het landschap. Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven zodra deze meer dan 100 km bedraagt. Raadpleeg het CITRON-netwerk als tijdens het rijden voortdurend streepjes worden weergegeven in plaats van cijfers. Momenteel verbruik: dit verbruik wordt berekend en weergegeven vanaf 30 km/h. Gemiddeld verbruik: dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Afgelegde afstand: deze afstand wordt berekend sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Nog af te leggen afstand: dit is de afstand tot de door de gebruiker ingevoerde eindbestemming. Als het navigatiesysteem in gebruik is, wordt deze afstand op elk moment tijdens het rijden opnieuw berekend. Gemiddelde snelheid: dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan). Stop & Start-teller (minuten/seconden of uren/minuten) Als uw auto is uitgerust met Stop & Start, registreert een teller hoe vaak de STOP-stand op een traject wordt geactiveerd. De teller wordt, elke keer als u het contact met de sleutel aanzet, weer op nul gezet.

het tabblad "auto" met: de actieradius, het huidige verbruik en de nog af te leggen afstand of de teller van het Stop & Start-systeem, de stand "1" (traject 1) met: de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de afgelegde afstand berekend over het traject "1", de stand "2" (traject 2) met dezelfde gegevens voor een tweede traject. Op 0 zetten Druk de knop langer dan twee seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven.

09 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS BASISFUNCTIE MONOCHROOM A MONOCHROOM DISPLAY C


1

269

KEUZE A Keuze A1 3 Keuze A2 2 KEUZE B....


2 3

Wanneer u op de toets OK drukt, komt u in de verkorte menu's terecht, afhankelijk van de weergave op het scherm:

1 2 2 2 2 1 2 2 1 2 3 3 1 2 2

RADIO-CD
RDS VOLGEN MODE REG CD HERHALEN

1 2 2 2 2 2 2

INST. WEERG
JAAR MAAND DAG UREN MINUTEN 12 H/24 H WEERGAVE
1 1 1 1

RADIO
aanzetten/uitzetten RDS aanzetten/uitzetten modus REG aanzetten/uitzetten radiotext

RANDOM PLAY CONFIG AUTO*


RW ACHTER AAN FOLLOW-ME-HOME
1

CD/MP3-CD
aanzetten/uitzetten Intro aanzetten/uitzetten herhalen tracks (de hele huidige CD voor CD, de hele huidige map voor MP3-CD) aanzetten/uitzetten random play (de hele huidige CD voor CD, de hele huidige map voor MP3-CD)

OPTIES
DIAGNOSE RAADPLEGEN BEINDIGEN

TALEN
FRANCAIS ITALIANO NEDERLANDS PORTUGUES PORTUGUES-BRASIL DEUTSCH ENGLISH ESPANOL

2 2 2 2 2 2 2 2

USB
1

EENHEDEN
TEMPERATUUR: CELSIUS/FAHRENHEIT BRANDSTOFVERBRUIK: KM/L - L/100 - MPG

aanzetten/uitzetten herhalen van tracks (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) aanzetten/uitzetten random play (shufe) (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst)

* De parameters variren afhankelijk van de auto.

09 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS MONOCHROOM DISPLAY C


Door het indrukken van de toets MENU is de volgende weergave mogelijk:
2 3

LOGBOEK WAARSCHUWINGEN Diagnose STATUS VAN DE FUNCTIES* Functies in- of uitgeschakeld


1 2 3

BLUETOOTH-TELEFOON
CONFIGURATIE BLUETOOTH Toestel aansluiten/afkoppelen Telefoonfunctie Streaming audio functie Raadplegen gekoppelde toestellen Verwijderen gekoppeld toestel Zoeken via Bluetooth

1 2 3

AUDIOFUNCTIES
VOORKEUZE FM

2 3

RDS-functie inschakelen/uitschakelen REG-functie inschakelen/uitschakelen weergave radiotext (RDTXT) inschakelen/uitschakelen AFSPEELMOGELIJKHEDEN RPT-functie (CD herhalen) inschakelen/uitschakelen RDM-functie (random) inschakelen/uitschakelen
1 2 2 3

4 3 4 3 4 2 3 4 3 4

PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE


PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIREN* CONFIGURATIE BEELDSCHERM regeling weergave normale weergave omgekeerde weergave regeling helderheid (- +) datum en tijd instellen dag/maand/jaar instellen uren/minuten instellen keuze cyclus 12u/24u keuze van eenheden l/100 km - mpg - km/l Celsius / Fahrenheit

3 3 4 4 4 2 3 4 2 3 3

4 4 4 3 3 4 4 3

BELLEN Gesprekkenlijst Contactenlijst

BEHEER VAN EEN GESPREK Huidige gesprek beindigen Inschakelen mutefunctie

1 2 3

BOORDCOMPUTER
INVOEREN AFSTAND TOT EINDBESTEMMING Afstand: xkm
2

4 4

TAALKEUZE

* De parameters variren afhankelijk van de auto.

VEELGESTELDE VRAGEN
VRAAG ANTWOORD OPLOSSING

271

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...).

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

Controleer of de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de AUDIO-functies (bassen, hoge tonen, balans V-A, balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand "Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd. Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst. Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd. Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk Audio. De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen. De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.

De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler.

De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend.

Op het display wordt de melding "Storing USB-randapparatuur" weergegeven. De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.

De batterijspanning van de randapparatuur is misschien te laag. De USB-stick wordt niet herkend. De stick is misschien defect. De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidssfeer) zijn niet op de CD-speler afgestemd.

Laad de batterij van de randapparatuur op. Formateer de stick opnieuw. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0, zonder een geluidssfeer te selecteren.

VRAAG De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). De functie TA (verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het geluid van de radio valt 1 tot 2 seconden weg. Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display.

ANTWOORD

OPLOSSING Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM1, FM2, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen.

Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.

De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden.

Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt. Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. Laat de antenne controleren door het CITRON -netwerk. Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet.

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage). Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een eventuele sterkere zender voor een betere ontvangst van het station. Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de CD-speler uitschakelt.

Start de motor om de accu op te laden.

Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen.

Index

Zoeken via afbeeldingen - Trefwoordenregister

Exterieur
Sleutel met afstandsbediening - openen/sluiten - inbraakbeveiliging - starten - batterij Lichtschakelaar Koplampverstelling Lampen vervangen - koplampen - mistlampen - zijknipperlichten 82-87

Accessoires 98-103 103 188-191

210-211

Ruitenwisserschakelaar Ruitenwisserblad vervangen

104-107 206

Bagageruimte Bandenreparatieset Wiel verwisselen - gereedschap - demonteren/monteren

93 176-180 181-187

Buitenspiegels

78

Portieren - openen/sluiten - centrale vergrendeling - noodbediening Ruitbediening Brandstoftank

90-92

Lampen vervangen - achterlichten - 3e remlicht - kentekenplaatverlichting

192-193

88-89 94-95 BAS Brake Assist System Stabiliteitscontrolesystemen Bandenspanning 132-133 133-134 180, 219 Parkeerhulp met geluidssignalen achter 160-161 Trekhaak 208-209 Slepen 207

277 Zoeken op afbeelding

Interieur
Voorstoelen 73-75 Airbags 138-143

Voorzieningen bagageruimte - bagageafdekking - bagageriem - sjorogen

116-117

Achterbank Isofix-bevestigingen

76-77 125-127

Kinderzitjes

120-124

Autogordels

135-137

Dashboardkastje Uitschakeling passagiersairbag

113 140

Cockpit
Instrumentenpaneel Controlelampjes Meters Schakelaars - dagteller - dimmer dashboardverlichting/ black panel-functie Lichtschakelaar Koplampverstelling Stop & Start Snelheidsbegrenzer Snelheidsregelaar Buitenspiegels Ruitbediening 24-25 26-35 36-39 40-41 Parfumeur Multifunctionele displays Alarmknipperlichten 71-72 48-56 130-131 Binnenspiegel Zonneklep 79 113

Ruitenwisserschakelaar Boordcomputer 98-103 103 153-155 156-157 158-159 78 88-89

104-107 42-44

Verwarming/Ventilatie Handbediende airconditioning Automatische airconditioning Achterruitverwarming

60-66 63-66 67-69 70

Zekeringkast dashboard

195-197

Urgence- of Assistance-oproep Autoradio Instellen datum/tijd MyWay Instellen datum/tijd

131, 223 255-273 267 225-254 245

Motorkap openen

165 Voorzieningen interieur - dashboardkastje - AUX-aansluitingen - middenarmsteun - matten Sfeerverlichting 112-115

Stuurwiel verstellen Claxon

77 131

Versnellingsbakken (handgeschakeld/ automatisch) 147-148, 149-152 Parkeerrem 146

109

279 Zoeken op afbeelding

Technische gegevens - onderhoud


Benzinemotoren Dieselmotoren Afmetingen Identificatie Brandstoftank leeg (Diesel) 166 214-215 216-217 218 219 Accu Eco-modus 202-204 205

Niveaus controleren - olie - remvloeistof - koelvloeistof - ruitensproeiervloeistof

169-171 Zekeringkast motorruimte 198-201

Lampen vervangen - voor - achter - interieur

188-194

Motorkap openen Motorruimte (benzine) Motorruimte (diesel)

165-166 167 168

Controle van onderdelen - accu - luchtfilter/interieurfilter - oliefilter - remblokken/-schijven

172-173

Aanhangergewichten .......................... 214, 216 Aansluiting 12V ........................................... 114 ABS met elektronische remdrukregelaar ....................................... 132 Accessoires................................................. 210 Accu ....................................................172, 202 Accu laden ..................................................202 Achterbank .................................................... 76 Achterklep sluiten ...................................83, 93 Achterklep, noodbediening ...........................93 Achterruitverwarming ...................................70 Achteruitrijlicht ............................................192 Afmetingen .................................................. 218 Afstandsbediening ............................82, 83, 87 Afstandsbediening synchroniseren ..............86 Airbags vr ........................................ 139, 143 Airconditioning (automatisch) ................. 61, 67 Airconditioning (handbediend)................61, 64 Alarmknipperlichten ............................ 130, 131 Alarmknipperlichten, automatische ............ 131 Algemeen menu ..........................................258 Antiblokkeersysteem (ABS) ........................ 132 Antislipregeling (ASR)................................. 133 Armleuning vr .......................................... 113 Assistance-oproep .............................. 131, 224 Audio-aansluitingen ............114, 242, 262, 264 Autoradio .....................................256, 257, 269 Aux-aansluitingen ...............................242, 264

Bagageruimte ................................................93 Bagageruimte (indeling) .............................. 116 Bagageruimte openen ............................82, 93 Bandenreparatieset .................................... 176 Bandenspanning ......................................... 219 Bandenspanningscontrole (met set) ........... 176 Batterij afstandsbediening ......................86, 87 Bekerhouder................................................ 112 Benzinemotor ................................ 95, 167, 214 Binnenspiegel ...............................................79 Black panel.................................................... 41 Bluetooth (handsfree set) ...................243, 265 Bluetooth (telefoon) .....................................243 Boordcomputer ................................. 42-44, 51 Brake Assist System (BAS) ................ 132, 133 Brandstof .......................................................95 Brandstofniveaumeter...................................94 Brandstofniveau (laag) ..................................94 Brandstoftank ................................................94 Brandstoftank, inhoud ...................................94 Brandstof tanken .....................................94, 95 Brandstoftank leeg (diesel) .........................166 Brandstofadditiefniveau (diesel) ................. 171 Brandstoftankklep .........................................94 Buitenspiegels...............................................78

Claxon ......................................................... 131 Controles ............................. 167, 168, 172, 173 Controle motorolieniveau..............................39

Dagrijverlichting .................................. 103, 191 Dagteller ........................................................40 Dashboardkastje ......................................... 113 Dashboardverlichting ....................................40 Datum (display) ...........................................245 Derde remlicht .............................................193 Dieselmotor ...................................95, 168, 216 Dimlicht .................................................98, 189 Dimmer dashboardverlichting .......................40 Display instrumentenpaneel .................24, 148

E
Eco-modus ..................................................205 Elektronische remdrukregelaar (REF) ....... 132 Elektronische startblokkering .................84, 87 Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)......................................................... 133 ESP/ASR ..................................................... 133

C
CD-/MP3 -speler ......................... 241, 260, 261 CD MP3 ....................................... 241, 260, 261 Centrale vergrendeling ...........................83, 91

F
Follow-me-homeverlichting ................ 101, 102 Functie snelweg (richtingaanwijzers)..........130

281 Trefwoordenregister

G H

Gereedschap .............................................. 181 Gewichten ........................................... 214, 216 GPS .............................................................230 Grootlicht ...............................................98, 190

Halogeenlampen .........................................188 Handgrepen .................................................. 75 Handrem ............................................. 146, 173 Handsfree set ......................................243, 265 Hoedenplank ............................................... 117 Hoofdsteunen achter .................................... 76 Hoofdsteunen verstellen ............................... 74 Hoofdsteunen vr........................................ 74

Kaartleeslampjes ................................108, 194 Kentekenplaatverlichting ............................192 Kilometerteller ...............................................40 Kinderbeveiliging ................................ 123, 127 Kinderen ....................... 120, 123, 125-127, 139 Kinderzitjes ......................................... 120, 123 Klembeveiliging .............................................88 Kleurcode lak .............................................. 219 Kleurendisplay 16/9 ......................55, 228, 247 Klokje ..........................................................267 Klokje (instellen) ..........................................245 Koelvloeistofniveau ...............................36, 169 Koelvloeistoftemperatuur ..............................36 Koelvloeistoftemperatuurmeter ....................36 Kofferverlichting ..................................109, 194 Koplampverstelling......................................103 Krik .............................................................. 181

M
Make-upspiegel .......................................... 113 Matten ......................................................... 115 Mat verwijderen .......................................... 115 Menustructuren display ...................... 247, 269 Milieu .............................................................87 Mistachterlicht .....................................100, 192 Mistlampen vr..................................100, 191 Monochroom display...........................258, 269 Motoren ............................................... 214, 216 Motorkap .....................................................165 Motorolieniveaumeter ...........................39, 169 Motorruimte ................................... 37, 167, 168 MP3 (CD) .................................... 241, 260, 261 Multifunctioneel display (met autoradio)................................ 48, 51, 55 Multimediaspelers .......................................240 MyWay ..........................................55, 228, 247

Identificatie (stickers) .................................. 219 Identificatiegegevens .................................. 219 Inrichting ..............................................112, 113 Instrumentenpaneel ......................................24 Interieurfilter ................................................ 172 Interieurverlichting ......................108, 109, 194 ISOFIX bevestigingen ......................... 125, 127 ISOFIX kinderzitjes ..............................125-127

L
Lampen (vervangen) ...................188, 192, 193 Lekke band .................................................. 176 Lichtschakelaar .............................................98 Lokaliseren van de auto ................................84 Luchtfilter .................................................... 172 Luchtrecirculatie............................................67

N
Navigatiesysteem........................................230 Niveaus controleren ............................ 169, 171 Niveaus en controles ................... 167-169, 171 Nulstelling dagteller ......................................40

Oliefilter ....................................................... 172 Olieniveau .............................................39, 169 Oliepeilstok ...........................................39, 169 Onderhoudsintervalinddicator ......................37 Onderhoudsintervalindicator resetten ..........38 Ontdooien................................................64, 70 Ontgrendelen ................................................82 Ontgrendelen van binnenuit.......................... 91 Ontluchten brandstofsysteem .....................166 Ontwasemen ...........................................64, 67 Opbergvak................................................... 117 Opbergvakken ......................................112, 113 Opbergvakken portieren ............................. 112 Openen bagageruimte ............................82, 93 Opschakelindicator .....................................148

Parfumeur ..................................................... 71 Parkeerhulp achter......................................160 Parkeerlichten ...............................98, 190, 192 Plafonnier ....................................................108 Plafonniers ..................................................194 Portieren .......................................................90 Portieren openen ..............................82, 90, 92 Portieren sluiten ......................................83, 90 Portieren, noodbediening .............................92

Radio ...................................................239, 259 Rembekrachtigingsysteem ......................... 132 Remblokken ................................................ 173 Remlichten ..................................................192 Remmen ...................................................... 173 Remschijven................................................ 173 Remvloeistofniveau.....................................169 Reservewiel ................................................ 181 Richtingaanwijzers ..............................130, 192 Riem ............................................................ 116 Roetfilter.............................................. 171, 172 Ruitbediening ................................................88 Ruibediening resetten ...................................88 Ruitensproeier achter .................................105 Ruitensproeierreservoir ..............................169 Ruitensproeiers ...........................................105 Ruitensproeiervloeistofniveau ....................169 Ruitenwisser achter ....................................105 Ruitenwissers (automatisch) ...............104, 106 Ruitenwisserbladen (vervangen) ........ 107, 206 Ruitenwissers ......................................104, 106 Ruitenwisserschakelaar .......................104-106

Slepen van een auto ...................................207 Sleutel met afstandsbediening ......... 82-84, 87 Snelheidsbegrenzer ....................................156 Snelheidsregelaar .......................................158 Snelmenu's..................................................229 Spaarfase....................................................204 Starten van de auto...............................84, 149 Stilzetten van de auto ...................................84 Stoelen achter ............................................... 76 Stoelen verstellen .........................................73 Stoelverwarming ........................................... 75 Stop&Start...............67, 94, 153, 165, 172, 202 Streaming audio Bluetooth .........................266 Stuurkolomschakelaars ..............................257 Stuurslot ........................................................84 Stuurwiel (verstellen) ....................................77

Selectiehendel automatische versnellingsbak ......................................... 149 Selectiehendel handgeschakelde versnellingsbak ......................................... 147 Serienummer auto ...................................... 219 Sfeerverlichting ...........................................109 Sjorogen ...................................................... 116

Technische gegevens ......................... 214, 216 Telefoon.......................................................243 Teller..............................................................24 Temperatuurregeling.....................................67 Tijdelijke bandenspanning (met set) .................................................... 176 Tijd instellen ........................................245, 267 TMC (verkeersinformatie) ...........................237 Toegang tot de achterbank ........................... 75 Toerenteller ...................................................24 Trekhaak......................................................208

283 Trefwoordenregister

Uitschakelen airbag passagier ................... 139 Urgence-oproep .................................. 131, 224 USB-aansluiting .................................. 114, 262 USB-box .............................................. 114, 262

Z
Zekeringen ..................................................195 Zekeringen vervangen ................................195 Zekeringkast dashboard .............................195 Zekeringkast motorruimte ...........................195 Zij-airbags ........................................... 141, 143 Zijknipperlicht ..............................................190 Zonneklep ................................................... 113

Veiligheidsgordels ............................... 135, 137 Ventilatie............................................60, 61, 64 Ventilatieroosters ..........................................60 Vergrendeling van binnenuit ......................... 91 Verkeersinformatie (TA) ......................238, 239 Verkeersinformatie (TMC) .................. 237, 238 Verklikkerlampjes ..............................26, 30, 31 Verlichting, automatische......................99, 102 Versnellingsbak, automatische ........... 149, 173 Versnellingsbak (handgeschakeld) ............. 147, 148, 153, 173 Verwarming ...................................................64 Voorstoelen ...................................................73

Waarschuwingssignaal sleutel in contact ....................................................84 Wiel demonteren .........................................184 Wiel monteren .............................................184 Wiel verwisselen ......................................... 181 Window-airbags .................................. 142, 143

Dit instructieboekje behandelt alle beschikbare uitrustingen. Elk geleverd model kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau en de specieke kenmerken voor het land waarvoor de auto bestemd is, slechts van een deel van de vermelde uitrustingen zijn voorzien.

Aansprakelijkheid voor de gegeven beschrijvingen en illustraties wordt niet aanvaard. Automobiles CITRON Reproductie of vertaling, zelfs gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke toestemming van behoudt zich het recht voor tussentijds wijzigingen Automobiles CITRON. aan te brengen in de door haar gevoerde modellen en de bijbehorende uitrusting en accessoires, zonder verplicht te zijn dit instructieboekje aan te passen. Dit instructieboekje maakt onlosmakelijk deel uit van uw auto. Vergeet niet dit boekje bij doorverkoop van uw auto aan de nieuwe eigenaar te geven.

Automobiles CITRON verklaart dat, door toepassing van de voorschriften in de Europese regelgeving (Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken, wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en dat recycleerbare materialen worden gebruikt voor de fabricage van producten die door haar worden verkocht.

Gedrukt in de EU Nerlandais 04-10

10DS3.0070 Nerlandais
2010 DOCUMENTATION DE BORD
4Dconcept Diadeis Seenk Edipro

CRATIVE TECHNOLOGIE

You might also like