Professional Documents
Culture Documents
7.1 Productterminologie
Product = een voorwerp dat of dienst die, al dan niet in de eigen onderneming
vervaardigd of van derden betrokken, bedoeld is om met een meerwaarde te
worden verkocht.
Form -> uitwendige vorm, past bij omgeving
Fit -> mogelijkheid tot aansluiting op andere producten
Function -> wijze van presteren van het product
European Article Numbering = gestandaardiseerde code die wordt toegepast
als artikelcodering ten behoeve van kasafhandeling en voorraadadministratie.
Inkoopdelen en maatdelen zijn onder te verdelen in diverse soorten producten op
basis van hun stadia van bewerking:
1. Grondstoffen
Ruwe materialen, worden via bewerking tot onderdeel verwerkt.
2. Onderdelen
Enkelvoudige producten, hoeft niet meer in andere losse delen te
worden onderscheiden.
3. Samenstellingen
Vast gemonteerde of blijvende bij elkaar verpakte producten
opgebouwd uit een aantal bestaande producten.
4. Eindproducten
Producten die voor klantverkoop bedoeld zijn.
Entiteit = kenmerkend en identificerend gegeven dat een product eenduidig
vastlegt. Hieronder liggen attributen die specifieke informatie geven over een
product.
7.2 Productstructuren
Bill of materials (stuklijst) = lijst die de opbouw van n eindproduct in
aantallen onderdelen/samenstellingen weergeeft. De ontwerpafdeling maakt
deze lijst en iedere afdeling werkt er mee.
Low level code (LLC) = eindproduct. Deze beschrijving is nodig om de
uiteindelijke materiaalbehoefteberekening te vereenvoudigen. Onder de LLC
worden de halffabricaten benoemd die nodig zijn om eindproduct te maken.
Stuklijstexplosie = Wanneer de computer stap voor stap kan ontleden hoe de
productopbouw is.
Stuklijstimplosie = Hierbij wordt per product nagegaan in welke hoger liggende
levels het onderdeel gebruikt wordt.
Aangegane verplichtingen = bedragen aan bestellingen die bij een leverancier
geplaatst zijn. Na bestelling hebben zij een afnameverplichting.
Vijf mogelijke wijzigingen om verspillingen uit de keten te halen:
- Later bestellen
- Later maken
- Van anoniem naar order gestuurd
- Goedkoper
- Sneller
7.3 Productiegrondvormen
Divergente productie = constante stroom van goederen. (grondstoffenindustrie)
Parallelle productie = Dezelfde soort bewerkingen op verschillende producten.
(spuiterijen/loondraaierijen)
Serieproductie = n processtroom waarin producten achter elkaar vervaardigd
worden.
Convergente productie = product uit verschillende onderdelen.
Modulaire opbouw = gebruik van standaardonderdelen en samenstellingen,
waar diverse soorten eindproducten uit worden samengesteld.
Grondvormen productielogistiek:
MRP systemen zijn PUSH systemen: men gaat namelijk uit van een toekomstige
behoefte en duwt grondstoffen en andere zaken de productie in om producten te
maken.
MRP-I is een set rekenregels waarmee de werkelijke toekomstige behoefte aan
materiaal en grondstoffen kan worden berekend voor eindproducten. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van twee basisprincipes:
Tijdfasering wanneer moeten de eindproducten beschikbaar zijn? Tijd
wordt ingedeeld in buckets. (bijv. bij melk erg belangrijk om dit goed te
bepalen)
Total Time = meestal 365 dagen per jaar. Alle tijd die er beschikbaar is.
Total operations time = 365 dagen dagen waarin fabriek gesloten is.
Loading time = tijd waarbij in ideale omstandigheden de machine zou kunnen
draaien.
Production time = Echter er kan ook een storing zijn (failures), operator loopt
naar buiten voor het roken van een sigaret of geen producten (idle time -> te
wachten op handeling) of een machine kan niet draaien omdat hij geen
toevoer heeft van andere machine. (line restrains)
Theoretical output = optimale snelheid van machine. Theoretisch kan die zo
hard, maar in werkelijkheid kan dit niet altijd opgeleverd worden.
Total output = Hierbij wordt rekening gehouden met reduced speed (de
machine is niet ingesteld op hoogste snelheid) of minor stops (product
blokkeert en die haal je er even uit, vaak erg klein)
Total output = uiteindelijke producten die opgeleverd kunnen worden.
Good output = van de producten die opgeleverd zijn is de kwaliteit ook erg
belangrijk. De producten die aan alle eisen voldoen zullen in deze good output
worden opgenomen. Scrap = producten die niet meer kunnen worden
verkocht (breuk/beschadigd). Rework = producten die nog wel kunnen worden
verkocht. (klacht, late levering)
Verbetermethodieken
-
Imai
Dit model werkt met
kwaliteitscontrole en
kwaliteitsmanagement; verbeter
en innoveer, zonder ophouden en
iedereen erbij betrekken;
kwaliteitszorg: moeizaam, jaren
durend en in kleine stappen;
basisprincipes:
Deming cirkel (Plan, Do, Check,
Act): regelkring
Voortdurend meten van
deelprocessen en terugkoppelen
- Standpunten Imai-filosofie:
1. Mensen zijn het belangrijkste goed in organisaties
2. In plaats van bestraffen van fouten, moet het signaleren hiervan worden
beloond.
3. Kijk op werkvloer zelf, hier vindt waardetoevoeging plaats
4. Werk met harde informatie, alleen op basis van concrete, meetbare gegevens
kunnen rationele beslissingen worden genomen.
- Vanuit deze standpunten, stelt Imai dat er in elke organisatie op drie aspecten
moet worden gelet! Ze worden ook wel de drie Mus genoemd:
Muda voorkomen van verspilling
Muri optimale inspanning
Mura beperken afwijkingen
- Naast de drie Mus beschrijft Imai vier Ms: Mens, Machine, Materialen en
Methode. Daarbij hoort een visgraatdiagram als hulpimddel.
- 5S-methode werkplek zo slim mogelijk inrichten m.b.v. 5 Japanse woorden
die met een S beginnen:
Seiri selecteren en scheiden
Seiton schikken en sorteren
Seiso schoonmaken en schrobben
Seiketsu systematisch leren, standaardiseren en structureren
Shitsuke stimuleren en stijlvol werken
- Lean
- Basisgedachte is dat alles
gedaan wordt vanuit de
klantwens door middel
van 5 stappen.
- Verschil met Imai =
gehele waardeketen wordt
in beschouwing genomen.
Wordt ook wel Value
Stream Map (VSM )
genoemd. Ook bij Lean
mag de productie van een
nieuw product pas starten
als er een product is afgeleverd. Dit kan gebeuren door het two-bin systeem.
- Drie dingen waarvan Lean zegt dat dit echt waarde is:
1. Consument moet voor de toegevoegde waarde willen betalen.
- 2. Proces moet blijven transformeren, anders voegt het proces geen waarde
toe.
- 3. Je moet het in n keer goed doen, meteen het goede proces of product
leveren.
-
Agile
Dit model gaat om wendbaarheid, snel kunnen
manoeuvreren om te voldoen aan de
klantwensen. Daarbij wordt het accent
gelegd op proactief handelen, korte
doorlooptijden, flexibel inzetbare capaciteit en
inspelen op klant. Hoe wordt een bedrijf nu agile? Door
verschuiving van het KOOP in de richting van de markt.
de
Six Sigma
Dit is een raamwerk om kwaliteit te managen: processen kun je pas goed
beheersen als je weet hoe elk proces verloopt en om dat te weten moet er
gemeten worden.
Six Sigma methode maakt gebruik van DMAIC = Define (definiren), Measure
(meten), Analyze (analyseren), Improve (verbeteren) en Control (controleren).
Theory Of Constraints (TOC)
Bedenker is Eli Goldratt.
Theory Of Constraints (TOC):
Doel van ondernemingen: winst (het genereren van geld) en continuteit
In een bedrijf wordt de effectiviteit bepaald door dat stuk van het proces waar
de grootste bottle-neck zit (daar hopen voorraden zich op, het proces loopt
niet door, er wordt te weinig geld gegenereerd)
Los de bottle-neck op en ga op zoek naar de volgende
- Hoofdstuk 8 Distributielogistiek
-
1.
2.
3.
4.
-
Er wordt gewerkt met een gemiddelde vraag en geen rekening gehouden met
onregelmatige vraagpatronen.
Systemen bepalen alleen wanneer er besteld moet worden, niet wanneer
goederen daadwerkelijk nodig zijn.
Systemen anticiperen niet en waarschuwen niet voor vraagfluctuaties
Wanneer elke schakel in een distributieketen op basis van een eigen
voorraadaanvulsysteem beslissingen over voorraden neemt, onafhankelijk van
het voorraadverloop bij andere schakels in de keten, resulteert dit in een
opslinger- of keteneffect en in ongebalanceerde voorraden. Iedere schakel
gaat steeds grotere orders doen.
In de bedrijfskunde wordt
geprobeerd om te komen tot de
functionele integratie van
verschillende
managementgebieden binnen
n organisatie.
- Supply chain management gaat
een stap verder en kijkt naar de
integratie van de informatie-,
goederen- en geldstromen tussen
en binnen verschillende
ondernemingen in een
bedrijfskolom. Hiermee raakt SCM zowel functioneel management maar ook
het algemene mangement.
-
Totale ketenkosten = de
afzonderlijke logistieke
kosten van fabrikant,
groothandelaar en
detaillist opgeteld.
Naast het feit dat de gezamenlijke kosten zo laag mogelijk moeten zijn, wordt
er ook een steeds grotere druk gezet op het beheer van de voorraad.
Oorzaken:
- Hyperconcurrentie
- Groot aantal nieuwe producten
- Consumentengedrag
Tegenwoordig is er meer sprake van een demand chain (vraag): PULL. Deze
is gericht op de vraag van de consument.