You are on page 1of 261

Nederland

Deze PDF is gemaakt met behulp van de open source toolkit mwlib. Zie http://code.pediapress.com voor meer informatie.
PDF generated at: Mon, 12 Aug 2013 13:08:39 UTC

Inhoud
Artikelen
Geschiedenis van Nederland

Romeinen in Nederland

43

De Nederlanden in de Middeleeuwen

50

Grote Volksverhuizing

95

Grote hongersnood van 1315-1317

101

Zwarte Dood

104

Honderdjarige Oorlog

108

Heilige Roomse Rijk

114

Grote Ontginning

125

Hanze

130

Bourgondische tijd

141

Habsburgse Nederlanden

145

Nederlandse Opstand

150

Tachtigjarige Oorlog

152

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

180

Gouden Eeuw (Nederland)

209

Franse tijd in Nederland

231

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

235

Grondwetsherziening van 1848

247

Referenties
Paginabronnen en auteurs

251

Afbeeldingsbronnen, licenties en bijdragers

253

Paginalicenties
Licentie

259

Geschiedenis van Nederland

Geschiedenis van Nederland


Dit artikel is voorgedragen als etalageartikel. Aangemelde gebruikers kunnen gedurende n maand hun stem uitbrengen.
Geschiedenis van Nederland
Tijdlijn - Bibliografie

Winterlandschap met ijsvermaak, Hendrick Avercamp, ca. 1608

..Naar chronologie

Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd

Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis

..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis

Geschiedenis van Nederland

Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis

Van de prehistorie tot 1585


Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water

Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen

..Naar overzeese gebieden

Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen

..Naar provincie

Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland

Geschiedenis van Nederland

Portaal
Portaal

Nederland
Geschiedenis

De geschiedenis van Nederland is het verhaal van het gebied van het huidige Nederland. Vr de negentiende eeuw
bestond er in dit deltagebied geen eenheidsstaat en tot die tijd kenden de gewesten in deze contreien ieder hun eigen
bestuur en regeringsvorm. Deze gewesten hebben door de geschiedenis heen dan ook wisselende onderlinge relaties
gehad, soms samenwerkend, soms rivaliserend. In die zin is dit artikel een beschrijving van de totstandkoming van
het huidige Nederland als staat; de nationale geschiedschrijving.
Deze geschiedenis kent een aantal belangrijke keerpunten waaronder de Opstand, vaak aangeduid als de meer
omvattende Tachtigjarige Oorlog, met zijn onder de naam Plakkaat van Verlatinghe bekendstaande
onafhankelijkheidsverklaring; de opvolgende periode van grote voorspoed in de Gouden Eeuw; de Franse tijd die het
einde betekende van de toen reeds langdurig in verval zijnde Republiek; de oprichting van het Koninkrijk der
Nederlanden in 1815 en de Belgische revolutie van 1830 resulterende in het Nederland in de min of meer huidige
vorm.
Deze geschiedenis is sterk verbonden met het ontstaan van de Nederlandse ondergrond. Het tegenwoordige
Nederlandse landschap is grotendeels gevormd in de laatste 150.000 jaar. De laatste duizend jaar is voornamelijk de
bewoning van grote invloed geweest op het landschap, met name door de aanleg van polders en dijken. Dit heeft
grote invloed gehad op de geschiedenis, onder meer door de collectiviteit die noodzakelijk was bij de bescherming
van het in gebruik genomen land tegen het water. Dit heeft voor een bestuur en mentaliteit gezorgd die mede heeft
bijgedragen aan het latere succes van de Nederlandse handel, waarbij ook de geografisch gunstige ligging aan zee en
waterwegen van groot belang was.

Prehistorie
Zie prehistorisch Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Nederlandse landschap is vooral gevormd gedurende de laatste twee ijstijden uit het Pleistoceen en het
Holoceen. De verdrinkingsgeschiedenis tijdens het Holoceen van de Schelde, Rijn, Maas en Eems en omgeving is
van groot belang geweest voor de bewoningsgeschiedenis van Nederland. Ruim tweederde van het oppervlak wordt
gevormd door Holocene afzettingen.
Inherent aan deze periode is het gebrek aan kennis van wat er zich afspeelde. Waar later persoonlijke verhalen
inzicht geven in beweegredenen, is men hier alleen in staat om culturen te onderscheiden aan de hand van
archeologische overblijfselen of bodemsporen, voor zover deze al teruggevonden zijn in het 'bodemarchief'.
Enerzijds is het aantal doorzochte locaties niet uitputtend, anderzijds zijn sporen verdwenen door natuurlijke
oorzaken, maar ook door menselijk ingrijpen of bevinden deze zich in formaties die bedekt worden door recentere
afzettingen. Voor deze voor-historische tijd is het beter te spreken van 'het gebied van het huidige Nederland'.

Steentijd
Lang voor er sprake zou zijn van een herkenbare Nederlandse identiteit bestond de bewoning in dit gebied uit
passerende jager-verzamelaars. Vondsten uit de vroegste periodes zijn spaarzaam en ontbreken bij een aantal
periodes volledig. Niet goed duidelijk is in hoeverre menselijke bewoning het ritme van glacialen-interglacialen en
stadialen-interstadialen volgde. De oudste menselijke bewoners in Nederland waren waarschijnlijk neanderthalers
die aan het einde van het Midden-Pleistoceen (0,465 - 0,128 Ma) en het Laat-Pleistoceen (0,128 - 0,0115 Ma) in
Noordwest-Europa verbleven. De oudst bekende sporen in Nederland dateren uit het Midden-Paleolithicum, ca.
250.000 BP, en zijn resten van een kamp in de Belvdre-groeve bij Maastricht en de groeve Kwintelooijen bij
Rhenen. Of er oudere artefacten uit het Vroeg-Paleolithicum zijn, is omstreden door de moeilijkheden bij de
datering. Het is niet precies bekend wanneer de moderne mens naar Europa kwam, maar zijn aanwezigheid blijkt uit

Geschiedenis van Nederland


vondsten gedateerd uit de laatste ijstijd. Tijdens het laatglaciaal (14.650 - 11.650 BP) zijn er vijf culturen te
onderscheiden: Magdalnien, Hamburg, Creswell, Federmesser en Ahrensburg. Vanaf het begin van het Holoceen
(0,0117 Ma - heden) steeg de temperatuur, wat een zeespiegelstijging tot gevolg had en het volstromen van de
Noordzee. Dit heeft mogelijk mesolithische jagers naar het vasteland doen trekken, maar continue bewoning kwam
waarschijnlijk pas later. Uit deze periode komt de kano van Pesse, voor zover bekend de oudste boot ter wereld. Met
het stijgen van de temperatuur trokken de rendieren naar het noorden, gevolgd door de rendierjagers. De
achtergebleven groepen pasten zich aan het veranderde klimaat aan. Naast de jacht werd de visserij en het
verzamelen van veldvruchten van belang. Doordat men niet meer meetrok met de kuddes rendieren werden de
nederzettingen permanenter.
Tijdens het Vroeg-Neolithicum werd de
overgang gemaakt van nomadisch jagen en
verzamelen naar sedentaire landbouw en
veeteelt, ook wel de neolithische revolutie
genoemd. Dit is te zien aan grafvondsten en
sporen van boerderijen op het lssplateau in
Zuid-Limburg. Deze overgang was relatief
laat in wat nog lange tijd niet meer dan een
randgebied was en steden zoals die zich in
het centrum van de oude wereld voorzichtig
begonnen te vormen, waren dan ook nog ver
weg.
Men begon planten en dieren te
domesticeren, zoals honden, schapen,
geiten, runderen en varkens. Nieuwkomers
namen onder andere graan, linzen en erwten
mee naar de lage landen. Daarnaast begon
men ook het landschap te veranderen. De
landbouw had een ontbossing tot gevolg,
maar door de voedseloverschotten ook een
toename van de bevolking. Uit deze periode
zijn de bandkeramische cultuur (ca. 5500 Nederland rond 5500 v.Chr.
4400 v.Chr.) en de Rssencultuur (ca. 4500
Zie Ontstaan van de Nederlandse ondergrond voor meer achtergrond over de
4000 v.Chr.) in het Zuid-Limburgse
vorming van Nederland.
lssgebied bekend. Deze culturen konden
zich niet uitbreiden naar de rest van de lage landen omdat ze nog geen ploeg kenden om de zware kleigronden mee te
bewerken. Wel was het nog niet door boeren gecultiveerde deel van de lage landen nog lange tijd een heel geschikt
gebied voor jagers en verzamelaars. Het gebied van de huidige kustprovincies was n grote moerasdelta doorsneden
door talloze beken, meertjes en veengebieden. Het IJsselmeer bestond nog niet en was een reusachtig veenmoeras.
Hierin wemelde het van de watervogels en vissen die een goede voedselbron voor jagers en verzamelaars vormden.
Rond 4500 v.Chr. verdween, door nog onbekende oorzaak, de landbouwcultuur in het zuiden van het huidige
Nederland tijdelijk. Van rond 4300 v.Chr. bestaan alleen nog sporen van jagers/landbouwers, de Swifterbantcultuur
(ca. 5300 - 3400 v.Chr.). Uit de periode daarna, het Midden-Neolithicum, zijn hier sporen gevonden van de
Michelsbergcultuur (ca. 4400 - 3500 v.Chr.), terwijl de Trechterbekercultuur (ca. 4350 - 2800/2700 v.Chr.) in het
noorden de hunebedden achterliet en de Vlaardingencultuur (ca. 3500 - 2500 v.Chr.) in het westen te vinden was.
In het Laat-Neolithicum zijn de Standvoetbekercultuur (ca. 2850 - 2450 v.Chr.) en daarna de Klokbekercultuur (ca.
2700 - 2100 v.Chr.) te onderscheiden. Mogelijk heeft deze cultuur het wiel gentroduceerd, waardoor de handel over

Geschiedenis van Nederland


land toenam. Voor het eerst vond er ook metaalbewerking plaats, zoals aangetoond door stenen aambeelden en
koperen tongdolkjes die op de Veluwe bij Lunteren zijn gevonden, waarmee de overgang naar de bronstijd begon.
Die bracht vooral veel welvaart in Drenthe, waar waarschijnlijk een belangrijke handelsroute liep tussen zuidelijk
Europa, de Oostzee en Scandinavi.
De Hilversumcultuur (ca. 1800 - 1200 v.Chr.) stamt uit deze periode waarin de landbouw zich verder ontwikkelde en
men onder andere gebruik ging maken van mest, stro en wintervoeding voor het vee. Deze cultuur had als
kerngebied het huidige Vlaanderen en zuiden van Nederland. De Elpcultuur wordt ten noordoosten daarvan
onderscheiden en in het huidige West-Friesland de Hoogkarspelcultuur. Deze culturen hadden veel overeenkomsten
en maakten onderdeel uit van verschillende uitwisselingsnetwerken in noordwestelijk Europa.

IJzertijd
In de IJzertijd waren deze gewesten een randgebied van de Keltische expansie vanaf grofweg 1000 v.Chr. die zijn
oorsprong had in Centraal-Europa. Deze Kelten hadden een klasse van edelen die hun macht deelden met stamhoofd
en drude en heersten over de plaatselijke bevolking. In het zuiden introduceerde de mogelijk Keltische
Hallstatt-cultuur (ca. 800 - 500 v.Chr.) het gebruik van ijzer, om opgevolgd te worden door de La Tne-cultuur (ca.
450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de eerste eeuw v.Chr.).
Door de introductie van nieuwe technologien als metaalbewerking kon voedsel efficinter vergaard worden, wat
een elite vrij maakte die zich bezighield met andere zaken. De belangrijkste specialisatie was die van spirituele
leiders die gevaren konden duiden of zelfs afwenden. Rondom hen ontstonden centra van toenemende welvaart,
aanvankelijk om de goden tevreden te stellen. Ter bescherming werden tijdelijk krijgers als leider aangesteld die
echter gaandeweg meer macht verkregen. Relatief egalitaire samenlevingen werden op die manier adellijk met een
aristocratisch bestuur. Dit gold onder meer voor de Kelten voor wie de Lage Landen een randgebied was en de La
Tne-cultuur daarna (ca. 450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de eerste eeuw v.Chr.).
Het bezit van vee gold als maatstaf voor rijkdom en aanzien en gaf meer status dan bereikt kon worden met
landbouw. De hoogste status hadden de krijgers die over hun chiefdoms heersten. Deze samenlevingsvorm werd
waarschijnlijk mogelijk gemaakt door de toegenomen handel. Dit had ook een toename van de ambachten tot gevolg
en men begon harnassen, wapens en gereedschappen te verkopen in marktplaatsen die uitgroeiden tot versterkte
nederzettingen.
Aangetrokken door Keltische welvaart, trokken in de tweede eeuw voor Christus Germanen naar het westen, hierbij
geholpen door het gebrek aan samenhang in de Keltische samenleving. Ook de Germanen kenden een maatschappij
van edelen, vrijen, half-vrijen (liten) en slaven. Boven de rivieren kreeg men door toenemende zeespiegelstijging
(transgressie) te maken met verslechterde woonomstandigheden en ging daarop onder andere raatakkers (celtic
fields) gebruiken en terpen bouwen, terwijl in het westen veengronden ontgonnen werden.
Bij dit alles moet worden opgemerkt dat het onderscheid tussen Kelten en Germanen niet goed duidelijk is. De
benamingen werden gegeven door de oude Grieken en Romeinen en worden tegenwoordig vooral als taalkundig
begrip beschouwd die onafhankelijke volken beschrijven zonder gezamenlijke identiteit (zie verder het artikel over
de relatieve verwantschap tussen volkeren).
Over de godsdiensten die de Kelten en Germanen aanhingen is weinig bekend. De Romeinse beschrijvingen zijn
oppervlakkig en gekleurd en het is onwaarschijnlijk dat de Germaanse mythologie van die tijd, rond het begin van de
westerse jaartelling, nog sterk overeenkwam met de Noordse en Germaanse mythologie zoals die in de dertiende
eeuw door Snorri Sturluson in Proza-Edda beschreven werd.

Geschiedenis van Nederland

Romeinse tijd
Zie Romeinen in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De eerste ooggetuigenverslagen die de Nederlanden beschrijven zijn het gevolg van de komst van de Romeinen.
Deze zouden hier uiteindelijk enkele honderden jaren blijven. In de Commentarii rerum in Gallia gestarum
beschreef de generaal Julius Caesar zijn gevechten in 57 v.Chr. tegen de Belgae in de zuidelijke Nederlanden. Deze
Gallische oorlog (58 - 52 v.Chr.) markeert daarmee de overgang van de prehistorie naar de protohistorie van de nog
niet bestaande Nederlanden. Overleveringen uit deze periode zijn echter nog steeds schaars, waarbij vermoedelijk
ook veel verloren is gegaan. Pas vanaf de twaalfde eeuw neemt het aantal bronnen toe.
Caesar noemde enkele 'Belgische' stammen, waaronder de Menapii als bewoners van het kustgebied van het huidige
Vlaanderen en Zeeland en het deltagebied van de grote rivieren. Ten oosten van hen woonden de Eburones, door
hem gerekend tot de Germani cisrhenani. Hoewel de eersten aanvankelijk een succesvolle guerrillastrijd voerden,
moesten zij zich uiteindelijk overgeven. De Eburones werden verslagen en vrijwel volledig uitgeroeid. Met de oorlog
die de Rijn tot de noordgrens van het Romeinse Rijk maakte, kwam een einde aan de eigen ontwikkeling van deze
volken. In een periode van relatieve rust vestigden de Batavi zich daarna in onder andere de Betuwe, terwijl de
Cananefates naar het huidige Zuid-Holland trokken. Ten noorden daarvan woonden de Frisii. Het gebied van de
Eburones werd in het noorden opnieuw bevolkt door de Frisiavones.
Door de burgeroorlog in Rome (49 - 45 v.Chr.) en nog meer door opstanden en andere moeilijkheden liet een
doeltreffende organisatie van het gebied op zich wachten tot Augustus (27 v.Chr. - 14 n.Chr.), de eerste keizer. Deze
deelde het gebied aan de linkerzijde van de Rijn in bij Gallia Belgica. Tijdens de regering van Augustus was men
begonnen met de uitbreiding van het wegennet, vooral gericht op de pacificatie van Noord-Galli en de verovering
van Brittanni en Germani. Generaal Drusus moest voor Augustus het gebied tot aan de Elbe veroveren en wist de
Frisii te onderwerpen en met hun hulp de Chauken te verslaan. Na de door hen in 9 n.Chr. verloren Varusslag
trokken de Romeinen zich echter terug tot de Rijn. Het gebied daarboven bleef een militaire zone, maar na een
belastingmaatregel kwamen de Frisii in 28 n.Chr. in opstand, waarna zij en de Chauken vrijwel onafhankelijk
werden van de Romeinen. Daarbij werden zij geholpen door het verschuiven van de Romeinse aandacht naar de
verovering van Brittanni in 43. De Rijn werd na 47 de noordgrens of limes van het rijk.
Onder de keizers Tiberius (14 - 37) en
Claudius (41 - 54) werd het gebied van
wingewest omgevormd tot onderdeel van
het rijk. Onder Claudius werd romanisering
als
politiek
instrument
bevorderd.
Romeinsgezinde
stammen
kregen
(schijnbaar) een onafhankelijke status; aan
hen werd het statuut van civitas libera of
civitas foederata vrije of verbonden
burgers toegekend. Ook werd een deel
van de lokale bevolking ingedeeld bij de
Een villa rustica was een grote herenboerderij te midden van een uitgestrekt
hulptroepen.
De
Romeinse
landbouwgebied. De Romeinen verbouwden vaak n product in grote
verdraagzaamheid ten opzichte van de
hoeveelheden, dat vervolgens verhandeld werd, onder andere met de steden en
lokale godsdiensten droeg bij aan pacificatie
legergarnizoenen. Naast akkerbouw en veeteelt vonden hier ambachtelijke
activiteiten plaats, waarbij de Romeinse villa Voerendaal-Ten Hove langs de via
van de stammen.
Belgica een van de grootste teruggevonden villa's van Europa is.
Desondanks kwamen onder leiding van
Julius Civilis in het vierkeizerjaar (68 - 69)
de Bataven in opstand toen de Romeinse legioenen aan de Rijn gedeeltelijk waren teruggetrokken om aan de interne

Geschiedenis van Nederland


opvolgingsstrijd deel te nemen. Enkele andere grensstammen namen eveneens deel aan de opstand, maar vooral in
het binnenland gaf men de voorkeur aan de pax Romana boven de Germaanse vrijheid. Vespasianus werd de nieuwe
keizer, herstelde de orde in Rome en bracht de opstandige gebieden weer in het gareel. Naar de Rijn werden extra
legioenen gestuurd en generaal Cerialis wist het gebied weer onder Romeins bestuur te brengen.
Nadat de Bataven weer gepacificeerd waren, was het gedurende twee eeuwen rustig in de Rijnprovincies. Germania
Inferior verkreeg in 89 het statuut van volledig onafhankelijke provincie. Tijdens de Flavische dynastie (69 - 96)
werd ook het grensgebied geromaniseerd en door de uitbreiding van het wegennet met heerwegen en de scheepvaart
nam de mobiliteit en daarmee de handel toe, geholpen door de toenemende beschikbaarheid van muntgeld. De
riviergronden en het Brabantse en Limburgse achterland werd grotendeels opgedeeld in grote landerijen met vaak
een imposante villae rusticae als centraal gebouw. De eigenaren waren rijke burgers die veelal hun hoofddomicilie in
de nieuwe plaatsen Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen), Colonia Ulpia Traiana (Xanten) of Coriovallum
(Heerlen) hadden. De inheemse Germaans/Keltische bevolking romaniseerde geleidelijk aan en bewerkte het land
van de villa-eigenaren, beoefende ambachten of diende in het leger. De economie was vooral gericht op de
behoeftevervulling van de grote legerplaatsen die langs de nabije rijksgrens lagen. De nieuwe geromaniseerde
Romeinse stedelijke nederzettingen ook civitates genaamd lagen gewoonlijk dichtbij de oudere
voor-Romeinse centra van onder meer de Menapirs, Nervirs en Tungri. Soms, meestal in het zuiden, vielen ze
samen met oude hoofdplaatsen als Kamerijk, Atrecht en Doornik. Bij gebrek aan een dergelijke oorspronkelijke
hoofdplaats stichtten de Romeinen er zelf een. Stond de lokale bevolking zeer wantrouwig tegenover de Romeinse
administratie, dan werd soms de civitas buiten het stamgebied geplaatst.
Aan deze periode van economische expansie en sterke bevolkingstoename kwam pas rond 250 een einde. Onder
keizer Marcus Aurelius (161 - 180) werd wel de Germaanse druk op de limes groter en begon ook een periode van
interne onrust; een negatieve handelsbalans met het oosten verergerde de crisis. Er kwamen steeds vaker overvallen
van plunderende over-Rijnse stammen en ook de met veel geweld gepaard gaande troonswisselingen van de keizers
tijdens de crisis van de derde eeuw en het daardoor verdwijnen van het centrale gezag maakte de situatie van de
bevolking er niet beter op. Om de grenzen te verdedigen, werd de belastingdruk steeds hoger, zodat de bevolking
sterk verarmde.
Er begon een regionalisatie op te treden die de eenheid van het rijk onder druk zette. Zo verenigden een aantal
provincies zich tegen de Frankische invallen tot het Gallische Rijk. In het oosten van het huidige Nederland
bestonden de Franken waarschijnlijk uit Salirs en Chamaven. Zij waren goed vertrouwd met de Romeinse
legercultuur en werden vermoedelijk met wisselend succes ingezet in de verdediging van de limes. Rond 290 trokken
de Salische Franken deze streken binnen en vestigden zich in het Romeinse gebied ten zuiden van de Rijn, in het
bijzonder rond de Schelde en later in het huidige Zuid-Belgi en Noord-Frankrijk. De Bataven en de Cananefaten
zijn waarschijnlijk opgegaan in de Franken, hoewel ook wel wordt vermoed dat zij met de Romeinen zijn
vertrokken. Herhaaldelijke Romeinse pogingen zich van de Franken te ontdoen faalden. In 355 gaf Julianus de
Franken het gebied Toxandri (qua grondgebied vergelijkbaar met het voormalige hertogdom Brabant) als foederati
in bezit. In deze periode nam de autochtone bevolking in het grensgebied af, wat waarschijnlijk ten dele werd
gecompenseerd doordat Franken zich hier vestigden. Aan het einde van de derde eeuw stabiliseerde de situatie zich;
de Salische Franken verdedigden voortaan als bondgenoten de grens.
Ten noorden van de Rijn, buiten het Romeinse Rijk, woonden de Chauken en de Frisii. In tegenstelling tot de
Chauken hielden de Frisii zich voornamelijk bezig met de veeteelt. Dit veranderde in de derde en vierde eeuw toen
het Friese land regelmatig overstroomd werd. Hierdoor gingen ze zich meer toeleggen op de visserij en de
handelsvaart, waardoor ze een zekere rijkdom verwierven. Ook hier had de Romeinse cultuur veel invloed. Dit blijkt
uit de vele Romeinse gebruiksvoorwerpen en munten die in grafvelden en terpen zijn gevonden. Dit wijst op een
levendige handel tussen de Frisii en het naburige Rijk. Ook is uit schriftelijke historische bronnen bekend dat
sommige Frisii, evenals leden van andere stammen die niet rechtstreeks onder Romeins bestuur stonden, dienst
namen in het Romeinse leger en daarmee, na hun diensttijd, ook veel Romeinse cultuur en gebruiken naar huis

Geschiedenis van Nederland

meenamen.
Aangenomen wordt dat er een mengelmoes van heidense geloven bestond voordat het christendom de overheersende
godsdienst werd in de Nederlanden. Onder de Romeinen werd het Romeinse pantheon gentroduceerd en vond ook
de zogenaamde eerste kerstening plaats, vooral in de steden. De invloed hiervan was echter beperkt en verdween
vrijwel na de volksverhuizingen.

De eerste steden
In de Romeinse tijd werden de eerste steden in het huidige Nederland gesticht: Oppidum Batavorum (stad der
Bataven, rond huidige Valkhof) aan het begin van de jaartelling, later het iets ten westen daarvan gelegen
Noviomagus (Nijmegen) in 104. Omstreeks 122 stichtte keizer Hadrianus Forum Hadriani (Voorburg) als stad der
Canninefaten. Verder ontstonden er op gunstige plaatsen zoals bij wegkruisingen, doorwaadbare plaatsen bij rivieren
en rond herbergen, talrijke gehuchten en dorpjes (Vicus) die soms stedelijke omvang aannamen. Coriovallum
(Heerlen) en Maastricht waren grotere stedelijke nederzettingen die zich spontaan ontwikkelden aan belangrijke
land- en waterwegen. Veel huidige dorpen en steden beneden de grote rivieren hebben dan ook een Romeinse kern.
Vooral langs de Maas en in de Betuwe liggen stedelijke nederzettingen en dorpen met Romeinse wortels. De meeste
woonplaatsen zijn waarschijnlijk korte tijd verlaten geweest tijdens de chaotische periode van de volksverhuizingen
in de periode 300-500. Volgens recent archeologisch onderzoek is Maastricht wel sinds de Romeinse stichting
continu bewoond gebleven. Met name de vestiging van een bisschopszetel rondom het graf van Sint Servaas heeft de
bewoningscontinuteit bevorderd.

Landschapsvorming
De kustlijn zag er toen geheel anders uit dan
tegenwoordig. Een relatieve langzame
zeespiegelstijging in combinatie met het
waarschijnlijk vaker voorkomen van
stormen kan een van de oorzaken zijn
geweest van de kusterosie die begon tussen
de vijfde en de eerste eeuw v.Chr. in het
westen van het huidige Nederland. Terwijl
in de periode daarvoor de kustlijn zich
gesloten
had,
afgezien
van
de
riviermondingen van de Schelde, de Maas,
de Rijn en het Oer-IJ, werden deze
mondingen hierna weer steeds wijder. Het
hoogveengebied achter de strandwallen
raakte door de inbraken van de zee, maar
ook door toedoen van de toenmalige
bewoners ontwaterd en klonk in. Vooral in
Zeeland kwam het veen zo laag te liggen,
dat het rond het begin van de jaartelling
overspoeld werd door de zee waarmee de
veenvorming tot stilstand kwam. Hoewel er
tot in de derde eeuw op het veen werd
gewoond, kwam de zee aan het einde van

Nederland rond 50 n.Chr.

Geschiedenis van Nederland


deze eeuw diep in Zeeland. In combinatie met selnering, het turfsteken voor de zoutwinning, zorgde dit voor erosie
van het veen. Aan het einde van de Late Middeleeuwen was de kustbarrire hier bijna volledig verdwenen.
Ook in het noorden was het veen vrijwel geheel verdwenen. Het Flevomeer ontwikkelde zich na de Romeinse tijd
door de afslag van de oevers tot het Almere. De monding van het Oer-IJ was toen al vrijwel geheel gesloten.
Waarschijnlijk ontstond in de Vroege Middeleeuwen via het Vlie een verbinding tussen het Almere en de
Waddenzee. In de negende en de tiende eeuw ontstond door afbraak in Friesland de Middelzee om in de twaalfde en
dertiende eeuw weer dicht te slibben.
In de Romeinse tijd vonden steeds meer avulsies stroomgordelverleggingen plaats. Door verzanding van de
monding van het Oer-IJ werd vanaf 47 n.Chr. de Oude Rijn voor enkele eeuwen de noordgrens van het Romeinse
Rijk. De Lek, de Waal, de benedenloop van de Hollandse IJssel, en de Gelderse IJssel ontstonden, terwijl de Linge
net daarvoor was ontstaan. De Oude Rijn verzandde doordat de Rijn steeds meer via de Maas ging lopen.
De kusterosie zorgde ervoor dat het water kwam tot aan het castellum van Oudenburg, waarschijnlijk Portus
Epiatici. Ook Brittenburg, de meest westelijke Romeinse fortificatie aan de Oude Rijn, kwam onder water te staan.
De Romeinen konden de strijd tegen het water niet winnen en verlieten het gebied.

Middeleeuwen
Zie De Nederlanden in de Middeleeuwen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Van Oudheid naar Middeleeuwen


Zie Grote Volksverhuizing voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Germaanse druk op de limes nam vanaf de tweede eeuw toe. De volksverhuizingen, die al met al zo'n twee
eeuwen duurden, luidden een periode van instabiliteit in. De Romeinen wisten dit lange tijd op te lossen door
Germaanse troepen als foederati of verbondenen in te zetten tegen vijandige andere Germanen. Het Romeinse Rijk
verzwakte ondertussen ook intern en werd omstreeks 300 verdeeld in een West- en Oost-deel die elk zelf voor de
verdediging van hun grondgebied moesten zorgen. Het economisch zwakkere West-Romeinse Rijk had voortaan
veel minder middelen om de legioenen op peil te houden en boette hierdoor flink in op haar defensieve kracht.
Bovendien was het politieke systeem steeds instabieler geworden, vooral voor wat de opvolging van de keizer
betreft: dit ging eigenlijk altijd met veel geweld gepaard. Dit zorgde nog eens voor extra onrust dat de desintegratie
van het westen bevorderde. De Germaanse stammen maakten dankbaar gebruik van de verzwakte grensverdediging
en vielen steeds vaker binnen.
In de vierde eeuw was er al regelmatig sprake van Germaanse invallen. Het einde van de Romeinse heerschappij
kwam toen generaal Stilicho in 402 de laatste overgebleven Romeinse troepen terugtrok van de grensgebieden om
Itali te verdedigen tegen de Goten. De Ripuarische Franken bleven achter om de grens te bewaken, maar werden in
406 verslagen in de slag bij Mainz door de voor de Hunnen vluchtende Vandalen, Sueven, Alanen, Alemannen en
Bourgondirs. Dezen staken daarna de Rijn over en trokken Galli binnen. De meningen verschillen over in hoeverre
dit gevolgen had voor het deel van het grensgebied van het huidige Nederland en daarmee het belang van het jaartal
406 voor dit gebied. Het Romeinse Rijk herstelde zich echter niet meer van en de daaropvolgende versnippering van
Europa is tot op heden herkenbaar. De bevolking en de handel namen af; geld raakte in onbruik. Nadat het Romeinse
bestuur en de legertroepen verdwenen waren, vormden zich kleine rijkjes naast elkaar. De beschrijvingen van de
gebeurtenissen in de vierde en vijfde eeuw zijn geheel afkomstig uit Romeinse bronnen en daarmee gekleurd. De
voornamelijk Germaanse bewoners zullen echter waarschijnlijk nog wel enige tijd het idee hebben gehad tot het
Romeinse Rijk te behoren.
Vanaf het midden van de vijfde eeuw begon de neergang. Veel steden en oppida werden verlaten. De bevolking nam
vrijwel zeker aanzienlijk in aantal af, terwijl er ook sprake was van economische achteruitgang. De Romeinse
heerwegen werden verwaarloosd, zodat reizen moeilijker werd en ook gevaarlijker. Door dit alles nam ook de handel

Geschiedenis van Nederland


af en raakte geld in onbruik. Ruilhandel kreeg de overhand. Geld werd in deze tijd nog wel als middel gebruikt om
de waarde van te ruilen goederen in uit te drukken. In West-Europa heeft het (west-)Romeinse Rijk zich nadien niet
meer kunnen herstellen; wel hield het economisch en militair veel sterkere Oost-Romeinse Rijk nog eeuwenlang
stand.
Een aanzienlijk aantal nederzettingen bleef echter bewoond, waar de achtergebleven Gallo-Romeinen zich schikten
onder de heersende Germanen. Uiteindelijk gingen zij in de nieuwkomers op. Met de hergermanisering ontstond een
Germaans-Romeins menggebied, waar de talen van de verschillende stammen zich uiteindelijk ontwikkelden tot een
Germaanse eentaligheid in het noorden en een Romaanse eentaligheid in het zuiden, met als gevolg dat er vanaf de
achtste eeuw een taalgrens viel waar te nemen. Ten noorden van de taalgrens ontstond het Oudnederlands uit het
Oudwestnederfrankisch. Deze taalgrens stond echter economische, politieke en culturele verbanden niet in de weg.
In deze periode nam de geletterdheid af en konden alleen de geestelijken nog lezen en schrijven. Zij waren daardoor
van groot belang bij het bestuur van het land.
De agrarisch-urbane samenleving van de Romeinen maakte plaats voor een agrarische samenleving waarin vrijwel
alles zich op het platteland afspeelde. De grootschalige op de export gerichte Romeinse landbouw met villae
verdween volledig om vervangen te worden door kleinere Germaanse hoeves die grotendeels op zelfvoorziening
gericht waren. Er is dan ook doorgaans wel sprake van Raumkontinuitt, aangezien de agrarische gronden wel
opnieuw werden bewerkt, maar meestal niet van Ortskontinuitt[1] Enige continuteit werd wel gerealiseerd doordat
de Heerknige de Duitse benaming voor de Frankische stamhoofden of legerleiders probeerden hun bestuur te
legitimeren door zich te vestigen in de oude grotere bewoningscentra zoals de Romeinse civitates. Ook sloegen ze
naar Romeins voorbeeld munten; dit gebeurde voor het eerst in Soissons aan het einde van de vijfde eeuw. De
Gallo-Romeinse en Germaanse adel gingen via huwelijken na verloop van tijd in elkaar op. Slavernij, zoals op de
markt van Kamerijk, zou blijven bestaan totdat het christendom algemeen aanvaard was. Hoewel het nieuwe geloof
nog niet sterk in de samenleving was doorgedrongen en moest concurreren met andere godsdiensten, bleek de Kerk
als organisatie in staat om de overgang te overleven.

Franken, Friezen en Saksen


Aanvankelijk woonden er in Nederland vele verschillende stammen met weinig cohesie. Er voltrok zich echter een
proces van etnogenese waarbij in de zesde en vroege zevende eeuw uit de vele stammen zich drie groepen vormden.
De Friezen woonden langs de kusten, de Saksen in het oosten en de Franken in het zuiden van Nederland.
In het zuiden wisten de Franken hun macht steeds verder uit te breiden, aanvankelijk onder de Merovingen. Clovis I
(481 - 511) wist daarbij alle Franken onder zich te verenigen en een groot deel van Galli te veroveren. Zijn bekering
tot het katholieke christendom in 497 was politiek gezien een slimme zet, die hem verzekerde van steun van de paus
en de Gallo-Romeinse elite. Keizer Karel de Grote (768-814) wist naast de Friezen in het noorden uiteindelijk ook de
Saksen in het oosten aan zich te onderwerpen; de zogenaamde tweede kerstening vond plaats. In de volgende eeuwen
zou het christelijk geloof zich aanpassen en volledig doordringen in de samenleving. Onder Karel de Grote waren de
Lage Landen geen randgebied meer, maar lagen zij nabij het centrum van het Frankische rijk.
De Friezen trokken nu profijt van hun positie; hun woongebieden bleken centraal gelegen tussen de opkomende
Germaanse koninkrijken van de Franken, de Angelsaksen in Engeland en de Scandinavirs. Zij beheersten daardoor
de handelsroutes in het noordwesten van Europa. Waar de Franken aanvankelijk zeer weinig belangstelling hadden
voor de scheepvaart, waren de Friezen er in hun land van terpen en water op aangewezen. Hoewel
langeafstandshandel en een geldeconomie in deze periode op veel plaatsen vrijwel waren verdwenen, gold dit niet
voor de Friezen. Dorestad was het economisch hart van een groot netwerk, waarbij men zich overigens niet al te veel
moet voorstellen van de handelsvolumes. Veel wijst erop dat de Friese invloed zich in de zesde eeuw een stuk verder
naar het zuiden uitstrekte, mogelijk tot het huidige Antwerpen. De positie van de Friezen werd vanaf ongeveer 550
nog versterkt door het verbreken van de handelsroute van noord naar zuid tussen de Oostzee en de Middellandse Zee
ten gevolge van migratiebewegingen van Slavische volkeren in Oost-Europa.

10

Geschiedenis van Nederland


Al rond 560 had de Frankische Chlotarius een deel van Friesland onder zijn gezag gebracht. Vanaf de zevende eeuw
breidde de Frankische invloedssfeer zich opnieuw in noordelijke richting uit. Friesland werd door de Franken een
aantal maal onderworpen, maar de bevolking wist zich ook meerdere malen te bevrijden. Vaak maakte men gebruik
van de machtsstrijd die ontstond door het Frankische gebruik van erfdeling van het rijk na het overlijden van een
koning. Dit was onder andere het geval bij de dood van Pepijn van Landen in 640 en Pepijn van Herstal in 714. De
Friese koning Radboud wist na 714 tijdelijk te profiteren van de Frankische burgeroorlog. Na aanvankelijke
tegenslagen wist de Frankische hofmeier Karel Martel zijn machtspositie echter te consolideren en zelfs verder uit te
bouwen. In de bekende slag aan de Boorne wist hij de Friese koning Poppo in 734 een beslissende nederlaag toe te
brengen.

Karolingen
Karel Martel was de stamvader van de Karolingen die de
macht overnamen van de Merovingen. Karel de Grote wist
naast de Friezen uiteindelijk ook de Saksen en de
Longobarden aan zich te onderwerpen in de Saksenoorlogen
(772-804). Hiermee vond de zogenaamde frankisering plaats
waar de introductie van het hofstelsel deel van uitmaakte.
De zogenaamde tweede kerstening was hier ook onderdeel
van. Deels werd dit uitgevoerd door vooral Engelse en Ierse
missiebisschoppen zoals Willibrord, Bonifatius en Adelbert
van Egmond en door hen bekeerde Friezen. De harde hand
van Karel de Grote was voor hen die door de eersten niet
overtuigd
werden.
Door
beide
veranderde
het
cultuurlandschap in belangrijke mate, hoewel het hofstelsel
boven de rivieren door de aard van het landschap vrijwel
niet werd toegepast.
Bisdommen waren deels gebaseerd op de oude civitates.
Kloosters en kerken werden gesticht en om het land
efficinter te exploiteren werden nederzettingen verplaatst,
anders ingericht en nieuw gesticht. Ook ging Karel weer
over op een actieve wetgeving met het uitvaardigen van
capitularia die deels het bestaande gewoonterecht
Miniatuur uit de Trs riches heures.
vervingen. In de eeuwen daarna zou het christelijke geloof
De domeinen werden bewerkt door horige boeren en bezaten
een grote mate van autarkie.
zich aanpassen en volledig doordringen in de samenleving.
Onder Karel de Grote waren de Nederlanden geen
randgebied meer zoals in de Romeinse en vroege Frankische tijd, maar lagen nabij het centrum van het Frankische
rijk. Voor de Friezen betekende de opname in het Frankische rijk een grote stimulans voor de handel. Met de
Karolingische renaissance zag deze periode een opleving van cultuur en wetenschap.
Karel de Grote werd in 800 gekroond tot Imperator Romanorum, 'Keizer van de Romeinen'. Zijn Frankische rijk zou
echter door meerdere oorzaken uiteenvallen. Allereerst was er geen sprake van een abstract staatsbegrip of res
publica, ondanks de poging om met de kroning het Frankische gezag te legitimeren als een soort voortzetting van het
Romeinse rijk. Het rijk gold, net als onder de Merovingen, als persoonlijk bezit van de heerser zodat het na de dood
van Lodewijk de Vrome weer verdeeld werd onder diens erfgenamen. Macht (bannus) bleef vooral afhankelijk van
veroveringen, geweld en Gebltsrecht, waarbij deze in stand werd gehouden doordat de heerser van de ene palts naar

11

Geschiedenis van Nederland


de andere trok.
Daarnaast was Karel de Grote door de grote omvang van het rijk genoodzaakt om het land te laten besturen door
leenmannen die verantwoording schuldig waren aan hem. In de ruileconomie van die tijd konden leenmannen alleen
beloond worden door hen gronden (beneficium, vanaf de tiende eeuw feodum), en het vruchtgebruik daarvan te
geven. Hieruit ontwikkelde het systeem zich tot het feodalisme. Hieruit ontwikkelde het systeem zich tot het
feodalisme. De leenmannen streefden naar erfelijkheid van hun gouw (pagus), wat steeds meer regel werd en in 877
gelegaliseerd door het Capitulare van Quierzy. Hiermee werd het onmogelijk nog een groot rijk te vormen.
IJzeren eeuw
Het leenstelsel waarbij vazallen bij ontbreken van
een geldeconomie beloond werden door hen grond in
leen te geven verzwakte het centraal gezag. Na de
dood van Karel de Grote begon een lange periode van
neergang, ook wel ijzeren eeuw genoemd. Dit werd
onder meer veroorzaakt door invallen van de Vikingen,
versterkt door de verdeling van het rijk na de dood van
Lodewijk de Vrome en het daarmee gepaard gaande
opkomende feodalisme. Bij het Verdrag van Verdun in
843 werd het Frankische rijk verdeeld tussen de drie
kleinzonen van Karel de Grote. Het huidige Nederland
kwam aan Francia Media. Dit hield niet lang stand en
werd met het verdrag van Meerssen in 870 verdeeld
tussen Francia Occidentalis, het latere Frankrijk, en
Francia Orientalis, het latere Heilige Roomse Rijk, en
zou nog lang betwist gebied blijven. De Schelde werd
de uiteindelijke grens. Desondanks waren de rivieren
niet alleen scheidingslijn, maar ook bindend element,
doordat
deze
transport
en
communicatie
vereenvoudigden. Het gebied groeide hierdoor
Codex Egberti
langzaam naar elkaar toe.
De adel hielp mee aan de kerstening en gebruikte de verbondenheid
In het noorden was de feitelijke macht in handen van de
met de paus om de onafhankelijkheid ten opzichte van de keizer te
Vikingen en Friezen. In 826 werd Friesland een Deens
bevorderen.
rijk onder de Vikingen Harald en Rorik, dat daarna
maar in leen werd gegeven door de keizer. In 866 en 882 vonden Vikingaanvallen plaats in de IJsselstreek waarbij
handelsplaats en kerkelijk centrum Deventer en de hof en nederzetting van Zutphen werden geplunderd. In 882
bezetten Vikingen zelfs het Valkhof te Nijmegen om daar te overwinteren.
Aken werd door Orlans en daarna Parijs opgevolgd als belangrijkste stad van de Karolingen, waardoor het
zwaartepunt van West-Franci naar het zuiden verschoof. Het zwaartepunt van de macht van de Duitse koningen
verschoof afhankelijk vanuit welke dynastie ze kwamen. De heersers van West- en Oost-Franci verloren hierdoor
grotendeels hun interesse voor het gebied van de Nederlanden, dat weer een randgebied werd. De invallen van de
Vikingen werden weerstaan door lokale gouwgraven die daarmee het gezag usurpeerden, uiteindelijk nog slechts in
naam afhankelijk van de keizer. Een uitzondering was Friesland, waar het feodalisme nooit echt wortel schoot. In
hoeverre dat een gevolg was van de Friese Vrijheid, dat door Karel de Grote middels het Karelsprivilege aan de
Friezen verleend zou zijn, is niet bekend.

12

Geschiedenis van Nederland

13

Landsheerlijkheden en de opkomst van steden


Zie

voor

afzonderlijke

geschiedenis
gewesten

van
in

de
de

Middeleeuwen: de gewesten.

In de tiende eeuw verminderde de


plaag uit het noorden, deels doordat de
Zeven werken van barmhartigheid, Meester van Alkmaar, 1504.
Vikingen die zich vestigden in
In de eeuwen na de gedwongen bekeringen vond een verinnerlijking van het geloof
veroverde gebieden opgingen in de
plaats. De gepredikte naastenliefde speelde hierbij een centrale rol. Daarnaast werd met
omringende gemeenschappen. De
de groei van de steden de burgerij binnen de drie standen steeds invloedrijker.
hierop volgende stabiliteit had vanaf de
elfde eeuw een expansiebeweging tot gevolg. Venen en moerassen werden drooggelegd, bossen gerooid en grond
werd ontgonnen. Zo werd tijdens de grote ontginning van de tiende tot de dertiende eeuw de Hollands-Utrechtse
laagvlakte ontgonnen door kolonisten werd ook door cistercinzers.
Door verbeteringen in de landbouw konden meer mensen zich aan het primaire productieproces onttrekken. Nu de
dreiging van buitenaf was weggevallen, richtte de klasse van krijgers zich echter tegen elkaar en de lokale bevolking.
Een aantal feodale heren wist hun gezag uit te breiden ten koste van hun buren. Uit een onoverzichtelijke
lappendeken van gebiedjes ontwikkelden zich tussen ongeveer 925 en 1350 wereldlijke en geestelijke
landsheerlijkheden.
Het graafschap Vlaanderen, dat onder de aanvankelijk zwakke koning van Frankrijk viel, was daarbij lange tijd het
belangrijkste gewest. Het economische zwaartepunt lag duidelijk in Brugge en Gent die door de toenemende handel
zeer welvarend werden. Belangrijk was de handel tussen het Rijnland (glas, aardewerk, metalen) en Engeland (wol)
die hier samenkwam.
In Lotharingen was de Duitse keizer een stuk machtiger doordat hij met het rijkskerkenstelsel bisschoppen met
wereldlijke macht bedeelde en daarmee dynastievorming tegenging. Luik wist zich tot een sterk prinsbisdom te
ontwikkelen dat nooit onder volledig wereldlijk gezag van achtereenvolgens de Bourgondirs, Habsburgers en
Oostenrijkers kwam te staan. Utrecht moest door de eeuwen heen voortdurend territorium inleveren aan andere
landsheren, om uiteindelijk onderdeel te worden van de Habsburgse Nederlanden.
Desondanks groeiden ook landsheerlijkheden als het hertogdom Brabant, het hertogdom Gelre en graafschap Zutphe
en het graafschap Holland vanaf ca. 1100 uit tot praktisch onafhankelijke vorstendommen, daarbij geholpen door het
Concordaat van Worms van 1122. Daarbij verloor de keizer het beslissingsrecht over de bisschopsbenoemingen.
Ook de strijd tussen de Welfen en Hohenstaufen, twee Duitse geslachten die streden om de heerschappij in het
Duitse Rijk, verzwakte het centrale gezag.

Geschiedenis van Nederland

Aanvankelijk beschouwden de vorsten de


gebieden die onder hen vielen slechts als bron
van inkomsten en macht. Met het toenemen van
hun onafhankelijkheid en de groei van de
economie veranderde deze rol. De vorsten
begonnen hun gezag te beschouwen als potestas
publica, dat door God gegeven was. Daarmee
kwam de plicht zich te bekommeren om het
welzijn van de onderdanen, het handhaven van
recht en vrede (defensio pacis) en de
bescherming van de Kerk (defensio ecclesiae).
Zij werden volgens Filips van Leiden de
hoeders van de belangen van het volk
(procurator rei publicae). Deze ontwikkeling
was het begin van het ontstaan van de moderne
staat.
Rond 1050 brak een periode van economische
groei aan. Niet alleen hielden de aanvallen van
de
Vikingen
op,
maar
door
een
landbouwkundige innovatie, het drieslagstelsel,
werd een grotere voedselproductie mogelijk.
Meer mensen konden zich daardoor aan het
De verovering van Rhenen door Jan II van Kleef in 1499, Meester van
primaire productieproces onttrekken. De
Rhenen. De hertogen, graven en andere heren betwistten de zwakke macht van
bevolkingsgroei in deze periode had zijn
de keizer, maar ook elkaar. De relatieve onafhankelijkheid ten opzichte van de
weerslag op de handel en daarmee op de steden
keizer was voor het gewone volk niet noodzakelijkerwijs een zegen.
(communitas), die door hun muren een
machtsfactor van betekenis werden. Uiteindelijk leidde dit vooral in Vlaanderen tot het ontstaan van machtige
steden, die daarmee een instrument werden voor de landsheer om de macht van adel en geestelijkheid in te perken.
Dit was het begin van de afbraak van het feodale stelsel.
Binnen de steden ontstond namelijk een nieuwe sociale structuur van gilden, die geen feodale banden hadden. De
steden verkregen langzamerhand een autonome positie, die begon met juridische privileges, uiteindelijk uitgroeiend
tot stadsrechten. De steden waren niet alleen een inkomstenbron voor de landsheer, maar werden later ook een
concurrerende machtsfactor, wat zich dikwijls uitte in opstanden. De macht van de steden werd nog versterkt doordat
steden samen gingen werken binnen hanzes waarvan de Duitse hanze veruit de belangrijkste was. In gebieden met
weinig steden als Gelre en Kleef, waar ook de Duitse invloed groter was, bleef de adel echter nog eeuwenlang een
belangrijke rol spelen.
Er ontstond ook een structuur om het werk aan de dijken en sluizen te cordineren, waartoe waterschappen en
heemraadschappen werden opgericht. Door dit alles veranderde de sociale en economische structuur en kon men zich
ook gaan richten op de visserij, de lakennijverheid en overzeese handel. Dit versterkte de macht van de burgerij, de
poorters, nog meer tot zelfs het culturele monopolie van de Kerk doorbroken kon worden. De culturele opleving in
deze periode, waarin ook de eerste scholen en universiteiten werden gesticht, wordt wel de renaissance van de
twaalfde eeuw genoemd. Aan de universiteiten werden de zeven vrije kunsten onderwezen. De eerste universiteit in
de Nederlanden werd pas in 1425 in de Brabantse stad Leuven gevestigd. Daarvoor moesten jongemannen die na de
Latijnse school door wilden leren naar Parijs of Keulen voor een academische studie. Onder leiding van de Broeders

14

Geschiedenis van Nederland


des Gemenen Levens, volgelingen van de Moderne Devotie, werden vanaf begin vijftiende eeuw veel kleine
kapittelscholen in met name de IJsselsteden uitgebouwd tot volwaardige Latijnse scholen. De Latijnse school in
Deventer was eind vijftiende eeuw na Leuven het toonaangevende intellectuele centrum in de Nederlanden. De
Hollandse stad Leiden kreeg in 1575 van Willem van Oranje-Nassau de eerste universiteit in de noordelijke
Nederlanden.
Hoewel de landsheer de hoogste macht in handen had, was het gewone volk vooral afhankelijk van de lokale heer. In
deze periode ontstond ook een klasse van ridders, aanvankelijk grotendeels gerekruteerd uit de klasse van
ministerialen. Deze klasse met relatief lage sociale status zou zich ontwikkelen tot de ridderstand, die uiteindelijk
vergelijkbaar zou zijn met de adel. Hun opkomst droeg bij aan het ontstaan van een hoofse cultuur.
Bevolkingsgroei leidde ook tot kolonisatie, waarbij tijdens de grote ontginning in Zeeland en Holland een klasse van
vrije boeren ontstond uit kolonisten die eerder horigen waren geweest. Door de toename van de landbouw konden
ook hier nu steden ontstaan, terwijl er ook een structuur ontstond om het werk aan de dijken en sluizen te
cordineren, waartoe naar voorbeeld van de Vlaamse wateringen waterschappen en heemraadschappen werden
opgericht. Door dit alles veranderde de sociale en economische structuur en kon men zich ook gaan richten op de
visserij, de lakennijverheid en overzeese handel. De belangrijkste steden boven de grote rivieren lagen echter in het
oosten, waar de IJsselsteden grote welvaart bereikten door de handel binnen het Hanzeverbond (voornamelijk wol,
graan, hout). De voornaamste stad van Holland was in die dagen Dordrecht.

Consolidatie
De veertiende eeuw was voor Europa
een periode van crisis in velerlei
opzicht, met onder andere de Grote
hongersnood van 1315-1317, de
Zwarte Dood (1347-1351) en de
Honderdjarige Oorlog (1337-1453). In
economisch opzicht was er zelfs sprake
van een algemene malaise die tot ca.
1475 duurde. Voor de Nederlanden
was er echter eerder sprake van
economische expansie, hoewel ook
hier de nodige problemen waren. Waar
SintElizabethsvloed in 1421, ~1490-1495, Meester van de Heilige Elisabeth-Panelen.De
de positie van de Franse koning in de
strijd tegen het water was een moeizaam en taai gevecht. Mede omdat de effecten van de
ingrepen niet altijd ingeschat konden worden. Bedijking van kwelder- en
voorgaande eeuwen versterkt was en
kustveengebieden zorgde ervoor dat tijdens stormen het zeewater niet meer over de
Frankrijk
een
eigen
identiteit
kwelders kon uitstromen. Hierdoor steeg de stormvloedhoogte, waardoor de kans op
ontwikkelde, ontwikkelde een sterke
dijkdoorbraken toenam. Deze vonden dan ook veelvuldig plaats.
Duitse identiteit zich pas lng nadat dit
in de Lage Landen was opgetreden. Deze ontwikkeling was een van de factoren die maakte dat de Nederlanden
uiteindelijk geen deel meer zouden uitmaken van het Heilige Roomse Rijk.
De uit de vele kleine gebieden gegroeide gewesten ondergingen een interne consolidatie van onder andere de
rechtspraak, terwijl een proto-nationaal bewustzijn vooral werd gestimuleerd door aanvallen van buitenaf. De
expansiedrang van de landsheren uitte zich in verscheidene onderlinge oorlogen, maar vooral de huwelijkspolitiek
zorgde ervoor vaak door toevalligheden dat grote delen van de Nederlanden onder buitenlandse vorstenhuizen
vielen. Gezien de voortdurende Honderdjarige Oorlog probeerden zowel de Engelsen als de Fransen dit proces zo
veel mogelijk te sturen in dit economisch belangrijke gebied. Holland kwam onder de invloedssfeer van de graven
van Henegouwen, en beiden samen onder invloed van het geslacht Wittelsbach uit Beieren. Het succes van de
huwelijkspolitiek bleek echter vooral bij de hertogen van Bourgondi, dat een grote rol speelde in de Honderdjarige

15

Geschiedenis van Nederland

16

Oorlog tussen de Engelse en Franse koningen. In 1384 verwierf hertog Filips de Stoute door zijn huwelijk met
Margaretha van Male het beheer over de graafschappen Vlaanderen en Artesi. Zijn kleinzoon Filips de Goede wist
hier nog een aantal gewesten aan toe te voegen. Na een stevige, na 1417 zo'n tien jaar durende, vooral in Holland en
Zeeland gevoerde burgeroorlog (de tweede fase van de Hoekse en Kabeljauwse twisten) werd Jacoba van Beieren in
1428 met de Zoen van Delft gedwongen haar gewesten af te dragen aan Filips. Hij verwierf Namen, Brabant,
Limburg, Holland, Zeeland, Henegouwen en Luxemburg. Hiermee waren een aantal noordelijke en vrijwel alle
zuidelijke gebieden voor het eerst sinds de Karolingische tijd verenigd in een personele unie. De poging tot
gebiedsuitbreiding naar Utrecht, het Oversticht en Friesland was in feite een voortzetting van de Hollandse politiek.
Voorlopig bleef de expansie naar het noorden echter zonder blijvend resultaat. Holland was het enige gewest ten
noorden van de rivieren dat voor de zestiende eeuw permanent deel uitmaakte van het Bourgondische, later
Habsburgse landencomplex.
Bourgondirs
Zie Bourgondische tijd voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Onder de Bourgondirs werd vooral door hertog Filips de Goede (1419-1467) getracht meer greep te krijgen op de
particularistische gewesten, die elk hun eigen staten hadden. Dit gebeurde door in de gewesten stadhouders aan te
stellen, maar ook door een politiek van centralisatie. De vierlander werd als eenheidsmunt ingevoerd en men
streefde naar uniformiteit van de centrale instellingen in alle gewesten. De gezamenlijke staten werden
bijeengeroepen in de Staten-Generaal en uit de hertogelijke hofraad ontwikkelde zich de Grote Raad van Mechelen.
Hieruit ontstond een ambtenarenapparaat met aan het hoofd de kanselier. Van deze ambtenaren werd verwacht dat ze
het staatsbelang boven dat van de afzonderlijke gewesten zouden stellen. Niet alle pogingen tot centralisatie slaagden
echter. Zo ondervond de indirecte belasting op het gebruik van zout veel weerstand, omdat dit zou betekenen dat de
gewesten hun onderhandelingspositie en daarmee mogelijk hun privileges verloren. Deze vond dan ook geen
doorgang.
Ondanks de interne zwakheden en lokaal opspelende onrust
onderlinge rivaliteit van de voorgaande eeuwen en begon
koningstitel compenseerden de hertogen met een overdadige
Lage Landen een belangrijk aandeel hadden in het Europese
Vlaamse Primitieven en de Vlaamse wandtapijten.

profiteerden de
er een periode
hofcultuur, wat
artistieke leven

gewesten van het wegvallen van de


van welvaart. Het gebrek aan een
er onder andere voor zorgde dat de
met onder meer de schilders van de

Brugge was in de periode 1380-1480 de belangrijkste handelsmetropool in het meest verstedelijkte gebied in
Noordwest-Europa van die tijd waar de handelaren uit Noord- en Zuid-Europa elkaar ontmoetten. Waar in
omringende landen de landbouw niet meer dan zo'n 10% stedelingen kon ondersteunen, maakte efficinte landbouw
en ook de handel het mogelijk dat dit percentage in 1470 in Vlaanderen op 36% lag en in Brabant op 31%, terwijl in
Holland in 1514 in de weliswaar relatief kleine steden zelfs 45% van de bevolking woonde. Met het groeien van de
steden groeide ook de kwetsbaarheid voor bedreigingen als ziektes en vuur. Zo zijn steden lange tijd zwarte gaten
met een sterfteoverschot geweest, waarbij in-migratie vanaf het omringende platteland voor compensatie moest
zorgen. Het probleem van ziektes werd pas opgelost met de sanitaire revolutie van de negentiende eeuw, maar
brandpreventie werd onder meer verbeterd door het proces van verstening dat vanaf de dertiende eeuw inzette
waardoor het aantal stadsbranden langzaam afnam. Ook de Hollandse zeevaart kende in deze tijd ook een opvallend
sterke groei. Vooral de handel op de Oostzee ging ten koste van de Hanze.

Geschiedenis van Nederland

17

Karel de Stoute wist Gelre te


veroveren, maar zijn expansiedrang
had uiteindelijk zijn dood tot gevolg.
In 1477 sneuvelde hij bij Nancy. Gelre
wist na een aantal jaren weer onder het
Bourgondische bestuur vandaan te
komen. Het zou uiteindelijk tot 1547
duren, voordat Gelre na een periode
van lange strijd in de Gelderse
Oorlogen (tot 1543) definitief onder
Habsburgs bestuur kwam.
De aankomst van Frederik V van de Palts en Elizabeth Stuart te Vlissingen op 29 april
1613, Hendrick Cornelisz. Vroom, ca. 1623. Walcheren werd door Lodovico Guicciardini
Waar
aanvankelijk
nog
de
(1567) al het maritieme middelpunt van Europa genoemd. Hij roemde onder andere de
huwelijkspolitiek de Nederlanden in
hoge mate van alfabetisering in de Nederlanden, zowel in de steden als op het platteland.
Franse handen had kunnen brengen,
Ook het humanisme had een gunstige invloed op het onderwijs, zodat aan het einde van
dreef Lodewijk XI de erfgename Maria
de zestiende eeuw in elke stad en in veel dorpen een school was te vinden.
van Bourgondi in de armen van
Maximiliaan van Habsburg, waarna na haar vroege dood de Nederlanden aan hun zoon Filips de Schone toevielen.
Habsburgers
Zie Habsburgse Nederlanden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Gedurende de wat Braudel de 'lange zestiende eeuw' (1450-1650) noemde, herstelde de bevolking van Europa zich
van de Zwarte Dood en de grote hongersnoden en werd de basis gelegd van de latere Europese werelddominantie.
Hoewel het grootste deel van de Nederlanden formeel deel uitmaakte van het Duitse Rijk, kwamen deze gewesten
pas onder de Habsburgers onder een landsheer die ook koning van Duitsland was. Opmerkelijk hierbij is dat van de
gewesten die formeel onder de Franse koning vielen, de meeste er na de dood van Karel de Stoute voor kozen deel
uit te blijven maken van de personele unie. Wel maakten de gewesten gebruik van de situatie door te proberen
middels het Groot Privilege de centralisatie althans ten dele terug te draaien. Dit zou nog lang daarna aangehaald zou
worden om de rechten van de onderdanen ten opzichte van de heer te benadrukken. Maximiliaan van Oostenrijk wist
deze druk te weerstaan, evenals een grootschalige opstand tegen hem. Het waren wederom genealogische
toevalligheden die het gebied daarna onderdeel zouden laten worden van het Spaanse wereldrijk van keizer Karel V
(1515-1555), de kleinzoon van Maximiliaan.
[2]

Centrale belastingen in de Nederlanden


Gewest

1473

1540-48

Vlaanderen

25,4%

33,8%

Brabant & Mechelen

22,3%

29,3%

Holland & Zeeland

27,0% 12,7+4,4=17,1%

Henegouwen & Valenciennes 7,1%

5,5%

Artesi

6,2%

5,6%

Waals-Vlaanderen

2,9%

3,3%

Gelre

1,1%

Doornik

0,9%

Namen

1,3%

0,9%

Geschiedenis van Nederland

18
Friesland

0,6%

Overijssel

0,6%

Luxemburg

2,4%

0,4%

Limburg

2,0%

0,3%

Utrecht

0,3%

Groningen & Ommelanden

0,3%

Picardi

3,1%

De Bourgondirs hadden uiteindelijk de strijd om de macht in Frankrijk opgegeven en zich mede door hun
gebiedsuitbreiding naar het noorden op de Nederlanden gericht. Onder Karel V en vooral onder zijn zoon Filips II
verschoof het zwaartepunt echter naar de overige gebieden, vooral Spanje. Het bestuur werd daarbij overgelaten aan
een landvoogd. Ook voor de Habsburgers waren de economische sterke Nederlanden echter van groot belang. Dat de
Nederlanden deel uitmaakten van het Habsburgse rijk betekende ook dat deze gewesten betrokken raakten in de
Frans-Habsburgse oorlogen (1521-1559). Frankrijk zag zich plotseling omsingeld door het Habsburgse Huis. Deze
strijd beheerste de Europese politiek gedurende een groot deel van de zestiende eeuw; pas in 1559 kwam hier met de
vrede van Cateau-Cambrsis een einde aan, al duurde de Frans-Habsburgse rivaliteit nog twee eeuwen langer. In die
strijd wist Karel ook de gewesten in het noorden van de Nederlanden te veroveren, waarna deze zogenoemde XVII
Provincin middels de Transactie van Augsburg en de Pragmatieke Sanctie uiteindelijk tot een vergaand
onafhankelijke eenheid werden gemaakt.
Alsof dit niet voldoende was, kreeg de protestantse reformatie vanaf de jaren twintig van de zestiende eeuw voet aan
de grond in dit gebied dat al lang een kritische houding aannam ten opzichte van de wereldlijke uitspattingen van de
geestelijkheid en de structuur van de rooms-katholieke Kerk. Uit de mystiek had zich de Moderne Devotie
ontwikkeld. De initiator hiervan, Geert Grote (1340-1384) legde sterk de nadruk op persoonlijke toewijding en
verantwoording, waarbij de bemiddeling van de kerk niet noodzakelijk was. Hij legde ook nadruk op vorming en
scholing van het gewone volk. In dit klimaat kon het bijbels humanisme zich ontwikkelen met de schrijver Erasmus
als voorvechter van de tolerantie. Hoewel Erasmus allerlei kerkelijke misstanden hekelde, kon hij de breuk die
ontstond ten gevolge van het optreden van Luther in 1517 niet accepteren. Luther verwierf al met al betrekkelijk
weinig aanhang in de Nederlanden. Zowel Erasmus als Luther hadden hun eerste onderwijs genoten op latijnse
scholen die geleid werden door Broeders des Gemenen Levens. De enige kerkhervormer uit de Nederlanden was
Menno Simons. In de jaren twintig en de eerste helft dertig van de 16de eeuw kwam de volkse en radicale
wederdopers beweging stormachtig op. Na het debacle van de wederdoperscommune van Mnster in 1536 vormden
de wederdopers het gros van de slachtoffers van de verscherpte kettervervolging. Menno Simons wist de beweging
na 1540 ondanks een sterke neergang en vervolging in een rustiger vaarwater te brengen en weer enige richting en
wereldlijke acceptatie te geven. Zij werden later in de Republiek net als de Joden en de katholieken door de
overwegend gereformeerde bestuurders gedoogd. Het aanzienlijk rechtlijniger calvinisme kreeg vanaf 1550 een veel
grotere aanhang, in vrijwel alle lagen van de samenleving, afgezien van de hoge adel. Zij werd vanwege haar
gezagsgetrouwheid ook veel meer aanvaard bij de stedelijke elites.
De centralisatie werd voortgezet met de instelling van de Collaterale Raden. Het hoogtepunt van deze politiek was
de pauselijke bul Super universas, waarmee de Nederlanden niet meer slechts een onderdeel waren van de
aartsbisdommen Keulen en Reims, maar voortaan n kerkprovincie vormden. De bul was bijzonder impopulair,
vooral door het gerucht dat de hier bestaande inquisitie vervangen zou worden door de gevreesde Spaanse. En dat
terwijl in de omringende landen sprake was van enige tolerantie. Het Duitse rijk kende sinds 1555 de
Godsdienstvrede van Augsburg. Deze ging uit van het principe cuius regio, eius religio (van wie het land is, is ook
de godsdienst). Dit hield in dat iedere rijksvorst besliste welke godsdienst in zijn gebied werd opgelegd. In Frankrijk
ging men verder met het revolutionaire tolerantie-edict van Saint-Germain in 1562. Dit werd echter gevolgd door een
reeks van godsdienstoorlogen (1562-1598) die zowel de katholieken als de protestanten in de Nederlanden leek te

Geschiedenis van Nederland


overtuigen van de kwade bedoelingen van de ander.
De centralisatiepolitiek leidde ook bij de stadhouders en de hoge adel tot grote ontevredenheid, aangezien zij veel
van hun macht hadden moeten inleveren ten bate van ambtelijke juristen. Dit verklaart wellicht waarom de hoge adel
zich tijdens het bewind van Filips II deels bij de opstandelingen aansloot; dit in tegenstelling tot eerdere onrustige
perioden.
In economisch en demografisch
opzicht was er vanaf het einde van de
vijftiende eeuw een sterke groei. De
kerngewesten hiervan waren Brabant,
Holland en in minder mate Zeeland,
maar vooral Vlaanderen en de stad
Antwerpen, die in 1563 meer dan
100.000 inwoners telde. De oorlogen
met Frankrijk, met hoge belastingen en
handelsblokkades als gevolg, drukten
echter zwaar op de bevolking. In 1565
bevond de economie zich in een
zorgwekkende toestand.
Onrust door economische problemen
De Triomf van de Dood, c. 1562, Pieter Bruegel de Oude. Mogelijk is dit schilderij een
en particularistische tendensen was er
verwijzing naar het verslechterende politieke klimaat in de jaren voor de Opstand,
eerder geweest en de vorsten hadden
mogelijk ook naar de vele oorlogen onder Karel V. In ieder geval ondervond het
deze uiteindelijk altijd kunnen
economisch centrum van de Habsburgse bezittingen een crisis vanaf de jaren zestig,
waarbij zich naast de economische malaise en de hongersnood de
onderdrukken. Een probleem werd nu
godsdienstonderdrukking voegde. Deze ging lijnrecht in tegen de heersende open
dat de landsheer zich sinds Karel V
mentaliteit in de Nederlanden.
nog maar zelden liet zien, wat een
afnemende loyaliteit bewerkstelligde in
de als wingewest gebruikte Nederlanden. Deze keer kwam er met de reformatie en vooral de harde vervolging
daarvan nog een nieuwe factor bij. Dit explosieve mengsel zou leiden tot de Opstand.

Opstand
Zie Nederlandse Opstand en Tachtigjarige Oorlog voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Vanuit Spanje regeerde Filips II op een autoritaire wijze. Hij beschouwde zichzelf als de leider van de
contrareformatie, wat slecht viel in de tolerante Nederlanden. De Raad van State onder leiding van Willem van
Oranje als stadhouder van de Spaanse koning voor Holland, Zeeland en Utrecht vroeg om verzachting van de
plakkaten. Voor Filips II was dit onmogelijk; in zijn optiek mocht hij zijn onderdanen het 'ware geloof' niet
onthouden en hadden de hoge adel en stadsbesturen het tot een gezagscrisis laten komen. Andersom hadden de
edelen het idee het land te hebben gered van een burgeroorlog. De weigering van het verzoek tot verzachting
vervreemdde de gematigde oppositie van Filips. In het 'Wonderjaar' 1566 vond de Beeldenstorm plaats, waarop
Filips reageerde met het sturen van de hertog van Alva. De grote afstand tussen Spanje en de Nederlanden bleek een
probleem: toen Alva arriveerde, was de rust al weer maanden teruggekeerd. De harde lijn van Alva en zijn Raad van
Beroerten wakkerde de onrust vooral aan. Velen ontvluchtten de Nederlanden en zwierven rond als geuzen, het
Spaanse gezag ondermijnend door zeeroverij en guerrilla.

19

Geschiedenis van Nederland

De eerste opstand in 1567-1568 kon Alva


nog de kop indrukken. In de jaren daarna
probeerde Alva met harde hand de tiende
penning in te voeren, wat opnieuw veel
weerstand opriep. Oranje probeerde in de
strijd tegen Europa's sterkste monarchie
steun te verkrijgen in Duitsland, Engeland
en vooral bij de Franse hugenoten. Nog
voordat dit succes had, werden de
watergeuzen gedwongen te vertrekken uit
Engeland. Op 1 april 1572 slaagden zij erin
Den Briel in te nemen. Uiteindelijk sloten
zesentwintig stadsbesturen zich bij de
volksopstand aan en begon een tweede
opstand. Belangrijke steden in het
opstandige
gebied
als
Amsterdam,
Middelburg en Goes bleven echter loyaal
aan de koning.

20

De behandeling van de indianen in de Nieuwe Wereld had in Spanje zelf al voor


kritische geluiden gezorgd, zoals de Brevsima relacin uit 1552 van Las Casas.
Dit werk werd in 1578 ontdekt in de Nederlanden en nog datzelfde jaar vertaald als
vorm van propaganda om de Opstand te rechtvaardigen. Het versterkte de
negatieve beeldvorming van de Spanjaarden, ook doordat het was geschreven door
een Spaanse geestelijke. In Den spiegel der Spaensche tijrannije uit 1620 zijn
gravures van De Bry toegevoegd die dit negatieve beeld versterkten.

Hoewel alleen de koning of de stadhouder


een statenvergadering mochten uitroepen,
nam Dordrecht dat jaar het revolutionaire
initiatief tot de eerste vrije vergadering van
de Staten van Holland. Hierbij werd Oranje
bevestigd als stadhouder, waarbij men deed voorkomen alsof dit geen strijd was tegen de koning, maar tegen de
slechte, door hem gestuurde vertegenwoordigers. Hier werd ook besloten alle commissiebrieven in te trekken, om
zich zo te ontdoen van de ongedisciplineerde elementen die de opstand schade berokkenden. Op grote schaal werden
namelijk katholieke burgers en geestelijken vermoord en kloosters geplunderd. Oranje ontsloeg Lumey vanwege de
moord op de martelaren van Gorcum.
Alva begon in 1572 een tegenoffensief, dat enig succes had. Een jaar later werd hij opgevolgd door Requesens. Drie
jaar na het Leids Ontzet van 1574 slaagden de koningsgezinden er echter nooit meer in Holland binnen te vallen. De
koning ging bovendien bankroet aan de hoge kosten van de huurlingen. De muiterijen van de onbetaalde koninklijke
troepen had in 1576 de Spaanse Furie tot gevolg. Na deze zoveelste plundering werden op initiatief van de Staten
van Brabant de Staten-Generaal bijeengeroepen. Deze gaven de voorkeur aan een middenweg waarbij men wel
trouw bleef aan de koning, maar verlost zou worden van de nieuwe landvoogd Don Juan.
Al bij het beleg van Leiden was er gebleken dat er onenigheid was over het doel van de opstand. Predikant Adriaen
Taling maakte in 1574 bezwaar tegen de spreuk op de noodmunt: haec libertatis ergo (dit is om de vrijheid). Hij
vroeg zich af waarom daar geen haec religionis ergo (dit is om de religie) op stond. De middenpartij wilde echter de
onderdrukking van de calvinisten door de katholieken niet vervangen door de onderdrukking van de katholieken
door de calvinisten. Met de opstandige gewesten Holland en Zeeland werd de Pacificatie van Gent afgesloten die
stelde dat alle Spaanse troepen het land moesten verlaten. Hierna zag het er even naar uit dat de Nederlanden n lijn
zouden trekken. Er was eerder sprake van een scheiding tussen west en oost aangezien in de oostelijke provincies
minder protestanten leefden en er dus minder sprake was van onderdrukking, waardoor zij positiever tegenover de
koning stonden dan het uiteindelijke uiteengaan van noord en zuid zou doen vermoeden.
De positie van de middenpartij bleek echter niet houdbaar. Een religievrede was voor de koning net zo ondenkbaar,
als het opgeven van het geloof dat was voor de calvinisten. De eerste breuk kwam in 1579 met de Unie van Atrecht,

Geschiedenis van Nederland

21

gesloten door de zich weer naar de koning schikkende Waalse gewesten na de belofte dat de privileges hersteld
zouden worden en de vreemde troepen zich terug zouden trekken. Deze overwegend katholieke gewesten zagen niets
in de calvinistische radicalisering en konden zich daarnaast door hun ligging vrijwel zeker niet verdedigen tegen de
hertog van Parma. Als reactie hierop beloofden Gelre en Zutphen, Holland, Zeeland, Utrecht en de Groningse
Ommelanden elkaar steun in de Unie van Utrecht, waar zich later andere gewesten en steden bij aansloten.
De definitieve scheiding kwam twee jaar later. In een poging om Franse steun te verkrijgen, hadden de
Staten-Generaal de soevereiniteit aangeboden aan de hertog van Anjou, de broer van de Franse koning. Om dit
mogelijk te maken, verlieten de opstandige gewesten in 1581 de Spaanse koning met het Plakkaat van Verlatinghe.
Anjou bleef ondergeschikt aan Oranje en besloot daarom in 1583 om Antwerpen in te nemen. Tijdens deze Franse
Furie werd het Franse leger door de bevolking van Antwerpen afgeslacht, wat het einde betekende van de Franse
steun. De hertog van Parma wist de zuidelijke Nederlanden te heroveren voor de Spaanse kroon. Na de moord op
Oranje in 1584 zochten de Staten-Generaal steun bij Elizabeth I van Engeland. De Engelse steun kwam echter te laat
om de val van Antwerpen in 1585 te voorkomen. Hoewel de opstand in het zuiden was begonnen, kwam daarmee
een einde aan de opstand aldaar. De val van Antwerpen bezegelde daarmee in militaire zin de scheiding van de
noordelijke en zuidelijke Nederlanden.
Hoewel Elizabeth weigerde om de soevereiniteit over de opstandige gewesten te aanvaarden, zegde zij wel steun toe
en stuurde de graaf van Leicester met troepen. Zijn beleid bleek geen succes en ook hij werd gedwongen het land te
verlaten. Men staakte daarop de zoektocht naar een geschikte landsheer en zo bleken de opstandige gewesten na
1588 een republiek. De macht in de Verenigde Provincin lag daarna de facto bij de Staten-Generaal. Hoewel Itali
al de nodige stadsrepublieken kende, was deze staatsvorm voor een gebied van deze omvang een novum. Zelfs nog
na de Franse revolutie werden landen over het algemeen beschouwd als eigendom van de vorst en konden als
zodanig vererfd, samengevoegd en verdeeld worden.

Republiek
Geholpen door de imperial overstretch
die Spanje ondervond, kon de
Republiek voorkomen heroverd te
worden. Sterker nog, het wist
maximaal te profiteren van het
verschuiven van het economisch
middelpunt van de Middellandse Zee
naar
West-Europa.
Waar
de
noordelijke Nederlanden eerder in de
schaduw stonden van de zuidelijke
gewesten, nam Amsterdam na de val
en blokkade van Antwerpen de plaats
over als handelscentrum van Europa,
terwijl Holland de scheepvaart in
Europa beheerste.
Hoewel de Unie van Utrecht slechts
een militair bondgenootschap was
tussen verschillende steden en
gewesten om de religieuze tolerantie te
verdedigen en de Spaanse dreiging te

De berouwvolle Judas brengt de zilverlingen terug, 1629, Rembrandt van Rijn


Van alle kunstvormen die tijdens de Gouden Eeuw tot bloei kwamen, was de
schilderkunst de belangrijkste en daarbinnen is het werk van Rembrandt het hoogtepunt
van de Hollandse meesters. Onder andere gebruik makend van clair-obscur legde hij de
nadruk meer op de emotie dan op het verhaal.

Geschiedenis van Nederland


weerstaan, bleek het uiteindelijk de basis te zijn voor de Republiek. Deze was ondertussen door Parma behoorlijk in
het nauw gebracht. Filips II maakte echter met de tocht van de Armada Invencible in 1588 niet alleen Engeland tot
vijand, maar in 1589 ook de protestantse Hendrik IV van Frankrijk door de radicaal-katholieken die hem bestreden te
steunen. Zelfs voor de machtigste monarch in Europa bleek dit imperial overstretch te zijn. Tijdens wat wel de Tien
Jaren (1588-1598) is gaan heten, waren er met stadhouder Maurits en zijn Friese neef Willem Lodewijk aanvoerders
die veldslagen konden winnen en met succes steden belegeren. Waar de Opstand in 1588 vrijwel verloren leek te
zijn, kwam de Republiek van 1598 tot 1672 nooit meer echt in levensgevaar.
Economisch ging het voor de wind dankzij de handel en scheepvaart, maar ook de visserij, nijverheid en land- en
akkerbouw. De vluchtelingen na de val van Antwerpen meer dan de helft van de honderdduizend inwoners verliet
de stad, de meeste naar de noordelijke provincies brachten een uitgebreid netwerk mee dat de handel bevorderde.
De Zuid-Nederlandse vluchtelingen zouden een zeer belangrijke rol spelen in de toenemende welvaart en het
religieuze leven van de Republiek. Amsterdam nam na de val en blokkade van Antwerpen de plaats over als
handelscentrum van Europa, terwijl Holland de scheepvaart in Europa beheerste.
Hoewel de overheid protestants was en het calvinisme de staatsgodsdienst werd, bestond er vrijheid van geweten.
Hoewel verschillende andere godsdiensten werden gedoogd, was er echter geen vrijheid van eredienst. Hoewel dit
over het algemeen niet strikt werd nageleefd, bevonden de katholieken en andere geloven zich in een moeilijke
positie die gepaard ging met omkoping en over het algemeen een tweederangs maatschappelijke positie. De
tolerantie was heel wat groter dan elders in Europa, maar het was een opportunistische, die voorkwam dat men te
maken kreeg met een exodus zoals het dogmatische Spanje had meegemaakt. Het werd vooral bepaald doordat de
meerderheid van de Republiek nog lange tijd katholiek was. Het naast elkaar bestaan van bevolkingsgroepen van
verschillende gezindte, waarvan de belangrijkste in omvang niet veel voor elkaar onderdeden, zou in later eeuwen
gaandeweg leiden tot de zogeheten verzuiling.
De burgerij werd de dominerende stand, terwijl de invloed van de adel en al eerder van de geestelijkheid
verminderde. Regenten begonnen het politieke klimaat te beheersen. In vergelijking met de omringende landen was
de heersende elite echter opvallend bescheiden.
De politieke macht was in de Republiek overgegaan van de Raad van State naar de Staten-Generaal die onder de
soevereine provinciale staten vielen. In theorie waren alle gewesten gelijk en hadden ze alle een stem in de
Staten-Generaal. Door het economische overwicht kon Holland deze echter domineren en kon de landsadvocaat van
Holland Oldenbarnevelt bij gebrek aan politieke ambities van Maurits optreden als regeringsleider. Daarnaast
benoemden de staten een stadhouder, in de praktijk altijd een Oranje. Naast militaire macht had deze door secrete
besognes en patronage ook informele politieke invloed. Zolang de belangen van Holland en Oranje overeenkwamen,
bleek deze gekunstelde situatie wonderwel te werken, maar daarbuiten kon dit het bestuur volledig verlammen, zoals
tijdens het Twaalfjarig Bestand voor het eerst zou blijken. Een bestuurlijke hervorming bleef echter steken bij de
vraag of de uiteindelijke macht bij Oranje dan wel bij Holland lag. Slechts Spinoza behandelde de fundamentele
vraag over waar de soevereiniteit lag op universele wijze. Hij zag democratie als de best mogelijke staatsvorm.

22

Geschiedenis van Nederland

Twaalfjarig Bestand
Toen het Twaalfjarig Bestand in 1609
werd afgesloten, was er al een
bepaalde mate van verbondenheid
tussen de gewesten die niet heroverd
waren door Spanje. Het bestand bracht
echter ook de tegenstellingen aan het
licht die tot het einde van de Republiek
zouden spelen. Holland werd door de
andere gewesten gezien als te machtig
en arrogant, hoewel zij dit gewest wel
nodig hadden voor de verdediging.
De zielenvisserij, Adriaen Pietersz van de Venne, 1614.
Ook was er een verschil tussen de
Allegorie op de ijver van de religies tijdens de Treves. De rivier tekent de vanaf nu
belangen van de kustprovincies, die
duidelijke scheiding tussen noord en zuid, met links de protestanten en rechts de
meer hechtten aan een sterke
katholieken, beide naar mensen vissend.
zeemacht, en de landgewesten, die de
nadruk legden op het leger. Daarnaast stonden de handelsbelangen soms tegenover die van de strijd tegen Spanje. Dit
resulteerde in een groepering die aansluiting zocht bij Frankrijk, hoewel dat katholiek was, en een groep die
toenadering zocht tot de protestantse zeemacht Engeland.
Naast al deze tegengestelde belangen was er ook nog een godsdienstige tegenstelling die politiek gebruikt zou
worden en waarbij stellingen werden ingenomen die niet noodzakelijk overeenkwamen met de religieuze
overtuigingen. Slechts de publieke kerk was toegestaan en deze werd financieel gesteund door de overheid. De staat
had evenwel niets te zeggen over de inhoud van de leer. Toen de contraremonstranten of preciezen de remonstranten
of rekkelijken uit de kerk probeerden te zetten, dreigde de prille Republiek in tween te splitsen. De remonstrantse
minderheid zocht met succes steun bij de door Oldenbarnevelt geleide Staten van Holland, die liever een brede
volkskerk zagen dan een kleine calvinistische kerk en net als de remonstranten meer invloed van de overheid op de
kerk wilden. Maurits, die tegen een vrede was die zijn invloed zou doen verminderen, sloot zich aan bij de
contraremonstranten. Vanwege de handelsbelangen van Holland voerde Oldenbarnevelt een Fransgezinde politiek,
zelfs nadat in 1615 een dubbelhuwelijk de band tussen Frankrijk en Spanje bezegelde. Dit maakte hem al verdacht,
maar de scherpe resolutie was voor Maurits de reden om 'de wet te verzetten'. Met deze staatsgreep wist hij zijn
aanhangers aan de macht te brengen. Op de Synode van Dordrecht waar ook besloten werd tot de Statenvertaling
te komen die een sterk consoliderende invloed had op het Nederlands werd de contraremonstrantse opvatting de
officile leer in de Gereformeerde Kerk. Oldenbarnevelt werd uiteindelijk in 1619 onthoofd op beschuldiging van
landverraad. Het bestand liep daarna in 1621 af en werd niet verlengd. Daar Maurits slechts genteresseerd was in
militaire macht, trok hij geen politieke macht naar zich toe en bleven de Zeven Provincin republikeins. De
tegenstellingen tussen de staatsen en de orangisten zouden daarna nog regelmatig opspelen.

23

Geschiedenis van Nederland

24

Gouden Eeuw
Zie Gouden Eeuw (Nederland) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Hoewel de metafoor wellicht het te


simplistische beeld oproept van een
periode waarin de Zeven Provincin een
vredig land van melk en honing vormden,
was de Gouden Eeuw wel een periode met
een grotere politieke, culturele en
economische betekenis dan ooit daarvoor
of daarna in de Nederlanden. In een
periode waarin Engeland en in mindere
mate Frankrijk werden geplaagd door
interne problemen, wist de Republiek het
al bestaande overwicht in vooral de
scheepvaart verder uit te bouwen. De
graanhandel op de Oostzee werd wel de
moedernegotie genoemd, waarnaast de
handel op Frankrijk en het Iberisch
schiereiland en de grote visserij erg
belangrijk waren. Daarnaast vond rond
Spitsbergen de walvisvaart plaats,
vanwege het kleinere economische belang
kleine visserij genoemd.

Adolf en Catharina Croeser aan de Oude Delft, 1655, Jan Steen.


De aristocratie werd in de op de handel gerichte Republiek naast de oude adel vooral
gevormd door regenten die uit de rijkere koopmansfamilies afkomstig waren. De
overdaad die hen eerder had gekenmerkt, werd door het calvinisme getemperd. Naast
deze rijkdom was er ook in de Gouden Eeuw nog veel armoede. De burgerij van toen
wordt zowel calvinistisch als erasmiaans genoemd.

Geschiedenis van Nederland

Na 1585 groeide het economische


belang van de Republiek en dan vooral
Holland. Amsterdam kon de positie
van Antwerpen overnemen als
stapelplaats van goederen vanuit de
gehele wereld. In 1609 werd de
Amsterdamsche Wisselbank opgericht,
en in 1611 de Amsterdamse
Wisselbeurs, naar het voorbeeld van de
Antwerpse beurs. Dit droeg ertoe bij,
dat Amsterdam tot het financile
centrum van de wereld uitgroeide, een
positie die Londen en Hamburg pas in
het midden van de achttiende eeuw
overnamen.
Een belangrijke bijdrage werd ook
Landschap met vissers en turfstekende boeren in het laagveen, 1783, Hendrik Willem
Schweickhardt.Grootschalige mechanische energieopwekking vond voor het eerst plaats
geleverd door turf. Hout, houtskool,
met wind- en watermolens. Een belangrijke bijdrage aan de welvaart van de Verenigde
waterkracht en windenergie waren niet
Provincin tijdens de Gouden Eeuw werd geleverd door turf. Het geheel maakte een
altijd en overal beschikbaar en zolang
proto-industrialisatie mogelijk die pas voorbij werd gestreefd met de industrile revolutie
men slechts over een beperkte
in het Verenigd Koninkrijk.
hoeveelheid energie kon beschikken,
woonde de overgrote meerderheid van de bevolking in armoede. Doordat de Zeven Provincin over turf konden
beschikken, kon men zich hieraan kunnen ontworstelen.[3]
Van groot belang was ook de nijverheid. De paltrok houtzaagmolen stelde de Zaanstreek zelfs in staat uit te groeien
tot het grootste scheepsbouwcentrum ter wereld. Poldermolens werden ook steeds belangrijker doordat natuurlijke
afwatering van polders steeds problematischer werd door het inklinking van ontgonnen veen. Door vervening met
behulp van de baggerbeugel ten behoeve van de turfwinning waren daarnaast ook veenplassen ontstaan. Deze
konden door wind en golfslag sterk groeien, wat bekendstond als de 'Waterwolf'. Dit bedreigde op den duur onder
meer Haarlem, Leiden en zelfs Amsterdam, waarna de meeste plassen verplicht ingepolderd en drooggelegd werden,
wat leidde tot de nog steeds typerende veenpolders.
Het embargo van Filips II op de handel van de Republiek met de Spaanse landen belemmerde de handel met
Lissabon, dat de stapelplaats was van producten uit Noord- en Zuid-Amerika en Azi. In combinatie met het
onvermogen van de Portugezen hun schepen veilig naar Europa te laten terugkeren, waardoor het aanbod afnam bij
een almaar stijgende vraag, en een verhoogde kennis van de Aziatische vaarroutes en havens in de Lage Landen,
zorgde dit ervoor dat men de winstgevende specerijenhandel dan maar direct ging bedrijven via de VOC, waardoor
er uiteindelijk ook ver buiten Europa werd gehandeld. Er werden specerijen uit India en de Indonesische archipel
gehaald en kolonin gesticht in Brazili, Nieuw-Nederland en de Kaapkolonie. In de Indonesische archipel werden
handelsnederzettingen gevestigd in wat later de kolonie Nederlands-Indi zou worden. Hoewel de VOC grote
winsten wist te bereiken voor de aandeelhouders, droeg de handel op Indi slechts in beperkte mate bij tot de
winsten, die vooral in de Europese handel werden bereikt. De WIC moest het Spaanse en Portugese monopolie op de
handel in Amerika en Afrika doorbreken. De WIC moest zijn winst vooral halen uit de slavenhandel en de kaapvaart.
Het zou nooit het succes van de VOC evenaren, maar Piet Hein, admiraal in dienst van de WIC, wist in 1628 de
Spaanse zilvervloot te veroveren. De buit van 11.509.524 gulden bedroeg meer dan de oorlogslasten dat jaar.
Kunst en wetenschap bloeiden in het spoor van de economische voorspoed. De groeiende stand van welvarende
burgers maakte dat een grote markt ontstond voor de kunsten, wat vooral tot uiting in de schilderkunst van de
Hollandse meesters, zoals Rembrandt, Vermeer, Frans Hals en vele anderen. In de literatuur traden onder anderen

25

Geschiedenis van Nederland


P.C. Hooft en Vondel op de voorgrond, terwijl onder meer Huygens en Leeuwenhoek belangrijke wetenschappers
waren.
Frederik Hendrik volgde Maurits op. Zijn militaire reputatie als stedendwinger evenaarde die van zijn halfbroer en
hij wist de generaliteitslanden te veroveren. Politiek was hij echter verreweg de meerdere van Maurits. Hij wist de
onderdrukking van de remonstranten te beindigen zonder de contraremonstranten van zich te vervreemden. Holland
kon hij in toom houden met behulp van de meerderheid van de overige gewesten in de Staten-Generaal, wat een
verwijdering tot gevolg had tussen de Hollandse regenten en de prinsen van Oranje die zich steeds meer als
monarchen begonnen te gedragen. In 1648 werd de oorlog met Spanje beindigd, tegen de zin van stadhouder
Willem II. Zijn pogingen de macht naar zich toe te trekken resulteerden na zijn onverwachte dood in 1650 tot het
eerste stadhouderloze tijdperk (1650-1672).

Eerste stadhouderloze tijdperk


Nu de oorlog voorbij was, kon de
vraag gesteld worden of het
bondgenootschap in stand moest
blijven, wat in de Grote Vergadering
van 1651 werd bevestigd. Dit tijdperk
werd binnenlands gekenmerkt door de
ware vrijheid de heerschappij van
de regenten die geen vrijheid in de
moderne zin van het woord was, maar
het bezit van bepaalde privileges en
rechten. Johan de Witt zou als
raadpensionaris van Holland de
belangrijkste staatsman zijn van de
Zeven
Provincin,
maar
altijd
ondergeschikt aan de Staten. Over het
algemeen bekommerden de regenten
zich weinig om het politieke
De bedreigde zwaan, Jan Asselijn.
draagvlak. De Oranjes konden
Een zwaan verdedigt haar nest tegen een hond. Het is later genterpreteerd als allegorie
daardoor na beide stadhouderloze
voor Johan de Witt die Holland beschermt tegen de vijand.
tijdperken steeds terugkeren, hoewel
dit afgezien van de toevoeging van een
stadhouder aan de bestuursvorm niets veranderde. In deze voor Europese begrippen tolerante periode trok onder
anderen Descartes eerder al naar de Nederlanden, maar het werk van Spinoza ging zijn tijdgenoten te ver en werd
verboden.
Buitenlands was dit de tijd van de handelsoorlogen. Frankrijk en Engeland waren bevrijd van hun interne problemen
en eisten hun deel van de welvaart. Na een lange tijd van Habsburgse dominantie, was Frankrijk nu de belangrijkste
macht in Europa. Cromwell stelde een unie tussen het Engelse Gemenebest en de Zeven Provincin voor. Dit werd
afgeslagen, waarna de Akte van Navigatie uit 1651 restricties oplegde aan de vaart op Engeland. De daaropvolgende
Eerste Engelse Oorlog (1652-1654) werd verloren door de Republiek. Bij de eerste vrede van Westminster werd dan
ook bepaald dat de restricties in stand bleven. Bovendien werd Willem III in een geheime clausule, de Akte van
Seclusie, uitgesloten van het stadhouderschap. In zijn Deductie verdedigde De Witt deze uitsluiting en de ware
vrijheid. Onder de Franse koning Lodewijk XIV legde ook de grondlegger van het mercantilisme, Colbert restricties
op aan de handel op Frankrijk.

26

Geschiedenis van Nederland


De Republiek en Engeland kwamen opnieuw in conflict en in 1665 verklaarde Engeland de Republiek de oorlog.
Nadat admiraal Michiel de Ruyter de Theems opvoer en een deel van de Engelse vloot vernietigde in de tocht naar
Chatham, werd de vrede van Breda gesloten in 1667. De Engelsen kregen de Nederlandse bezittingen in
Noord-Amerika, waaronder Nieuw-Amsterdam, maar Suriname werd Nederlands en de Akte van Navigatie werd
versoepeld. Hoewel deze Tweede Engelse Oorlog overtuigend werd gewonnen en de Staatse vloot oppermachtig
maakte, werd het steeds duidelijker dat de Republiek in de problemen zou komen, zodra men de grootmachten niet
tegen elkaar wist uit te spelen. In 1668 werden Engeland en de Republiek nog wel beide lid van de Triple Alliantie
die Spanje te hulp moest komen. Lodewijk XIV had namelijk de Devolutieoorlog (1667-1668) ontketend om de
Spaanse Nederlanden te veroveren. Het vormen van deze alliantie was voorlopig voldoende om deze Franse opmars
te stuiten.
In 1672 bleek hoe het fout kon gaan. In dit Rampjaar hadden Karel II en Lodewijk XIV elkaar gevonden in het
verdrag van Dover. Engeland verklaarde de Republiek volgens Marvell this undigested vomit of the sea de
oorlog, en zowel Frankrijk als de bisdommen Mnster en Keulen deden hetzelfde. Frankrijk, Keulen en Mnster
vielen de Republiek binnen; een Engelse landingspoging werd na de slag bij Solebay ternauwernood verijdeld.
Terwijl de buitenlandse troepen met een verbijsterende snelheid optrokken tot aan de waterlinie en Utrecht in juni
1672 viel, werden de gebroeders De Witt gelyncht in Den Haag, waarna Willem III, die in het complot tegen de De
Witts een nooit helemaal opgehelderde rol zou hebben gespeeld, tot stadhouder werd benoemd.

Willem III
De crisis gaf de orangisten de overhand. Onder Willem III wist men uit de benauwde situatie te komen, waarbij
admiraal Michiel de Ruyter de gezamenlijke zeemacht van Frankrijk en Engeland wist te verslaan. Met keizer
Leopold I, Spanje en de verdreven hertog van Lotharingen werd een alliantie gesloten waardoor de aanvallers terug
konden worden gedreven. Engeland (tweede vrede van Westminster), Keulen en Mnster sloten daarop in 1674
vrede. In 1678 werd uiteindelijk ook met Frankrijk een ongunstige vrede gesloten. Hierna zou Willem III zich
blijven richten op het vormen van een Europese coalitie tegen het expansionisme van Lodewijk XIV. Hoewel hij
hierbij successen boekte, begon de teruggang van de macht van de Republiek zich af te tekenen.
Nadat koning Jacobus II van Engeland in 1688 onverwachts een mannelijke katholieke erfgenaam kreeg, werd diens
schoonzoon, stadhouder Willem III, door bepaalde Engelse facties uitgenodigd om koning van Engeland te worden.
Onder zware druk van het Franse expansionisme speelde Willem III een alles of niets politiek, die wonderwel goed
afliep. Hij rustte in de zomer van 1688 een voor die tijd enorme invasiemacht uit, die in het najaar van 1688 vanuit
Hellevoetssluis vertrok en in zuidwest-Engeland aan land ging. Na enige schermutselingen wist het leger van Willem
III de relatief beperkte en niet erg effectieve legermacht van zijn schoonvader te verdrijven, waarna het leger van
Willem III Londen bezette. Op deze gedurfde wijze kwam de Glorious Revolution tot stand en werd de groeiende
Franse invloed op de Engelse troon teniet gedaan. De al sinds Willem II bestaande verbinding tussen Oranje en de
Stuarts werd bevestigd. Nu Willem III ook in Engeland aan de macht was, slaagde hij er in met succes weerstand te
bieden aan de Franse agressiepolitiek van Lodewijk XIV. Vanaf dat moment liep de Republiek in politiek opzicht
gedurende vijfendertig jaar aan de hand van Engeland. Met Willem III ook in Engeland aan de macht, kon hij zich
nog sterker richten op het bestrijden van de Franse hegemonie. Hij speelde een belangrijke rol in anti-Franse
coalities tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) en tot aan zijn dood in 1701 in de Spaanse Successieoorlog
(1701-1713).

27

Geschiedenis van Nederland

Willem III bracht tevens zijn bankiers


en raadgevers naar Londen en voerde
economische
verbeteringen
door.
Sindsdien begon Engeland steeds meer
de Republiek te overvleugelen, vooral
in de koloniale handel. Voor een deel
kwam dat omdat Engeland nu een goed
functionerend centraal gezag had.
Maar de grootste reden was de sterk
toegenomen bevolking van Engeland,
die in het algemeen goed was opgeleid
en daarmee dus bovendien de
Het IJ voor Amsterdam met de 'Gouden Leeuw', het voormalige vlaggeschip van Cornelis
productie per persoon kon vergroten.
Tromp, 1686, Willem van de Velde de JongeDe Nederlandse handelsvloot in de
Bovendien steunde het vernieuwde
achttiende eeuw bleef van grote omvang, maar kon de Engelse en Franse groei niet
Engelse bestuur handel, economie en
evenaren. Ook de Staatse vloot bleef een macht om rekening mee te houden, maar verloor
na de Derde Engelse Oorlog (1672-1674) het overwicht. De Republiek bleef welvarend,
technische vernieuwingen; zo werd de
maar
het was een periode van consolidatie die de opwinding van de expansie van de eeuw
vloot
sindsdien
voortdurend
daarvoor miste. De regentenklasse werd een steeds geslotener oligarchie, waar de komst
gemoderniseerd en uitgebreid. Door
van een stadhouder niets aan veranderde.
deze vernieuwingen slaagde Engeland
er na 1688 in om de Republiek, die
onder een steeds toenemende belastingdruk gebukt ging, in economisch en technologisch opzicht te overvleugelen.

Tweede stadhouderloze tijdperk


Door het hardvochtige bestuur van Willem III koos men buiten Friesland en Groningen na zijn kinderloos overlijden
geen nieuwe stadhouder. De handel en scheepvaart kenden niet meer de groei van de vorige eeuw, maar bleef
substantieel. De handel van Frankrijk en vooral Engeland groeide echter wel sterk, zodat het aandeel van de Zeven
Provincin relatief kromp. De Republiek had nog wel een belangrijke financile sector, waarbij buitenlandse
regeringen grote leningen aangingen bij Amsterdamse bankiers.

28

Geschiedenis van Nederland

29
Politiek en militair zat de Republiek in het tweede
stadhouderloze tijdperk (1702-1747) op de tweede rang.
Economisch speelde na veertig jaar oorlog met Frankrijk
de enorme staatsschuld een grote rol, waarbij vooral na
de Spaanse Successieoorlog bleek dat de Republiek
boven haar macht werkte. Engeland en de Republiek
streden in deze oorlog samen met een aantal bondgenoten
om vereniging van de Spaanse en de Franse monarchie te
voorkomen. Dit werd een bijzonder lange en uitputtende
oorlog voor alle partijen, waarin de Republiek voor het
laatst een eigen rol speelde in de Europese
machtsverhoudingen. Bij de vrede van Utrecht in 1713
bereikte de anti-Franse coalitie haar doel, maar de
onderhandelingen gingen over de hoofden van de
Nederlandse gedelegeerden heen. In de woorden van de
Franse onderhandelaar Melchior de Polignac; Nous
traiterons sur vous, chez vous, sans vous, We
onderhandelen over u, bij u, zonder u.

Het Groote Tafereel der Dwaasheid, 1720.Een hausse brak aan in


Engeland toen er een einde kwam aan de South Sea Bubble en in
Frankrijk aan de Mississippi Company van John Law. Ook de
beurs in Rotterdam kreeg klappen vanwege een scherpe koersval,
maar minder ernstig dan in Londen en Parijs, waar veel actionisten
door windhandel aanzienlijke verliezen leden. In Amsterdam werd
het Engelse koffiehuis in de Kalverstraat bestormd. De
burgemeesters verboden de makelaars nog langer te handelen in de
bubbel- en windnegotie.

Het gevolg was een afhankelijkheid


van Engeland, de nieuwe maritieme
macht waaronder de Staatse vloot zou
vallen. De Oostenrijkse Nederlanden
werden met het barriretractaat een
bufferstaat waar Staatse garnizoenen
gelegerd lagen. De Zeven Provincin
werden een nachtwakersstaat waarin
afgezien van de hervormingsgezinde
Slingelandt geen grote namen naar
voren
kwamen.
Hoewel
de
orangistische tendens veel minder sterk
was dan in het eerste stadhouderloze
tijdperk, veroorzaakte de inval van

Zeventig procent van het inkomen van Holland ging op


aan rente, wat enige offensieve ambitie onmogelijk
maakte. Dat er een periode van meer dan dertig jaar vrede
volgde, werd dan ook niet afgedwongen door de kracht
van de Republiek, maar doordat Engeland en Frankrijk in
deze periode afzagen van een agressieve politiek.

Gods slaandehand over Nederland door de pest-siekte onder het rundvee, Jan Smit, 1745

Geschiedenis van Nederland


Franse troepen in het zuiden van de Republiek in 1747 een paniek die een herhaling leek van het rampjaar. Dit bracht
Willem IV de functie van stadhouder, voor het eerst in alle gewesten. Internationaal kon de politiek lange tijd
gebaseerd worden op het uitspelen van de Frans-Engelse tegenstellingen, maar na de Zevenjarige Oorlog
(1756-1763) had zich in Europa een nieuw machtsevenwicht gevormd, waardoor dit niet meer werkte en de
Republiek steeds meer werd overgeleverd aan de welwillendheid van de grootmachten.
Waar in 1719 nog werd gezegd dans ce pays tout est nouveau (in dit land is alles nieuw), schreef Boswell in 1764:
you meet with multitudes of poor creatures who are starving in idleness (je komt menigtes van mensen tegen die
verhongeren in ledigheid). Na 1688 was de handel op Spanje en Azi gaan stagneren om na 1720 in te storten. Dit
gold ook voor de visserij. Door de lage prijzen en de relatief hoge lonen was dit niet direct merkbaar, maar na 1770
was er op grote schaal armoede. Het idee van een neergang werd extra kracht bijgezet door plagen als de paalworm
die de dijken en schepen aantastte en de runderpest, 'Gods slaande hand over Nederland'.

Patriottentijd
De tweede helft van de achttiende
eeuw was een roerige periode met wat
Godechot de Atlantische revoluties
noemde. Waar het eerder slechts ging
om adellijke privileges, begon nu ook
de volkssoevereiniteit van Rousseau
een rol te spelen.
In de Republiek groeide de onvrede
over de regentenklasse die zich steeds
meer afsloot van het volk. Het bestuur
van het land was eerder weliswaar
geen democratie geweest, maar het
volk had nog wel invloed uit kunnen
oefenen. De onvrede kwam het eerst
tot uiting in de pachtersoproer in 1748.
Het Pruisische leger trekt Amsterdam binnen via de Leidsepoort
De doelisten zagen Willem IV als
degene die het bestuur kon hervormen,
maar toen hij aan de macht kwam, bleek hij niet van plan de bestaande structuur te veranderen.
De vroege dood van Willem IV in 1751 liet het stadhouderschap toekomen aan de driejarige Willem V die in 1766
meerderjarig werd. Ook hij wist daarna niet de politieke vernieuwing te brengen waarop gehoopt werd. Aan het eind
van de achttiende eeuw groeide dan ook de interne verdeeldheid in Nederland. De verlichting begon ook invloed te
krijgen in de Republiek, waar een goed onderwijs bestond en daarmee een relatief grote groep geletterden. Dit leidde
tot de wil naar een meer democratisch regeringssysteem. Aan de andere kant waren er de orangisten, die stadhouder
Willem V nog meer macht wilden geven in navolging van de Franse koningen.
Dat Nederland werd benvloed door de gebeurtenissen in Frankrijk wordt tegengesproken door Israel. Hij betoogt
daarentegen dat de wisselwerking begon in de Nederlanden, waar de radicale verlichting ontstond uit het radicale
cartesianisme. De Patriottenbeweging was volgens hem de enige grote Europese democratische massabeweging voor
de in 1789 begonnen Franse Revolutie.
Internationaal waren de verhoudingen gewijzigd en was er na eeuwen niet langer een Frans-Habsburgse
tegenstelling, waardoor in 1782 de barriresteden ontruimd moesten worden. Bij de Staten van Holland en de
Staten-Generaal ontstond onvrede over het stadhouderlijk stelsel die gedeeld werd met de regenten die in de
pro-Engelse koers van de stadhouder een bedreiging voor de handel zagen. De Amerikaanse revolutie (1775-1783)
werd toegejuicht door de democraten, maar ook door de regenten die daarin een vermindering van de Engelse macht

30

Geschiedenis van Nederland


zagen.
De bestaande onvrede werd versterkt door het rampzalige verloop van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) die
volgde op de erkenning van de Verenigde Staten tijdens de Amerikaanse revolutie (1775-1783). De Republiek was
in 1782 na Frankrijk het tweede land dat de Verenigde Staten erkende en de Britten verklaarden haar de oorlog om te
voorkomen dat Nederland eerst met andere neutrale landen een alliantie zou aangaan en dan alsnog in de
Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog betrokken zou raken. Met de oorlog kwam een einde aan een eeuw van
bondgenootschap. De Engelsen maakten daarbij handig gebruik van uiterst trage besluitvorming in de Republiek. De
oorlog betekende een ramp voor Nederland, vooral economisch. De vloot waarmee de Republiek tegen de Engelsen
ten strijde trok, was even groot als die waarmee Michiel de Ruyter de Engelsen had verslagen. Terwijl echter de
investeringen in de vloot in de Republiek stabiel waren, waren ze in Engeland explosief gestegen.
In 1786 en 1787 escaleerden de binnenlandse problemen. De onvrede van de regenten richtte zich op het
patronagestelsel van Willem V, dat hun invloed had doen afnemen. De democratische beweging had daarentegen
juist bezwaar tegen het oligarchische karakter van het bestuur. Hoewel de motieven dus van verschillende aard
waren, noemden de anti-orangisten zich allen patriotten, al steunden niet alle anti-orangistische regenten de
toenemende politieke participatie van de burgers. Zij vreesden de mogelijke democratische beweging waardoor zij
mogelijk meer zouden verliezen dan winnen en werden aristocraten genoemd.
De patriotten grepen onder het mom van grondwettige herstelling terug op de Opstand en de Gouden Eeuw en
wilden de oude rechten en privileges terug. Door samenwerkende regenten en burgers werden Willem V zijn
bijzondere benoemingsrechten ontnomen. Op lokaal niveau begon zich een revolutie af te tekenen, waarbij
vrijkorpsen een belangrijke rol speelden. Willem V voelde zich niet meer veilig en vertrok naar Nijmegen. Hij kon
zich niet vinden in het plan van de orangisten om hem te herstellen en weigerde mee te werken. Zijn kordater vrouw,
prinses Wilhelmina, bood aan zijn plaats in te nemen, waarna haar aanhouding bij de Goejanverwellesluis leidde tot
de Pruisische inval die de Oranjerestauratie af zou dwingen. Veel patriotten vluchtten naar Frankrijk waar zij een
niet onbelangrijke rol hadden in de Franse Revolutie die hen terug zou brengen naar de Republiek tijdens de
Bataafse revolutie.

31

Geschiedenis van Nederland

32

Bataafse tijd
Zie Franse tijd in Nederland voor het
hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de Franse Revolutie hadden de


Fransen in 1794 de Zuidelijke
Nederlanden bij de Franse republiek
gevoegd. In 1795 vielen de Franse
troepen ook Nederland binnen. Zij
bezorgden daarbij de patriotten, die
samen met de Franse legers weer
terugkeerden, alsnog de macht. In
naam maakte het geen onderdeel uit
van de Franse republiek, maar werd de
Bataafse
Republiek
gevestigd.
Stadhouder Willem V vluchtte naar
Engeland waar hij met de verklaring
van Kew de Nederlandse kolonin
onder Brits beheer bracht.

Een jongen op straat aangevallen door een slagersjongen met een hakmes, 22 november
1806, Christiaan Andriessen. Wat scheeld er aan jongen? Wel die jongen snijd me daar
met een hakmes in mijn smoel.Hoewel zinloos geweld een recente term is, is het een
fenomeen van alle tijden. Het kwam ook voor in Amsterdam tijdens de Bataafse tijd waar
door de oorlog met het Verenigd Koninkrijk de handel tot stilstand kwam en de bevolking
uit armoede wegtrok, terwijl andere steden vervielen tot slechts marktplaatsen.

In de voorgaande eeuwen was in de


Republiek een notie van de moderne
staat bereikt. De Staten hadden een soevereiniteit die bij andere Europese landen door middel van een revolutie
bereikt moest worden. Dat gold ook voor de politieke en religieuze tolerantie, de gelijkheid van alle burgers en de
verdeling van de welvaart over de bevolking. Dat betekende niet dat er geen sociale ongelijkheid was en met de
neergang van de Republiek kwam het institutioneel onvermogen aan het licht. Door de bestaande situatie was deze
periode veel minder gewelddadig dan in Frankrijk en kon vooral aandacht besteed worden aan de vorming van een
land waarin het provinciale overwicht van Holland vervangen werd door een centraal geleid bestuur. Het betekende
wel dat men een vazalstaat van de nieuwe Franse republiek werd en volgens het Verdrag van Den Haag een
schadeloosstelling van honderd miljoen gulden moest betalen voor de bevrijding.
Binnenlands was er aanvankelijk enige onafhankelijkheid en werden de Rechten van de Mens en Burger ingevoerd,
waarmee onder andere alle religies gelijk werden gesteld. De Nationale Vergadering was de eerste democratische
volksvertegenwoordiging in Nederland, maar bleek niet in staat het staatsbestel te hervormen door de tegenstellingen
tussen de unitarissen, voorstanders van de eenheidsstaat, en de federalisten die provinciale soevereiniteit
voorstonden. Na drie jaar leidde de frustratie tot twee staatsgrepen met Franse steun waarna met de Staatsregeling
van 1798 de eerste Nederlandse grondwet werd ingevoerd. Dit was een radicale breuk met het provincialisme en was
op staatkundig gebied de belangrijkste verandering sinds de Opstand.
Als bondgenoot van Frankrijk nam de Bataafse Republiek deel aan de Tweede Coalitieoorlog. Op 27 augustus 1799
landde een Brits-Russische troepenmacht van 32.000 man in Den Helder. Op 3 oktober werd Alkmaar bezet. In de
slag bij Castricum wist het Bataafs-Franse leger onder de generaals Herman Willem Daendels en Guillaume Brune
op 6 oktober echter een beslissende overwinning te behalen tegen de gecombineerde Brits-Russisch strijdmacht. Als
gevolg van de blokkade door de Britse marine werd met name de economie van de kustprovincies zwaar getroffen.
De handel overzee lag zo goed als stil. Een groot deel van de kolonies ging definitief verloren aan de Britten. In de
grote steden in het westen, zoals Amsterdam en Leiden zat een groot deel van de bevolking in de bedeling.
Noodgedwongen veranderde Nederland in deze periode steeds meer in een agrarische samenleving waarbij zelfs
Amsterdam een groot deel van zijn bevolking verloor.

Geschiedenis van Nederland

33

Het volk verloor zijn enthousiasme voor de politiek. Rond 1800 wist men evenwel tot nationale verzoening te
komen, waarbij de Fransen steeds meer als bezetters in plaats van bevrijders werden gezien. In 1801 was er wederom
een staatsgreep. Het Bataafs Gemenebest werd ingesteld dat weer een federaler karakter kreeg. Ook dit bewind
voldeed niet aan de verwachtingen, waarna Napoleon in 1805 Schimmelpenninck aanstelde als raadpensionaris.
Hoewel deze een jaar later al aan de kant werd geschoven, wist Schimmelpenninck belangrijke hervormingen door te
voeren. Na de omvorming van het Bataafs Gemenebest tot het Koninkrijk Holland in 1806 stelde Napoleon zijn
broer Lodewijk Bonaparte aan als koning. Lodewijk Bonaparte zette de lijn van Schimmelpenninck door, maar
identificeerde zich volgens zijn broer te veel met zijn onderdanen, onder andere door een gebrekkige naleving van
het continentaal stelsel. In 1810 werd het land daarna in etappes ingelijfd door het Franse Keizerrijk. De staatsschuld
was in achttiende eeuw en Bataafse tijd zodanig uit de hand gelopen dat Napoleon in 1810 zelf de tircering van de
staatsschuld oplegde.
Na de desastreus verlopen veldtocht naar Rusland en volkerenslag verlieten de Franse troepen in 1813 het land.
Vooral door Hogendorp lag het initiatief voor een nieuwe staat niet bij de geallieerden. Hoewel de rol van Oranje in
de jaren daarvoor voorbij leek te zijn, werd de zoon van de overleden Willem V gevraagd soeverein te worden. De
invoering van de Franse wetgeving zou echter van blijvende betekenis blijken.

Verenigd Koninkrijk
Zie Verenigd Koninkrijk der Nederlanden voor het hoofdartikel over dit
onderwerp.

Na het vertrek van de Fransen werd in het noorden al snel begonnen


met de vorming van een nieuwe staat. In 1813 werd Willem I soeverein
vorst, terwijl in 1814 de nieuwe grondwet werd aangenomen. Men kon
hierbij rekenen op steun van de Britten, die een sterke bufferstaat
wilden tegen de Franse expansiedrift. In het zuiden ontbrak een
dergelijke beweging. Waar het noorden drie jaar deel uit had gemaakt
van het Franse rijk, was dit voor het zuiden bijna twintig jaar het geval
geweest. De grote mogendheden zagen het zuiden als een te zwakke
zelfstandige bufferstaat, waarvoor ook het binnenlands initiatief
ontbrak. Oostenrijk wilde echter zijn oude erflanden niet terug. In 1815
besloten de mogendheden tijdens het Congres van Wenen tot de
vereniging van noord en zuid. In het zuiden was er aanvankelijk sprake
van aarzeling, maar de honderd dagen van Napoleon trok de Belgen
over de streep om zich aan te sluiten bij het Verenigd Koninkrijk,
daarbij geholpen door "Hollandse rekenkunde", Arithmtique
hollandaise.

Een neger, levend aan zijn ribben opgehangen in


een vertaling van Narrative of a five years'
expedition against the revolted Negroes of
Surinam van Stedman uit 1796. Het boek
vooral door de illustraties aangrijpend was
belangrijk in de vroege fase van het
abolitionisme.

Hoewel Willem I wel wordt vergeleken met de verlichte despoten, had


hij wel degelijk te maken met de grondwet en de Eerste en Tweede
Kamer. Dit weerhield hem er niet van om buiten de kamers om te
regeren en zo het land te herstellen van de verwoestende Franse
overheersing. Willem I pakte de wederopbouw krachtig aan. De in het
zuiden in de Franse tijd florerende industrie werd gestimuleerd, terwijl
in het noorden de nadruk lag op het herstel van de handel en scheepvaart. In het gehele land werd de infrastructuur
aangepakt en werden talrijke kanalen gegraven en wegen verbeterd. Een reeks nieuwe instellingen waaronder de

Geschiedenis van Nederland


NHM moest de welvaart verbeteren om Nederland zo uiteindelijk weer een grote mogendheid te maken. De
grotendeelse teruggave van de kolonin door de Britten hielp hierbij, hoewel het tot de invoering van het
cultuurstelsel in Nederlands-Indi in 1830 zou duren voor er sprake was van een batig slot.
Zo voortvarend als Willem I de economie stimuleerde, zo conservatief was zijn politiek. In bestuur en hoge
legerposten waren de Belgen zwaar ondervertegenwoordigd, hoewel ze een groter deel van de bevolking en het leger
uitmaakten. De taaldwang zorgde voor de nodige weerstand in het zuiden, waar niet alleen Walloni Franssprekend
was, maar ook de hogere bourgeoisie in Vlaanderen. De katholieken, die de meerderheid van de bevolking
uitmaakten, eisten vrijheid van onderwijs en godsdienst en de liberalen hadden bezwaren tegen de autoritaire
regeerstijl van Willem I. Dit leidde tot het Monsterverbond en uiteindelijk de Belgische afscheiding in 1830.

Koninkrijk der Nederlanden


De kostbare volhardingspolitiek van Willem I resulteerde in hoge financile lasten. Daarnaast werkte het systeem
niet meer waarbij de in het zuiden gefabriceerde producten door noordelijke schepen vervoerd werden. Het was nu
duidelijk dat Nederland tot de kleine mogendheden behoorde en noodgedwongen begon men een neutraliteitspolitiek
te volgen.

Parlementaire democratie
Zie Grondwetsherziening van 1848 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de Franse revolutie en het verslaan van Napoleon had het reactionisme de overhand gekregen. In het revolutiejaar
1848 zette men zich hier weer tegen af met onlusten in heel Europa. Het startpunt was weer Frankrijk waar de
reactionaire koning werd afgezet en een burgerregering aan de macht kwam. Snel daarna kwamen ook
volksopstanden voor in onder andere Duitsland en Oostenrijk. In Nederland verliep dit jaar relatief rustig doordat
Willem II naar eigen zeggen in n nacht van conservatief tot liberaal was geworden. Hij liet een nieuwe grondwet
ontwerpen door de liberaal Thorbecke. Nederland werd een constitutionele monarchie, terwijl de ministers voortaan
verantwoordelijk waren voor het beleid in plaats van de koning. Thorbecke kon dit daarna aanvullen met de nodige
hervormingen, maar kwam in 1853 ten val na het herstel van de bisschoppelijke hirarchie en de daaropvolgende
Aprilbeweging.
De schoolstrijd zou daarna een belangrijk onderdeel van de politiek vormen, waarin zich confessionele partijen
begonnen te vormen in oppositie tegen het jarenlange overwicht van de liberalen, met de protestantse
Anti-Revolutionaire Partij als eerste landelijke politieke partij. Waar de parlementsleden zich eerder verenigden in
informele allianties en kiesverenigingen, ontstonden aan het einde van de negentiende eeuw meerdere politieke
partijen.
In Nederlands-Indi volgde Nederland een zogenaamde onthoudingspolitiek. Dit hield in dat men in de
buitengewesten geen bestuur vestigde, maar zich beperkte tot relaties met de inheemse vorsten. Een andere politiek
zou financieel en militair te veel inspanningen vergen. Onder andere onder druk van het modern imperialisme van
andere landen aan het einde van de negentiende eeuw, kwam het desondanks tot een koloniale expansie, wat wel de
koloniale paradox wordt genoemd. Deze expansie kon met zwaar geweld gepaard gaan.

34

Geschiedenis van Nederland

Modernisering
De invoer van goedkoop graan en andere landbouwproducten uit de
VS en Canada veroorzaakte tussen 1878 en 1895 een landbouwcrisis
waardoor de werkgelegenheid op het platteland sterk terugliep. In de
veenkolonin van Groningen en Drenthe waar al grote sociale
verschillen bestonden, had dit in 1888 in Appelscha de eerste
grootschalige staking in Nederland tot gevolg waar loonsverhoging en
afschaffing van de gedwongen winkelnering werd geist.
Een groot deel van de bevolking trok dan ook weg van het platteland.
Deels was dit migratie richting de steden, maar een substantieel deel
emigreerde ook richting het buitenland. Door de verstedelijking die
hier het gevolg van was, zette de industrialisatie vooral in het oosten en
het zuiden sterk door. Daartoe droeg de trein bij waarvan het eerste
exemplaar in 1839 ging rijden tussen Amsterdam en Haarlem. Ook
breidde de dienstensector zich uit. Dit alles droeg belangrijk bij aan de
economische groei, maar de verstedelijking maakte ook de onderste
De fabriekskinderen: "Leve mijnheer van
sociale lagen van de samenleving zichtbaar als arbeidersklasse. Hieruit
Houten", 1874, Elias Spanier.
Het kinderwetje van Van Houten was de eerste
ontstond een arbeidersbeweging die zich organiseerde in politieke
sociale wet in Nederland. Langzaam begon de
partijen en vakbewegingen. Naast de schoolstrijd werden uitbreiding
overheid een grotere rol te spelen na de eerdere
van het kiesrecht en verbetering van de sociale omstandigheden van de
terughoudendheid van de liberalen.
arbeiders belangrijke politieke thema's. Er begon zich een verzuiling af
te tekenen die met het burgerlijk karakter de Nederlandse samenleving
zou kenmerken tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw. De gestegen welvaart ging gepaard met een grote
opbloei van kunsten en wetenschappen. Geleidelijk verdween de echte armoede, terwijl arbeidsvoorwaarden een
wettelijke basis kregen. De positie van kinderen verbeterde langzaam met de invoering van het Kinderwetje van Van
Houten in 1874 en de instelling van de leerplicht in 1901.
Hoewel de neutraliteit voortkwam uit onvermogen, begon Nederland zich te profileren als gidsland. Dit stond in
tegenspraak met het beleid in de kolonin, waardoor een ethische politiek ontstond. Onder andere door de
economische belangen kwam dit niet verder dan het financieren van volksonderwijs en een beperkte mate van
politieke participatie van de koloniale bevolking.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) wist Nederland neutraal te blijven, maar het was wel het einde van de
sterke economische groei. Het leger werd wel gemobiliseerd toen in augustus 1914 de oorlog uitbrak, terwijl de
Duitse invasie in Belgi tot ca. 1 miljoen vluchtelingen uit dat land leidde. Omdat de omliggende landen in oorlog
waren en de Noordzee niet veilig meer was voor de scheepvaart, werd voedsel schaars en dreigde er zelfs
hongersnood. Er werd een bonnensysteem voor de voedseldistributie ingesteld. Een fout in de distributie leidde in
1917 tot het zogenaamde aardappeloproer in Amsterdam.
Onder druk van de oorlogsomstandigheden kwam de politiek tot de pacificatie van 1917 waarmee niet alleen de
angel grotendeels uit de conflicten werd gehaald, maar ook de verzuiling officieel bevestigd werd. Er kwam een
einde aan de schoolstrijd en voor mannen werd het algemeen kiesrecht ingevoerd, twee jaar later gevolgd door het
vrouwenkiesrecht. De sociale kwestie werd echter niet opgelost en na de vergissing van Troelstra was de positie van
de socialisten ernstig verzwakt. Deze vergissing bestond er uit dat Troelstra, de leider van de SDAP, na de revoluties
in Duitsland en Rusland, in november 1918 eveneens tot een revolutie opriep onder de arbeiders, waar echter geen
gehoor aan werd gegeven.
De relatie met Belgi dat zwaar had geleden onder de oorlog was gespannen. De Belgen vonden dat Nederland niet
neutraal was geweest, omdat het Duitse troepen door Limburg had laten terugtrekken. Ze eisten Zeeuws-Vlaanderen

35

Geschiedenis van Nederland

36

en Zuid-Limburg op. Dit werd niet gehonoreerd, maar tot de Tweede Wereldoorlog zou de verhouding met Belgi
problematisch blijven. Nederland onthield zich van steun aan de Vlaamse Beweging ondanks de toespelingen op de
onderlinge band vanuit het Grootneerlandisme.

Burgerlijk-verzuilde samenleving
De ontwikkelingen hadden er ondertussen toe geleid
dat Nederland duidelijk te herkennen was als natiestaat.
In de periode na de Eerste Wereldoorlog werd de
bestaande ontwikkeling versneld. De infrastructuur
werd uitgebreid, onder meer met de Afsluitdijk en
eerder al het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg.
Op grote schaal vond ook een elektrificatie plaats, wat
grote veranderingen tot gevolg had voor transport,
massaproductie, huishoudens en communicatie. Niet
alleen de bestaande, maar ook nieuwe infrastructuur
ontstond met de komst van de luchtvaart. Van de in
1919 opgerichte KLM landde de eerste vlucht in 1920
op Schiphol. In de industrile sector groeiden enkele
zeer grote bedrijven als Philips, Shell en Unilever. In
de wetenschap en kunsten kwamen grote namen naar
voren, in de wetenschap zelfs dusdanig dat dit wel de
tweede Gouden Eeuw van de Nederlandse
natuurwetenschap is genoemd.

Veel werklozen konden meewerken aan de aanleg van de Afsluitdijk


tussen 1927 en 1932. Om de werkloosheid een halt toe te roepen
werden in 1935 werkgelegenheidsprojecten opgezet en werd de
import beperkt om binnenlandse bedrijven te steunen.

Ook begon er langzaam een sociaal stelsel te ontstaan.


Internationaal bleef men neutraal ondanks de toetreding
tot de Volkenbond en de vestiging van het Permanent
Hof van Internationale Justitie in Den Haag.
Hoewel er met de NSB en de CPN wel
antiparlementaire bewegingen waren, was de
parlementaire democratie tot de Tweede Wereldoorlog
nooit in gevaar. Na de gespannen verhoudingen met het
koningshuis in de negentiende eeuw, groeide de
populariteit van de koninginnen, waarbij meetelde dat
zij geen directe politieke invloed meer nastreefden.

Doovemansdeur, Johan Braakensiek, 1939


Werklozen tijdens de crisisjaren voor de gesloten deur van het
arbeidsbureau. De burgers lijken de nood van de arbeiders te
negeren.

Vooral politiek, vakbeweging, scholen, omroep, pers en


jeugdbeweging waren sterk verzuild. Getracht werd
ideologische tegenstellingen op te lossen met een
pacificatiepolitiek, wat vooral bij levensbeschouwelijke kwesties niet altijd lukte. Aangezien de confessionelen van
1918 tot 1994 altijd deel uitmaakten van de regering, had dit de nodige invloed.
De crisis van de jaren dertig bracht na een periode van voorspoed grote werkloosheid. Het op dat moment

Geschiedenis van Nederland

regerende kabinet-Ruijs de Beerenbrouck III voerde


een groot aantal bezuinigingsmaatregelingen en wetten
door, waaronder de Tarwewet, om de crisis te
doorstaan. Vrijwel alle landen rondom Nederland
devalueerden hun munt, waardoor de handelspositie
steeds slechter werd. Pas in 1936 werd door Colijn III
alsnog besloten de gulden te devalueren. Economisch
orinteerde Nederland zich in deze tijd zeer eenzijdig
op Duitsland. De invoering van het Sonderkonto bleek
een strop voor Nederland. De crisis duurde in
Nederland bijzonder lang, om te worden gevolgd door
de Tweede Wereldoorlog. Dit zou uiteindelijk een
toenemende invloed van de staat op de samenleving tot
gevolg hebben.

37

Nederlandse Joden in Buchenwald.

In deze periode ontwikkelde de nationale beweging in Nederlands-Indi zich. Leiders als Soekarno en Hatta eisten
bestuur of zelfs onafhankelijkheid en werden opgepakt en naar Nieuw-Guinea verbannen.
Langzaamaan kwam rond die tijd de toestroom van uit Duitsland gevluchte Joden op gang, maar om de relatie met
Duitsland niet te verstoren werd er een zeer streng toelatingsbeleid gehanteerd en werden veel Joden weer
teruggestuurd. Door de wereldwijd toenemende onrust werd besloten de defensie-uitgaven te verhogen en de
dienstplicht te verlengen. Nederland kon echter de meeste wapens niet zelf fabriceren en moest dus kopen. Met de
oorlogsdreiging waren de meeste landen echter steeds minder scheutig om internationale wapenleveranties of
doorvoer te tolereren. Nederland kon zich hierdoor niet afdoende bewapenen en bleef aansturen op volledige
neutraliteit tijdens de naderende oorlog.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) gebruikte het nationaalsocialistische bestuur Nederland onder meer
als wingewest om de oorlog te ondersteunen. De bezetters probeerden daarnaast de bevolking te nazificeren, terwijl
ruim honderdduizend Joden 75% van de Joodse bevolking in Nederland werd omgebracht in
vernietigingskampen. Slechts een klein deel van hen kon overleven door onder te duiken. Na een aanvankelijke
gematigde benadering, verhardde de bezetting al snel, vooral na de in bezet Europa unieke Februaristaking in 1941.
Zo richtten de Duitsers concentratiekampen in en startte steeds hardere repressie en terreur. Hoewel er zowel
verzetsbewegingen als collaborateurs waren, was de algemene houding er een van inschikken door vergaande
aanpassing, ook wel accommodatie genoemd. Toen op 5 mei 1945 heel Nederland was bevrijd, waren niet alleen
zo'n 200.000 Nederlandse burgers en militairen omgekomen, maar was veel weggeroofd of vernield.
Door de bezetter werden veel instellingen uit de verzuiling vervangen door algemene. Maar hoewel de verschillende
zuilen in het verzet samenwerkten en na de bevrijding de doorbraakgedachte heerste, keerde men al snel terug naar
de verzuiling van voor de oorlog. Daarmee was de oorlog minder een breuk dan verwacht zou kunnen worden. In
1948, in het vijftigste jaar van haar regeerperiode, trad koningin Wilhelmina af ten gunste van haar dochter Juliana.
Zij was vooral teleurgesteld omdat in het naoorlogse Nederland de vooroorlogse verzuilde samenleving, met
bijbehorende partijpolitieke cultuur, weer terugkwam en haar macht niet de gewenste groei had kunnen doormaken.
Er werd afstand gedaan van de falende neutraliteitspolitiek door lid te worden van de VN, de EG en vooral de
NAVO tijdens de Koude Oorlog. Willem Drees regeerde tijdens deze periode waarin de verzorgingsstaat werd
uitgebreid. Economische motieven, maar ook de spanning van de Koude Oorlog hadden een grote emigratie tot
gevolg die door de overheid werd gestimuleerd. Tussen 1947 en 1963 vertrokken 409.000 naar onder meer Canada,
Australi, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland.
De van 1942 tot 1945 door Japan bezette zeer rijke en winstgevende kolonie Nederlands-Indi ging na een
onafhankelijkheidsstrijd (1945-1949) definitief verloren voor Nederland. Met een koloniale oorlog die in Nederland

Geschiedenis van Nederland


eufemistisch bekendstond als de politionele acties werd enige jaren lang geprobeerd het gezag te herstellen, waarbij
de Nederlanders soms meedogenloos optraden. Zowel door de internationale druk van de Verenigde Naties en de
Verenigde Staten, in het bijzonder het dreigement de Marshallhulp stop te zetten, als door de vasthoudendheid van
de Indonesirs, werd Nederland gedwongen de nieuwe situatie te aanvaarden. In 1949 erkende Nederland de
Indonesische onafhankelijkheid. Een immigratiestroom van in totaal ca. 300.000 personen uit Indonesi kwam op
gang, bestaande uit Molukse ex-KNIL-militairen met hun gezinnen, Nederlandse repatrianten en "Indo's". Hoewel
oorspronkelijk gevreesd werd dat het verlies van de rijke kolonie tot economische malaise zou leiden (Indi verloren,
rampspoed geboren), bleek het tegendeel het geval. Tot zwarte Sinterklaas in 1957 was de economische band met
Indonesi samen met het Marshallplan nog wel van groot belang voor de wederopbouw.

Ontzuiling
In de jaren vijftig nam de welvaart in
Nederland snel toe. Dit was vooral te
danken aan de zich eindelijk
doorzettende industrialisatie en aan het
feit dat men in West-Europa lering trok
uit de fouten van het interbellum. Men
zag in dat hoge tolmuren fnuikend
voor de economie waren. Nederland,
Belgi en Luxemburg gingen daarom
vanaf 1958 economisch nauwer
samenwerken
in
de
Benelux.
Nederland was dat jaar ook een van de
zes landen die de Europese
Economische Gemeenschap oprichtten,
waaruit in de jaren daarop de Europese
Unie ontstond.
De ruilverkaveling, die vooral na de oorlog op gang kwam, maakte een einde aan de
akkertjes met kronkelsloten die vervangen werden door grote akkers met kaarsrechte
Na de watersnood van 1953 waarbij
sloten. Met de verstedelijking veranderde dit het landschap van Nederland aanzienlijk.
vele doden vielen, werd het Deltaplan
opgesteld, dat vele dijkverhogingen en
afsluitingen van zeearmen inhield en waar bijna 50 jaar aan werd gebouwd. Hierdoor ontwikkelde men een grote
expertise op dit gebied. De haven van Rotterdam groeide uit tot de grootste van Europa, tussen 1962 en 2004 zelfs de
grootste ter wereld.
In de jaren vijftig was de concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland ook verbeterd door de geleide
loonpolitiek. Het decennium daarop zag de ontdekking van de aardgasbel en grote loonsverhogingen die een luxe
mogelijk
maakten
die
daarvoor
niet
gekend
was,
het
begin

38

Geschiedenis van Nederland

van de consumptiemaatschappij. Met


de televisie werd de auto daarvan het
symbool. De individuele ontplooiing
werd geleidelijk belangrijker dan het
voldoen aan de verwachtingen van de
zuil. Met deze ontzuiling ontstond een
jeugdcultuur die zich juist afzette tegen
de oudere generatie.
Hoewel er na de oorlog in de kunst wel
bewegingen waren als de Vijftigers en
Cobra, ontstond er pas in de jaren
zestig een beweging van verandering
die maatschappijbreed was. Bestaande
structuren en normen en waarden
Ontruiming van een kraakpand op het Damrak in Amsterdam op 31 oktober 2007.Met het
verdwijnen van de verzuiling ontstond een jeugdcultuur met verschillende subculturen. In
verdwenen niet direct, maar werden
de jaren tachtig ontstond door de woningnood gecombineerd met langdurige leegstand de
vanaf toen wel ter discussie gesteld.
kraakbeweging. Met de kroningsoproer in 1980 begon een zeer gewelddadige
Gezag
was
niet
langer
krakersperiode die de politie naar een andere benadering van groepsgeweld liet zoeken.
vanzelfsprekend, maar afhankelijker
De jaren tachtig was ook de periode van de grote demonstraties. Velen protesteerden
tegen de plaatsing van Amerikaanse kruisraketten op Nederlands grondgebied, een
van vaardigheid. In de jaren zestig
onderdeel van de koude oorlog. De grootste demonstratie ooit in Nederland gehouden,
waaiden
flowerpower,
de
was die in 1983 in Den Haag tegen kruisraketten. Ook liepen veel mensen te hoop tegen
hippie-leefstijl en vrij druggebruik
de Vietnamoorlog en tegen kernenergie.
over uit Californi, terwijl de seksuele
moraal vrijer werd. De subsidiewetgeving werd verruimd waarmee kunstenaars meer ruimte kregen om te
experimenteren. Ook de vrouwenbeweging liet sterk van zich horen, al loopt de emancipatie tot op heden achter ten
opzichte van omringende landen. Bij dit alles paste ook een democratisering van het onderwijs die er kwam met de
Mammoetwet van 1968.
Parallel aan de ontzuiling speelde zich vanaf deze periode de ontkerkelijking af. Met de secularisering groeide het
deel van de bevolking dat zich niet rekende tot een van de zuilen. De confessionele partijen zagen hun aanhang
kelderen. De vorming van het CDA uit de drie grootste confessionele partijen kon hun aanwezigheid in het
machtscentrum
nog
rekken,
maar
in
het
algemeen
verloren
zij
aanhang
aan

39

Geschiedenis van Nederland

40

liberale partijen als D66 en VVD, of aan de


sociaaldemocratische
PvdA.
Tegenover
de
ontkerkelijking begon een toename van een ongebonden
spirituele groep die zingeving zocht in bewegingen als
new age.
Eind jaren vijftig ontstond ook een vrees voor het
communisme. De sociaaldemocraten waren weliswaar
minder radicaal, maar de communistische sterk pro-sovjet
CPN behaalde in 1946 10 van de 100 Kamerzetels (was 3
in 1939), plus veel gemeenteraadszetels en de absolute
meerderheid in een aantal Groningse gemeentes. De
omwenteling in Tsjecho-Slowakije in 1948 deed
bewondering omslaan in vrees. Tot een heksenjacht
kwam het niet, maar een aantal wetswijzigingen in onder
andere de gemeentewet verzekerde de mogelijkheid om
eventueel communistische politici te wippen, mochten ze
te sterk worden. De aanhang van de CPN nam overigens
in latere jaren drastisch af.
De westelijke helft van Nieuw-Guinea, het latere Irian
Jaya, werd na veel bemoeienissen van Indonesi en
Amerikaanse aanmaningen en Russische dreigementen in
oktober 1962 overgedragen aan de Verenigde Naties. In
1969 werd Nieuw-Guinea middels een volksstemming
officieel bij Indonesi gevoegd. Op 25 november 1975
werd ook Suriname onafhankelijk.

Een Nederlands overheidsgebouw (Ministerie van VROM).


In de jaren zeventig kwam men binnen de PvdA tot het idee van
de maakbare samenleving. In de decennia daarna bleek steeds
meer dat de samenleving slechts ten dele maakbaar is en dat het
toenemende overheidsingrijpen de overheid niet slagvaardiger
maakte door de toenemende bureaucratie.

In de jaren zeventig moest dan ook de politiek volgen met


een vernieuwing. Dat het kabinet-Den Uyl hierin
grotendeels faalde, was onder andere te wijten aan de economische neergang na de oliecrisis van 1973. Vooral de
arbeidsintensieve industrie bleek hierna weg te trekken naar lagelonenlanden. De daaropvolgende grote
werkloosheid sloeg vooral toe onder laagopgeleiden, waaronder veel gastarbeiders die tijdens de periode van
economische voorspoed waren binnengehaald. Uiteindelijk bleek de verzorgingsstaat hierdoor niet in volle omvang
houdbaar te zijn. Het idee van de maakbare samenleving zorgde ook voor toenemend overheidsingrijpen met een
toename van de bureaucratie die de overheid niet slagvaardiger maakte.
Schokkende affaires waren de treinkapingen door Molukkers bij Wijster in 1975 en De Punt in 1977. Ook speelde in
deze periode de Lockheed-affaire.
Het begin van de jaren tachtig werd gekenmerkt door de oliecrisis van 1979, een economische terugval met hoge
werkloosheid, een enorm begrotingstekort, oplopende rente en een instortende woningmarkt. De kabinetten van
CDA'er Ruud Lubbers regeerden van 1982-1994 onder het motto werk, werk, werk. Deze drie kabinetten werden
gekenmerkt door grote bezuinigingen op ambtenarensalarissen en uitkeringen en de afbouw van de verzorgingsstaat.
Het begrotingstekort werd zo teruggedrongen. Uitkeringen werden minder aantrekkelijk gemaakt om meer mensen
aan het werk te krijgen en de werkloosheid, ruim 11% in 1983, tegen te gaan. Ook werd het poldermodel van
consensus tussen overheid, vakbonden en werkgevers verlaten. Nederland leed onder stagflatie, wat een economisch
probleem veroorzaakte waar men maar moeilijk uitkwam. Eind jaren tachtig ging wereldwijd de conjunctuur weer
omhoog en verdween het pessimisme. De Nederlandse economie herstelde, de werkloosheid liep terug en het
begrotingstekort was weer onder controle.

Geschiedenis van Nederland


In de jaren negentig trok de Nederlandse economie verder aan. Tijdens de paarse jaren steeg de welvaart, waarbij
Nederland profiteerde van de wereldwijde economische groei. In deze periode groeide ook de milieubeweging. In
1972 had het rapport De grenzen aan de groei van de Club van Rome vooral in Nederland grote indruk gemaakt. De
overheid reageerde hier weliswaar snel op, maar het bleek een moeilijk internationaal probleem, waarop niet direct
greep te krijgen was. In de jaren tachtig en negentig deed Nederland als lid van de NAVO actief mee aan
verschillende militaire vredesoperaties onder de vlag van de Verenigde Naties. Dat leidde in 1995 tot betrokkenheid
bij de val van Srebrenica, die de gemoederen nog jaren bleef bezighouden.
Een ander moeilijk probleem, de bezorgdheid over de groeiende groep van etnische minderheden, werd aanvankelijk
vooral genegeerd. Eind jaren zestig en vooral in de jaren zeventig kwam een grote toestroom van gastarbeiders eerst
uit vooral Itali en Spanje op gang, later veelal uit Marokko en Turkije. Waar de Spanjaarden en Italianen in de jaren
tachtig en negentig grotendeels terugkeerden naar hun vaderland, was dat met de Marokkanen en Turken niet het
geval. De reden was vooral economisch. Spanje en Itali werden evenals Nederland welvarender, zodat de
emigranten weer graag teruggingen. Marokko en Turkije bleven onderontwikkelde gebieden, zodat er geen prikkel
was voor de inmiddels aan de welvaart gewende gastarbeiders om terug te keren. Bovendien hadden velen
ondertussen hun gezin over laten komen. Er kwam ook een grote toestroom van importbruiden op gang. Hierdoor
groeide de allochtone islamitische bevolkingsgroep zeer sterk. Toen Pim Fortuyn toetrad tot de politiek werd het
integratiebeleid uiteindelijk een verplicht onderdeel van de politiek. Frustratie over het vermeende falende
overheidsbeleid bleek in 2002 nadat negen dagen na de moord op Fortuyn diens partij, de Lijst Pim Fortuyn, een
ongekende verschuiving teweeg bracht in de Tweede Kamerverkiezingen. Ook het CDA wist een reuzenzege te
halen en kwam na 8 jaar terug in het machtscentrum. Hoewel het kabinet met de LPF niet lang stand hield, is de
onvrede over de traditioneel regerende partijen sindsdien gebleven en gaan er sinds 2006 opnieuw steeds meer
stemmen naar alternatieve partijen, zoals de SP enerzijds en de PVV anderzijds.
Waar in de jaren zestig universele waarden voorrang moesten krijgen, werd vanaf nu weer aandacht gevraagd voor
de nationale cultuur die gevaar zou lopen door enerzijds de Europese eenwording en anderzijds de grote groepen
etnische minderheden. Het Grondwettelijk verdrag voor Europa werd dan ook afgewezen. En na 11 september 2001
verminderde de tolerantie ten opzichte van de islamitische minderheden, die zich op hun beurt in het gedrang
voelden komen. De moord op Theo van Gogh leek de bevestiging van het multiculturele drama van een etnische
onderklasse die niet integreert en op den duur radicaliseert. Terwijl op dit vlak de traditionele tolerantie verminderde,
zorgde het toestaan van het homohuwelijk en onder voorwaarden abortus, euthanasie, prostitutie en softdrugs ervoor
dat die indruk in het buitenland wel bleef bestaan.
Nationaal is er na de ontzuiling voor vele mensen geen ideologische stroming meer waar zij zich naar kunnen
richten, terwijl het einde van de Koude Oorlog de internationale verhoudingen niet duidelijker heeft gemaakt.
Daarnaast zijn er de kernproblemen die Fortuyn door de benoeming ervan zijn grote aanhang gaf en die nog steeds
actueel zijn. Desondanks is Nederland ondanks de kredietcrisis en de daaropvolgende staatsschuldencrisis een zeer
welvarend land met een goede sociale zorg en een stabiele samenleving, dat ondanks de genoemde politieke
moorden een relatief geweldsarme ontwikkeling heeft meegemaakt.

41

Geschiedenis van Nederland

42

Literatuur
Berendsen, H.J.A. (2004): De vorming van het land, Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Koninklijke
Van Gorcum, Assen,
Blok, D.P. (red) et al (1977-1983): Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem,
Blom, J.C.H., Lamberts, E. (red) (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn,
Deursen, A. van (2005): De last van veel geluk, de geschiedenis van Nederland 1555-1702, Bert Bakker,
Amsterdam.

Noten
Het is echter niet goed aan te tonen, althans uit archeologische opgravingen alleen, welke kleine dorpen (vicus)
uit de Romeinse tijd helemaal verlaten werden of (gedeeltelijk) bewoond bleven. Wel is duidelijk, ook uit literaire
bronnen, dat de algemene bevolking in de Vroege Middeleeuwen terugliep
[2] (2006) Geschiedenis van de Nederlanden, p. 97
[3] en hebben de Republiek om deze reden de eerste moderne economie hebben genoemd, terwijl zelfs stelde dat turf
aan de basis lag van de Gouden Eeuw. Deze visie is door anderen genuanceerd, maar het belang van een goede
energiedrager bleek ook in Engeland, waar men over steenkool kon beschikken.
[1]

Externe links

De Nederlandse geschiedenis (http://www.inghist.nl/overview/history/nl/home.html)


De canon van Nederland (http://www.entoen.nu/)
Verre verwanten: 20 eeuwen Nederlandse geschiedenis (http://www.verreverwanten.nl)
Het geheugen van Nederland (http://www.geheugenvannederland.nl/)
Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (http://www.inghist.nl/)
Geschiedenis in het Rijksmuseum (http://www.rijksmuseum.nl/geschiedenis/)
RijksCanon van het Rijksmuseum (http://www.rijksmuseum.nl/canon/)
Geschiedenis van het Nederlandsche volk - P.J. Blok (http://dbnl.nl/tekst/blok013gesc00_01/)
Geschiedenis van Europa

Geschiedenis van: Albani Andorra Azerbeidzjan Belgi Bosni en Herzegovina Bulgarije Denemarken Duitsland Estland
Finland Frankrijk Georgi Griekenland Hongarije Ierland Itali Kosovo Kroati Letland Liechtenstein Litouwen
Luxemburg Macedoni Malta Moldavi Monaco Montenegro Nederland Noorwegen Oekrane Oostenrijk Polen Portugal
Roemeni Rusland San Marino Servi Sloveni Slowakije Spanje Tsjechi Turkije Vaticaanstad Verenigd Koninkrijk
(Engeland, Schotland, Wales, Noord-Ierland) Wit-Rusland IJsland Zweden Zwitserland

Meer informatie over


Nederland
Bevolking Communicatie Defensie Economie Geografie Geschiedenis Politiek en overheid
Vervoer

Romeinen in Nederland

43

Romeinen in Nederland
Geschiedenis van Nederland
Tijdlijn - Bibliografie

..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen

Romeinen in Nederland

44

..Naar overzeese gebieden


Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen
..Naar provincie
Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal

Nederland
Geschiedenis

Portaal Romeinse Rijk

Gedurende ongeveer vier eeuwen was een groot deel van West-Europa bezet door de Romeinen. Al die tijd
benvloedde de Romeinse overheid het leven en de cultuur van de toenmalige bewoners en (indirect) dat van de
volgende generaties.

Geschiedenis
Het eerste contact tussen de Romeinen en toenmalige bevolking van West-Europa vond plaats rond 58 v.Chr. toen
Julius Caesar stadhouder werd van de Romeinse provincie Gallia (zoals een groot deel van West-Europa toen werd
genoemd) en hij van de Romeinse senaat de opdracht kreeg dit hele gebied te onderwerpen. Dit contact leidde tot
vele oorlogen, waardoor er allerlei verschuivingen plaatsvonden in de lokale machtsverhoudingen. In deze periode
trokken ook nieuwkomers als de Bataven en de Cananefaten langs de grote rivieren Nederland binnen. Caesar
probeerde 'vredesverdragen' af te sluiten met de inheemse stammen, maar met name de Eburonen, woonachtig in de
huidige Kempen, Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg en langs de Roer tot aan de Rijn, verzetten zich
hiertegen. Ze wisten de Romeinen een paar gevoelige nederlagen toe te brengen. Als vergelding liet Caesar hen
grotendeels uitroeien en nodigde Germanen uit de omgeving van de Rijn uit om hun woongebieden opnieuw te
bevolken. Maar in 44 v.Chr. werd Caesar vermoord en er brak een burgeroorlog uit tussen de opvolgers in Rome die
de volgende 30 jaar de aandacht voor de verre noordgrenzen verminderde. Lange tijd werden de Nederlandse streken
door de Romeinen weer aan hun lot over gelaten.

Romeinen in Nederland

Arminius
In 12 v.Chr. keerden de Romeinen terug toen Caesars uiteindelijke opvolger Gaius Octavianus (beter bekend als
Keizer Augustus) zijn macht in Rome voldoende had geconsolideerd. Heel het gebied van het huidige Nederland,
Belgi en Frankrijk werd ingelijfd en ingericht als uitvalsbasis voor grootscheepse campagnes in het noorden van het
huidige Duitsland, dat tot aan de Elbe werd veroverd. Hiervoor werden onder meer grote legioenskampen gebouwd
(o.a. de grote castra op de Hunerberg in 15 v.Chr.) en havenwerken aangelegd. Deze politiek kwam aan het
wankelen nadat in het jaar 9 de Germaanse aanvoerder Arminius 3 Romeinse legioenen onder leiding van Varus had
verslagen.
In het jaar 17 werden Nederland ten zuiden van de Rijn, het oosten van Belgi en een deel van Duitsland ten westen
van de Rijn een Romeinse bestuurlijke eenheid: Germania Inferior.

De opstand van de Frisii


Zie Slag van Baduhenna voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 28 n.Chr. komen de Frisii in opstand. Aangezien het westelijke


gedeelte van de limes (aan de monding van Rijn) in die tijd nog maar
een paar forten kende (Velsen, Meinerswijk en Nijmegen), in
vergelijking met de 9 in Duitsland, kan men ervan uitgaan dat het
westelijk gedeelte als grotendeels gepacificeerd werd beschouwd. Dit
blijkt ook uit de hulptroepen die in allerijl uit Germania Superior
moesten worden gehaald. De paniek die deze opstand teweegbracht,
wordt treffend gellustreerd door een muntschat in Nijmegen die in deze
periode is begraven.
In 47 n.Chr. komt het nogmaals tot een conflict, ditmaal omdat de Frisii
met boten naar het zuiden trekken en weidegrond bezetten die
gereserveerd is voor gebruik door de legioenen. Ze worden door
Corbulo teruggedreven, die ze wetten, een senaat en magistraten oplegt.
Corbulo staat op het punt een grootscheepse aanval op de Chauken te
beginnen, maar Claudius verbiedt hem kort en goed alle verdere acties
aan de overkant van de Rijn. Het resultaat was dat de Romeinen zich
Replica van een Romeinse wachttoren bij Fort
definitief terugtrokken achter de toenmalige loop van de Rijn, met als
Vechten
gevolg dat de zwaar versterkte grenslinie dwars door Nederland kwam
te lopen. Corbulo laat achter de linies een binnenlandse verbinding
graven tussen de Maasmond en de Rijnmond: het Kanaal van Corbulo. Noord-Nederland is bevrijd van de Romeinse
bezetting, maar de Romeinse invloed zal zich nog lang doen gelden.
Tot voor kort werd de inrichting van de limes met onder meer de forten in huidig Nederland geplaatst rond het jaar
47 n.Chr. en gezien als een statische grens. Naar aanleiding van recente onderzoeken door archeologen vermoedt
men dat de inrichting mogelijk enkele jaren eerder plaats heeft gevonden in verband met plannen voor een Romeinse
invasie van Britannia in 43 n.Chr. en de limes meer gezien daarin dient te worden als een goed bewaakte militaire
transportroute.

45

Romeinen in Nederland

46

Opstand van de Bataven


Zie Bataafse Opstand voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Vlak na het Vierkeizerjaar komen de Bataven, Frisii en Cananefaten onder Julius Civilis in opstand. Vitellius had de
troepen aan de limes meegenomen naar Rome en de entourage van Vitellius, die in een magistratenrol was
achtergelaten, misdroeg zich ten opzichte van de Bataven. De Bataafse Cohorten, die op weg waren naar Rome,
werden teruggeroepen, de forten van de Limes werden vernietigd en de bezetting werd vermoord, Ulpia Noviomagus
Batavorum en Atuatuca Tungrorum werden in de as gelegd. Vespasianus die inmiddels princeps is, drukt met een
overmacht van zes legioenen de opstand de kop in en vestigt Legio X Gemina, dat in Spanje gelegerd was op de
Hunnerberg.

Grensgebied van het Romeinse Rijk


Na de Bataafse Opstand was het 200 jaar rustig in
Nederland. Ten zuiden van de limes werden de goede
landbouwgronden opgedeeld in grote percelen waarop
soms een imposante villa verrees. De eigenaren waren
meestal rijke inwoners van de nieuwe plaatsen die de
Romeinen stichtten zoals Maastricht en Nijmegen. De
inheemse bevolking werkte op deze landerijen,
beoefende ambachten of diende in het Romeinse leger.
Naast de genoemde centra ontstonden er ook talrijke
kleinere dorpjes en gehuchten (vicus) die veelal de
kernen zijn van vele huidige plaatsen. De economie
was hoofdzakelijk op de behoeftes van de grote
garnizoensplaatsen langs de Rijn gericht.

Moderne grenspaal (1997) op de vroegere grens van het Romeinse


Rijk

Een schatting van het inwoneraantal van huidig


Nederland in de Romeinse tijd bedraagt 150.000 tot 200.000 mensen. Circa 100.000 inheemse mensen woonden
daarvan in de limes-zone, waarbij de circa 20 Romeinse forten bemand werden door rond de 10.000 militairen.[1]

Verval van de Romeinse macht


Tijdens de crisis van de derde eeuw werd het Rijk verscheurd door de interne oorlogen tussen de soldatenkeizers die
elkaar de opperste macht betwistten. Hierdoor verzwakte de grensverdediging waarvan de 'barbaren' over de grens
dankbaar gebruik maakten. Vanaf ongeveer 250 begonnen er zodoende steeds meer overvallen van op buit belustte
Germaanse stammen van over de Rijn.
Tegen het eind van de derde eeuw keerde de rust onder Diocletianus enigszins terug. Maar in de voorgaande eeuwen
hadden de barbaren een militaire inhaalslag behaald ten opzichte van de Romeinse legioenen. Veel Germaanse
krijgers dienden in de Romeinse strijdkrachten en van lieverlede namen ze veel militaire kunsten en verworvenheden
over van hun Romeinse leermeesters. Technisch en strategisch waren de krachtverhoudingen nagenoeg gelijk
geworden. Dat bleek ook doordat de Rijksgrens steeds moeilijker te handhaven was tegen 'barbaarse' agressors
waarvan velen veteranen uit het Romeinse leger waren. Regelmatig wisten rovende bendes binnen te dringen, terwijl
anderen vanuit het Noord-Duitse kustgebied hem letterlijk omzeilden. Als remedie hiertegen werd een systeem van
'diepteverdediging' ingesteld, met forten langs de kust en in het achterland. Van daar uit moesten eenheden van
snelle ruiterij eventuele invallers opvangen. Door deze strategie werd het hele Nederlandse grondgebied dat binnen
het Rijk lag een gemilitariseerde zone waarin invallers steeds vaker vrij spel hadden.

Romeinen in Nederland

De Romeinen trekken weg


In de vierde eeuw werd daarna nog een poging gedaan de grens opnieuw te versterken met een reeks nieuw
gebouwde forten, maar deze hielden niet lang stand en uiteindelijk lieten de Romeinen deze noordwestelijke
gebieden aan hun lot over. De Franken maakten daar dankbaar gebruik van. Ze slaagden erin de grensgebieden in
huidig Brabant en Limburg te bezetten. Ze installeerden zich als de nieuwe heerserselite over de Romeinen en
geromaniseerde autochtonen die nog niet gevlucht waren. Geleidelijk aan breidden de Franken hun invloed uit naar
het nog betrekkelijk welvarende Galli en over de rivieren. Ondertussen had het Rijk volop interne problemen die
alle aandacht en militaire slagkracht opeisten zodat de Franken en andere stammen vrij spel hadden.

Invloeden op de sociale infrastructuur


Uit het voorafgaande blijkt dat de Romeinse
aanwezigheid in de Lage Landen steeds een
sterk militair karakter heeft gedragen dat een
stempel drukte op de sociale infrastructuur.
Zeker aan de verre buitengrenzen van het
Rijk was het Romeinse leger een
maatschappij op zichzelf. De diensttijd
duurde vijfentwintig jaar en dat was voor de
meesten letterlijk een baan voor het leven.
Daar kwam bij dat het leger vrijwel volledig
Constantius Gallus, Caesar. 351-354 n.Chr.
zelfvoorzienend was. In dat opzicht was het
Romeinse leger in Nederland ook de eerste grote projectontwikkelaar die zorgde voor een uitgebreide infrastructuur,
grote bouwprojecten en werken van waterstaatkundige aard. Verder kwam waarschijnlijk een groot deel van de
inheemse productie in dienst te staan van de markteconomie die rond het leger functioneerde.

Rekrutering van huurlingen


Al die tijd werd er onder de lokale bevolking zwaar gerekruteerd. Ook dat moet van invloed zijn geweest op de
samenleving. Zo verdween een aantal generaties achter elkaar een groot aantal inheemse jongemannen uit het
productieproces. Dit lijkt zich te weerspiegelen in de accentverschuiving van akkerbouw en gemengd bedrijf naar
veeteelt, een bedrijfstak die minder arbeidsintensief is en waarvoor ons natte land zich goed leende. En wie als
veteraan na zijn lange diensttijd naar huis terugkeerde was sterk geromaniseerd en drukte daarmee een stempel op
zijn directe omgeving.

Gaius Plinius Secundus maior


Gaius Plinius Secundus maior was een Romeinse schrijver die tussen 23 en 79 n.Chr. leefde. In zijn Historia
Naturalis - een encyclopedisch werk - schreef hij onder andere over de Germaanse gebieden en geeft hierbij de
typische kijk van Romeinen op Germania Inferior:
De oceaan stort zich tweemaal per etmaal met gigantische golven uit over het land, zodat men zich bij
deze eeuwige strijd van de natuur afvraagt of dit stuk grond tot het land of tot de zee behoort. Op de
heuvels of beter gezegd, op met handen opgehoogde woonplaatsen (de terpen) leeft daar een ongelukkig
volk. Bij vloed zijn het net schepelingen, bij eb eerder schipbreukelingen. En wanneer zij door het
Romeinse volk zijn overwonnen, noemen zij dat nog slavernij!
Plinus was echter nooit zelf in Germania Inferior geweest en haalde dus al zijn informatie bij Romeinen die naar
deze streken geweest waren. Plinus zou omkomen op het Italiaanse strand (!) bij de uitbarsting van de Vesuvius in

47

Romeinen in Nederland
79. Volgens het Romeins recht mochten legionairs in het Romeinse leger niet trouwen, maar archeologisch
onderzoek wijst uit dat zij in hun castra (kampen) wel samenleefden met vrouwen en kinderen. Vooral de maten van
het teruggevonden schoeisel laten dit duidelijk zien. Dit gegeven en het feit dat veel inheemse mannen ver weg in
Schotland of aan de Donau waren gelegerd, leidt al snel tot de conclusie dat deze soldatenliefjes inheemse vrouwen
waren.

Overzichtskaarten Romeins Nederland


De exacte loop van de kustlijn is onbekend.

Forten in Nederland (de vierkantjes op de


kaart)
1. Flevum (Velsen) Hier is ook een haven gevonden
2. Lugdunum Batavorum (Brittenburg)
3. Praetorium Agrippinae (Valkenburg)
4. Matilo (Leiden-Roomburg)
5. Albaniana (Alphen aan den Rijn)
6. ? (Bodegraven)
7. Laurium (Woerden)
8. Misschien Fletio (Vleuten)
9. Traiectum (Utrecht)
10. Fectio (Vechten)
11. Levefanum (Wijk bij Duurstede)
12. Carvo (Kesteren)
13. ? (Meinerswijk)
14. Noviomagus (Nijmegen)
De Vicus van Ockenburgh aan de kust bij Den Haag, niet
aangegeven op de kaart.

Steden in Nederland (de driehoekjes op de


kaart)
A) Forum Hadriani/Aellium Cananefatum (Voorburg)
B) Colonia Ulpia Noviomagus (Nijmegen)
C) Batavorum (Nijmegen)
D) Colonia Ulpia Trajana (Xanten, Duitsland)
E) Coriovallum (Heerlen)

Nederzetting (de rondjes op de kaart)


F) Nigrum Pullum (Zwammerdam)
G) ? (Leidsche Rijn)
H) Haltna (Houten)
I) Marskamp nabij Ermelo
J) ? (Tiel)
K) Romeinse tempels (Elst)
L) Gevonden tempel, vermoedelijk gewijd aan Hercules Magusannus (Kessel)
M) ? (De lithse Ham)

48

Romeinen in Nederland

49

N) Ceuclum (Cuijk)
O) ? (Esch)
P) Maastricht
Niet op de kaart: Venlo (mogelijk met fort)
Ook niet op de kaart: Colijnsplaat en Domburg, tempels gewijd aan Nehalennia
Verder nog: Aardenburg, diverse gebouwen, zeer waarschijnlijk met een militaire functie
Zie Lijst van Romeinse bouwwerken in
Nederland voor het hoofdartikel over dit
onderwerp.

Bodemgesteldheid in Nederland
rond 50 n.Chr.
Strandwallen en duinen
Getijdengebied (zandwadden, slikken en
kwelders)
Veenmoerassen en komgronden grote
rivieren

(inclusief

verlande

stroomgordels/crevassen)
Dal van de grote rivieren (niet overveend)
Rivierduinen (donken)
Open water (Zee, lagunes, rivieren)
Pleistoceen landschap (> -6 m t.o.v. NAP)
Pleistoceen landschap ( -6 m - 0 m)
Pleistoceen landschap ( 0 m - 10 m)
Pleistoceen landschap ( 10 m - 20 m)
Pleistoceen landschap ( 20 m - 50 m)
Pleistoceen landschap ( 50 m - 100 m)
Pleistoceen landschap ( 100 m - 200 m)

Verwijzingen
Excerpta Romana. De bronnen der Romeinse Geschiedenis van Nederland [2]

Bronnen
Bernard Colebrander, MUST (redactie), Limes Atlas [3], (Uitgeverij 010, 2005 Rotterdam)

Noten
[1] J. Bazelmans, in: Limes Atlas, blz. 39
[2] http:/ / www. inghist. nl/ Onderzoek/ Projecten/ ExcerptaRomana
[3] http:/ / books. google. nl/ books?id=K7RtK8T11sAC& printsec=frontcover& source=gbs_v2_summary_r& cad=0

De Nederlanden in de Middeleeuwen

50

De Nederlanden in de Middeleeuwen

De Spieghel Historiael van Jacob van Maerlant

Geschiedenis van Belgi


Tijdlijn - Bibliografie

De Nederlanden in de Middeleeuwen

51

..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Belgae
Romeins Belgi
Gallo-Romeinse periode
Frankisch Belgi
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Spaanse Nederlanden
Zuidelijke Nederlanden
Oostenrijkse Nederlanden
Verenigde Nederlandse Staten
Franse tijd
Nederlandse tijd
Koninkrijk Belgi
Eerste Wereldoorlog
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar deelstaat
Geschiedenis van Vlaanderen
Geschiedenis van Walloni
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Kunstgeschiedenis
Literaire geschiedenis
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Rechterlijke macht
Sociale geschiedenis
..Naar provincie
Antwerpen
Henegouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
Waals-Brabant
West-Vlaanderen
..Naar voormalige kolonin
Kolonin
Portaal
Belgi
Portaal
Geschiedenis

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Geschiedenis van Nederland
Tijdlijn - Bibliografie

..Naar chronologie

Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd

Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis

..Naar onderwerp

Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis

Van de prehistorie tot 1585


Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond

Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water

52

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen

..Naar overzeese gebieden

Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen

..Naar provincie

Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg

Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland

Portaal
Portaal

Nederland
Geschiedenis

Deze geschiedenis van de Nederlanden in de Middeleeuwen beoogt een overzicht te geven van de geschiedenis
van die gebieden die tegenwoordig Nederland, Belgi en Luxemburg vormen. Ook de geschiedenis van de gebieden
die tegenwoordig deel uitmaken van de Franse Republiek of Duitsland, maar gedurende de Middeleeuwen deel
waren van Nederlandse staatkundige verbanden, zullen aan de orde komen. De nadruk zal dus liggen op de landen
ten noorden van de Somme in het zuiden en ten westen van de Eems in het oosten.
Al deze gebieden werden wel aangeduid als de Lage Landen of nog tot de 18e eeuw als Vlaanderen en pas vanaf de
15e eeuw ook wel als de Nederlanden, die echter gedurende de Middeleeuwen nog geen staatkundige eenheid waren.
Overigens bestond gedurende de Middeleeuwen noch het woord, noch het begrip 'Nederlanden'. In de 15e eeuw was
het gebruikelijk om de Nederlandse gewesten waar de hertog van Bourgondi regeerde aan te duiden met les pays de
par-de, de landen van herwaarts over. Het eigenlijke Bourgondi werd aangeduid met les pays de par-del, de
landen van derwaarts over (zie ook benamingen van de Lage Landen).
Gewoonlijk laat men de Middeleeuwen rond 300, 400, 500 of 600 na Christus beginnen. Ten aanzien van het einde
van de Middeleeuwen bestaat grotere consensus. De meeste historici laten de Nieuwe Tijd, die hierop volgt, kort
voor 1500 beginnen.

53

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Vroege Middeleeuwen
Tijdens de Romeinse tijd maakten de latere Lage Landen ten zuiden van de Rijn deel uit van het Romeinse Rijk. Dit
gebied was verdeeld over de Romeinse provincies Gallia Belgica en Germania inferior. Ten noorden van de Rijn lag
Germani, waarvan een gedeelte (het gebied ten westen van de Elbe) slechts korte tijd onder Romeins gezag stond.
De Lage Landen werden na de val van het West-Romeinse Rijk een deel van het Frankische of Karolingische rijk,
aanvankelijk met uitzondering van Magna Frisia. Het Frankische rijk viel in het midden van de 9e eeuw uiteen in
drie delen waarbij de Lage Landen bij het Middenrijk kwamen ook wel genoemd Lotharingen naar de eerste
keizer/koning Lotharius. Het latere hertogdom Lotharingen viel op zijn beurt eveneens uiteen in verschillende
deelgebieden, die met de naam hertogdom of graafschap werden aangeduid. Het zou later deel gaan uitmaken van
het Heilige Roomse Rijk.
Door de chaotische toestanden zoals plunderingen, branden en andere verwoestingen, die veroorzaakt werden door
de vele invasiegolven van op drift geraakte volkeren zijn uit de Vroege Middeleeuwen weinig schriftelijke bronnen
overgeleverd. De eertijds aanwezige Romeinse en vroegchristelijke archieven in de belangrijkste bestuurscentra zijn
bijna geheel verloren gegaan. Hierdoor is ook veel informatie verloren gegaan, zodat onze kennis grote lacunes
vertoont. Veel van de kennis uit vooral de Vroege Middeleeuwen, maar ook de Hoge Middeleeuwen is afkomstig uit
archeologisch onderzoek.

Geologie; de ontwikkeling van de kustlijn


Zie Ontstaan van de Nederlandse ondergrond,
Geologie van Nederland en Vlaanderen en Geologie
van Ardennen en Eifel voor de hoofdartikelen over dit
onderwerp.

Meer dan voor andere landen was de wisselende


grens tussen land en water van belang voor de
geschiedenis van de Nederlanden. De kustlijn zag er
toen geheel anders uit dan tegenwoordig. Een
relatieve langzame zeespiegelstijging in combinatie
met het waarschijnlijk vaker voorkomen van stormen
kan n van de oorzaken zijn geweest van de
kusterosie die begon tussen de 5e en de 1e eeuw
v.Chr. in West-Nederland. Terwijl in de periode
daarvoor de kustlijn zich gesloten had, afgezien van
de riviermondingen van de Schelde (via de
Oosterschelde), de Maas (bij Rotterdam), de Rijn (bij
Leiden) en het Oer-IJ (bij Castricum), werden deze
mondingen hierna weer steeds wijder. Het
hoogveengebied achter de strandwallen raakte door
Nederland in 50 n. Chr.
de inbraken van de zee, maar ook door de toenmalige
bewoners ontwaterd en klonk in. Vooral in Zeeland
kwam het veen zo laag te liggen, dat het rond het begin van de jaartelling overspoeld werd door de zee en de
veenvorming stopte. Hoewel er tot in de 3e eeuw op het veen werd gewoond, kwam de zee aan

54

De Nederlanden in de Middeleeuwen

het einde van deze eeuw diep in Zeeland, wat in


combinatie met selnering, het turfsteken voor de
zoutwinning, zorgde voor erosie van het veen. Aan
het einde van de Late Middeleeuwen was de
kustbarrire hier bijna volledig verdwenen.
In het kustgebied vond ook erosie van het veen
plaats, waardoor grote zeegaten konden ontstaan. Het
Flevomeer ontwikkelde zich na de Romeinse tijd
door de afslag van de oevers tot het Almere. Het
Oer-IJ was toen al vrijwel geheel gesloten.
Waarschijnlijk ontstond in de Vroege Middeleeuwen
via het Vlie een verbinding tussen het Almere en de
Waddenzee. In de 9e en de 10e eeuw ontstond door
afbraak in Friesland de Middelzee.
In de Romeinse tijd vonden steeds meer avulsies stroomgordelverleggingen - plaats. Door verzanding
van de monding van het Oer-IJ werd vanaf 47 n.Chr.
de Oude Rijn de noordgrens van het Romeinse Rijk
voor enkele eeuwen. De Lek, de Waal, de
Nederland in 800 n. Chr.
benedenloop van de Hollandse IJssel, en de Gelderse
IJssel ontstonden, terwijl de Linge net daarvoor was
ontstaan. De Oude Rijn verzandde doordat de Rijn steeds meer via de Maas ging lopen.
De kusterosie zorgde ervoor dat het water kwam tot aan het castellum van Oudenburg, waarschijnlijk Portus
Epiatici. Ook Brittenburg, de meest westelijke Romeinse fortificatie aan de Oude Rijn, kwam onder water te staan.
De Romeinen konden de strijd tegen het water niet winnen en verlieten het gebied.

Verval van het Romeinse Rijk


De periode voor 230 kan beschouwd worden als een bloeiperiode van het Romeinse Rijk. Dankzij de Romeinen was
er ten zuiden van de Rijn een uitgebreider wegennet aangelegd en waren de bestaande wegen verbeterd. Ook een
aantal steden, waaronder Nijmegen, Forum Hadriani, de hoofdstad van de Cananefaten, en Tongeren, zijn door hen
gesticht. Deze steden en wegen waren vooral gericht op het bestuur van het land en veel minder op handel zoals later
in de Middeleeuwen. Daarnaast ontstonden spontaan, veelal bij kruisingen van wegen of bij doorwaadbare rivieren,
vele kleine dorpjes en gehuchten (Latijn: vicus). Veel huidige dorpen en steden ten zuiden van de Rijn hebben dan
ook een Romeinse kern, wat door archeologische opgravingen bewezen is. De zuidelijke Nederlanden werden in
deze tijd verregaand geromaniseerd. In het rivierengebied lagen de grensversterkingen en waren vele soldaten in
grote min of meer permanente legerkampen gelegerd die een belangrijke afzetmarkt vormden voor de lokale
economie. Via de Rijn, de Waal en de Schelde, maar ook over de uitstekende Romeinse weg en werden vooral graan,
wijn en aardewerk gexporteerd. Ten noorden van de Rijn woonden de Friezen met hun vee. Ook de Tubanten en de
Chamaven woonden ten noorden van de Rijn. Hun belangrijkste exportproducten waren wol, zuivelproducten en vis.
Groot-Brittanni was eveneens een belangrijk afzetgebied voor producten uit onze streken; ook zuidelijker Europa
waaronder de stad Rome zelf was een belangrijke afzetmarkt. Na 200 kwam deze welvarende en redelijk rustige
periode ten einde.
In 235 werd keizer Severus Alexander vermoord, waarna de crisis van de 3e eeuw volgde waarin de ene
soldatenkeizer de andere opvolgde, bijna altijd met geweld. Voor de onderlinge strijd van de troonpretendenten
werden dikwijls de grenslegers ingezet die hierdoor sterk aan gevechtskracht inboetten. Feitelijk was het Romeinse

55

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Rijk decennialang in burgeroorlog verwikkeld met alle chaotische en verwoestende gevolgen van dien. Hierdoor
verdween de invloed van het centrale Romeinse gezag in Germania Inferior en kwam in de tweede helft van de 3e
eeuw de rijksgrens steeds meer onder druk te staan. Er kwamen steeds meer overvallen van plunderende 'over-Rijnse'
Germaanse volkeren. Ook de met veel geweld gepaard gaande troonswisselingen van de keizers ondermijnden het
Romeins gezag. Tenslotte was er de steeds extremere belastingdruk, nodig om o.a. het almaar uitdijende leger te
bekostigen, die de bevolking sterk verarmde. Vanaf 256 trokken Frankische krijgers - in het oosten van de
Nederlanden vooral de Salirs en Chamaven, afkomstig uit het Salland, de Veluwe, de graafschap Zutphen en het
aangrenzende Westfalen - de Rijn over en werd geheel Gallia geplunderd en werden vele steden en dorpen verwoest.
Rond 280 werden de invallers verdreven, maar de Salirs bleven - zelf onder druk van de Saksen - de Romeinse
gebieden binnenvallen. Ze vestigden zich in het Romeinse gebied ten zuiden van de Rijn tussen de Bataven in de
door de meeste Gallo-Romaanse bewoners op den duur verlaten grensgebieden, in het bijzonder aan de Schelde en
later ook op plaatsen in de zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk. De interne politieke en militaire chaos in het
Rijk eindigde pas in 284 toen Diocletianus aan de macht kwam, die orde op zaken stelde door grootscheepse
hervormingen van het Romeinse bestuur. Vanaf circa 297 werd Belgica door keizer Diocletianus gesplitst in Belgica
Prima in het zuidoosten en Belgica Secunda in het westen. Het in het noordoosten gelegen Germania Inferior was al
op het einde van de 1e eeuw van Belgica losgemaakt.
Uiteindelijk werd er tussen de Romeinen en de Salirs rond 296 een verbond gesloten en werden ze als verdedigers
aangesteld van de rijksgrens tussen Nijmegen en de zee, de limes. De Romeinen trachtten stand te houden door de
bouw van verdedigingssystemen, zoals de garnizoensstad in Oudenburg en de grote verkeersweg te Liberchies. De
Bataven en de Cananefaten zijn waarschijnlijk opgegaan in de Franken, hoewel ook wel wordt aangenomen dat zij
tegelijkertijd met de Romeinen zijn vertrokken. Meerdere Romeinse pogingen zich van de Franken te ontdoen
faalden, en in 358 n. Chr. kregen de Salische Franken toestemming van keizer Julianus de Afvallige om zich
definitief te vestigen in het Romeinse gebied Toxandri, nadat hij hen een paar keer had verslagen. Zij kregen hierbij
de status foederati, aan de Romeinen verbondenen.
Nadat de opperbevelhebber van het Romeinse leger, Stilicho, in 402 de troepen langs de Rijn had weggeroepen om
Itali te verdedigen tegen de Goten en om de pretendent voor de keizerlijke troon in Brittanni het hoofd te kunnen
bieden, vond op 31 december 406 de slag bij Mainz plaats tussen de Ripuarische Franken en de Vandalen, Sueven en
Alanen, die onder zware druk van de Hunnen stonden. Nadat de Franken, die als Romeinse foederatii de grens
verdedigden, na zware strijd verslagen waren, trok de coalitie van Alanen, Vandalen en Sueven Galli binnen en
verwoestten volgens Hironymus van Stridon onder meer Atrecht, Doornik en Boulogne. De Franken in Toxandri
breidden hun grondgebied uit naar het zuiden langs de Schelde. Rond 430 veroverden de Salische Franken onder
Chlodio Doornik, Kamerijk en later Atrecht.
In 476 werd Romulus Augustulus, de laatste keizer van het West-Romeinse Rijk, afgezet door Odoaker. Deze bood
aan de Oost-Romeinse keizer Zeno de westelijke keizerskroon aan en toen deze dit accepteerde was het Westelijke
Romeinse Rijk in de praktijk definitief ten einde.[1]
De Friezen hielden zich voornamelijk bezig met de veeteelt. Dit veranderde in de 3e en 4e eeuw toen het Friese land
regelmatig overstroomd werd. Hierdoor gingen ze zich meer toeleggen op de visserij en de handelsvaart, waardoor
ze een zekere rijkdom verwierven.
De val van het West-Romeinse Rijk zorgde op veel gebieden voor grote sociaal-politieke veranderingen, onder meer
omdat delen van de Germaanse bevolking ten noorden van de limes zich in het voormalige Romeinse Rijk vestigden,
waarna de door hen verlaten nederzettingsgebieden weer door andere groepen bevolkt werden. Hoewel van veel
nederzettingen vast staat dat ze werden verlaten en de omvang van de bevolking vrijwel zeker aanzienlijk afnam,
bleven veel nederzettingen bewoond.
Niet overal was er een breuk met het verleden. Wel was er sprake van een economische achteruitgang. Veel steden
en oppida verdwenen of werden aanzienlijk kleiner, doordat een deel van de Gallo-Romeinse bevolking wegtrok met
de Romeinse bestuurders en soldaten en de grote Romeinse landbouwnederzettingen, de villae rusticae, werden

56

De Nederlanden in de Middeleeuwen
verlaten. Landbouwgronden werden nog steeds wel bewerkt, maar nu vanuit Germaanse dorpen en hoeven, die van
een andere opzet waren dan de Romeinse nederzettingen. De Romeinen verbouwden vaak n product in grote
hoeveelheden, dat vervolgens verhandeld werd, onder andere met de steden. De Germanen bedreven landbouw
vooral door stukken woeste grond plat te branden en het zaad in de as te strooien. Daarnaast werden in Drenthe, de
Utrechtse Heuvelrug en de westelijke Veluwe ook kleine akkertjes, celtic fields, permanent bebouwd en bemest. Ze
bebouwden meerdere producten om in hun eigen onderhoud te kunnen voorzien, waardoor het land minder efficint
kon worden bebouwd. De uitstekende Romeinse heerwegen zoals te zien op kopien van de Tabula Peutingeriana
werden verwaarloosd, zodat reizen moeilijker werd en ook gevaarlijker. Door dit alles nam de handel af. In de
handel raakte geld in onbruik ten gunste van ruilhandel. Geld werd in deze tijd nog wel als maatstaf gebruikt om de
waarde van te ruilen goederen uit te drukken. De agrarisch-urbane samenleving van de Romeinen veranderde in een
agrarische samenleving die zich voornamelijk op het platteland afspeelde.
Taal en recht
Het geschreven Romeinse recht maakte plaats voor het
mondelinge gewoonterecht van de Germanen. Pas onder de
Merovingische koning Chlodovech I werd dit opgetekend,
de Lex Salica. Zo werd ook de Lex Ripuaria later
opgetekend. De Karolingen vaardigden capitularia uit, maar
het belang van het geschreven recht was in de Vroege
Middeleeuwen ondergeschikt, aangezien de plaatselijke
machtsverhoudingen van groter belang waren.
De Friezen hadden hun eigen recht. Tot in 1599 waren er in
Holland gebieden met aasdomsrecht, rechtspraak naar Fries
model. Het Lex Frisionum, het Friese gewoonterecht, werd
uiteindelijk rond het jaar 790 in opdracht van Karel de Grote
opgetekend.
Latijn sprekende Gallo-Romeinen vluchtten weg uit de
onveilige Romeinse grensgebieden voor de Germaans
sprekende Franken waarmee een einde kwam aan de
romanisering. Met de hergermanisering ontstond een
Germaans-Romeins menggebied waar de talen van de
verschillende stammen zich uiteindelijk ontwikkelden tot
een Germaanse eentaligheid in het noorden en een
Romaanse eentaligheid in het zuiden, met als gevolg dat er
vanaf de 8e eeuw een taalgrens viel waar te nemen. Boven
Handschrift van de Lex Salica
de taalgrens ontstond het Oudnederlands uit het
Oud-Westnederfrankisch. De geletterdheid nam af en alleen
de geestelijken konden nog lezen en schrijven en die waren daarmee belangrijk bij het bestuur van het land. Het
Latijn was nog steeds de taal van het schrift.
Door zich in de voormalige hoofdplaatsen van de Romeinse civitates te vestigen, probeerden de stammen met hun
heer hun bestuur te baseren op dat van de Romeinen. Ook sloegen ze naar Romeins voorbeeld munten, waarvan de
eersten in Soissons aan het einde van de 5e eeuw. De Gallo-Romeinse en Germaanse adel ging via huwelijken na
verloop van tijd in elkaar op. Ook slavernij, zoals op de markt van Kamerijk, zou blijven bestaan tot de opkomst van
het christendom.

57

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Franken, Friezen en Saksen


Na de val van het West-Romeinse Rijk in
West-Europa - het Oost-Romeinse Rijk bleef nog
eeuwenlang bestaan - en de daaropvolgende
volksverhuizingen raakte het gebied door etnogenese
in de 6e en vroege 7e eeuw in drie delen verdeeld. De
Friezen woonden langs de kusten, de Saksen in het
oosten en de Franken in het zuiden. De Saksen
hadden stammen opgenomen als de Tubanten, de
Franken onder andere de Chamaven en de
Cananefaten. Grensstad van de Franken was lange
tijd Nijmegen, waar zij een palts vestigden. Vanaf de
7e eeuw breidde de Frankische invloedssfeer zich in
noordelijke richting uit. In de 8e eeuw kwam
midden-Nederland
en
in
de
9e
eeuw
Noordoost-Nederland onder het gezag van het
Merovingische en later het Karolingische rijk.
Hierdoor vond er daar zogenaamde frankisering
plaats, zoals de introductie van het hofstelsel en
kerstening.
Door
beide
veranderde
het
cultuurlandschap in belangrijke mate. Kloosters en
kerken werden gesticht en om het land - onder de
Franken viel al het land toe aan de koning en zijn
Karel Martel afgebeeld op zijn graftombe
adellijke gevolg - efficinter te exploiteren werden
nederzettingen verplaatst of anders ingericht en werden er nieuwe gesticht, bijvoorbeeld Deventer.
Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk bleken de Friezen plotseling een centrale ligging te hebben tussen de
opkomende Germaanse koninkrijken van de Franken, Angelsaksen en de Scandinavirs op de Noordwest-Europese
handelsroutes. Deze positie werd vanaf ongeveer 550 versterkt door het verbreken van de Noord-Zuid landroute
tussen de Oostzee en de Middellandse Zee door de inval van Slavische volkeren in Oost-Europa. Veel wijst erop dat
hun invloed in de 6e eeuw een stuk zuidelijker uitstrekte, mogelijk tot het huidige Antwerpen.
Tussen 560 en 785 ontstonden er oorlogen tussen de Friezen en de Franken. Zo trad Pippijn I al op tegen de Friezen.
Een bekende veldslag was de slag aan de Boorne tussen de Friese koning Poppo en de Frankische hofmeier Karel
Martel. Al rond 560 had de Frankische Chlotarius I een deel van Friesland onder zijn gezag gebracht. In 734 wist
Pippijn III een belangrijke overwinning op de Friezen te halen. Uiteindelijk werd geheel Friesland door de Franken
een aantal keer onderworpen, maar de bevolking wist zich ook meerdere keren te bevrijden. Dit gebeurde vaak
doordat tijdens troonswisselingen van de Frankische vorsten het gebied verdeeld werd onder de zonen van de
overleden koning, die daarna regelmatig in een onderlinge strijd verwikkeld raakten, zoals bij de dood van Pepijn.
De Friezen waren tegen die tijd een volk van zeevaarders. Een gewild product was het Friese laken, dat van grote
kwaliteit moet zijn geweest. Tegen de zin van de Franken verhandelden ze Frankische zwaarden met het noorden.
Ook handelden ze in slaven die vooral bestemd waren voor de slavenmarkten in Spanje en Caro. De Friese vloot
werd rond 785 door Karel de Grote vrijwel geheel vernietigd, wat waarschijnlijk n van de redenen was dat de
Vikingen richting het zuiden kwamen; ze moesten nu zelf hun handel halen. Karel de Grote wist naast de Friezen in
deze periode ook de Saksen en de Longobarden aan zich te onderwerpen, waarbij ze onder dwang bekeerd werden.
Widukind was de leidende kracht in de Saksische strijd voor onafhankelijkheid in de Saksenoorlogen.

58

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Utrecht
De Frankische koning Dagobert I lukte het rond 630 enkele
voormalige Romeinse forten aan de Rijn te veroveren, waaronder
Traiectum, het latere Utrecht. Hij stichtte hier een kerkje en schonk het
aan bisschop Kunibert van Keulen, met de opdracht vanuit dit kerkje
de bekering van de heidense Friezen in het noorden te ondernemen.
Maar hier kwam weinig van terecht; na de dood van Dagobert in 639
heroverden de Friezen het fort en verwoestten het kerkje. In 688
versloeg de Frankische hofmeier Pepijn van Herstal op zijn beurt de
Friese koning Radboud bij Dorestad en opnieuw kwam Utrecht in
Frankische handen.
In deze tijd begon de definitieve kerstening van de Friese gebieden. In
690 arriveerde Willibrord uit Engeland in de lage landen. Nadat hij
zich verzekerd had van de steun van het Frankische hof en zich in
Rome tot aartsbisschop der Friezen had laten wijden, vestigde hij zich
in 695 in Utrecht. Vanuit Utrecht werd nu de missionering van de
Friezen ter hand genomen.
De heilige Willibrordus.
Een laatste onderbreking van de Frankische heerschappij vond plaats
toen de Friezen in 714 nog eenmaal Utrecht in handen kregen. Na de
dood van Radbod in 719 werden zij echter definitief verdreven door de Frankische hofmeier Karel Martel. In dat jaar
kreeg Willibrord gezelschap van zijn landgenoot Bonifatius, die zich enkele jaren later naar het Germaanse gebied
ten oosten van de Rijn begaf. Karel Martel schonk het castellum met het omliggende gebied in 723 aan de Utrechtse
kerk, waarmee de basis gelegd werd voor het wereldlijke gezag van de kerk.

Ook na de dood van Willibrord in 739 bleef Utrecht het religieuze centrum van deze streken. Van een georganiseerd
bisdom was aanvankelijk nog geen sprake, maar Bonifatius wist de plaats uit handen van de Keulse bisschop te
houden, die er aanspraak op maakte op basis van de oude schenking van Dagobert. De Utrechtse kloosterschool
beleefde onder Gregorius van Utrecht een grote bloei en had leerlingen als Lebunus en Liudger. De opvolger van
Gregorius, Alberik I, werd in 777 in Keulen tot bisschop van Utrecht gewijd. Het bisdom omvatte bijna het hele
gebied van het latere Nederland boven de rivieren en Zeeland, en werd een suffragaanbisdom van het tot aartsbisdom
gepromoveerde Keulse diocees.
Twintig kilometer stroomopwaarts van Utrecht maakte de internationale handel ondertussen een weergaloze bloei
door in Dorestad. De sterke specialisatie van deze twee naburige plaatsen is opvallend en nog niet verklaard. Voor
Dorestad begon de neergang met de plundertochten van de Noormannen, die in 834 de plaats voor het eerst
aanvielen en plunderden. Ook Utrecht werd steeds meer bedreigd, zodat bisschop Hunger het in 857 raadzaam achtte
zijn zetel te verlaten en steun te zoeken bij keizer Lotharius. Via een omweg belandde de bisschop in Deventer, waar
zij zo'n vijfenzestig jaar resideerden.

59

De Nederlanden in de Middeleeuwen

60

De Merovingische en Karolingische periode


Zie Franken in Belgi voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het gezagsvacum dat in Noord-Gallia ontstond


werd door de Salische Franken aangegrepen om
verder naar het zuiden af te zakken en ze maakten
Doornik tot de hoofdstad van hun nieuwe rijk. De
heersende familie was die der Merovingers. Het was
Chlodovech I (481-511), die vanuit Doornik de basis
legde van het Frankische rijk. Hij wist door zijn
overwinningen op Syagrius en de Bourgonden,
Alemannen en Visigoten het rijk uit te breiden tot in
het zuiden van Galli en maakte van het Romeinse
Lutetia (tegenwoordig bekend als Parijs) zijn
hoofdstad. Zijn belangrijkste opvolgers, Chlotarius I
en Dagobert I, brachten verdere eenheid in het
Frankische rijk. Volgens de Frankische gewoonte
was zijn rijk echter een persoonlijk gebied en werd
als zodanig bij zijn dood onder zijn zonen verdeeld.
In 639 werd het rijk daardoor verdeeld in het
oostelijke Austrasi en westelijke Neustri. De grens
liep dwars door het huidige Belgi.

Karel de Grote op een munt

De macht van de koningen nam echter zienderogen af, terwijl de hofmeiers, de beheerders van de koninklijke
domeinen, hun positie wisten te versterken. Zeer machtig werd het geslacht der Pippiniden, dat over Austrasi
heerste en afkomstig was uit de landen tussen Maas en Rijn. Dikwijls jaagden zij in de Ardennen. De koningen en
hofmeiers hadden geen vaste residentie, maar trokken van palts naar palts. Herstal, Jupille, Meerssen en Elsloo lagen
alle aan de Maas. De Pippiniden breidden het rijk uit in noordelijke richting en werkten nauw samen met de diverse
evangeliepredikers die hier actief waren.
In 719 liet Karel Martel zich uitroepen tot hofmeier van het gehele Frankische rijk. Na de dood van koning
Theuderik IV oefende Karel Martel in eigen naam de koninklijke macht uit. In 732 wist hij de opmars van de Moren
tijdens de Slag bij Poitiers tot staan te brengen, wat zijn prestige enorm ten goede kwam.
In 751 kwam de zoon van Karel Martel, Pippijn III, de paus te hulp toen deze bedreigd werd door de Longobarden.
In ruil hiervoor werd hij gezalfd tot rex Francorum, koning der Franken, en Patricius Romanorum, beschermheer
van Rome. Hiermee werd de laatste Merovingische vorst, Childerik III, afgezet en vestigde zich de dynastie van de
Pippiniden. Onder hen verschoof het machtscentrum naar Aken. De bekendste vorst was Karel de Grote die in 800
gekroond werd tot Imperator Romanorum, 'Keizer van de Romeinen'. Vanaf hier wordt het geslacht de Karolingen
genoemd. Ook de macht van de Rooms-Katholieke kerk nam sterk toe. Onder het bewind van Karel de Grote en zijn
opvolger Lodewijk de Vrome (814-840) heerste er in dit gebied vrede en bloeide de economie op.
Onder Karel de Grote beheerste het Frankische rijk rond 800 vanuit zijn kern in het huidige Belgi en
Noord-Frankrijk een groot deel van Europa, waaronder het huidige Duitsland en Noord-Itali. Door de grote omvang
van het rijk was hij genoodzaakt om het land te laten besturen door leenmannen (vassus) die aan hem
verantwoording schuldig waren. Door de geringe handel, de negatieve handelsbalans met het Byzantijnse Rijk en de
moslims en het verdwijnen van de gouden muntslag was de economie echter min of meer veranderd in een
ruileconomie. De leenmannen konden alleen beloond worden door hen gronden (beneficium, vanaf de 10e eeuw
feodum) en het vruchtgebruik daarvan te geven. Hieruit ontwikkelde het systeem zich tot het feodalisme. De
leenmannen streefden naar erfelijkheid, wat steeds meer regel werd en in 877 gelegaliseerd door het Capitulare van

De Nederlanden in de Middeleeuwen

61

Quierzy. Hiermee werd het onmogelijk nog een groot rijk te vormen.
Verdrag van Verdun, Verdrag van Meerssen
Na de dood van Lodewijk de Vrome in 840 was er
volgens de Frankische gewoonte wederom een rijksdeling.
Het rijk werd bij het Verdrag van Verdun in 843 in drien
verdeeld; West- (Francia Occidentalis), Midden(Francia Media) en Oost-Franci (Francia Orientalis). De
Schelde vormde de grens tussen West- en
Midden-Franci.
Het
noordelijke
deel
van
Midden-Franci, de Nederlanden, kreeg later de naam
Lotharingen, naar de eerste keizer, Lotharius. Toen
Lotharius in 855 overleed, werd zijn rijk weer in drien
verdeeld, waarbij zijn tweede zoon Lotharii regnum
verkreeg, het noordelijke stuk tussen Friesland en de Jura.
Na het Verdrag van Meerssen van 870 werd het
middenrijk verdeeld tussen het West-Frankische Rijk, het
latere Frankrijk, en het Oost-Frankische Rijk, het latere
Heilige Roomse Rijk, wat een eeuwenlange strijd tot
gevolg had tussen Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk.
Het gebied van het huidige Nederland maakte deel uit van
het Oost-Frankische Rijk, behalve Zeeuws-Vlaanderen, de
Schelde was de grens. Het graafschap Vlaanderen viel
onder West-Franci. In het noorden was dit aanvankelijk
slechts een deling op papier, de feitelijke macht was in
handen van de Vikingen en Friezen. Al in 826 werd
Friesland een Deens rijk onder de Vikingen Harald en
Rorik, dat daarna maar in leen werd gegeven door de
keizer.

Lotharius I in een evangeliarium vervaardigd in Tours rond 850


(Bibliotheque Nationale de France, Parijs)

De na-Karolingische periode en de middeleeuwse landsheerlijkheden


IJzeren eeuw
De periode tussen ongeveer 850 en 950 wordt wel de ijzeren eeuw genoemd. Met het uiteenvallen van het
Karolingische Rijk trad weer een neergang op door de chaos die ontstond door het verbrokkelen van de macht. Veel
gewesten kregen weer hun oude naam en versterkten hun eigen identiteit. In de Lage Landen ging dit niet op,
aangezien de namen Austrasi en Neustri in onbruik waren geraakt en er nog geen duidelijk omlijnde gebieden
waren. Zo bestond het pagus Flandrensis, de Vlaanderengouw, nog slechts uit het gebied rond Brugge. De rivieren
golden zowel als scheidingslijn tussen de gebieden, als bindend element, doordat deze transport en communicatie
vereenvoudigden. Uiteindelijk groeide het gebied hierdoor langzaam naar elkaar toe.
Aken werd opgevolgd als belangrijkste stad van de Karolingen door Orlans en later Parijs, waardoor het
zwaartepunt naar het zuiden verschoof. Het zwaartepunt van de macht van de Duitse koningen verschoof afhankelijk
vanuit welke dynastie ze kwamen. De heersers van West- en Oost-Franci verloren hierdoor grotendeels hun
interesse voor het gebied der Nederlanden.

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Het centrale gezag van de twee Frankische rijken


wist geen weerstand te organiseren tegen de invallen
van de Vikingen, waardoor de bevolking het
vertrouwen in hun verre heersers verloor. Het Heilige
Roomse Rijk bleef hierdoor geen politieke eenheid.
Lokale leenmannen, de zogenaamde gouwgraven, in
feite ambtelijke bestuurders en officieel de
vertegenwoordigers van de keizer, zagen hun kans
schoon en gingen het gezag in eigen naam
uitoefenen. Ze vormden hun graafschappen en
hertogdommen om tot kleine priv-vorstendommen,
en waren nog slechts in naam afhankelijk van de
keizer. De vele lokale leenmannen hielden zich
Het Gravensteen (Gent), in de 9e eeuw gebouwd als verdediging tegen
tenslotte hoofdzakelijk bezig met het vergroten van
de Vikingen.
hun persoonlijke macht ten koste van hun buren.
Hierdoor konden langzaam machtige en relatief onafhankelijke landsheerlijkheden ontstaan, waarvan Vlaanderen de
eerste was en lange tijd de belangrijkste. Een uitzondering hierop was Friesland, waar het feodalisme nooit echt
wortel schoot. Er is wel sprake van gouwen, maar een grafelijke dynastie heeft zich nooit ontwikkeld. In hoeverre
dat een gevolg was van de Friese Vrijheid, dat door Karel de Grote middels het Karelsprivilege aan de Friezen
verleend zou zijn, is niet bekend.
Karel de Kale, de eerste koning van westelijk Frankenrijk, maakte Boudewijn I van Vlaanderen in 869 gouwgraaf
van pagus Flandrensis dat zou uitgroeien tot het machtige graafschap Vlaanderen, nadat deze zijn dochter Judith in
861 had geschaakt. Hoewel gouwgraaf een ambtelijke functie was, werd hun zoon Boudewijn II van Vlaanderen
hierna graaf van Vlaanderen, waarmee de overgang van ambtenaar naar vorst compleet was. Boudewijn en zijn
opvolgers wisten een grote mate van zelfstandigheid te verwerven ten opzichte van de Franse koning. De graven
bouwden hun machtsgebied uit tot alle gebieden ten zuiden en westen van de Schelde, het hedendaagse
Zeeuws-Vlaanderen inbegrepen. Arnulf I van Vlaanderen wist het gebied uit te breiden naar het zuiden tot de
Somme, waar het in 911 door Rollo gestichte Normandi hem verhinderde verder te gaan.

62

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Hierna richtte men de aandacht naar het oosten, waar


in het Oost-Frankische Rijk de Karolingen waren
uitgestorven. Hendrik de Vogelaar wist in 925 het
stamhertogdom Lotharingen te annexeren. Onder
hem en zijn opvolgers, de Ottonen, leefde de
Renovatio Imperii op, waardoor zij hun aandacht
vooral richtten op Itali. Dit zorgde voor een
verbrokkeling van Oost-Franci, die uiteindelijk tot
in de 19e eeuw zou duren. Onder de Ottonen werd
het Oost-Frankische Rijk omgevormd naar het
Heilige Roomse Rijk. Bruno de Grote werd door zijn
broer, keizer Otto I, aangesteld als hertog van
Lotharingen. Na zijn dood werd dit verdeeld in
Opper-Lotharingen, ongeveer het tegenwoordige
Lotharingen, en Neder-Lotharingen, wat ongeveer
overeenkwam met de Nederlanden, afgezien van het
gebied
ten
westen
van
de
Schelde.
Neder-Lotharingen had echter weinig praktische
betekenis met de opkomst van de landsheerlijkheden
in de 11e eeuw.
Quentowic werd in de 6e eeuw een belangrijke stad
Lotharingen na de deling in 959:
en nam de handel met Engeland over van Boulogne.
Neder-Lotharingen in groen,
Hierlangs liep ook de via rectissima, de weg voor
Opper-Lotharingen in oranje.
De taalgrens in rood gestippeld.
Engelse pelgrims naar Rome. Een andere belangrijke
handelsplaats was tot de 9e eeuw het Friese
Dorestad. Dorestad leed sterk onder de invallen van Noormannen, maar verdween waarschijnlijk door verzanding
van de haven. Karel de Grote trad op tegen de plunderingen door de Vikingen door garnizoenen en vlooteenheden te
plaatsen naar Romeins voorbeeld van de Rijnmonding tot Ponthieu. In 866 en 882 vonden Vikingaanvallen plaats in
de IJsselstreek waarbij handelsplaats en kerkelijk centrum Deventer en de hof en nederzetting van Zutphen werden
geplunderd. In 882 bezetten Vikingen zelfs het Valkhof te Nijmegen om daar te overwinteren. Om aan de aanvallen
van de Vikingen een eind te maken, werden gebieden beleend aan Vikingen, in de hoop dat zij aanvallen van andere
Vikingen zouden afweren. Zo werd Friesland beleend aan Godfried de Zeekoning. Deze maakte van zijn positie
echter gebruik voor verdere Vikingaanvallen, waaronder de verwoesting van Dorestad in 863. Hij werd in 885
vermoord door Gerolf, die daarmee de Friezen bevrijdde van de Vikingen en stamvader werd van het Hollandse
Huis, hoewel de naam Holland pas later in gebruik kwam. De Vikingaanvallen zijn onder andere beschreven in de
Annales Regni Francorum en de Annales Bertiniani.
Sint-Omaars en Atrecht kregen rond 880 verstevigde muren om de aanvallen van Vikingen af te weren. Wat vooral
hielp was dat in Vlaanderen en Zeeland langs de kust een defensiesysteem werd opgericht van cirkelvormige
burchten van Broekburg tot Burg op Schouwen. Arnulf van Karinthi wist in 891 een einde te maken aan de
overheersing van de Noormannen door ze bij Leuven te verslaan. De meeste Noormannen trokken daarna zich terug
tot Boulogne. Anderen bleven echter, integreerden en vermengden zich met de autochtone bevolking. Tegen het jaar
1000 verminderde de plaag uit het noorden en hield op toen de Vikingen overgingen tot het christendom.

63

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Landsheerlijkheden in Lotharingen
In deze tijd werden in West-Franci de grondslagen gelegd van het graafschap Henegouwen en het graafschap
Vlaanderen. Lotharingse vorstendommen waren Brabant, Limburg, Loon, Luxemburg en Namen die vanaf de 14e
eeuw in het Bourgondische verband werden opgenomen. Het prinsbisdom Luik bleef tot aan de Franse Revolutie een
onafhankelijke staat binnen het Heilige Roomse Rijk. De Friezen bleven gevrijwaard van een landsheer door de naar
vermeend door Karel de Grote verleende Friese Vrijheid.
Het gebied boven de rivieren viel onder het Heilige Roomse Rijk, waar later ook Brabant onder viel. Grote delen van
de Lage Landen werden beheerst door elkaar onderling bestrijdende vorsten, zoals de hertog van Gelre, de hertog
van Brabant en de bisschop van Utrecht. En ook de bisschoppen van Luik en Keulen mengden zich dikwijls met hun
legers in de politieke strijd.
In de 11e eeuw waren deze landsheerlijkheden echter vrijwel niet te herkennen op de kaart, afgezien van
Henegouwen en Vlaanderen. In Vlaanderen was toen al een eigenbesef aanwezig, wat onder andere blijkt uit De
laude Flandriae (Lof van Vlaanderen) van Petrus Pictor uit het begin van de 12e eeuw. Dat het eigenbesef elders nog
niet erg aanwezig was, kwam ook doordat de Duitse keizer via zijn rijksbisschoppen in Utrecht, Luik en Kamerijk
daar vaak nog echt aan de macht was, hoewel de laatste meer onder invloed van de graven van Vlaanderen of
Henegouwen.
Om de invloed van de lokale heersers en de Lotharingse hertog te beperken werd door de Ottonen het
Rijkskerkenstelsel ingevoerd. Hierbij werden door de keizer bisschoppen aangesteld die wereldlijke macht kregen,
zonder het gevaar dat er een dynastie gevestigd werd. Met het Concordaat van Worms kwam in 1122 echter een
einde aan de Investituurstrijd en verloor de keizer zijn ultiem beslissingsrecht over de bisschopsbenoemingen en de
investituur. Hiermee werd zijn invloed duidelijk minder en dit betekende het einde van de directe Duitse invloed in
de Nederlanden, maar betekende ook een aantasting van de wereldlijke macht van de bisschoppen, aangezien de
keizer er geen belang meer bij had hen te steunen.
Zoals Vlaanderen ontstaan was uit de versterking Brugge, zo ontstond Henegouwen rondom Bergen en Brabant
vanuit Leuven. Door het uitgroeien van het machtsgebied kwamen zij meer met elkaar in aanraking, vaak militair.
Conflicten waren vaak gebaseerd op vermeende aanspraken op bepaalde gebieden, die vaak voortkwamen uit
onderlinge huwelijken. Deze huwelijken waren weer onderdeel van de huwelijkspolitiek, waarbij het dynastieke
belang prevaleerde en het verbod van de kerk op zogenaamde incest, de verboden graden, moest worden omzeild.
Met deze politiek groeide de invloed van de heerlijkheden.

64

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Heidendom
Het is niet duidelijk in hoeverre de religie in de Nederlanden in
die tijd vergelijkbaar is met de Noordse en Germaanse
mythologie zoals die in de 13e eeuw door Snorri Sturluson in de
Proza-Edda beschreven werd. Aangenomen wordt dat voordat het
christendom de overheersende godsdienst werd in de
Nederlanden, er een mengelmoes van heidense geloven bestond,
zoals de Keltische mythologie en de Germaanse mythologie, met
godheden als Njord, Freya en Freyr, Wodan, Donar en Twaz.
Ook Irmin werd vereerd. In cultusdomeinen werden door de
stammen cultusfeesten georganiseerd als dienst voor de goden.
De cultusdomeinen waren heilige bossen, rotsen of stenen die
men als verblijfplaats van beschermgoden zag. Hier bracht men
offers die meestal bestonden uit voedsel. Ook bouwde men
eenvoudige altaren van opgestapelde stenen in de open lucht. De
wil der goden werd bekendgemaakt door middel van orakels. Er
bestonden geen priesters, de politieke leiders hadden ook het
sacrale ambt in handen. Met de Romeinen werd de Romeinse
mythologie gentroduceerd. Onder de Romeinen volgde de eerste
kerstening die vooral plaatsvond in de steden. De invloed van
deze eerste kerstening was echter beperkt en verdween vrijwel na
de volksverhuizingen.
In de 2e en 3e eeuw na Christus werd Nehalennia vereerd bij de
Nehalennia in moderne uitvoering van "Neeltje Jans"
monding van de Schelde. Zij was een voor-Keltisch-Germaanse
(Guido Metsers 1989)
beschermgodin van vissers, zeelui en handelaars. Altaren ter ere
van de godin zijn gevonden in Zeeland en bevestigen het
handelsverkeer in die periode. Bij Domburg kwamen (in 1647 al) de resten van een vroegere Nehalennia-tempel[2]
uit die tijd van onder de duinen tevoorschijn. Andere teruggevonden tempels te Elst, Kessel en Empel waren
mogelijk gewijd aan een god die de Romeinen identificeerden met Hercules Magusanus.

Ontstaan van christendom en kerk


Van het christendom zijn er voor 300 vrijwel geen sporen teruggevonden. De mysteriecultus van Attis en Kybele
was echter invloedrijk. In de 4e eeuw werd het christendom vanuit Keulen, waar Maternus bisschop was, en
Noord-Frankrijk in de Nederlanden verspreid. De bisschoppen vestigden zich ook hier in de bestuurlijke centra. De
eerst genoemde was Servatius, bisschop van Tongeren, die zich later in Maastricht vestigde, dat beter te verdedigen
was. Aanvankelijk bleef de christelijke invloed onder de Germanen echter beperkt en hingen deze nog verschillende
heidense geloven aan.
Met de bekering van Chlodovech I rond 500 begon de tweede kerstening en werden de Franken langzaam tot het
christendom bekeerd. In de 8e en 9e eeuw volgden ook de Friezen, veelal door rondtrekkende predikers, dikwijls
Ierse of Engelse monniken zoals Willibrordus, Bonifatius en Adelbert van Egmond. Enkele generaties later werden
ook de Saksen hardhandig bekeerd tijdens de Saksenoorlogen. Het hof van Karel de Grote speelde een belangrijke
rol in de ontwikkeling van de theologie - met hoftheoloog Alcuinus - het onderwijs en de kunsten.
Er ontstond in de kerk - tussen 730 en 843 - een strijd over afbeeldingen en beelden, het iconoclasme. In 787, tijdens
het laatste oecumenische concilie, werd het vereren van beelden en afbeeldingen (iconen) toegestaan. Ook kwam er
discussie over de leer van de predestinatie. De Saksische monnik Godschalk van Orbais formuleerde de leer van de

65

De Nederlanden in de Middeleeuwen
dubbele predestinatie.
Vanaf deze tijd werden kerken in steen gebouwd.
Vooral in de bouwkunst kwam er een eigen
Karolingische stijl. In Aken liet Karel de Grote een
paltskapel bouwen.
Zonder actieve steun van de Karolingen zou de
kerstening van de noordelijke Nederlanden minder
snel resultaat gehad hebben. Dit was echter
aanvankelijk vooral de acceptatie van de riten door
de hoge standen. De uiterlijke kerstening van de
bevolking werd echter pas veel later gevolgd door
een innerlijke kerstening. Het zou nog eeuwen duren
totdat het christendom als geloof volledig deel
uitmaakte van het leven van ook de lage stand.
Bepaalde heidense tradities leefden nog lang na de
kerstening voort. Tot in de 12e eeuw werden
openlucht-cultusplaatsen voor rituele doeleinden
gebruikt. Zelfs heden zijn nog sporen van
voorchristelijke gebruiken te vinden in veelal
plaatselijke gebruiken op het platteland van de lage
landen.
De weerstand bleek duidelijk uit de dood van
Reliekschrijn van Karel de Grote in de Dom van Aken.
Bonifatius in 754 in Dokkum en overkwam ook
Lebunus, een Angelsaksische priester, die vanuit het
missiecentrum Utrecht naar de IJsselstreek trok. Vanuit Deventer werden kerken gesticht in het Saksische land, zoals
waarschijnlijk rond 770 in Oldenzaal. De kerk van Deventer werd echter een aantal keer verwoest, waarna het
twintig jaar zou duren voordat de missiepriesters terugkeerden.
Liudger had meer succes, en slaagde met name in de provincie Groningen, maar ook bijvoorbeeld in Wichmond,
Zelhem en Billerbeck. Kort na 800 werd Liudger de eerste bisschop van het nieuwe Bisdom Mnster. Het grootste
deel van Groningen en het graafschap Twente gingen tot dat Saksische bisdom behoren. De stad Groningen viel
echter met Drenthe en het graafschap aan de IJssel, waar Deventer en Zutphen in de 10e eeuw deel van uitmaakten,
goeddeels onder het Frankische bisdom Utrecht, hoewel dat tot in de 17e eeuw werd betwist door Munster.
Door het ontstaan van de eerste parochies in de 7e eeuw ontstonden er grote veranderingen in het aanzicht van het
platteland. Boven de daken van de plattelandswoningen torenden opeens grote kerken en basilieken uit, zoals de
Sint-Gertrudiskerk te Nijvel en de Sint-Baafsabdij en de Sint-Pietersabdij te Gent. Deze laatste werden gesticht in
676 door Amandus van Gent, de apostel van Vlaanderen. In 675 werd de abdij van Stavelot opgericht door
Remaclus, de apostel van Walloni. Zo werden er tussen 630 en 740 circa 50 abdijen opgericht in de zuidelijke
Nederlanden. Deze waren belangrijk voor de verspreiding van het geloof.
De eerste kloosters ten noorden van de rivieren ontstonden vanaf de 9e eeuw. Toen werd in Deventer het
kapittelklooster gesticht, in de 10e eeuw ook in Oldenzaal en in de 11e eeuw Zutphen en Groningen. Kloosters op
het platteland ontstonden vanaf de 12e eeuw, zoals die van de benedictijnen en de cistercinzers. In de grotere steden
vestigden zich vanaf de 13e eeuw bedelordekloosters van de dominicanen en de franciscanen en Heilige
Geest-gasthuizen. Vanaf de 14e eeuw nam het aantal kloosters, zowel in de steden als op het platteland, sterk toe
door de begijnen en de Moderne Devotie.

66

De Nederlanden in de Middeleeuwen
In de Romeinse tijd werden de doden waarschijnlijk gecremeerd, rond 400 stapte de sociale elite over op begraven,
of inhumaties.

Het dagelijkse leven


In de Karolingische tijd werd het hofstelsel of domaniaal systeem ingevoerd. Dit was een organisatie waarbij een
stuk grond, het vroonhof, ook wel domein genoemd, economisch geheel zelfvoorzienend was. De grond was in bezit
van een grootgrondbezitter die zijn horigen een deel van het land voor hem liet bewerken. Daarnaast woonden er
boeren die een stuk land uitbaten op dit domein en daarvoor diensten of goederen verschuldigd waren. De
uitwisseling van goederen en diensten was sterk gereguleerd vanuit de vroege steden, die belangrijk waren als
bestuurs- en handelscentra.
Met het afnemen van de macht van de koning en de keizer kon de grootgrondbezitter, die economische macht had,
uitgroeien tot een heer met juridische macht. Hieruit ontstond de heerlijkheid of seigneurie. Er was een grote mate
van autarkie en het statische systeem zorgde ervoor dat boeren aan het domein gebonden waren. Er waren slechts
weinig mogelijkheden om te reizen of om in een ander milieu terecht te komen. Het hofstelsel werd niet overal
ingevoerd. Het systeem werkte bijvoorbeeld niet in gebieden waar veel ontginningen plaatsvonden en ook niet in
Friesland door de Friese Vrijheid.
De meerderheid was boer en vaak erg arm en ondervoed. Bijna iedereen leefde op het platteland. Edellieden en de
Kerk hadden heel veel macht. Omdat aan het einde van de Vroege Middeleeuwen iedereen lid was van de Kerk,
konden de geestelijken iedereen via de preekstoel benvloeden. Kerkelijke gezagsdragers waren vrijwel de enigen die
konden lezen en schrijven, wat hun machtspositie nog vergrootte. Het aardse bestaan was in de Middeleeuwen van
ondergeschikt belang en het hele leven was gericht op het hiernamaals. De angst om in de hel te komen maakte de
mensen zeer onderdanig aan de machthebbers. In de Vroege Middeleeuwen lag het in de meeste gevallen al bij de
geboorte vast of men tot de groep van de boeren of van de edelen zou horen. Men kon alleen uit zijn stand komen
door geestelijke te worden.

Vroege steden
De eerste stadsontwikkeling ontstond met steden die door de Romeinen werden gesticht of ontstonden uit
voormalige castella, zoals Nijmegen, Maastricht en Utrecht, maar ook kleinere steden als Cuijk en Woerden. Daarna
ontstonden Karolingische handelsplaatsen als Dorestad, Medemblik en Deventer. Deze nederzettingen lagen op een
knooppunt van waterwegen en de bewoners namen deel aan lange-afstandshandel en hadden een eigen ambachtelijke
productie. In de 10e eeuw ontstonden stedelijke nederzettingen als Stavoren, Tiel en de handelswijk Stathe in
Utrecht. Groningen groeide door goede landverbindingen in de 10e eeuw ook uit tot een belangrijke handelsplaats,
net als Zutphen en ook kleinere nederzettingen als Zwolle en Arnhem. Vanwege hun gunstige ligging werden hier
vanaf de Karolingische en de Ottoonse tijd door de Frankische veroveraars bestuurlijke en kerkelijke centra gesticht
en soms ook emporia, handelscentra. Deventer was, met tol en muntWikipedia:Bronvermelding, rond 850 de
belangrijkste opvolger van Dorestad en naast Utrecht het belangrijkste kerkelijke centrum, zeker na de omwalling
die rond 890 plaatsvond naar aanleiding van Vikingaanvallen. Ook Zutphen, in de 9e eeuw in hetzelfde
Karolingische graafschap aan de IJssel gelegen en het bestuurlijke en militaire centrum met gravenhof en
ringwalburg, werd om die reden omwald. Zwentibold verleende Tiel, Utrecht en Deventer in 896 speciale
handelsprivileges. Oldenzaal was de centrale plaats van het graafschap Twente en was dankzij een grafelijk hof, een
vroege kerkstichting (ca. 775; vanaf de 10e eeuw kapittel) en een marktfunctie een bloeiende plaats.
In deze steden werd de macht van de Duitse vorst en de bisschop van Utrecht tot uitdrukking gebracht in de
architectuur. In een tijd dat de meeste gewone huizen nog van hout en leembestreken vlechtwerkwanden waren,
werden kerkelijke gebouwen en bestuursinstellingen in steen gebouwd om indruk te maken. De grootste huizen
werden tot in de 13e eeuw opgetrokken uit natuursteen. Deze huizen waren vaak breed en diep en voorzien van
verdiepingen. Door kantelen en arkeltorens kregen ze het aanzien van adellijke residenties. Ook waren ze in beperkte

67

De Nederlanden in de Middeleeuwen

68

mate verdedigbaar met soms de ingang op de eerste verdieping, bereikbaar met een wegneembare trap. Bij de meeste
huizen werd het deel aan de straatzijde gebruikt als werkplaats of winkel. Overigens werd ten zuiden van de grote
rivieren het stenen bouwmateriaal vaak gesloopt uit oude romeinse gebouwen die daardoor grotendeels verdwenen.
Vaak kan men heden nog in de oudste gedeelten van kerken, burchten en stadswallen stukken van romeinse pilaren,
grafmonumenten en bakstenen zien.

Kunst en cultuur
In West-Europa duurde het tot ~750 voordat er
sprake was van een opleving van de kunst. Ten tijde
van de lange regeerperiode van Karel de Grote
(768-814) kreeg de Karolingische renaissance
gestalte, de opbloei van cultuur en wetenschap tussen
~750 en ~950. Deze opleving manifesteerde zich
vooral aan diens hof en werd vooral gedragen door
de clerus. Tijdens de regeerperiode van de
Karolingen was er sprake van een toenemende
belangstelling voor de klassieke cultuur. Byzantijnse
invloeden, culminerend in het afbeelden van de
menselijke figuur, werden versmolten met de
Germaanse, grotendeels abstracte, ornamentiek.
Verder zijn veel klassieke teksten in het Latijn
bewaard gebleven in de vorm van handschriften die
in de Karolingische tijd zijn vervaardigd. Dit
gebeurde vooral in kloosterbibliotheken, waarvan het
aantal en de omvang sterk toenamen tijdens en vlak
na de regeerperiode van Karel de Grote.

Onderwijs, wetenschap, recht en bestuur

De vier evangelisten, miniatuur; een voorbeeld van de Karolingische


renaissance.

Na de Romeinse periode was er weinig over van


onderwijs. Karel de Grote richtte weer scholen op. Voor de 12e eeuw speelde het intellectuele leven zich af in
kloosters. De kloosterscholen waren centra van beschaving en cultuur. In de kloosters werd vooral aan liturgie en
gebed gedaan en de studie van de zeven vrije kunsten. De monniken en de kloosters speelden een belangrijke rol bij
het in stand houden en de verspreiding van het christelijke geloof. Latijn was de voertaal aan het hof en in de kerk.
Onder de Karolingen werd middels de capitularia weer overgegaan tot de actieve wetgeving, in tegenstelling tot het
passieve gewoonterecht. Dingplaatsen, centrale gerechtsplaatsen zoals Dingspelerberg, functioneerden op
bovenlokaal niveau. Het lokale bestuur werd door missi dominici, zendgraven, georganiseerd in de pagi, de gouwen.
De gouwgraaf bestuurde dit als ambtenaar in dienst van de koning of keizer.

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Hoge Middeleeuwen
Gedurende de Middeleeuwen werden de hertogen van Brabant en Gelre en de graven van Holland en van Vlaanderen
heersers over de meeste gebieden van de Lage Landen. Door veroveringen en vooral door huwelijkspolitiek vond
schaalvergroting plaats. Zo kwam Holland onder de invloedssfeer van de graven van Henegouwen, en beiden samen
onder invloed van het Huis Wittelsbach van Beieren.
Er kwam ook weer beweging in de samenleving, zodat deze na tweehonderd jaar voor iemand die rond 1050 had
geleefd niet meer te herkennen was, wat ook wel de Renaissance van de 12e eeuw genoemd. En van de kenmerken
was de enorme toename van de ontginningen van nieuw land.

Economie
Vanaf ongeveer het jaar 1000 begon West-Europa zich te herstellen van de chaotische 'donkere Middeleeuwen'. De
bevolking groeide weer, talloze nieuwe steden ontstonden en de handel breidde zich sterk uit. Ook de Lage Landen
profiteerden hiervan. Het economische zwaartepunt lag tussen 1100 en 1500 duidelijk in Vlaanderen waar Brugge en
Gent door de toenemende handel zeer welvarend werden. Belangrijk was de handel tussen het Rijnland (glas,
aardewerk, metalen) en Engeland (wol) die hier samenkwam. Brugge, het belangrijkste Hanzekantoor, had zeewaarts
een verbinding met Londen met het Stalhof als hanzekantoor, maar ook de handel met het zuiden van Frankrijk
(baaizout, wijn) en het Iberisch Schiereiland was belangrijk. Over land was er de verbinding met de handel van de
Westfaalse en de Rijnlandse Hanzesteden en de Italiaanse steden (kruiden, zuidvruchten zoals gedroogd fruit).
In het oosten waren het de IJsselsteden die zeer grote welvaart bereikten door de handel binnen het Hanzeverbond
(voornamelijk wol, graan, hout) (Doesburg, Zutphen, Deventer, Kampen, Elburg, Harderwijk om de belangrijkste te
noemen).
Vanaf de 14e eeuw begon ook het gewest Holland belangrijker te worden. Rond 1200 was de rol van Holland nog
marginaal, maar tegen 1300 was het een belangrijke lokale macht. De voornaamste stad van dat gewest was in die
dagen Dordrecht.

69

De Nederlanden in de Middeleeuwen

70

Vorming van het land


Tussen circa het jaar 1000 en 1600 vond de vorming
van de Jonge Duinen langs de Hollandse kust plaats.
Hierachter ontstonden in de veengebieden meren die
door afslag langzaam groter werden. Al in de
Middeleeuwen
ontstonden
ook
de
eerste
plassengebieden door de turfwinning.
Het Vlie werd rond 1250 steeds groter, waardoor het
Almere verzoutte en erosie van het veen optrad
waarmee de Zuiderzee ontstond. West-Friesland was
toen al omdijkt, waardoor hier de erosie niet optrad.
Andere gebieden werden ook bedijkt, waardoor
gebied werd teruggewonnen, zodat de Middelzee in
de 16e eeuw weer was drooggelegd. Vanaf het begin
van de 15e eeuw werden voor het eerst windmolens
gebruikt om gebieden droog te malen.
Door de kusterosie kwamen de inbraken van de zee
bij de Maas steeds verder landinwaarts, met als
hoogtepunt het tijdens de Sint-Elisabethsvloed in
1421 ontstaan van de Biesbosch.

De Sint-Elisabethsvloed (1421).

Door de verzanding van de Oude Rijn kon in 1122


bij Wijk bij Duurstede de Kromme Rijn-Oude Rijn worden afgedamd. Dit gebeurde in 1285 ook met de Hollandse
IJssel en in 1307 met de Linge. In de 12e en de 13e eeuw werden de rivieren bedijkt, waardoor de stroomloop niet
meer kon veranderen.
Grote Ontginning
Met de bevolkingstoename van de 10e eeuw ontstond er behoefte aan meer landbouwgronden. Voor deze tijd vonden
ontginningen slechts op beperkte schaal plaats om uitgeputte gronden te vervangen. Uitgebreidere ontginningen
werden beperkt door het Karolingische domeinstelsel dat een gesloten, sterk hirarchische en planmatige organisatie
was. Onder druk van de demografie kwam langzaam een einde aan het statische domeinstelsel. Vanaf de 10e eeuw
werd vanuit de oudere nederzettingen begonnen met de ontginningen van de woeste gronden.
Aanvankelijk ging een deel van de ontginningen in Friesland, West-Friesland en Waterland waarschijnlijk van de
kleinere heren uit, buiten de graaf of bisschop om. In de 11e eeuw begon echter de Grote Ontginning die veel meer
onder de controle stond van de graven van Holland en de bisschoppen van Utrecht. Tot de 13e eeuw werd het gebied
tussen het IJ in het noorden, de duinen in het westen, de Lek en de Waal in het zuiden en de Oude Rijn in het oosten
ontgonnen.
Voor de Grote Ontginning waren de grenzen tussen het machtsgebied van de graven van Holland en de bisschoppen
van Utrecht niet duidelijk te tekenen en bestond er tussen beide een feitelijk niemandsland. Gedurende de
ontginningen wisten de graven van Holland echter hun invloed uit te breiden ten koste van Utrecht. Zo ging
Amstelland in 1279 over van Utrecht naar Holland. Waterland werd door Jan van Persijn in 1281 of 1283 verkocht
aan graaf Floris V, West-Friesland werd na een eeuwenlange strijd in 1297 definitief onderworpen.

De Nederlanden in de Middeleeuwen

De ontgonnen grond bleek vaak niet goed geschikt


voor het verbouwen van zware broodgranen, zoals
tarwe en rogge. Na 1350 nam de graanproductie van
de veengronden dan ook af. Soms lukte het wel met
gerst en haver, maar vaak moest worden overgestapt
op de veeteelt. Hiervoor waren minder mensen
nodig, zodat ondanks de grote hongersnood van
1315-1317, de Zwarte Dood en de pestuitbraken in
de halve eeuw daarna er op het platteland een
overschot aan arbeidskrachten ontstond, die naar de
steden trokken, waar door de grote sterfte juist een
tekort was. Veel overtollig geworden mensen gingen
zich bezighouden met ambachtelijke vakken, zoals
de kaasmakerij. Daarnaast werd het boerenbedrijf in
kustplaatsen al vaak gecombineerd met de visserij en
handelsvaart, waar men zich nu volledig op ging
richten. Rond 1400 werd de haringbuis ontwikkeld,
In 1349 brak de pest uit in Brugge
waarmee de haring direct op zee gekaakt en gezouten
kon worden, wat nodig was omdat de reizen langer
waren. Ook begonnen ze gebruik te maken van sleepnetten. Dit alles gaf grote voordelen in de haringhandel. De
schaarste aan broodgranen zorgde ervoor dat de schippers dit uiteindelijk in de Oostzee gingen halen, wat later de
moedernegotie werd genoemd. In de 15e eeuw zouden ze zelfs de Hanze daar aftroeven.
Ook waren voor de ontginningen dijken, sluizen kanalen en zijlen nodig. Om dit te cordineren werden
waterschappen en heemraadschappen opgericht naar het voorbeeld van de Vlaamse wateringen, vanaf de 13e eeuw
ook hoogheemraadschappen. De noodgedwongen collectiviteit zorgde voor een bestuur en mentaliteit die
waarschijnlijk een belangrijk onderdeel was van het latere succes van de Nederlandse handel.
Daarnaast waren er echter ook minder gunstige effecten, zoals de bodemdaling en de daarmee samenhangende
stormvloeden.

71

De Nederlanden in de Middeleeuwen

72

Kunst
De Hoge Middeleeuwen begonnen op het gebied van
kunst eigenlijk al in 900 met de romaanse stijl.
Ondanks de benaming is het Romaans als bouwstijl
slechts indirect gebaseerd op de bouwstijl van de
Romeinen. Feitelijk komt zij voort uit de
Karolingische stijl, waarin principes uit de Romeinse
architectuur werden herontdekt. De romaanse stijl
werd gekarakteriseerd door kleine rondboogvensters
en decoraties met eveneens ronde bogen. De muren
waren doorgaans dik en versierd met lisenen, friezen
en spaarvelden waarin eveneens ronde vormen
domineedren. De muren droegen het grootste deel
van het gewicht van het gebouw op zich, waardoor
grotere ramen niet mogelijk waren. Daarom was het
in Romaanse kerken altijd vrij donker. Omdat veel
gebouwen in die tijd van hout gemaakt werden,
bleven feitelijk vrijwel alleen kerken en kloosters in
de Romaanse bouwstijl bestaan.
Hoewel deze kenmerken vrij algemeen zijn, kent de
romaanse stijl grote regionale verschillen. Bovendien
maakte de stijl een geleidelijke ontwikkeling door die
uiteindelijk, door de grootschalige toepassing van het
kruisribgewelf, zou leiden tot het ontstaan van de
gotische bouwstijl, waardoor het Romaans werd verdrongen.

Sint-Bavokerk (Aardenburg) als voorbeeld van gotiek.

De vroeggotiek zou de eerste vernieuwende kunststijl zijn sinds de val van het West-Romeinse Rijk. Het verschil
tussen de gotiek en het Romaans is dat de gotiek voorheen noodzakelijke bouwelementen weglaat. Dit was mogelijk
door de toepassing van kruisribgewelf, spitsboog en pilaren. Buitenwaartse krachten, die de neiging hebben de
muren naar buiten te drukken, waren in de romaanse architectuur met zijn dikke muren geen probleem, maar
moesten bij deze veel lichtere constructie wel afgevoerd worden. Hiervoor werd de luchtboog verder ontwikkeld.
Hierdoor ontstond een sterke constructie die in de romaanse stijl onmogelijk was en die een grotere verticaliteit
toeliet. Dit zorgde ervoor dat de kerken veel hoger konden worden en dat er ruimte vrijkwam in de kerk, door het
weglaten van dragende onderdelen.
De vroeggotiek zou opgevolgd worden door de hooggotiek. De Hooggotiek zou zich vooral kenmerken doordat de
gotiek nog meer zou worden toegepast. De Gotiek zou nu op zijn hoogtepunt zijn.

De Nederlanden in de Middeleeuwen

73

Religie
Tijdens de Hoge Middeleeuwen waren er nog wel
sporen van heidens geloof, maar de kerk beheerste
het leven desondanks volledig. Dit uitte zich in kunst,
cultuur en onderwijs, maar ook in bestuur en
wetenschap, of meer bepaald in de scholastiek.
In de 12e en 13e eeuw was er voldoende welvaart om
een professionele clerus te betalen en bisschoppen
zijn toen begonnen met het oprichten van
kathedraalscholen om de clerus het canonieke recht
te laten onderwijzen, alsook kerkelijke administratie,
boekhouden, logica en retoriek (voor theologische
discussies en preken). Kathedraalscholen hadden
meestal slechts n leraar. Dit was het begin van de
scholastische traditie. De zeven vrije kunsten,
oorspronkelijk bekend onder hun Latijnse naam
Septem artes liberales, vormden een vroege
Europese indeling van de wetenschappen, en
vormden de basis van het universitair onderwijs.

Opkomst van de steden


Zie Middeleeuwen en Geschiedenis van Vlaanderen

Septem artes liberales uit Hortus deliciarum van Herrad van Landsberg,
rond 1180.

voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Vanaf circa 1050 brak een periode van economische groei aan, vooral in Noordwest-Europa. De invoering van het
drieslagstelsel in de landbouw maakte een grotere productie mogelijk, waardoor meer mensen zich konden
onttrekken aan de voedselproductie. Hierdoor konden de steden en de handel groeien. De steden werden vooral door
hun muren een machtsfactor van belang en dit leidde uiteindelijk vooral in Vlaanderen tot het ontstaan van machtige
steden die in verzet konden komen tegen de alleenheerschappij van de adel en de geestelijkheid. Dit zou het begin
zijn van de afbraak van het feodale stelsel. De eerste scholen werden gesticht, gebaseerd op de gedachten van Karel
de Grote.
In het zuiden concentreerde zich dit rond de Rijn, de Maas en de Schelde. Daardoor nam ook de bevolking sterk toe
en kon men zich ook gaan bezighouden met handel en industrie, wat weer de opkomst van de steden in de hand
werkte. De Brabantse steden Antwerpen, Brussel en Leuven volgden het voorbeeld van Luik en Brugge. Vooral de
inpoldering van de Vlaamse kust, nieuwe technieken in de productie van goederen en handel met andere regio's
zorgden voor deze economische opbloei en verstedelijking. De textielindustrie ontstond in Artesi en later in
Vlaanderen en zorgde voor welstand. Ook de export van natuursteen was belangrijk. In Luik werd in 1195 de eerste
steenkool ontgonnen en de Luikse wapenproductie veroverde Europa in deze periode. De jaarmarkten zorgden ook
voor een sterke toename van de handel, die ook buitenlandse kooplieden aantrok. Kooplieden uit dezelfde stad
verenigden zich op een gegeven moment in een "Hanze". Deze "hanzes" sloten zich later weer aaneen en werden
steeds machtiger. Op deze manier ontstonden de Vlaamse Hanze van Londen die handel dreef met Engeland en
Schotland, en de Hanze der XVII steden, die zich richtte op Itali. Er werd uitgevoerd naar alle uithoeken van
Europa. Dit economische succes bracht de bestaande standenmaatschappij langzaam ten val. De volkstaal begon het
tot dan toe allesoverheersende Latijn te vervangen.

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Vanaf het midden van de 14e eeuw werd Europa


getroffen door een economische depressie en de pest of
Zwarte Dood zorgde ervoor dat een derde van de
bevolking omkwam. De zuidelijke gewesten hadden van
de economische recessie minder te lijden en zo
verschenen in Namen en Luik de eerste hoogovens als
verbetering van de laagovens, en werd Brugge een
voorname handelsstad. Het noordelijk gebied was de
enige regio in Europa die in deze tijd een economische
vooruitgang doormaakte, wat het belang van Holland ten
opzichte van Vlaanderen en Brabant deed groeien, al
waren de grote steden van het zuiden nog steeds
belangrijker. Steden als Kampen en Deventer werden
echter langzaam overvleugeld door Holland, doordat de
groter wordende zeeschepen deze steden niet konden
bereiken en doordat Holland een grotere eenheid
vormde. Dit kwam doordat de steden in Holland relatief
klein waren. Geen enkele stad kon een dominerende rol
spelen in het gewest. Daarbij waren de steden veel meer
van elkaar afhankelijk, zoals bij het dijkbeheer in de
heemraadschappen. Van de zes grote steden lagen er vier
- Leiden, Haarlem, Delft en Gouda - landinwaarts. Zij
waren voor de scheepvaart en de haringvisserij
Het Belfort van Brugge opgetrokken vanaf 1240
afhankelijk van kleinere steden als de West-Friese steden
Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Edam en de steden rond
Rotterdam. Dit alles maakte een doorbraak van het dilemma van de collectieve actie van levensbelang, wat de
bestuurlijke eenheid ten goede kwam. In Vlaanderen, waar de macht van de grote steden zorgde voor stedelijk
particularisme, vond een tegengestelde ontwikkeling plaats.
Met de groeiende macht van de burgerij, de poorters, werd het culturele monopolie van de Kerk doorbroken. Ook
verminderde de macht van de adel met het toenemen van de macht van de steden, al bleven zij nog eeuwen een
belangrijke rol spelen, zeker in gebieden met weinig steden als Gelre en Kleef, waar ook de Duitse invloed groter
was.

74

De Nederlanden in de Middeleeuwen

75

Kruistochten
In 1091 stuurde de keizer van het Byzantijnse Rijk, Alexios I
Komnenos, brieven naar paus Urbanus II en Robrecht I de
Fries, de graaf van Vlaanderen, met het verzoek om bijstand.
In 1095 riep de paus tijdens het Concilie van Clermont op tot
de (Eerste) Kruistocht.
De kruistochten zorgden voor een opleving van de
scheepvaart en de handel. De Tweede Kruistocht in 1147
leidde tot het beleg van Lissabon door Vlaamse, Friese,
Normandische, Engelse, Schotse en wat Duitse
kruisvaarders. Op 24 oktober werden de Moren verslagen en
werd Lissabon, na geplunderd te zijn, overgedragen aan
koning Alfons. Dit was ook het enige echte succes van deze
kruistocht.
De Derde Kruistocht vond plaats tussen 1189 en 1192. In
april 1190 verzamelde Richard Leeuwenhart een vloot van
600 schepen uit Engeland, Normandi, Brittanni, Anjou,
Poitou en Aquitani in Dartmouth in Devonshire. De graven
van Holland, Gelre en Kleef namen gezamenlijk aan de
Derde Kruistocht deel. Floris III van Holland, die in 1190
omkwam in de strijd, werd vergezeld door zijn zoon, de
latere Willem I van Holland.
Ondertussen was Willem I gexcommuniceerd door de paus.
Mede om van deze ban af te komen nam Willem I in 1217
deel aan de Vijfde Kruistocht. Hij verwierf hiermee veel
roem, mede doordat het voor hem de tweede kruistocht was.

Godfried van Bouillon in 1099 gekroond tot koning van


Jeruzalem.

Met zijn leger van Friezen, Hollanders en Vlamingen zeilde Willem langs de Europese kust op weg naar het heilige
land. Door een storm raakte de schepen uit koers. De vloot, waarbij zich inmiddels ook Engelse schepen hadden
gevoegd, zocht beschutting op een Portugese rivier. De Portugese koning Alfons II wist de kruisridders over te halen
hem te helpen in de strijd tegen de Moorse overheersing in zijn land. Willem I gaf gehoor aan het verzoek en voer op
30 juli 1217 met zijn vloot naar Lissabon. De stad was 80 jaar eerder tijdens de Tweede Kruistocht bevrijd, maar de
Moren waren nooit helemaal verdreven uit Portugal. Na een hevige strijd om fort al-Kasr en met de belofte van
Willem I op een vrije aftocht gaven de Moren zich op 21 oktober 1217 over. Eenmaal buiten de vesting stortte het
leger van Willem I zich op de ongewapende Moren en slachtte ze af. Als dank bood de Portugese koning de
kruisridders land aan en vele ridders aanvaardden dit. Willem I verloor hierdoor een groot deel van zijn leger en
vroeg daarom aan paus Honorius III om hem te ontheffen van zijn kruisvaart en hem toe te staan in plaats daarvan de
strijd in Portugal voort te zetten, maar de paus weigerde om op dit verzoek in te gaan. Een deel van de vloot ging
daarna op weg naar Akko. Willem zelf overwinterde met de rest van de vloot in Portugal en zou later volgen.

De Nederlanden in de Middeleeuwen

76

In de lente van 1218 kwam Willem met de Friezen,


Hollanders en Engelsen aan in Akko waar de andere
kruisridders zich reeds hadden verzameld. Besloten
werd om de Noord-Egyptische stad Damiate te
veroveren. Op 27 mei 1218 kwamen de kruisridders
aan bij Damiate. Damiate werd beschermd door drie
muren met vele torens en de Nijl. De toegang tot de
stad via de Nijl was afgesloten met een ketting die
beschermd werd door de vloot van de Ayyubiden. De
ketting liep vanaf de stad naar een toren op een
eiland vlakbij de westelijke oever. Op 25 augustus
1218 wisten de Friezen deze toren te veroveren en de
Friezen vallen de toren van Damiate aan. Op de boeg staat een Fries met
ketting door te zagen. Op 5 november 1219 viel de
een dorsvlegel te zwaaien.
stad in handen van de kruisvaarders. De Egyptische
Sultan al-Kamil stelde daarop voor om Damiate te
ruilen voor Jeruzalem. De meeste kruisridders waren ingenomen met dit voorstel, maar de pauselijke afgezant
Pelagius weigerde. Niet door onderhandelingen, maar door strijd moest Jeruzalem worden ingenomen. Toen Willem
I dit hoorde ontstak hij in woede en keerde met zijn leger terug naar huis.
Door deze kruistochten ontstond er ook meer contact en daarmee handel tussen West-Europa en de Levant.
Daarvandaan kwam zijde, katoen, rijst, zuidvruchten, damast en mousseline.

De gewesten
Vlaanderen
Vlaanderen werd een belangrijk gebied dat zich
uitstrekte van Zeeuws-Vlaanderen tot Boulogne, het
Kroon-Vlaanderen. Vanaf de 11e eeuw hield de graaf
van Vlaanderen ten oosten van de Schelde ook
rijkslenen, waarvoor hij leenhulde verschuldigd was
aan de keizer, dit was Rijks-Vlaanderen. Brabant
groeide met Antwerpen en Mechelen ook uit tot een
belangrijk maritiem gewest, waar echter een einde
aan kwam toen deze plaatsen bij Vlaanderen werden
gevoegd. De graaf van Vlaanderen bezat ook twee
"zonnelenen": het Land van Dendermonde en het
Land van Bornem. Hier was de graaf absolute
heerser en geen leenman van de Franse koning of de
Duitse keizer. Hij was er alleen aan God dank en
trouw verschuldigd voor "het verleende zonnelicht"
[3]

Vlaanderen was aanvankelijk een macht die zich kon


meten met Frankrijk en Engeland. Boudewijn V
steunde kort voor zijn dood de expeditie naar

De Nederlanden rond 1350

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Engeland in 1066 van zijn schoonzoon Willem de Veroveraar, die gehuwd was met zijn dochter Mathilde van
Vlaanderen. Dit had echter tot gevolg dat de opkomst van het Anglo-Normandisch blok de Vlaamse macht
bedreigde. Hierop zocht Arnulf III toenadering tot zijn leenheer, de Franse koning. Dit vooruitzicht zorgde voor een
Engels-Vlaamse toenadering. Robrecht de Fries maakte echter ook aanspraak op het graafschap Vlaanderen, dat hij
verkreeg na de Slag bij Kassel in 1071.
De betrekkingen met de Engelse koning Willem de Veroveraar waren verre van vriendschappelijk. Deze had
indertijd zelfs een contingent Normandirs gestuurd om Richilde van Henegouwen, de moeder van Arnolf, te
steunen in haar strijd tegen Robrecht. Robrecht steunde de aanspraken van zijn schoonzoon Knoet IV van
Denemarken op de verloren Engelse troon. Samen zouden ze een vloot van 1600 schepen naar Engeland sturen. Het
kwam echter nooit zover, door een broedertwist tussen de twee Deense prinsen Knut IV en Olaf. Daarna ontstond er
toch weer een toenadering.
Met Diederik van de Elzas en Filips van de Elzas werd Vlaanderen steeds belangrijker. Onder hun bewind konden de
steden zich ontwikkelen en werden de instellingen organisatorisch hervormd. De havens Grevelingen, Nieuwpoort,
Damme en Biervliet werden gesticht. Er werd handel gedreven met Engeland, de Baltische landen en Frankrijk en
over land met het Rijnland en Itali. Vooral de wolhandel met Engeland was van belang voor de opkomende
lakennijverheid. Daarnaast was er een belangrijke graanvaart op Engeland en via Holland op Hamburg. Sint-Omaars
werd in de 12e eeuw de belangrijkste noordelijke doorvoerhaven voor Franse wijn.
Vlaanderen raakte echter betrokken bij de oorlogen tussen Frankrijk en Engeland, waarna de macht begon af te
nemen. Ook met Brabant was er geregeld strijd. Gent, Brugge en Ieper waren de drie belangrijkste steden, waarbij
Gent een tijdlang na Parijs de grootste stad van Noord-Europa was. De steden hadden hierdoor een grote eigen
macht, wat de eenheid binnen Vlaanderen niet ten goede kwam. Dit leidde bijvoorbeeld tot de Gentse Opstand tegen
Lodewijk van Male van 1379 tot 1385.
In de 13e eeuw verloor het graafschap Vlaanderen gebied in het zuiden aan Frankrijk. Dit ten voordele van Brugge,
dat de wijnhandel van Sint-Omaars overnam. De vijandschap met Frankrijk zorgde voor een betere verstandhouding
met Engeland, ondanks wederzijdse kaperijen.
Brabant en Limburg
Limburg
Het hertogdom Limburg ontstond bij het uiteenvallen van het hertogdom Neder-Lotharingen in de 10e en 11e eeuw.
Het omvatte voornamelijk het land van Eupen en de vesting Limburg, nu bijna geheel in de provincie Luik en niet in
de hedendaagse provincies Belgisch- en Nederlands-Limburg.
Maastricht was een aparte situatie. In 1204 werd de stad Maastricht, die zich onder de heerschappij van de bisschop
van Luik bevond, door de Duitse keizer in leen gegeven aan de hertog van Brabant. Vanaf dat moment had
Maastricht twee heren, de bisschop van Luik en de hertog van Brabant, de zogenaamde Tweeherigheid van
Maastricht.
Hendrik I werd ook hertog van Neder-Lotharingen, waardoor de hertogstitel op Limburg overging. De hertogen van
Limburg oefenden grote invloed uit in het Duitse Rijk, vooral bij de Investituurstrijd, waarbij Hendrik I een grote rol
speelde. In 1155 werd het Land van 's-Hertogenrade met Limburg verbonden.
In 1285 stierf Ermingard of Irmgard, erfdochter van Limburg, gehuwd met Reinald van Gelre. Met toestemming van
de Duitse koning Rudolf van Habsburg nam Reinald bezit van het hertogdom Limburg, maar vond daarbij een
tegenstander in Adolf van Berg, zoon van de broer van de laatste hertog. Deze rivaal droeg zijn rechten over op de
hertog van Brabant, terwijl Luxemburg de rechten van Reinald van Gelre verwierf. Deze strijd werd uitgevochten bij
de Slag van Woeringen op 5 juni 1288. Hertog Jan I van Brabant werd daar de winnaar en verwierf zo het hertogdom
Limburg.

77

De Nederlanden in de Middeleeuwen
De Landen van Overmaas
De Landen van Overmaas ontstonden toen de Landen van Dalhem, Valkenburg en 's-Hertogenrade (Herzogenrath)
in de loop van de 13e eeuw door het hertogdom Brabant werden verworven. In 1244 verwierf hertog Hendrik I van
Brabant het graafschap Dalhem. Brabant stelde door de overwinning in de Slag bij Woeringen in 1288 het bezit van
het hertogdom Limburg veilig. Dat was toen reeds in personele unie met 's-Hertogenrade verenigd. In 1347 verwierf
Brabant nog het Land van Valkenburg. Vanuit Brabants perspectief kregen ze de naam Overmaas. Deze naam werd
in politieke zin door de bestuurders van het hertogdom Brabant toegepast, als men sprak over de hele regio. De
aparte landjes bleven echter tot in de 18e eeuw hun eigen benaming handhaven. Elk van deze drie landen had een
eigen statenvergadering, bestaande uit de ridderschap en vertegenwoordigers van de schepenbanken; in Daelhem
kwam daar nog de abt van Godsdal (Valdieu) bij; in 's Hertogenrade de abt van Kloosterrade (Rolduc). In 1473
verenigden de Overmazers en de Limburgers hun Staten tot de Staten van Limburg en de Landen van Overmaas en
zetelden aldus in de Staten-Generaal van de Nederlanden. De bestuurlijke taal was het Nederlands. Met name
Dalhem onderging vanwege haar ligging een sterke invloed vanuit het hertogdom Limburg. De overige landjes
ondergingen vanaf de 13e eeuw een sterke invloed vanuit Brabant.
Brabant
Brabant verkreeg in 1204 met het prinsbisdom Luik de overheidsrechten over Maastricht en in 1288 versloeg Jan I
van Brabant in de Slag bij Woeringen de Keulse aartsbisschop en won daarmee het hertogdom Limburg, waarmee
een einde kwam aan de Limburgse Successieoorlog. Brabant was vanaf toen het machtigste gebied in de
Nederlanden, terwijl Vlaanderen steeds meer te kampen had met de toenemende macht van de Franse leenheer en de
economische crisis.
IJsselsteden
De voornaamste handelsteden in de Noordelijke Nederlanden waren aanvankelijk de IJsselsteden en Tiel dat in de
11e eeuw de belangrijkste handelsplaats was. Tiel was lange tijd de voornaamste stad voor de handel op Engeland.
In Londen genoten kooplieden uit de stad speciale bescherming als homines imperatoris, mannen van de keizer. In
de 12e eeuw kreeg Tiel te maken met de concurrentie van Keulen. Met hoge tolheffingen werd geprobeerd
nieuwkomers zoals Lbeck te verdrijven, maar uiteindelijk verloor Tiel zijn positie, mede doordat de zeeschepen
groter werden, waardoor plaatsen als Dordrecht gunstiger gelegen waren.
Sticht Utrecht en Oversticht
Nadat de bisschoppen van Utrecht onder druk van de Noormannen zo'n 65 jaar in Deventer hadden geresideerd,
vestigde bisschop Balderik zich weer in Utrecht. Hij repareerde de muren van het Romeinse fort en herstelde de
kerkelijke gebouwen. Nadat de Nederlanden als Lotharingen in 925 aan het Duitse Rijk was vervallen, ontstond er
een innige band tussen Utrecht en de keizer. Balderik was waarschijnlijk niet door de keizer aangesteld, maar hij
kreeg nu te maken met het Rijkskerkenstelsel, ingevoerd door keizer Otto I. Otto wist Balderik voor zich te winnen
door hem zijn zoon te laten opvoeden en vele schenkingen aan het bisdom. In deze tijd profiteerde Utrecht ook van
de ondergang van Dorestad: voor het eerst ontstond er een belangrijke handelswijk, Stathe genaamd.
In 1122 kreeg Utrecht stadsrechten van de bisschop. De burgers mochten nu een muur om de stad bouwen. De
singels werden aangelegd. De stad werd welvarend en er ontstond een netwerk van straten binnen de muren en de
welgestelden bouwden volop stenen huizen. In die tijd had Utrecht een voorsprong op andere Nederlandse steden,
waar stenen woningen nog zeldzaam waren. Het was als bisschopszetel en grootste stad van de Noordelijke
Nederlanden het belangrijkste culturele centrum van Nederland.
Na het Concordaat van Worms van 1122 verloor Utrecht echter de steun van de keizer en daardoor gezag en raakte
gebied kwijt aan Holland en Gelre. Groningen en Drenthe maakten dan wel officieel deel uit van het Oversticht,
maar onttrokken zich, met name na de slag bij Ane, steeds meer aan het bisschoppelijk gezag.

78

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Groningen en Friesland
Het meest noordelijke deel van het huidige Nederland maakte in deze periode een geheel eigen ontwikkeling door,
een ontwikkeling die mede bepaald zal zijn door de excentrieke ligging. Uit 1040 stamt de eerste schriftelijke
verwijzing naar de stad Groningen: Villa Cruoninga, een plaats in Drenthe. Groningen moet van oorsprong een
Drents dorp geweest zijn. Als zodanig hoorde de stad en de directe omgeving zowel kerkelijk als bestuurlijk tot het
bisdom Utrecht. De huidige provincie Groningen, de Ommelanden, behoorde grotendeels tot het bisdom Mnster.
Westerwolde en een deel van het Reiderland hoorden kerkelijk bij het bisdom Osnabrck. De Ommelanden werden,
net als Oost-Friesland samen met de huidige provincie gerekend tot Friesland.
De stad Groningen was geen rustig bezit voor het bisdom Utrecht. Tijdens de heerschappij van bisschop Hartbert van
Bierum ontstond een opstand in de stad Groningen. Nadat de bisschop deze opstand had neergeslagen, maakten de
bisschop en de stad een afspraak geen muur rondom de stad te bouwen. Een afspraak waar de Stadjers zich niet lang
aan hielden. De bisschop verdeelde grofweg zijn grondgebied onder zijn familie. Zijn oudere broer Ludolf werd de
prefect van de stad, zijn jongere broer Leffart kreeg het Huis te Coevorden in het zuidoosten van Drenthe en daarmee
de controle over de enige weg door het Bourtangermoeras van Drenthe naar Duitsland.

In Friesland kwamen in deze periode met name de kloosters op als


bindende factor naast de lokale adel. Het belangrijkste klooster, Aduard werd gesticht in 1192.
In deze tijd werden de Ommelanden gezien als deel van de Friese landen. Het gebied, met name de landschappen
Hunsingo, Fivelingo en het Westerkwartier, werd ook wel Klein Friesland of Friesland tussen Eems en Lauwers
genoemd. De Friese landen waren staatkundig niet echt een eenheid. Wel was er een beweging om tot enige
regulering te komen wat gebeurde op de dinsdag na Pinksteren bij de opstalboom bij Aurich. Hier kwamen jaarlijks
vertegenwoordigers uit de verschillende Friese gebieden bijeen om te vergaderen en zo mogelijk eenheid te brengen
in de verschillende landrechten.
Ondanks alle twisten handhaafde de Friese handel zich. Stavoren was in deze tijd de belangrijkste Friese stad en kon
redelijk onafhankelijk blijven van de Hanze, waar het pas in 1385 lid van werd. De aanvallen van de graven van
Holland en de onenigheid tussen de Schieringers en Vetkopers zorgden voor de Friese neergang. In de 11e en de 12e
eeuw verplaatste de handel zich naar Noord-Duitsland en de Oostzee. Friesland en Groningen werden geregeerd door
de lagere adel.
Holland en Zeeland
In het noorden rond de Abdij van Egmond ontstond na het terugdringen van de Vikingen een apart graafschap,
Holland, aanvankelijk nog Friesland geheten. Door watersnoden in de 11e en 12e eeuw ontstond echter steeds meer
een geografische eenheid onafhankelijk van Friesland, zodat de toenmalige graaf van Friesland Dirk V de naam
veranderde van Friesland in Holland. Aanvankelijk was dit Kennemerland en Rijnland, na een eeuwenlange strijd
viel na de Slag bij Vronen in 1297 ook West-Friesland definitief hieronder.
De groei in de Noordelijke Nederlanden ging langzaam. In de Vroege Middeleeuwen waren er nog geen steden in
Holland en Zeeland en zij hadden vrijwel geen deel van de handel tussen noord en zuid. Slechts de duinen,
geestgronden, wat kleibanken bij de Oude Rijn en delen van Walcheren waren bewoonbaar. In de 12e eeuw werden
de veenstreken achter de geestgronden ontgonnen en werd er in Zeeland veel ingepolderd in opdracht van de
Vlaamse abdijen die Zeeland grotendeels in handen hadden. Langzaam werd Holland machtiger. In 1018 wist Dirk

79

De Nederlanden in de Middeleeuwen
III van Holland in de Slag bij Vlaardingen al de troepen van keizer Hendrik II te verslaan.
In de Late Middeleeuwen waren er slechts enkele Hanzesteden van minder belang in de Noordelijke Nederlanden.
Voor de Hanze was het gebied slechts interessant om naar Vlaanderen en Engeland te komen zonder over open zee
te hoeven varen. Hiertoe verleende Willem II van Holland hen in 1243 vrije doorgang door zijn landen. Steden
waren er in Holland pas vanaf de 13e eeuw. Kleine nederzettingen kregen privileges, stadsrechten, die de handel
moesten stimuleren en zo de inkomsten van de graaf moesten vergroten, een strategie die vooral door Willem I
gevolgd werd. Deze steden waren dus aanvankelijk kunstmatiger dan ten zuiden van de rivieren, waar steden
groeiden uit nederzettingen die hun belang haalden uit het feit dat ze op knooppunten van handel lagen. Floris V van
Holland gaf de Hanze de eerste privileges in Dordrecht in 1277. In Holland ontbrak het aanvankelijk aan de ervaring,
organisatie en financile middelen om te kunnen wedijveren met de Hanze. Zo arriveerden de eerste geldwisselaars
uit Lombardije (lommerds) pas in 1260, waar zij naar aanleiding van het consilium van Lyon werden verbannen om
pas in 1283 terug te keren. De Hanze had ondertussen een handelsnetwerk opgebouwd van Vlaanderen tot Rusland
met een goed functionerend kredietsysteem, hoewel ook Dordrecht al gebruik maakte van krediet in de handel met
de Baltische staten vanaf in ieder geval 1284.
In de 13e eeuw werd Utrecht voor korte tijd het handelscentrum voor de Noordelijke Nederlanden. Hier werd vis en
zout verhandeld voor wijn en andere producten. Ook hadden zij al rond 1250 een visserijkolonie (vitte, een
handelsconcessie waarbij men een afgebakend stuk grond kreeg toegewezen) op Schonen. De sterke positie was
gebaseerd op de kanalen die de Lek en de Vecht verbonden met Zeeland, maar door verzilting van deze kanalen
verloor Utrecht deze positie. Na de enorme Sint-Luciavloed in 1287, waarbij waarschijnlijk meer dan 50.000 mensen
omkwamen en West Friesland definitief werd gescheiden van het huidige Friesland, waren er veel kleine plaatsen die
plotseling toegang tot zee hadden, zoals Amsterdam.
Ook Zeeland kwam grotendeels onder Holland te vallen. Hierover werd echter regelmatig gevochten met Vlaanderen
en Brabant. In 1012 werden door keizer Hendrik II de Zeeuwse eilanden en het gebied dat later de Vier Ambachten
zou worden, beleend aan Boudewijn IV. Door de Investituurstrijd viel het gebied vanaf 1076 echter onder de graaf
van Holland, als leen van Vlaanderen. Dit leidde tot verschillende schermutselingen tussen Floris III en Filips van de
Elzas. Floris III begon tol te heffen bij Geervliet wat de Vlaamse handel op het Rijnland belemmerde. Daarnaast liet
hij Vlaamse schepen kapen en maakte met de heer van Beveren aanspraak op het Waasland. Filips van de Elzas
greep in 1158 in en Floris III moest zich onderwerpen aan Filips. In 1166 stelde Floris III de tol bij Geervliet weer
in, waarop Filips wederom ingreep en Floris gevangennam. Deze moest hierdoor het in 1167 overeengekomen
Verdrag van Brugge accepteren, waardoor de Vlaamse kooplui in Holland rechten kregen over Zeeland. Dit verdrag
bepaalde de situatie in Zeeland voor meer dan een eeuw. In de 12e eeuw had Vlaanderen dus de overhand, maar met
het groeien van de Hollandse macht verschoof dit in de 13e eeuw.
In 1253 kwam het tot de Slag bij Westkapelle, wat ook een onderdeel was van de Vlaams-Henegouwse
Successieoorlog. Gwijde van Dampierre leed hierbij een nederlaag in de strijd met zijn halfbroers Jan en Boudewijn
van Avesnes. Op 2 oktober 1256 wist Otto II van Gelre Margaretha II van Vlaanderen en Floris de Voogd tot het
Verdrag van Brussel te bewegen, waarbij Zeeland aan Holland toekwam. Haar zoon, Gwijde van Dampierre, bleef
dit echter aanvechten.

80

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Gelre, Kleef en Gulik
In het oosten van de Nederlanden vonden er door de eeuwen heen ingewikkelde wisselingen plaats in het eigendom
van de lenen van de keizer.
Gelre
Het graafschap Zutphen kwam op als graafschap na de dood van Balderik in het begin van de 11e eeuw. Het was
feitelijk een voortzetting van de oude gouw Hamaland. Het graafschap Zutphen werd in de 11e eeuw leengoed van
de bisschop van Utrecht.
In 1021 verkreeg Gerard van Antoing uit Henegouwen in Wassenberg van keizer Hendrik II het land van Gelre.
Hendrik I van Gelre erfde in 1179 het graafschap Zutphen van zijn moeder Ermgard van Zutphen. In 1248 verwierf
graaf Otto II vanwege zijn hulp aan Rooms-koning Willem II de rijksstad Nijmegen.
Gelre bestond toen uit vier kwartieren, het kwartier van Nijmegen, het graafschap Zutphen, het kwartier van Veluwe,
ten koste van de bisschop van Utrecht, en het Overkwartier of Opper-Gelre. Aan de Gelderse gebiedsuitbreiding
kwam onder Reinald I een einde met de Slag bij Woeringen in 1288. Reinald II huwde echter met de zuster van
Eduard III, de koning van Engeland. Door diens bemiddeling werd Gelre in 1339 door keizer Lodewijk de Beier tot
hertogdom verheven.
Nadat Gelre een hertogdom was geworden, ontbrandde onder Reinald III de strijd tussen de Heeckerens, gesteund
door Reinald, en de Bronckhorsten, gesteund door Reinalds broer Eduard. Bij de Slag bij Tiel van 1361 werd
Reinald gevangengenomen en werd Eduard hertog. In 1371 werd Eduard echter vermoord en Reinald hersteld, maar
deze stierf nog in hetzelfde jaar, waarmee het Huis Gelre uitstierf.
Gulik
Gulik was oorspronkelijk een Romeinse pleisterplaats aan de rivier de Roer. Later vestigden de Franken zich er en
werd Gulik de hoofdplaats van een graafschap. Rond 900 werden het ambt en de titel graaf erfelijk. Gerard van de
Metzgau, n van de eerste graven, hielp in 900 koning Zwentibold van Lotharingen te verslaan en trouwde
vervolgens met diens weduwe, Oda van Saksen. Het bezit en de rijkdom van het graafschap werd door een ander
huwelijk in 1172 zeer vergroot.
De stad Gulik raakte ook betrokken in conflicten over de troonopvolging in het Heilige Roomse Rijk en werd hierbij
eerst door de keizer in 1114, en precies een eeuw later door de koning verwoest. De stad kreeg daarna te maken met
de veroveringsdrang van Keulse aartsbisschoppen, met wie de graven een eeuw lang strijd voerden. Bisschop
Koenraad verwoestte de stad nog een keer in 1239, en diens opvolger Siegfried deed dat in 1278.
Dat de graven een geschikte huwelijkspolitiek voerden bleek opnieuw in 1266, toen Willem V van Gulik trouwde
met Maria, een dochter van Gwijde van Dampierre en Mathilde van Bthune. Dit resulteerde in een
bondgenootschap met het graafschap Vlaanderen. Hij werd, samen met zijn vader Willem IV, in 1278 in Aken
gedood tijdens een straatgevecht met oproerige inwoners. Willem werd opgevolgd door zijn broer Walram. Deze
stond in 1288 tijdens de Slag bij Woeringen tegen Keulen aan de kant van de overwinnaars, Brabant, waardoor het
graafschap definitief onafhankelijk bleef.
De zoon van Willem V, Willem van Gulik, speelde een belangrijke rol bij het verzet van de Vlamingen tegen de
annexatiepolitiek van de Franse koning Filips de Schone. Hij was hun leidsman tijdens de Guldensporenslag. Hij
stond aan het hoofd van de Vlaamse troepen in een nieuwe, ditmaal verloren confrontatie met de Fransen in de Slag
bij Pevelenberg in 1304, waar hij sneuvelde.
In de eeuwen daarna wisten de heren van Gulik door huwelijken en erfopvolging hun macht steeds te vergroten. In
1356 werd het graafschap een hertogdom.

81

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Gelre en Gulik
Maria, de dochter van Reinald III van Gelre, was getrouwd met de hertog van Gulik. Toen Reinald in 1371 stierf
zonder mannelijke erfgenaam, volgde de Gelderse Successieoorlog. Deze leidde er in 1383 toe dat Maria's zoon
Willem van Gulik hertog werd. Vanaf 1393 was hij tevens hertog van Gulik. In 1402 stierf hij kinderloos en kwam
Gelre in handen van zijn broer Reinoud IV van Gelre. Nadat ook deze kinderloos was gestorven in 1423, werden
Gelre en Gulik weer gescheiden. In 1423 werd hertogdom Gulik verenigd met het hertogdom Berg aan de
rechterzijde van de Rijn en ging het Land van Gulik een nieuwe fase in.
Gelre onder Bourgondi
Edelen en steden erkenden een achterneef van Reinald, Arnold van Egmond als opvolger. Deze raakte verwikkeld in
een strijd met zijn zoon Adolf, werd op zijn slot in Grave overrompeld en in Buren gevangengezet, waarna Adolf het
bewind overnam.
In 1473 kwam Gelre in handen van de Bourgondische hertog Karel de Stoute. Nadat deze in 1477 was overleden
werd hij opgevolgd door zijn enige dochter Maria van Bourgondi. Zij huwde in hetzelfde jaar Maximiliaan I van
Oostenrijk. Hun zoon Filips de Schone kreeg in 1482 Gelre in handen.
Tegen deze overheersing bleef verzet bestaan en in 1493 werd Gelre weer zelfstandig. Onder Karel van Gelre
verzette het hertogdom zich succesvol tegen de Habsburgse hegemonie in de Nederlanden. Met zijn veldheer
Maarten van Rossum voerde hij de Gelderse Oorlogen en wist in 1522/1523 Groningen, Drenthe en Friesland onder
zijn controle te brengen. Zijn legerleider Maarten van Rossum plunderde in 1528 zelfs Den Haag, maar daarmee
ging hij volgens Karel V en Margaretha van Oostenrijk over de schreef. Zij brachten een grote troepenmacht op de
been en nog in dat zelfde jaar werd de voor Gelre ongunstige Vrede van Gorinchem gesloten.
Kleef
Kleef, oorspronkelijk een graafschap, was in het bezit van de graven van Teisterbant en werd rond 1100 een
rijksleen. Vanaf 1368 waren de graven van Mark ook hertog van Kleef. Kleef werd in 1417 een hertogdom. Kleef lag
als een wig tussen Opper-Gelre en de overige kwartieren van Gelre.
Gelre, Gulik, Kleef, Berg en Mark
In 1521 verenigde Johan III het hertogdom Kleef en het graafschap Mark met Gulik en Berg. De stad Gulik was toen
niet langer meer de hoofdstad van het land.
Na het overlijden van Karel van Gelre in 1538 werd hertog Willem van Kleef en Gulik tevens hertog van Gelre. Ook
hij verzette zich tegen de Habsburgse heerser Karel V, maar moest bij het Tractaat van Venlo in 1543 Gelre afstaan
aan Karel V.
Prinsbisdom Luik
Het prinsbisdom Luik was oorspronkelijk een bisdom waarover bisschop Notger in 980 van de keizer Otto II de
heerlijke rechten kreeg en dus naast de geestelijke macht ook de wereldlijke macht kon uitoefenen. Vanaf dat
ogenblik werd een deel van het bisdom Luik een prinsbisdom en genoot het immuniteit, onder bescherming van de
keizer. Het was de facto een semi-zelfstandig land geworden.
In 817 omvatte het bisdom al Tongeren, Maastricht, Hoei, Dinant, Ciney en de abdij van Saint-Hubert. De
Noormannen verwoesten het gebied in 820 voor de eerste keer. Het domein van Theux werd in 898 door Zwentibold,
koning van Lotharingen, aan de bisschop van Luik geschonken. Het werd in 985 door keizer Otto II uitgebreid met
het graafschap Hoei. In de 12e eeuw werd deze heerlijkheid het markgraafschap Franchimont. Het hertogdom
Bouillon werd in 1096 gekocht van Godfried V - die geld nodig had om zijn kruistocht te bekostigen - en bleef een
apart deel van het prinsdom tot 1678.

82

De Nederlanden in de Middeleeuwen
In 1366 annexeerde Jan van Arkel het graafschap Loon na de dood van Lodewijk IV van Loon, maar toch behield
het graafschap een grote autonomie. Zo kon de prins-bisschop niet zomaar belastingen innen of verhogen en moest
hij bij zijn aantreden de oude privileges van Loon erkennen.
De Bourgondirs slaagden er niet in om Luik toe te voegen aan hun bezittingen, maar wel om prins-bisschoppen te
installeren die hun goed gezind waren, zoals Lodewijk van Bourbon. Het conflict leidde er wel toe dat Karel de
Stoute de stad Luik in 1468 platbrandde en een groot deel van de bevolking werd uitgemoord.
Luxemburg
Het gewest Luxemburg ontstond als Duits leen in 963 vergeven aan een graaf Siegfried,
die de stamvader van het huis Luxemburg was.
Oorspronkelijk was Lucilinburhuc niet meer dan een fort, waar nu de huidige stad
Luxemburg is gelegen, samen met enige gebieden aan de Sre en de Alzette. Spoedig
kwamen de abdijen van Stavelot en Echternach ook onder invloed van de vorst van
Luxemburg. In 1136 stierf het eerste huis Luxemburg uit met Koenraad II en erfde
Hendrik de Blinde, graaf van Namen, het graafschap Luxemburg, dat daarmee tijdelijk
een vereniging met het graafschap Namen aanging.
Deze eenheid hield geen stand, want toen Hendrik op ruim 80-jarige leeftijd stierf, werd
Siegfried, stichter van
de erfenis van zijn 10-jarige dochter Ermesinde II van Namen en Luxemburg betwist
Luxemburg
door haar achterneef Filips van Henegouwen. Het uiteindelijk resultaat van deze strijd
was een schikking, waarbij in 1199 Namen werd toegewezen aan Filips, terwijl Ermesinde en haar echtgenoot
Theobald I van Bar de graafschappen Luxemburg, La Roche en Durbuy tezamen met de abdijen mochten houden.
Na de dood van Theobald huwde Ermesinde met Walram III van Limburg, waardoor haar zoon Hendrik V ook het
graafschap Aarlen zou erven, waarmee een groot deel van de huidige Belgische provincie Luxemburg tot het
graafschap ging behoren.

Late Middeleeuwen
De Late Middeleeuwen waren voor Europa een
periode van crisis in velerlei opzicht. In economisch
opzicht was er zelfs sprake van een algemene malaise
die tot ~1475 duurde. Voor de Nederlanden ging dit
echter niet op en was er eerder sprake van
economische expansie. Wel waren de jaren 1438 en
1439 jaren van zware crisis en torenhoge
graanprijzen. Ook het decennium van 1482 tot 1494
was ongunstig, en daardoor politiek onrustig.
Daarnaast kenmerkte de periode zich door een sterke
verstedelijking in Europa, een heropleving van de
geldhandel en het afbrokkelen van de feodaliteit.
De Dulle Griet, een bombarde uit 1431
De feodale economie had haar hoogtepunt qua
landbouwproductiviteit bereikt rond 1150. Daarna
stagneerde de productie echter omdat de beloning die de edelen de boeren boden voor hun arbeid - bescherming
tegen andere heren - de laatsten niet kon aanzetten tot de grotere productie die nodig was om de groeiende bevolking
te voeden. Als gevolg daarvan ontstonden hongersnoden, te beginnen die van 1315 - 1317. De grote pestepidemie
van 1347 - 1354 kostte daarna misschien een derde van de bevolking het leven. De Honderdjarige Oorlog die duurde
van 1337 tot 1453 stortte West-Europa in een diepe depressie.

83

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Het gevolg was een verarming van de landadel. Militaire ontwikkelingen als de uitvinding van het kanon en grote,
professionele infanterie-eenheden bewapend met slagzwaarden en pieken reduceerden de rol van ridders op het
slagveld en dreven de kosten van oorlogvoering zo ver op dat deze uiteindelijk alleen nog voor de hoogste heren
betaalbaar was. Boeren in heel Europa kwamen tegen hun onderdrukkers in opstand: van 1323 tot 1328 vond de
Opstand van Kust-Vlaanderen plaats, in 1358 brak in Frankrijk de Jacquerie uit, in 1381 een grote boerenopstand in
Engeland. De boerenrepublieken was doorgaans een kort leven beschoren.
In de steden van West-Europa begonnen middelgrote boeren en afgezanten van handelaars uit het Middellandse
Zeegebied een klasse van kooplieden te vormen. De steden namen het economische voortouw, vooral in de handel,
waarvan het zwaartepunt verschoof van luxeproducten naar massagoederen als voedsel en hout. De stedelingen
eisten langzaam maar zeker steeds meer rechten en macht op. Ook hier kwamen opstanden tegen het gezag voor,
zoals de opstand van Jacob van Artevelde in Gent in 1337. Deze opstanden waren een stuk minder gewelddadig dan
die op het platteland.
Het transport van bulkgoederen zoals bouwmaterialen en agrarische producten nam steeds meer toe. In
Noordwest-Europa vond ook een specialisatie in agrarische producten plaats, zoals granen, vee, zuivel, wol, vlas en
hennep. Handelaren en later hele steden verbonden zich, zoals de Hanze, maar ook grote economische blokken rond
de Middellandse Zee. Een Europese economie ontstond.
Nijverheid zoals bierbrouwerijen en textielnijverheid was van groot belang. In enkele steden specialiseerde men zich
in bepaalde producten, afhankelijk van de aanvoer van grondstoffen uit de omgeving of van de grootte van de
afzetmarkt. Na de handelaren begonnen ook de ambachtslieden zich te verenigen in gilden. Aanvankelijk waren het
charitatieve instellingen om zieke gezellen of hun nabestaanden bij te staan. Men hield zich daarna steeds meer bezig
met controle op de kwaliteit van de vervaardigde producten, waarvoor merktekens op de producten werden
aangebracht. Dit werd steeds meer gebruikt om de beroepsgroep te beschermen tegen vrije ambachtslieden, nieuwe
arbeidsbesparende technieken en goedkopere productiecentra. Deze gilden vergaarden zo politieke macht en
kwamen tegenover de koopliedengilden te staan. De feodale structuur kwam zo onder druk te staan. Ook de vorsten
profiteerden hiervan en vergrootten hun macht, als enigen die zich nog een staand leger en oorlogvoering konden
veroorloven. Sterke centrale staten ontstonden in Frankrijk, Engeland en Spanje. De grenzen van de latere natiestaten
begonnen zich af te tekenen.
De val van Constantinopel in 1453 bracht een vluchtelingenstroom van intellectuelen op gang van het Byzantijnse
Rijk naar de steden van Itali. Deze vormde een belangrijke stimulans voor de renaissance, een culturele en
wetenschappelijke ontwikkeling die Itali al sinds circa 1300 onderging, en die zich in de komende twee eeuwen
over Europa zou verspreiden en zorgde voor de renaissance in de Nederlanden.

Verstedelijking
De verstedelijking stelde de bevolking voor nieuwe uitdagingen en bracht een groot aantal veranderingen teweeg op
cultureel, sociaal, economisch en politiek gebied. Zo verving de onderlinge solidariteit van de klassen langzaam de
familiebanden en maakte ruilhandel plaats voor een marktsysteem dat gebruik maakte van geld. Politiek gezien
werden de steden in West-Europa een machtsfactor doordat vorsten de steden nodig hadden vanwege de belastingen.
Met het groeien van de steden groeide ook de kwetsbaarheid voor bedreigingen als ziektes en vuur. Zo zijn steden
lange tijd zwarte gaten met een sterfteoverschot geweest, waarbij in-migratie vanaf het omringende platteland voor
compensatie moest zorgen. Het probleem van ziektes werd pas opgelost met de sanitaire revolutie van de
negentiende eeuw, maar brandpreventie werd onder meer verbeterd door het proces van verstening dat vanaf de
dertiende eeuw langzaam inzette.

84

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Wetenschap
De eerste tekenen van de Renaissance zijn te zien in
de beschaving van West-Europa. De zogeheten
Renaissance van de 12e eeuw ging op geestelijk
gebied gepaard met een sterke opleving van de
wetenschap. Na 1200 leerden ook koopmanszonen
op de kloosterscholen lezen, schrijven en rekenen.
Veel van deze niet-geestelijke geschoolde burgers
kregen een baan in de handel of het bestuur.
Halverwege de 12e eeuw ontstonden uit de
kathedraalscholen van Bologna en Parijs de eerste
universiteiten. Studenten konden zich daar
specialiseren in geneeskunde, recht of theologie.
De universiteit van Leuven, in 1425 de eerste in de Nederlanden.
Vanuit de Nederlanden ging men ook naar Sorbonne
in Parijs. Deze opleving van de wetenschap zorgde
ervoor dat in korte tijd de hoofdwerken van Arabische en Griekse filosofen en zuiver wetenschappelijke teksten in
het Latijn werden vertaald. Tegen 1200 beschikte men in het Westen slechts over een beperkt aantal van de
hoofdwerken van Aristoteles in vertaling, die als de tolk van de natuurlijke orde werd beschouwd. De dominicaan
Willem van Moerbeke en anderen vertaalden in de eerste helft van de 13e eeuw de rest van Aristoteles' oeuvre.

Boekdrukkunst
De uitvinding van de boekdrukkunst met losse letters was een mijlpaal in de Europese geschiedenis. In het begin van
de 15e eeuw werden zogenaamde 'blokboeken' gemaakt. Tekst en afbeeldingen werden in hout uitgesneden, waarna
ze handmatig konden worden afgedrukt. Een kalenderblad voor het jaar 1448, gezet met loden letters, is bewaard
gebleven. Het zou het werk kunnen zijn van Johannes Gutenberg, drukker te Mainz, die in 1455 of 1456 de
beroemde Gutenbergbijbel vervaardigde.
Voor de traditie om deze uitvinding toe te schrijven aan Laurens Janszoon Coster ontbreekt ieder bewijs. De enige
bron hiervoor is een verhaal van Hadrianus Junius, een eeuw later. Wel zijn er oude incunabelen bewaard gebleven
die vermoedelijk in de Nederlanden gedrukt zijn.
De nieuwe techniek voorzag duidelijk in een behoefte en verbreidde zich snel. In de halve eeuw die volgde werden
op diverse plaatsen in Europa drukkerijen ingericht. Het merendeel van de gedrukte teksten, bijbels, devote literatuur
en heiligenlevens, had een uitgesproken conservatief karakter. Tegelijkertijd is de reikwijdte van humanisme en
Hervorming zonder de drukpers niet te verklaren.

Literatuur
Zie Nederlandse literatuur: de Middeleeuwen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In deze periode ontwikkelde zich het Middelnederlands uit het Oudnederlands. De eerste bekende literaire tekst is
het bekende Hebban olla vogala, dat nog Oudnederlands is. De tekst dateert naar schatting uit het derde kwart van de
11e eeuw. Intussen zijn er oudere geschriften gevonden met volledige teksten in Oudnederlands, zoals de
Wachtendonckse Psalmen (van halfweg 10e eeuw), terwijl er losse zinnetjes bekend zijn uit de 9e, 8e en zelfs 6e
eeuw (in de Salische wet). Terwijl de oudste ambachtelijke tekst in het Frans uit 1194 stamt is die in het Diets van
1236.

85

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Kunst en cultuur
In de bouwkunst werd de gotiek voortgezet. Het
aantal decoratieve elementen nam sterk toe. De drang
tot imponeren leidde tot het bouwen van steeds
hogere torens en grotere kerken. De steden bouwden
naast ringmuren en poortgebouwen, die dienden ter
verdediging, ook grote openbare gebouwen als teken
van hun rijkdom. Een voorbeeld hiervan is de
lakenhal te Ieper. Veel van dergelijke gebouwen
werden bovendien nog verfraaid met een
zogenaamde belfort, een hoge toren.
Het is niet verwonderlijk dat in de kunsten de dood
een steeds terugkerend thema was. Wie het kon
Aanbidding van het Lam Gods, in opdracht van Joos Vijd geschilderd
betalen
besteedde
grote
aandacht
aan
door Jan en Hubert van Eyck.
grafmonumenten. Filips de Stoute, hertog van
Bourgondi, schonk grote sommen geld aan het door
hem gestichte klooster Champmol bij Dijon om hier zijn mausoleum te laten verrijzen. Het klooster is verwoest,
maar de Mozesput, met beeldhouwwerk van Claus Sluter, is bewaard gebleven.
In de Late Middeleeuwen ontstond ook onder leken de gewoonte om dagelijks een verkorte vorm van het officie te
bidden. Hierdoor ontstond er vraag naar zogenaamde getijdenboeken, die voor welgestelde afnemers werden
verlucht met schitterende miniaturen. Een onovertroffen hoogtepunt van deze kunst zijn Les trs riches heures du
duc de Berry, gemaakt voor een broer van de Franse koning door de gebroeders Van Limburg, en het getijdenboek
van Turijn dat werd vervaardigd door de gebroeders Van Eyck, maar verloren is gegaan.
De uitvinding van de olieverf stimuleerde de paneelschilderkunst. Kleuren bleven beter houdbaar en behielden hun
stralende helderheid. Opdrachtgevers waren de Kerk, vorsten en ook rijke burgers. Gewoonlijk werden de
schilderingen geplaatst in een kerk. De opdrachtgevers lieten zichzelf op zijpanelen afbeelden, zodat een triptiek
ontstond. Een voorbeeld van een polyptiek is het schitterende Gentse altaarstuk, de Aanbidding van het Lam Gods, in
opdracht van Joos Vijd geschilderd door Jan en Hubert van Eyck. Jan van Eyck, de meester onder de Vlaamse
primitieven, schilderde ook portretten, onder andere het Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw.
Zowel het prachtlievende Bourgondische hof als de rijke Zuid-Nederlandse steden verstrekten in de 15e eeuw veel
opdrachten, wat veel kunstenaars aantrok. Tot de Vlaamse meesters behoren Rogier van der Weyden, Dirc Bouts en
de Duitser Hans Memlinc.

Vlaanderen
Het Huis van Avesnes heerste vanaf 1299 in een personele unie ook over de graafschappen Zeeland en Holland.
Floris V van Holland had de macht en aanzien van Holland enorm vergroot, maar het ging fout toen Floris zijn
bondgenoot Eduard I van Engeland in 1296 wegens een conflict over de wolhandel aan de kant zette ten gunste van
de Franse bondgenoot. De Engelse koning zou enkele ontevreden edelen hebben gevraagd hem gevangen te nemen.
Tijdens een valkenjacht werd Floris gevangengenomen door Gijsbrecht van Amstel, Herman van Woerden en Gerard
van Velsen. Het nieuws van zijn gevangenneming lekte echter snel uit en onder het volk, waar Floris erg populair
was, ontwikkelde zich het plan hem te bevrijden. Toen de edelen met hun gevangene op 27 juni 1296 het Muiderslot
verlieten, kwamen ze in Muiderberg een groep Gooilanders uit Naarden tegen. Hierop reed Gerard van Velsen terug,
trok zijn zwaard en vermoordde graaf Floris, die op zijn paard vastgebonden geen weerstand kon bieden. Vervolgens
namen de ontvoerders de vlucht.

86

De Nederlanden in de Middeleeuwen
Jan I van Holland keerde hierna terug uit Engeland, waar hij opgegroeid was aan het hof van Eduard en getrouwd
met diens dochter Elizabeth. Eduard stelde in de Vlaamsgezinde Jan III van Renesse en de Engelsgezinde Wolfert I
van Borselen aan als regenten. Op 30 april 1297 droeg Jan het bestuur echter over aan Wolfert I van Borselen. Na
een conflict met het stadsbestuur van Dordrecht werd Van Borselen op 1 augustus 1299 vermoord. Hierna
benoemden de steden Jan II van Avesnes, graaf van Henegouwen als regent en op 27 oktober 1299 droeg Jan I de
regering voor een periode van 5 jaar aan hem over. Twee weken later stierf Jan, 15 jaar oud, en met hem stierf ook
het Hollandse Huis uit. Jan van Avesnes, die diens naaste mannelijke erfgenaam was, werd na diens dood in 1299
graaf van Holland. Voortaan was Holland in een personele unie met Henegouwen verenigd onder het Henegouwse
Huis.
In 1300/1301 wist Jan van Avesnes de Franse successen in Vlaanderen uit te buiten om zijn positie te consolideren.
Hij versloeg de Zeeuwse opstandelingen en maakte zijn broer Gwijde van Avesnes tot bisschop van Utrecht in 1301.
De strijd tussen Engeland en Frankrijk had grote
invloed op Vlaanderen. Als Franse leen was het
graafschap verbonden met de zuiderburen, maar
economisch was het via vooral de wolhandel
verbonden met Engeland. In 1297 vond graaf Gwijde
van Dampierre een bondgenoot in de kooplieden en
verzette zich tegen de Franse invloed in Vlaanderen
en sloot een militair verbond met Engeland. In 1300
was het Franse geduld op en Filips de Schone liet
Vlaanderen bezetten en annexeren met hulp van
Fransgezinde stadsbesturen (leliaards). Graaf Gwijde
werd gevangengezet, maar kon rekenen op steun van
de Liebaards: adel, ambachtslieden en boeren.
Openlijk verzet vond plaats tijdens de Brugse metten
op 18 mei 1302, een bloedige overval van
Bruggelingen op Franse troepen die een dag eerder
de onrustige stad hadden ingenomen. Het bleek de
opmaat voor een bevrijdingsoffensief richting
Filips de Schone.
Kortrijk en op 11 juli werden de Fransen bij die stad
verslagen in de Guldensporenslag onder leiding van Willem van Gulik, Gwijde van Namen, Phillipus Baelde, Pieter
van Belle, en Jan III van Renesse.
Door de rust in het zuiden kon Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen, zich richten op zijn oude rivaal, Jan II
van Avesnes, graaf van Holland en Henegouwen. Deze had in de Guldensporenslag meegestreden met de Fransen. In
februari 1303 werd het offensief in Henegouwen begonnen. Lessen werd op 2 april veroverd en met 22 dorpen in de
omgeving in brand gestoken. Als wraak ging de zeventienjarige zoon van Jan van Avesnes, Willem, op plundertocht
vanuit Arnemuiden naar Terhofstede op het eiland van Cadzand.

87

De Nederlanden in de Middeleeuwen

88

Hierop formeerden de Vlamingen in Sluis een vloot die onder Gwijde van Namen, de zoon van
Gwijde van Dampierre, de rechten op Zeeland opeiste. Dit werd gesteund door het
Vlaamsgezinde deel van de Zeeuwse edellieden die door Willem van Avesnes waren verbannen.
Op 23 april verliet de vloot de haven op weg naar het Sloe, tussen Walcheren en Zuid-Beveland.
Jan II van Avesnes liet de verdediging over aan zijn zoon Willem.
De Vlamingen veroverden heel Walcheren en de overige Zeeuwse eilanden. Slechts Zierikzee
wist stand te houden. Begin juli werd een wapenstilstand gesloten, waarbij graaf Jan II de
eilanden tot aan de Maas afstond aan Gwijde van Namen, met uitzondering van Zierikzee, dat
echter niet mocht worden versterkt.
Na wat plundertochten in het noorden van Frankrijk door de Vlamingen zegden zij in het
voorjaar van 1304 het bestand op met Holland. De Vlamingen trokken om Zierikzee Holland en
Utrecht binnen, waarna Jan II van Brabant zich bij de Vlamingen aansloot. In maart 1304
brachten zij onder Gwijde van Namen op Duiveland een nederlaag toe aan Jan II van Avesnes
zoon, Willem. Bisschop Gwijde van Utrecht werd gevangengenomen en in Utrecht volgde een
anti-Hollandse reactie. Holland en Zeeland zelf vielen grotendeels in handen van Gwijde van
Namen of van Jan II van Brabant, die zich bij de aanvallers had gevoegd. Utrecht, Leiden en
Delft werden ingenomen.

De goedendag
besliste de
Guldensporenslag
in 1302

Alleen Dordrecht en Haarlem hielden stand. Witte van Haamstede, de bastaardzoon van graaf Floris V, wist de
Hollandse steden echter weer aan de zijde van Willem te brengen, waarna de Vlamingen zich terugtrokken uit
Holland. Hierop volgde het Vlaams beleg van Zierikzee. Zierikzee hield stand, maar dreigde te verhongeren.
Ondertussen verliep eind juni het bestand met Frankrijk. De Franse koning, Filips de Schone, had een machtig
landleger gevormd, dat begin augustus de zuidgrens van Vlaanderen overstak en via een omweg Doornik bereikte.
Een paar weken daarvoor had hij admiraal Reinier Grimaldi naar Holland gestuurd om steun te bieden. Op 10 en 11
augustus vond de Slag bij Zierikzee plaats. Dit resulteerde in een Frans-Hollandse overwinning, waarna de
Vlamingen het beleg ophieven. Een week na de slag versloeg het grote landleger van Filips de Schone de Vlamingen
in de Slag bij Pevelenberg. Uiteindelijk bij de Vrede van Parijs van 1323 tussen Vlaanderen en Henegouwen/Holland
zag de graaf van Vlaanderen af van aanspraken op Zeeland en erkende hij de graaf van Holland als graaf van
Zeeland.
Verder hielden Vlaanderen en Brabant zich bijna niet bezig met het noordelijke gebied; de rivieren waren daar een te
grote barrire voor, afgezien van wat botsingen tussen Brabant en Gelre ten zuiden van de Waal.
Lodewijk van Male was de laatste autonome graaf van Vlaanderen. Na zijn dood in 1384 bracht zijn dochter en
erfgename Margaretha van Male door haar huwelijk met Filips de Stoute het graafschap Vlaanderen onder de
feitelijke macht van de Bourgondische hertogen.

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Luxemburg
In 1312 werd graaf Hendrik van Luxemburg keizer en dat versterkte de positie van Luxemburg aanzienlijk. Zijn
zoon Jan de Blinde werd door huwelijk ook koning van Bohemen, en daarmee n van de machtigste vorsten in het
Duitse Rijk. In 1354 werd het graafschap tot hertogdom verheven en in 1364 werd het graafschap Chiny aan de
Semois er bijgekocht. Alleen het hertogdom Bouillon bleef bij Luik.
Latere opvolgers van Jan de Blinde gingen zich zo zeer op Bohemen richten, dat tienmaal groter en volkrijker was
dan het hertogdom Luxemburg, dat zij Luxemburg gingen verwaarlozen en verpanden. In 1383 stierf de tak van de
familie waaraan het hertogdom verpacht was uit en erfden de Bourgondirs het hertogdom. De lokale adel
aanvaardde dat echter niet en kwam in opstand ten gunste van een zijtak van de Luxemburgse dynastie. De laatste
hertogin van deze tak, Elisabeth van Grlitz verbond zich (echtelijk) met het huis Bourgondi en zo werd het
hertogdom in 1451 een der gewesten van de Bourgondische Nederlanden. In oppervlak was het zelfs een van de
grootste gewesten dat behalve het huidige Groothertogdom Luxemburg en de Belgische provincie van die naam ook
bepaalde gebieden in de Eifel omvatte, zoals de omgeving van Bitburg en Stavelot. Het merendeel daarvan werd
echter door de schaarsbevolkte Ardennen gevormd, zodat het hertogdom weliswaar strategisch belangrijk was, maar
allesbehalve rijk.

Opkomst van Holland; het Noorden


Na het kinderloos overlijden van Willem IV van Holland tijdens de Slag bij Warns in 1345 werd zijn zuster
Margaretha van Beieren gravin dankzij haar echtgenoot, keizer Lodewijk de Beier. Ook Magaretha's zoon, de latere
Willem V, kreeg bestuurlijke macht. Tussen moeder en zoon ontstond een conflict om de macht, dat zich snel over
Holland verbreidde. In 1349 braken de Hoekse en Kabeljauwse twisten uit, die in totaal bijna honderd jaar zouden
duren. Met Willem V begon het Beierse Huis.
Omdat het water in de meeste middeleeuwse steden niet schoon was, dronk men bier, dat in huis werd gebrouwen. De verkoop van de
gruit, gemalen heidekruiden, was een monopolie van de landsheer. Vanaf de 13e eeuw werd zwaarder hoppenbier, dat beter houdbaar is,
geproduceerd in Hamburg en andere Duitse steden en vervolgens gexporteerd. Een grafelijke biertol was gelegen in Amsterdam, dat
hierdoor begon te groeien. Doordat er in Holland een overvloed was aan schoon water en een goedkope brandstof, namelijk turf, kon ook
hier een bloeiende industrietak ontstaan.

Vanaf 1350 begon voor het graafschap Holland, tot dan toe vooral een agrarisch gebied, een periode van
economische expansie. Naast kustvisserij waren Hollandse schepen meer en meer betrokken bij handel en
goederenvervoer tussen de Hanzesteden, Engeland en de Atlantische kust van Frankrijk. De Leidse lakenindustrie
werd een geduchte concurrent van de oudere textielindustrie in Vlaanderen en Brabant. In Haarlem en Delft werd
vanaf ~1350 bier gebrouwen voor de export.
Kort voor 1400 ging men ertoe over haring aan boord te kaken. Hierdoor konden Vlaamse en Hollandse
haringbuizen voortaan concurreren met de visvangst bij Skne en werd de hegemonie van de Hanze langzaam
gebroken.
De graven van Holland probeerden tevergeefs Dordrecht de positie van Brugge te laten overnemen. Door haar
strategische ligging ontwikkelde de stad zich tot een belangrijke stapelplaats met stapelrecht vanaf 1299. Er werd
vooral wijn, hout en graan verhandeld. In 1421 kwam Dordrecht ten gevolge van de Sint Elisabethsvloed op een
eiland te liggen. Hierdoor verloor het zijn gunstige ligging. Toen de Hanze tussen 1451 en 1457 opnieuw Vlaanderen
blokkeerde, werd niet Dordrecht als nieuwe stapelplaats aangewezen, maar eerst Deventer en later Utrecht, hoewel
de kooplieden Amsterdam als centrum van hun activiteit kozen.
Ondanks de Hoekse en Kabeljauwse twisten was er ook in de noordelijke provincies een zekere mate van welvaart in
deze periode. Steden als Groningen, Harderwijk, Deventer en Zwolle hadden zich aangesloten bij de Hanze, evenals
Kampen, dat zich net zoals Stavoren in een comfortabele positie bevond. De toenemende welvaart had een grotere
vraag naar graan tot gevolg en stimuleerde ook de haringvisserij. Hiervoor waren grote hoeveelheden zout,

89

De Nederlanden in de Middeleeuwen

90

afkomstig uit de landen rond de Oostzee, nodig. De Hanze had op beide producten een monopolie. De meeste bossen
waren in de noordelijke Nederlanden al in de 11e eeuw gekapt, zodat veel hout - nodig voor de bouw van huizen en
schepen en ook gebruikt als brandstof - eerst uit Duitsland en Frankrijk en later uit Noorwegen en het Oostzeegebied
ingevoerd moest worden.
De Hollandse expansie naar het noorden leidde in Friesland tot de twisten tussen de Schieringers en Vetkopers,
waarbij de Vetkopers zich verbonden met Holland. De Fries-Hollandse oorlogen verliepen aanvankelijk succesvol
voor Holland; de Schieringers vochten desondanks door en rond 1414 verloor Holland zijn greep op Friesland. De
Hollandse steden steunden de graaf om een definitief einde te maken aan de Friese piraterij op de Zuiderzee, zoals
die van Grote Pier die samenwerkte met Karel van Gelre. Grote Pier dankte zijn positie aan deze vrijheidsoorlogen
en was zeer schadelijk voor de Hollandse Sontvaart.

Bourgondische tijd
Zie Bourgondische tijd voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de 14e eeuw kwam een aantal gewesten in handen van


de hertogen van Bourgondi. Een samenvoeging van de
gewesten had plaats onder de Bourgondische hertogen.
Vanaf 1384 verwierf de Franse prins en hertog van
Bourgondi Filips de Stoute door zijn huwelijk met
Margaretha van Male het beheer over de graafschappen
Vlaanderen en Artesi. Zijn kleinzoon Filips de Goede
wist hier nog een aantal gewesten aan toe te voegen:
Namen, Brabant-Limburg, Henegouwen, Holland,
Zeeland en Kamerijk en Luxemburg.
In 1428 moest Jacoba van Beieren, gravin van Holland,
na een opleving van de Hoekse en Kabeljauwse twisten
met de Zoen van Delft haar gewesten afdragen aan de
Bourgondirs, wat het einde was van het Beierse Huis.
Filips de Goede volgde zijn vader, Jan zonder Vrees, op
in het hertogdom Bourgondi en in de graafschappen
Vlaanderen en Artesi. Tijdens zijn bestuur verwierf hij
vervolgens het graafschap Namen (1429), de
hertogdommen Brabant en Limburg door erfopvolging
van Filips van Saint-Pol (1430), de graafschappen
Holland, Zeeland en Henegouwen (1433) en het
hertogdom Luxemburg (1451).
Karel de Stoute

Door deze veroveringen en strategische huwelijken van


de hertogen van Bourgondi ontstond aldus het rijk van
de Bourgondirs, dat zich op zijn hoogtepunt uitstrekte van de Alpen tot Holland; het speelde een belangrijke rol in
de Honderdjarige Oorlog tussen de Engelse en Franse koningen, waardoor ook hun belangen meetelden in de
opvolging van het Beierse Huis. Het was de spreekwoordelijke derde hond met het been. Het Bourgondische Rijk
bestond uit een verzameling feodale lenen aan beide zijden van de Frans-Duitse grens. Hiermee waren de noordelijke
en zuidelijke gebieden voor het eerst sinds de Karolingische tijd verenigd. Onder Filips de Goede werd de invloed
van de Hoeken verminderd. Zijn gebiedsuitbreiding naar Utrecht, Oversticht en gedeeltelijk Friesland waren in feite
een voortzetting van de Hollandse politiek.

De Nederlanden in de Middeleeuwen
De omvang en het aanzien van het Bourgondische Rijk was voor de keizer aanleiding om met de Bourgondirs te
gaan onderhandelen over een verheffing van hun gebieden tot koninkrijk. Dat koninkrijk, waarvoor als naam
Koninkrijk Friesland gedacht was, kwam er uiteindelijk niet doordat beide partijen het niet eens konden worden over
de verhouding tussen het nieuwe koninkrijk en de keizer.
Het culturele, academische en politieke zwaartepunt lag in het zuiden. Kunst en decoratie werden in Brabant en
Vlaanderen een van de belangrijkste activiteiten. Dit kwam door de concentratie van de rijkdom bij het hof, de hoge
adel en de hoge geestelijken. Het niveau was het hoogste van alle gebieden ten noorden van de Alpen. De
Universiteit van Leuven was de enige universiteit van de Lage Landen en ook in het zuiden gelegen. De stadhouders
die Filips de Goede aanstelde in Holland en Zeeland kwamen uit de zuidelijke hoge adel. Andersom kregen
noordelijke edelen vrijwel nooit functies aan het hof en maakten vrijwel geen deel uit van de Orde van het Gulden
Vlies. De Staten-Generaal vergaderde altijd in een zuidelijke stad, meestal Brussel. Voor de hertog lag het belang
van de noordelijke gewesten in de belasting die ze opbrachten. Door deze geringe belangstelling traden de Staten van
Holland in de praktijk op als zelfstandige regering, zoals in de strijd tegen de Hanze die in 1438 uitmondde in de
Hollands-Wendische Oorlog en in 1441 afgesloten werd met de Vrede van Kopenhagen. De Oostzee was hiermee
weer open voor Hollandse kooplieden en de invloed van de Hanze nam af.
Het hoogtepunt van de Bourgondische macht was onder Karel de Stoute die in 1473 Gelre wist te veroveren. Zijn
dood in 1477 tijdens de Slag bij Nancy veroorzaakte een crisis in het hertogdom. Zijn dochter, Maria van
Bourgondi, werd onmiddellijk geconfronteerd met de ontevredenheid over het oorlogszuchtige en centralistische
beleid van haar vader. Door toekenning van het Groot Privilege op 11 februari 1477 verkreeg Maria financile en
militaire steun van de Staten-Generaal. Ook moest zij, om tegemoet te komen aan het particularisme, aan
verscheidene gewesten en steden eigen keuren verlenen. Holland en Zeeland verkregen in maart 1477 hun eigen
Groot Privilege, waarbij Nederlands de bestuurstaal werd en zuiderlingen werden uitgesloten van belangrijke
functies. Lodewijk van Gruuthuse werd hierop opgevolgd door Wolfert VI van Borselen. Bovendien viel Frankrijk
haar Franse gewesten aan.
Filips de Goede begon zich na de indrukwekkende expansie van zijn rijk te richten op de interne consolidatie van
zijn gebieden, die elk tenslotte een eigen vorm van bestuur hadden. Dit deed hij allereerst door het instellen van
overkoepelende organen als de Staten-Generaal, een Rekenkamer en de Orde van het Gulden Vlies, die boven de
gewestelijke instellingen stonden. Brussel werd de hoofdstad en Frans werd de voertaal aan het hof.
Ten tweede bracht hij meer uniformiteit in de gewestelijke besturen en ten derde bood hij persoonlijke voordelen aan
lokale machthebbers aan om de daar bestaande weerstand te breken. Mocht dit niet lukken, dan werd er zo nodig
gewapend ingegrepen. Dat dit protest opwekte bleek uit de opstanden die ontstonden rond de troonopvolging in 1467
en 1477.
Het bestuur van de steden lag in handen van de patricirs in de vroedschappen met de aan het hoofd de
burgemeesteren. De orde lag in handen van de baljuwen en onder hem de schouten. De schout vormde samen met de
schepenen en de secretaris het dagelijkse bestuur van een gemeente. Daarnaast was de drossaard de aanklager in
criminele zaken, en zat hij de rechtszittingen van de schepenbank voor. Tenslotte was hij hoofd van de politie.

91

De Nederlanden in de Middeleeuwen

Habsburgse tijd
Zie Habsburgse Nederlanden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Op 19 augustus 1477 trouwde Maria met


Maximiliaan van Habsburg, waardoor er een einde
kwam aan haar korte persoonlijke regeerperiode en
de Nederlanden onder het huis Habsburg werd
gebracht. Nu kon de Franse dreiging het hoofd
geboden worden. Maximiliaan versloeg op 7
augustus 1479 de troepen van Lodewijk XI van
Frankrijk in de Slag bij Guinegate.
Maria overleed in 1482, op 25-jarige leeftijd. Haar
4-jarige zoontje Filips de Schone volgde haar op,
onder het regentschap van zijn vader Maximiliaan.
Maximiliaan wilde het Groot Privilege echter niet
bevestigen
en
voerde
bovendien
een
expansiepolitiek, met oorlogen die veel kostten en
dus veel belastingen zouden meebrengen. De
Staten-Generaal van de Zeventien Provincin
erkenden het regentschap uiteindelijk in december,
nadat ze Maximiliaan de Vrede van Atrecht met
Frankrijk konden opdringen. Toen echter in 1483
Lodewijk XI stierf, nam Maximiliaan opnieuw de
Keizer Maximiliaan I met zijn zoon Filips de Schone, zijn vrouw Maria
wapens op. Het graafschap Vlaanderen ging hiermee
van Bourgondi en zijn kleinkinderen Ferdinand I, Karel V en Eleonora.
niet akkoord. Hun gezant die naar koning Karel VIII
van Frankrijk werd gezonden, werd door Maximiliaan gevangengenomen. Dit leidde tot de eerste tweejarige
Vlaamse Opstand tegen Maximiliaan. De vader van Maximiliaan, keizer Frederik III, stuurde Duitse troepen naar
Gent en Brugge, maar hierdoor sloten Brabant en de Hoeken zich aan bij de Vlamingen. Jan III van Egmont dwong
echter in juni 1489 Rotterdam tot overgave en in juli 1492 gaf Gent zich over aan Albrecht van Saksen. De enige
uitzondering was Gelre, waar Karel van Gelre in 1491 met Franse steun succesvol in opstand kwam. Pas na de
afloop van de Gelderse Oorlogen in 1543 wist keizer Karel V Gelre onderdeel te maken van de Habsburgse
Nederlanden.
In augustus 1493 werd Maximiliaan teruggeroepen naar Oostenrijk om zijn vader op te volgen als keizer van het
Heilige Roomse Rijk. Zijn zoon, Filips de Schone, werd op 15-jarige leeftijd vorst van de Nederlanden. Hij wist het
Groot Privilege nietig te laten verklaren door de Staten-Generaal. Filips trouwde in 1496 met Johanna van Castili,
dochter van het katholieke koningspaar. Normaal gesproken had zij geen aanspraak kunnen maken op de Spaanse
kroon, maar na de dood van een aantal familieleden - haar enige broer Juan, haar oudste zus koningin Isabella van
Portugal en dier zoon Miguel - werd zij in 1502 door de Cortes erkend als troonopvolgster van de Spaanse
koninkrijken Castili en Aragon. Na haar moeders dood in november 1504 werd ze koningin van Castili, maar zij
bleek ongeschikt om te regeren. Deze taak werd waargenomen door haar vader Ferdinand en daarna voor korte tijd
door Filips. Toen deze overleed werd Ferdinand weer regent, tot zijn kleinzoon Karel van Luxemburg in 1516
koning van Spanje werd. Vanaf de dood van zijn vader tot 1515 had zijn grootvader keizer Maximiliaan I in de
Nederlanden opgetreden als regent, waarna hij de heerschappij overnam. Toeval in de huwelijkspolitiek had zoals
eerder een onverwachtse wending met grote gevolgen. Het streven naar absolute macht van de vorsten tegenover het
groeiende bewustzijn van de steden zou verstrekkende gevolgen hebben in de toekomst.

92

De Nederlanden in de Middeleeuwen

93

Religieuze ontwikkelingen
Aan het eind van de 14e eeuw kwam de Moderne Devotie op. Dit was een spirituele beweging binnen de
middeleeuwse kerk die de nadruk legde op de innerlijke ontwikkeling van het individu. De beweging ontstond door
ontevredenheid over de misstanden in de kerk. De grondlegger van de Moderne Devotie was Geert Grote. Hij
stichtte in zijn geboorteplaats Deventer in het Meester Geerthuis de eerste gemeenschap van de Zusters van het
Gemene Leven en in het Heer-Florenshuis de eerste woongemeenschap van de Broeders van het Gemene Leven. De
Moderne Devotie legde de nadruk op de uitbreiding en verbetering van scholing. Onder invloed van de Moderne
Devotie werden vanaf de tweede helft van de 14e eeuw tientallen kloosters gesticht.
De beweging benvloedde mensen zoals Thomas a Kempis, die praktische devotie tijdens de viering van de Mis en in
het dagelijkse leven voorstond (De navolging van Christus), en later ook Desiderius Erasmus en Jheronimus Bosch
uit 's-Hertogenbosch.
De Moderne Devotie zorgde voor een verandering in
denken. Dit creerde een voedingsbodem voor het
bijbels humanisme - in navolging van de humanisten
uit Itali - en de Reformatie. Het bijbels humanisme
bestudeerde vooral de bronnen van het christendom,
waaronder de teksten van de kerkvaders Augustinus
en Hironymus.
De theoloog Nicolaas van Kues (Cusanus,
1401-1464) wordt als de eerste bijbelse humanist
beschouwd. Hij probeerde de filosofie van
Aristoteles met die van Plato te verenigen. Daarnaast
verzamelde
hij
handschriften.
Invloedrijke
humanisten waren verder de Groningers Wessel
Gansfort (1419-1489) en Rudolf Agricola
(1443-1485). De belangrijkste van hen is uiteraard
Desiderius Erasmus van Rotterdam (1466-1536).
Hoewel vermaard om zijn eigen literair Latijn
maakte hij de uitwassen van het humanisme
belachelijk in zijn werk "Ciceronianus". Zowel
Gansfort, Agricola als Erasmus maakten reizen naar
Itali.

Rudolf Agricola

Deze noordelijke humanisten schreven niet alleen in een soepel en foutloos Latijn, maar maakten ook een studie van
het klassiek Grieks en Hebreeuws. Zij gingen ertoe over om de Bijbel in zijn oorspronkelijke talen te bestuderen.
Aldus wezen zij de weg naar de Reformatie, die in 1517 begon met de 95 stellingen van Maarten Luther.

De Nederlanden in de Middeleeuwen

94

Belangrijke persoonlijkheden

Willibrord
Bonifatius
Hadewijch (schrijfster)
Willem II van Holland
Floris V van Holland
Melis Stoke
Hertog Jan I van Brabant
Jacob van Maerlant
Robrecht III van Vlaanderen
Rudolf Agricola
Geert Grote
Thomas a Kempis

Bronnen, noten en/of referenties

Historische bronnen

Plinius de Oudere, Naturalis Historia


Tacitus, De origine et situ Germanorum
Alpertus van Metz, De diversitate temporum
Einhard, Vita Karoli Magni
Widukind van Corvey, Res gestae Saxonicae

Literatuur

Asaert, G., J. van Beylen, H.P.H. Jansen et al (1976): Maritieme geschiedenis der Nederlanden 1, De Boer Maritiem, Bussum.
Berendsen, H.J.A. (2004): De vorming van het land, Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Koninklijke Van Gorcum, Assen,
ISBN 90-232-4075-8, 9.12 Paleografische ontwikkeling, Subatlanticum: 2900 yr BP-heden, p. 295-299

Bitter, P., R. van Genabeek en C. van Rooijen (2006): De stad in de Middeleeuwen en Vroegmoderne tijd (versie 1.0, geaccepteerd
oktober 2006)

[4]

Blockmans, W.P. en P.C.M. Hoppenbrouwers (2002): Eeuwen des onderscheids. Een geschiedenis van middeleeuws Europa, Bert
Bakker, Amsterdam, ISBN 9035126653

Blok, D.P. (red) et al (1977-1983): Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, ISBN 9022838005
Blom, J.C.H. en E. Lamberts, redactie (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn, ISBN 90-5574-474-3
Es, W.A. van en W.A.M. Hessing (red.) (1994): Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland, van Traiectum tot
Dorestad, 50 v.C - 900 n.C., Matrijs, Utrecht, ISBN 9053450491

Groenewoudt, B., M. Groothedde en H. van der Velde (2006): De Romeinse tijd, Middeleeuwen en Vroegmoderne tijd in het Middenen Oost-Nederlands zandgebied (versie 1.0, geaccepteerd september 2006)

[5]

Huizinga, J. (1982): Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over levens- en gedachtenvormen der veertiende en vijftiende eeuw in
Frankrijk en de Nederlanden, vijftiende druk, Wolters-Noordhoff, Groningen.

Israel, J.I. (1996): De Republiek, 1477-1806, Uitgeverij Van Wijnen, Franeker. (vert.)
Jansen, H.P.H. (1981): Geschiedenis van de Middeleeuwen, derde druk, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht - Antwerpen, ISBN
9027453772

Jansen, H.P.H. (1979): Middeleeuwse geschiedenis der Nederlanden, 6e druk, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, ISBN 9027470162

De Nederlanden in de Middeleeuwen

95

Noten

hoewel in theorie de keizers van het Oost-Romeinse Rijk nu de 'zaakwaarnemer' voor de voormalig Romeinse
gebieden van het westelijke Rijk waren. Later, in de 6de eeuw, probeerde de Oost-Romeinse keizer Justinianus I
deze theoretische status weer in de realiteit om te zetten door het grondgebied van het Westen te 'heroveren' op de
Germaanse 'bezetters'. Hierin slaagde hij maar gedeeltelijk.
[2] "Nehalennia gered in Domburg" (http:/ / www. nehalenniatempel. nl/ article. php?story=20050427223510626)
[3] Karim Van Overmeire, De Guldensporenslag, het verhaal van een onmogelijke gebeurtenis, Uitgeverij Egmont
(2001), ISBN 90-805616-3-0
[1]

[4] http:/ / www. noaa. nl/ content/ Documenten/ 24%20Steden. pdf


[5] http:/ / www. noaa. nl/ content/ Documenten/ 20%20Groenewoudt-Groothedde. pdf

Grote Volksverhuizing

Grote Volksverhuizing: Belangrijkste verhuizingstromen

De Grote Volksverhuizing tussen de 2e en 5e eeuw.

Staatkundige geschiedenis
van Duitsland

Grote Volksverhuizing

96
Kelten
Germanen
Grote Volksverhuizing (4e-6e eeuw)
Frankische Rijk (5e eeuw-843)
Oost-Frankische Rijk (843-962)
Heilige Roomse Rijk (962-1806)
Rijnbond (1806-1813)
Duitse Bond (1815-1866)
Noord-Duitse Bond (1866-1871)
Duitse Rijk
Duitse Keizerrijk (1871-1918)
Weimarrepubliek (1918-1933)
nazi-Duitsland (1933-1945)
Oostgebieden (-1945)
Na-oorlogs Duitsland
Geallieerde zones (1945-1949)
Saarland (1947-1956)
Verdeeld Duitsland:
Bondsrepubliek (1949-1990)
DDR (1949-1990)
Duitse hereniging (1990)
Duitsland (1990-heden)
Portaal
Portaal

Geschiedenis van Nederland


Tijdlijn - Bibliografie

..Naar chronologie

Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd

Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie

Duitsland
Geschiedenis

Grote Volksverhuizing

Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis

..Naar onderwerp

Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585

Van 1585 tot heden


Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen

..Naar overzeese gebieden

Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen

..Naar provincie

Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant

Noord-Holland
Overijssel
Utrecht

97

Grote Volksverhuizing

98

Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal

Nederland
Geschiedenis
Geschiedenis van Belgi
Tijdlijn - Bibliografie

..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Belgae
Romeins Belgi
Gallo-Romeinse periode
Frankisch Belgi
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Spaanse Nederlanden
Zuidelijke Nederlanden
Oostenrijkse Nederlanden
Verenigde Nederlandse Staten
Franse tijd
Nederlandse tijd
Koninkrijk Belgi
Eerste Wereldoorlog
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar deelstaat
Geschiedenis van Vlaanderen
Geschiedenis van Walloni
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Kunstgeschiedenis
Literaire geschiedenis
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Rechterlijke macht
Sociale geschiedenis

Grote Volksverhuizing

99

..Naar provincie
Antwerpen
Henegouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
Waals-Brabant
West-Vlaanderen
..Naar voormalige kolonin
Kolonin
Portaal
Belgi
Portaal
Geschiedenis

Met de Grote Volksverhuizing in het begin van de middeleeuwen wordt het binnendringen van verschillende
stammen in het Romeinse Rijk tussen de 4e en de 6e eeuw aangeduid.

Overzicht en betekenis
De Grote Volksverhuizing vond plaats in de nadagen van het West-Romeinse Rijk en luidde het begin van de
middeleeuwen in. Opgejaagd door de oprukkende Hunnen en aangelokt door de rijkdommen van het politiek
verzwakte West-Romeinse Rijk trokken vanaf de vierde eeuw meerdere voornamelijk Germaanse stammen (door de
Romeinen barbaren genoemd) West-Romeins gebied binnen. In het veel sterkere Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk
kregen zij geen vaste voet aan de grond. De invallen in het westelijk deel van het rijk waren niet altijd gewelddadig
van karakter. Reeds in de 3e eeuw sloten de Romeinen verdragen met Germanen aan de andere kant van de grens. In
die verdragen werd bepaald dat Germanen in het rijk mochten wonen als zij zich onderwierpen aan de Romeinse
wetten. Hiermee werden deze Germanen officieel foederati (bondgenoten) van de Romeinen. Ze werden gebruikt als
buffer tegen andere invallers. Zo kwamen onder meer de Salische Franken in Toxandri (de Kempen) het rijk
binnen. Ze zouden zich uitbreiden tot aan Doornik. Aanvankelijk werden de niet-Romeinen ingedeeld in aparte
hulptroepen, de zgn. auxiliae, maar later ook in de legioenen. De ingelijfde 'barbaren' mochten volgens de met de
Romeinen gesloten verdragen dikwijls onder hun eigen aanvoerders dienen wat de integratie in de Romeinse
maatschappij niet ten goede kwam. Door verschillende oorzaken meldden zich bovendien steeds minder 'autochtone
Romeinen' voor het leger waardoor een toenemende 'barbarisatie' van het leger plaatsvond. Doordat de Romeinen
steeds afhankelijker werden van de militaire steun van de Germanen kregen de laatsten meer macht: officieren en
generaals waren op den duur meestal van Germaanse afkomst. Eind 4e eeuw verdedigde Stilicho, oorspronkelijk een
zoon van de koning van de Vandalen, als generaal het rijk tegen de binnenvallende Visigoten. De laatste
West-Romeinse keizer werd in 476 door de Germaanse krijgsheer Odoaker, officieel een 'generaal' in het Romeinse
leger, afgezet. De koninkrijken die de Germanen stichtten op de restanten van het West-Romeinse Rijk vormden de
basis van de maatschappelijke orde van het middeleeuwse Europa. Hoewel zij de politieke macht in handen namen
dient opgemerkt te worden dat de meeste Germaanse landverhuizers die zich binnen het vroegere Romeinse Rijk
vestigden binnen enkele generaties in taal en gewoonten geassimileerd waren met de Romeinse bevolking. De
meeste Germaanse stammen waren al tot de Ariaanse variant van het christendom bekeerd voordat ze het rijk
binnenvielen maar geleidelijk bekeerden ze zich tot de katholieke variant van hun Romeinse onderdanen. Hierdoor
was de overgang van de laat-Romeinse tijd naar de middeleeuwen een geleidelijke.

Grote Volksverhuizing

Germanen
Visigoten
De Visigoten vielen in 376 de Balkan binnen en vestigden zich in Thraci en Moesi (= Servi plus Bulgaarse en
Roemeense gebieden aan de benedenloop van de Donau). In 410 plunderden ze Rome onder leiding van Alarik. Zij
trokken verder westwaarts en in 418 vestigden ze zich in Aquitani, waar zij het koninkrijk Toulouse stichtten, dat
aan het einde van de 5e eeuw van Cdiz in het zuiden tot Nantes in het noorden reikte. Toen ze in 507 Aquitani
verloren aan de Franken, verdreven ze de Vandalen uit Andalusi en stichtten ze een nieuw koninkrijk in het Iberisch
Schiereiland. Toen ze in 711 een nederlaag leden bij Jerez de la Frontera tegen de zojuist binnengevallen Moren,
werden ze al snel teruggedrongen in een klein koninkrijkje in het noorden, waar nu Asturi ligt. De Visigoten
verloren daarna geheel hun eigen identiteit.

Ostrogoten
De Ostrogoten versloegen in 488 Odoaker en belandden rond 490 in West-Europa. In 493 drongen ze dieper door in
Itali en veroverden Ravenna. Zij werden in 552 door Byzantijnse generaals onderworpen.

Angelen, Saksen en Juten


De Angelen, Saksen en Juten staken vanaf de 5e eeuw vanuit Noord-Duitsland en Jutland over naar
Groot-Brittanni, verdreven de oorspronkelijke Keltische bevolking naar de westelijke en noordelijke uithoeken van
het eiland en stichtten hun eigen koninkrijken. Hieruit ontstond Angelsaksisch Engeland, dat zich via een heptarchie
onder druk van de latere invallen van de Vikingen rond 900 ontwikkelde tot een politieke eenheid onder Alfred de
Grote.

Salische Franken
De Salische Franken ten slotte, kwamen het Romeinse Rijk binnen in Toxandri in 358. In 440 stichtten ze een
koninkrijk met als centrum Doornik. Ze breidden hun rijk steeds verder uit naar het zuiden, onder Childerik tot aan
de Somme, later onder Clovis tot aan de Loire. Bij de dood van Clovis in 511 hadden ze bijna de volledige provincie
Gallia onder controle dat voortaan 'Frankrijk' zou heten, het rijk van de Franken. Clovis behoorde tot de eerste
dynastie van dit Rijk der Franken: de Merovingische dynastie.

Andere Germaanse stammen


De Germaanse stammen van de Vandalen, Sueven en Alamannen staken in de nacht van 31 december 406 de Rijn
over en rukten op naar het zuiden. De Vandalen trokken plunderend door Galli en staken in 409 de Pyreneen over.
Onder de druk van de Visigoten trokken ze steeds verder zuidwaarts. In 429 staken ze over naar Marokko en
uiteindelijk stichtten ze een koninkrijk in Noord-Afrika met als centrum Carthago. Hier bouwden ze snel een vloot
op en specialiseerden zich in piraterij en bijna een eeuw lang waren de Vandalen de schrik van de Middellandse Zee.
In 455 plunderden ze zelfs Rome. Uiteindelijk in 533 werden ze verslagen door de Oost-Romeinse veldheer
Belisarius. De Sueven rukten gedeeltelijk met de Vandalen op en vestigden zich in Noord-Spanje, waar ze later
verslagen werden door de Visigoten.

100

Grote Volksverhuizing

101

Hunnen
De Hunnen waren Aziatische nomaden die met hun superieure militaire tactieken angst inboezemden bij de Europese
bevolking. In 450 vielen ze onder leiding van Attila Galli binnen. In 451 verloren ze de slag op de Catalaunische
velden tegen een leger dat gevormd werd door Germanen en Romeinen en dat geleid werd door een van de laatste
'Romeinse' generaals van betekenis: Aetius. De volgende paar jaar viel hun rijk snel uit elkaar.

Keltische volken
Vanuit Ierland trokken de Gael het westen van Schotland binnen, waar ze het koninkrijk Dalriada stichtten, van
waaruit ze uiteindelijk heel Schotland zouden veroveren. In Latijnse teksten uit die periode worden deze invallers
Scotti genoemd, vandaar Schotland. Ook in het zuidwesten van Wales stichtten ze kolonies.
De Bretons trokken na de verovering van Brittania door de Angelsaksen naar het vasteland, waar ze de Gallirs van
Armorica onderwierpen en een aantal koninkrijken stichtten.

Grote hongersnood van 1315-1317


De Grote Hongersnood van 1315-1317 (ook wel gedateerd van 1315
tot 1322) was de eerste uit een reeks van grootschalige crises,
waardoor Europa in de veertiende eeuw werd getroffen. De grote
hongersnood kostte miljoenen mensen het leven en markeerde een
duidelijk einde met de er aan voorafgaande periode van groei en
welvaart vanaf de elfde tot en met dertiende eeuw (1000-1300). De
aanleiding voor de hongersnood was het zeer natte weer in de
voorjaren van 1315 en 1316. Dit leidde tot misoogsten. Pas in de
zomer van 1317 werd weer een goede oogst binnengehaald. Europa
wist zich pas rond 1322 volledig te herstellen. Het was een periode die
gekenmerkt werd door een extreme mate van criminaliteit, ziekte,
massasterfte en zelfs kannibalisme en kindermoord.

Achtergrond
De Grote Hongersnood bleef beperkt tot noordwest-Europa, met
inbegrip van de Britse Eilanden, met name het noorden van Frankrijk,
de Lage Landen, Scandinavi, Duitsland en het westen van Polen.[] Het
gebied dat werd getroffen werd begrensd door de oostkust van de
Oostzee, de Alpen en de Pyreneen. Oost-Europa en het
Middellandse-zee gebied bleven dus gespaard.

Van de Apocalyps in een Biblia Pauperum,


gellumineerd in Erfurt ten tijde van de Grote
Hongersnood. De Dood "(Mors") zit schrijlings
op een leeuw, waarvan de lange staart eindigt in
een bal van vuur, die de hel voorstelt.
Hongersnood ("Fames") wijst naar haar
hongerige mond.

In de middeleeuwse Europese context betekende hongersnood dat


mensen op grote schaal aan honger stierven. Hongersnood was in het
middeleeuwse Europa een bekend fenomeeen. Meestal waren hongersnoden echter tot op zekere hoogte lokaal.
Lokale hongersnoden deden zich in het 14-eeuwse Frankrijk bijvoorbeeld voor in 1304, 1305, 1310, 1315-1317 (de
Grote Hongersnood), 1330-1334, 1349-1351, 1358-1360, 1371, 1374-1375 en 1390. In Engeland in 1315-1317,
1321, 1351 en 1369.
Tijdens het Middeleeuws klimaatoptimum (de periode vr 1300) was de bevolking van Europa sterk gestegen, In
sommige delen van Noord-Frankrijk leefden aan het begin van de 14e eeuw meer mensen dan tegenwoordig. De

Grote hongersnood van 1315-1317


zaaizaadfactor van tarwe (dat wil zeggen het aantal zaden dat men na de oogst kon opeten per geplant zaadje) was
sinds de jaren 1280 aan het dalen (er moesten steeds meer marginale gronden in productie worden genomen) en de
prijzen van levensmiddelen waren aan het stijgen. In goede jaren (bij gunstig jaar) kon de opbrengst-ratio oplopen tot
7:1, in slechte jaren bleef de opbrengst-ratio echter beperkt tot 2:1, dat wil zeggen dat er voor elke geplante
graankorrel er slechts twee konden worden geoogst, waarvan er dan nog weer eentje nodig was voor het zaaizaad
voor volgend jaar; ter vergelijking in de moderne landbouw zijn opbrengst-ratio's van 200:1 of meer niet ongewoon.
Er was een duidelijke verandering in de weerspatronen tijdens het Middeleeuws klimaatoptimum. Deze viel samen
met het begin van de Grote Hongersnood van 1315-1317. In het tijdvak van 1310 tot 1330 kreeg het noordwesten
van Europa te maken met een aantal jarenlange perioden van extreem weer. Deze kenmerkten zich door strenge
winters en regenachtige zomers.
Veranderende weerspatronen, de ineffectiviteit van de middeleeuwse regeringen in het omgaan met crises en het
bevolkingsaantal, dat zich in verhouding tot de technologie op een historisch hoogtepunt bevond, zorgden er voor dat
er heel weinig marge was bij tegenslag.

Grote Hongersnood
In het voorjaar van 1315 hadden grote delen van Europa te maken met zware regenval. Gedurende de lente en de
zomer bleef het regenen en de temperatuur bleef aan de lage kant. Onder deze omstandigheden kon het graan niet
rijpen. De voedselprijzen begonnen te stijgen. Tussen de lente en de zomer van 1315 verdubbelden de voedselprijzen
in Engeland. In het hertogdom Lotharingen steeg de prijs van tarwe met 320 procent. De boeren konden zich niet
langer brood veroorloven. Noodopslagplaatsen van graan waren voorbehouden aan heren en edelen. Gezien de in de
12e en 13e eeuw sterk toegenomen bevolkingsdruk betekende een minder dan gemiddelde oogst al honger voor een
flink aantal mensen; er was weinig ruimte voor tegenslag. Een misoogst als in 1315 betekende honger voor bijna
iedereen. Mensen begonnen in de bossen eetbare wortels, planten, grassen, noten en boomschors te verzamelen.
Door de nattigheid ontstond er ook een groot gebrek aan stro en hooi. Hierdoor was er in de winter van 1315-1316 te
weinig voer voor het vee. Zeezout, de enige manier om vlees te conserveren, was in Engeland moeilijk te krijgen,
omdat het in het natte weer niet kon verdampen; hierdoor viel een deel van het aanbod weg; de prijs steeg met 30%
van 30 tot 40 shillings per eenheid.
Er zijn een aantal gedocumenteerde incidenten die de omvang van de hongersnood aantonen. Edward II, koning van
Engeland, wilde op 10 augustus 1315 in St Albans overnachten. Er kon echter geen brood voor hem en zijn
entourage worden gevonden, zodat zelfs de koning van Engeland hongerig naar bed ging.
De Fransen probeerden onder Lodewijk X om Vlaanderen binnen te vallen, maar aangezien de velden doorweekt
waren, werd het Franse leger gedwongen zich terug te trekken. Om te voorkomen dat hun voorraden in Vlaamse
handen zouden vallen, staken de Fransen dezen in brand.
In de Vlaamse steden liepen de prijzen van graan op tot het drievoud, plaatselijk zelfs tot het 11-, 12- en 24-voud van
de normale prijs. Voor Brugge en Ieper heeft men de draagwijdte van de ramp kunnen meten: respectievelijk werden
zo'n 2000 en 2800 lijken op stadskosten van de straten opgeraapt en in massagraven geworpen. In het eerste geval
betekende dit zowat 5% van de totale bevolking van de stad, in het tweede zelfs 10%.[1]
Ook in het voorjaar van 1316 bleef het doorgaan met regenen. De reeds ondervoede boeren, 95% van de bevolking,
hadden geen reserves meer om zich hier doorheen te slaan. Steeds meer ging men er toe de toekomst te
verhypothekeren; trekdieren werden gedood en genuttigd; het zaaigoed werd soms opgegeten. Kinderen werden aan
hun lot overgelaten (zie het sprookje over Hans en Grietje);Wikipedia:Bronvermelding ouderen zagen vrijwillig van
voedsel af in de hoop dat de jongere generatie dan een grotere kans had te overleven. De kroniekschrijvers uit deze
tijd maken ook melding van gevallen van kannibalisme.
Het hoogtepunt van de hongersnood kwam in 1317, toen ook in de lente van dat jaar het natte weer aanhield. De
zomer van 1317 was echter niet buitensporig nat. De mensen waren echter zo verzwakt door ziekten, zoals

102

Grote hongersnood van 1315-1317


longontsteking, bronchitis, tuberculose en er was zo weinig ingezaaid (zaaigoed was veelal opgegeten), dat het nog
tot 1325 duurde voordat de voedselvoorziening weer terug was op het oude niveau en de bevolking weer langzaam
begon toe te nemen. Historici bediscussiren nog steeds het aantal slachtoffers, maar de schattingen variren dat
tussen 10% en 25% van de bevolking van steden en dorpen overleed. Hoewel de Zwarte Dood (eerste uitbraak in
1348/49) meer mensen doodde, waren de gevolgen van de Grote Hongersnood in sommige opzichten ernstiger.
Terwijl de pest een bepaalde streek enige maanden teisterde, bleven de gevolgen van de Grote Hongersnood
jarenlang doorwerken; behalve de economische effecten (minder zaaigoed, minder vee), duurt het even voordat de
effecten van een ineenstorting van de samenleving, zoals een hongersnood op deze schaal met zich meebrengt, zijn
verwerkt.
De ongewone weersomstandigheden in de periode 1315-1317 zijn vergelijkbaar met klimaatsafwijkingen zoals na
zware vulkaanuitbarstingen. De uitbarsting van de Tambora in april 1815 wordt bijvoorbeeld verantwoordelijk
gehouden voor het "jaar zonder zomer" in Europa. Het is niet bekend of er in 1314 of 1315 een soortgelijke
vulkaanuitbarsting heeft plaatsgevonden.[2]

Referenties
(en) John Aberth, From the Brink of the Apocalypse: Confronting Famine, Plague, War and Death In the Later
Middle Ages (Vanaf de rand van de apocalyps: de confrontatie met hongersnood, pest, oorlog en dood in de late
middeleeuwen), 2000, ISBN 0415927153 - Hoofdstuk 1 (gaat over de grote hongersnood) is zie hier [3].
(en) William C. Jordan, The Great Famine: Northern Europe in the Early Fourteenth Century (De grote
hongersnood: Noord-Europa in de vroege veertiende eeuw), Princeton UP, 1996. ISBN 0691058911. De meest
uitgebreide bespreking in boekvorm.

Voetnoten
[1] , Tussen crisis en welvaart: sociale veranderingen 1300-1500 PDF (https:/ / openaccess. leidenuniv. nl/ bitstream/ 1887/ 2497/ 1/
351_094. pdf)
[2] Het moet niet moeilijk zijn om dit met behulp van de "forensische vulkanologie" te controleren aan de hand van ijskernen uit

Groenland en Antarctica. Als er op de juiste plaats in de ijskernen inderdaad in voldoende mate vulkanisch stof wordt aangetroffen,
kan men aan de chemische samenstelling van het stof tegenwoordig zelfs herkennen welke vulkaan er is uitgebarsten en hoe zwaar de
uitbarsting ongeveer is geweest.
[3] http:/ / search. barnesandnoble. com/ booksearch/ isbninquiry. asp?ean=9780415927154& displayonly=CHP

103

Zwarte Dood

104

Zwarte Dood
De Zwarte Dood is de naam voor een
epidemische ziekte die tussen 1346 en
1351 in Europa woedde en vele
slachtoffers maakte, soms tientallen
procenten van de bevolking. De
epidemie kostte wereldwijd tussen de
75 en 100 miljoen mensen het leven.
Meestal werd al aangenomen dat het
hier de pest betrof, maar hierover
bestond tot voor kort geen absolute
zekerheid. De mogelijkheid dat de
epidemie veroorzaakt werd door een
filovirus
werd
ook
opengelaten.Wikipedia:Bronvermelding
Tot deze groep van virussen behoren
onder meer het ebolavirus en het
marburgvirus. De pest daarentegen
wordt niet veroorzaakt door een virus,
maar door de bacterie Yersinia pestis,
die verspreid wordt door vlooien die
met name op de zwarte rat parasiteren.
Dat een bacterie de oorzaak was van de
pest en dat deze bacterie verspreid
werd door vlooien op ratten, werd pas
honderden jaren later bekend. Uit
overlevering en tekeningen weten we
dat de Zwarte Dood gepaard ging met
builen (zwelling van de lymfeklieren),
vergelijkbaar met de Aziatische
builenpest uit de 18e eeuw. Dit steunt
de theorie dat het bij de Zwarte Dood
om builenpest ging. In 2010 werden
sporen van de Yersinia pestis bacterie
in het DNA gevonden van skeletten uit
massagraven waarin slachtoffers van
de Zwarte Dood zijn begraven. [1]

Verspreiding van de pest in Europa in de jaren 1347 tot 1351

De pest

Oorsprong
Hoewel het niet helemaal duidelijk is waar deze pandemie in de 14e eeuw precies is begonnen, is wel zeker dat

Zwarte Dood

hij uit Azi kwam, waarschijnlijk uit Centraal-Azi. De ziekte startte


waarschijnlijk bij marmotten, verspreidde zich naar vlooien, via
vlooien naar ratten en van daaruit naar de mens. [2] De ziekte
verspreidde zich van Azi naar Europa via de handel en soldaten. In
1346 arriveerde de ziekte in de Krim, vanuit de Krim verspreidde de
ziekte zich naar Europa en Noord-Afrika. [3] In Europa werd Itali het
eerst getroffen. Er gaan verhalen dat een Kipchak-leger in 1346-1347
besmette lijken met de bacterie met behulp van katapults over de
muren van Feodosija, een handelspost van Genua op de Krim, zou
hebben gegooid. Of dit verhaal op waarheid berust, is niet
bekend.Wikipedia:Bronvermelding Verspreiding via de handel en
scheepvaart lijkt meer waarschijnlijk.Wikipedia:Bronvermelding Na
Itali ging de ziekte met de klok mee Europa door: Frankrijk en
Spanje, Engeland (in 1348), Duitsland, Noorwegen (in 1349 in Bergen
door een schip met graan uit EngelandWikipedia:Bronvermelding) en
ten slotte Rusland rond 1351.
Wereldwijd wordt het aantal doden op 75 miljoen geschat, waarvan
tussen de 25 en 50 miljoen in Europa. [4] [5] De uitbraak van de Zwarte
Dood in de 14e eeuw had een dramatisch effect op de Europese
bevolking en ontwrichtte de maatschappij. De Zwarte Dood bracht de
katholieke kerk een serieuze klap toeWikipedia:Bronvermelding omdat
velen dachten dat de ziekte een straf van God was. Omdat niemand
wist waar de Zwarte Dood vandaan kwam, kregen minderheden de
schuld. Zij zouden waterbronnen vergiftigd hebben of op een andere
manier besmetting veroorzaken.Wikipedia:Bronvermelding Deze
gedachte leidde tot vervolging van Joden, bedelaars en mensen met
lepra. De dagelijkse strijd om het bestaan zorgde voor een morbide
stemming in grote delen van Europa waar mensen kozen voor een
'leven bij de dag'. Dit wordt gellustreerd in Giovanni Boccaccio's
Decamerone uit 1353,Wikipedia:Bronvermelding waarin tien mensen
op de vlucht voor de Zwarte Dood elkaar verhalen vertellen.[6]

105

Snaveldokter of pestmeester uit Rome, 1656

Hospitaal in Wenen, 1679

Arnold Bcklin, De pest (1898)

Zwarte Dood

Vervolging van de Joden


Het was onduidelijk waar de ziekte vandaan kwam, velen dachten dat het een straf was van God. Maar omdat
iedereen slachtoffer werd, streng gelovig of niet, ging men daar weer aan twijfelen. Van alle mensen werden Joden
het minst ziek, achteraf bleek dat dit met de Joodse reinigingswetten te maken hadWikipedia:Bronvermelding. Door
deze reinigingswetten uit het oude testament leefden de Joden hyginischer dan de andere mensen, waardoor ze
minder snel besmet werdenWikipedia:Bronvermelding. Met name de Joodse wijk van Straatsburg viel op omdat hier
slechts 5% van de bevolking slachtoffer werdWikipedia:Bronvermelding. Dat dit te maken had met hygine was niet
bekend, dus werden de Joden verdacht: zij zouden waterputten en waterbronnen vergiftigen om zo christenen om het
leven te brengen. Dit verhaal was afkomstig van de Zwitsers Joodse arts BalavignusWikipedia:Bronvermelding uit
Chillon. Balavignus legde een door marteling verkregen geforceerde bekentenis af. Hij 'bekende' dat Joden in
Zuid-Frankrijk een plan hadden uitgewerkt om christenen te vergiftigen. Het gif zou bestaan uit vermalen harten van
christenen, spinnen, kikkers, hagedissen en menselijk vlees. Van dit gif werd een poeder gemaakt, waarmee bronnen
van christenen vergiftigd werden. Het verhaal verspreidde zich snel van Zwitserland naar Duitsland en had
catastrofale gevolgen voor de Joden in Europa.[7] Naar aanleiding van het verhaal van de vergiftigde bronnen werden
talloze pogroms uitgevoerd in heel Europa, vooral in Zwitserland en Duitsland, met tienduizenden Joodse
slachtoffers tot gevolg. In totaal werden 210 kleinere en grotere Joodse gemeenschappen vernietigd, in de steden
Bazel, Frankfurt am Main, Straatsburg en Keulen werd de totale Joodse bevolking uitgemoord. De Joden werden
veelal levend verbrand en hun bezittingen werden geconfisqueerd. [8]

Slachtoffers
In Europa heeft de ziekte belangrijke verminderingen van de inwonertallen veroorzaakt; sterfte van tientallen
procenten was niet uitzonderlijk. Geschat wordt dat in totaal ongeveer een derde van de bevolking van Europa stierf.
Pas rond 1600 zou de bevolking weer op het dezelfde bevolkingsaantal komen van voor de epidemie.
In het boek "The Coming Plague" uit 1994 stelt de Amerikaanse schrijfster Laurie Garrett dat de Chinese bevolking
daalde van 123 miljoen in 1200 tot 65 miljoen in 1393 en dat dit waarschijnlijk werd veroorzaakt door de pest en de
hongersnood die erop volgde (de maatschappij raakte vaak ontwricht na een uitbraak van een epidemie, doordat ook
de beroepsbevolking zwaar werd getroffen).

Literatuur
Benedictow, Ole J., The Black Death 1346-1353. The complete history. Woodbridge, 2004.
Cantor, Norman F., De zwarte dood; hoe de pest de wereld veranderde. Kampen: Agora, 2003.
Ziegler, Phillip, The Black Death. Harmondsworth: Penguin Books, 1970.

Romans
Beirs, van Jean-Claude en Pat, Jonkvrouw.
Willis, Corrie, Zwarte winter.
Veen, Sytse van der, De lijfwacht van Janeway.

106

Zwarte Dood

Referenties
[1] http:/ / news. discovery. com/ history/ black-death-plague-bacteria. html
[2] S. Fry, The Book of General Ignorance (London, 2006)
[3] Molecular insights into the history of plague (http:/ / www. macalester. edu/ ~cuffel/ molecularplague. htm), Michel Drancourt en Didier
Raoult, januari 2002
[4] Plague Information, Black Death Facts (http:/ / science. nationalgeographic. com/ science/ health-and-human-body/ human-diseases/
plague-article. html), National Geographic, 2008
[5] Black Death and hard facts (http:/ / www. dnms. no/ index. php?kat_id=16& art_id=87), Benedictow OJ., The Black Death 1346-1353: The
Complete History, Woodbridge: The Boydell Press, 2004, ISBN 0-85115943-5
[6] Inleiding Decamerone (http:/ / www. fordham. edu/ halsall/ source/ decameronintro. html), Boccacio, 1353
[7] Myth of Well-Poisoning (http:/ / www. jewishencyclopedia. com/ view. jsp?artid=1114& letter=B), Jewish Encyclopedia
[8] 1348 - 1349 THE BLACK PLAGUE (Europe) (http:/ / www. jewishhistory. org. il/ history. php?startyear=1340& endyear=1349), Jewish
History

107

Honderdjarige Oorlog

108

Honderdjarige Oorlog
Honderdjarige Oorlog

Het Beleg van Orlans


Datum

1337-1453

Locatie

Voornamelijk Frankrijk en de Nederlanden

Resultaat

Overwinning voor het Huis Valois


Het Huis Valois stelt de troon van Frankrijk veilig

Casusbelli

Engelse aanspraak op de Franse kroon

Territoriale Het Huis Plantagenet verliest alle continentale gebieden behalve Calais
veranderingen
Strijdende partijen
Huis Valois
Gesteund door:
Frankrijk
Castili
Schotland
Genua
Majorca
Bohemen
Kroon van
Aragon
Bretagne (Blois)

Huis Plantagenet
Gesteund door:
Engeland
Bourgondi
Aquitani
Bretagne (Montfort)
Portugal
Navarra
Vlaanderen
Henegouwen
Luxemburg
Heilige Roomse Rijk

De Honderdjarige Oorlog was een reeks oorlogen, gevoerd van 1337 tot 1453, door het Huis Valois en het Huis
Plantagenet, ook bekend als het Huis Anjou, voor de Franse troon welke vacant was door het uitsterven van het Huis
Capet, de eerste lijn van Franse koningen. Het Huis Valois maakte aanspraak op de titel van koning van Frankrijk
terwijl de Plantagenets aanspraak maakten op zowel de troon van Frankrijk als van Engeland. De koningen van
Plantagenet waren de heersers van het koninkrijk Engeland tijdens de 12e eeuw en hadden hun wortels in de Franse
gebieden van Anjou en Normandi.
Het conflict duurde 116 jaar, onderbroken door verscheidene periodes van vrede, voordat het uiteindelijk eindigde
door het verdrijven van de Plantagenets uit Frankrijk (behalve uit Calais). Het resultaat was een overwinning voor
het Huis Valois. Echter, de oorlog had de Valois bijkans geruneerd terwijl de Plantagenets zichzelf hadden verrijkt
door plundering. Frankrijk leed sterk onder de oorlog omdat het grootste gedeelte van het conflict plaatsvond in dat
gebied. De bevolking was gehalveerd aan het einde van de oorlog.

Honderdjarige Oorlog
De "oorlog" was in feite een reeks van conflicten en wordt meestal verdeeld in drie of vier fasen: de Oorlog van
Eduard (1337-1360), de Oorlog van Karel (1369-1389), de Oorlog van Lancaster (1415-1429) en het trage verval
van de Plantagenets na de verschijning van Jeanne d'Arc (1412-1431). Verschillende andere eigentijdse Europese
conflicten hadden rechtstreeks betrekking tot dit conflict: de Bretonse Successieoorlog, de Castiliaanse
Burgeroorlog, de Oorlog van de Twee Peters en de Crisis van 1383-1385. De aanwijzing "Honderdjarige Oorlog" is
een term, uitgevonden door latere historici, om de reeks van gebeurtenissen te beschrijven.
De oorlog dankt zijn historische betekenis aan een aantal factoren. Hoewel het in de eerste plaats een dynastiek
conflict was, gaf de oorlog aanzet tot ideen van zowel Frans als Engels nationalisme. Op militair vlak zag het de
invoering van nieuwe wapens en tactieken, die het oudere systeem van feodale legers, gedomineerd door zware
cavalerie, ondermijnde. De eerste beroepslegers in West-Europa sinds de tijd van het West-Romeinse Rijk werden
ingevoerd tijdens de oorlog waardoor de rol van de ridders veranderde. Hierdoor, alsmede door zijn lange duur,
wordt de Honderdjarige Oorlog dikwijls gezien als een van de belangrijkste conflicten in de geschiedenis van
middeleeuwse oorlogsvoering. Door opstanden, epidemien, hongersnood en plunderende bendes (voormalige)
huursoldaten verminderde de bevolking in Frankrijk met ongeveer de helft.

De feodale achtergrond
De oorsprong van deze lange periode van strijd ligt in de innerlijke tegenstrijdigheden van het feodale stelsel die in
die tijd in vele plaatsen in Europa aan het licht traden. In de vroegere middeleeuwen was de macht vrijwel geheel bij
de leenman komen liggen. Dit was vooral in Frankrijk bijzonder sterk het geval omdat de lenen de hertogdommen,
graafschappen, markizaten enzovoort daar groot genoeg waren om aparte rijkjes te vormen.
Door een proces van uithuwelijking afgewisseld met oorlogen was er allengs een lappendeken ontstaan waar de
lenen in steeds minder handen terechtkwamen. Dit proces van "klontering" gebeurde vaak over de oude rijksgrenzen
heen. Zo was de Engelse koning ook hertog van Guyenne in Frankrijk en de hertog van Bourgondi verwierf zowel
het graafschap Vlaanderen (een Frans leen) als Brabant en Holland (Duitse lenen).
De grootste tegenstrijdigheid daarbij was dat de koning van Engeland in zijn hoedanigheid van hertog van Guyenne
geacht werd de eed van trouw aan de Franse koning af te leggen. Bovendien konden de burgers van Guyenne bij een
geschil met hun hertog een beroep doen op de Franse koning om tussenbeide te komen.
De koningen zelf deden ook driftig mee aan het klonteringsproces en aan het begin van de 14e eeuw was de koning
van Frankrijk een bijzonder machtig man die hard bezig was de kleinere leenmannen het zwijgen op te leggen en
eventueel hun gebieden af te pakken. Met een leenman die zelf ook koning was, was dat natuurlijk wat moeilijker.

De dynastieke achtergrond
Er ontstond echter in de jaren 13141328 een groot dynastiek probleem in Frankrijk. In 1314 stierf de machtige
Franse koning Filips IV. Hij had drie zoons en een dochter, Isabella, die getrouwd was met Eduard II van Engeland.
Zij smeedde een complot met de machtige edelman Roger Mortimer om haar echtgenoot te vermoorden en regeerde
daarna het land in naam van haar zoon, de latere Eduard III van Engeland, die Mortimer liet ombrengen en zijn
moeder liet verbannen. Tegelijkertijd stierven de drie broers van Eduards moeder n voor n zonder mannelijke
nakomelingen na te laten: eerst Lodewijk X (1316), daarna Filips V (1322) en ten slotte Karel IV op 1 februari 1328.
Daarmee was het huis Capet in directe, mannelijke lijn uitgestorven. Hoewel er niet echt een wet was die
vrouwelijke opvolging verbood (latere historici zouden een heel oude wet van de Franken, de Salische Wet uit de
vergetelheid opduiken, maar dat was achteraf), zag Karel IV liever zijn neef van Valois op de troon dan de enige
dochter van Lodewijk X, laat staan zijn zus of diens Engelse zoon Eduard. Op zijn sterfbed vermaakte hij daarom
zijn troon aan zijn neef Filips.

109

Honderdjarige Oorlog

110

De confiscatie van Guyenne


De beslissing om Filips tot koning Filips VI van Frankrijk te kronen wordt algemeen aanvaard en zelfs Eduard III
buigt als hertog van Guyenne zijn knie voor zijn nieuwe leenheer. Enige jaren later echter doen de burgers van
Guyenne een beroep op Filips VI om tussenbeide te komen als Eduard te zware belastingen heft. Hij ziet in het
conflict de langverwachte aanleiding om Eduard III zijn titel van hertog van Guyenne af te nemen. Deze is woedend
en verklaart opeens dat hij en niet Filips de rechtmatige koning van Frankrijk is. Door velen wordt deze verklaring
niet erg serieus genomen.

Crcy en het verdrag van Brtigny


Op het slagveld van Crcy (1346) blijkt deze inschatting volledig mis.
Vooral door de inzet van de oppermachtige Engelse boogschutters
wordt de Franse koning verslagen. Met zijn zoon Jan II, die hem in
1350 opvolgt, loopt het in 1356 bij Poitiers nog slechter af: hij wordt
zelfs gevangengenomen en sterft uiteindelijk in gevangenschap in
Londen. Omdat zijn jongste zoon Filips hem lijfelijk op het slagveld
beschermt, beloont hij hem voor zijn dood met Bourgondi. Dit is een
zeer uitzonderlijke daad sinds generaties is het immers politiek om
lenen te verzamelen, niet uit te geven en hoewel goed bedoeld, zal dit
later funeste politieke gevolgen hebben.
De slag bij Crcy: de Engelsen rechts met

Ondertussen strijdt in het verre Bretagne een herenboer met een kleine
longbows versloegen de Fransen links met
kruisbogen.
groep guerrillero's tegen de Engelsen. Deze herenboer, Bertrand du
Guesclin, blonk in 1357 uit door bij de Engelse belegering van Rennes
deze stad te verdedigen. Aanvankelijk streed hij slechts voor een onafhankelijk Bretagne maar later trad hij in dienst
van de Fransen, die zijn kwaliteiten goed konden gebruiken.
De Engelse koning Eduard deed ten slotte een poging om Frankrijk in n keer op de knien te krijgen. Hij zette een
enorm leger aan land in Calais, en liet dit naar Reims opmarcheren. Daar hoopte hij tot koning te worden gekroond.
De onderneming werd een mislukking, dankzij de tactiek van de verschroeide aarde, maar bracht de balans tussen
beide zijden zodanig terug dat er weer over vrede gepraat kon worden. In 1360 werd de Vrede van Brtigny gesloten.
Frankrijk moest heel Aquitani afstaan, en de Engelsen gaven (voorlopig) hun rechten op de Franse troon op.

Karel V de Wijze
Jans oudste zoon Karel V zelf nog erg jong krijgt te maken met allerlei bijverschijnselen van de oorlog: het volk
komt in opstand omdat zij de klappen moeten opvangen en hun feodale meesters niet in staat zijn of gewoon geen
interesse hebben om hen tegen de plunderingen en brandschattingen te beschermen. Hij moet het Verdrag van
Brtigny tekenen waarbij een groot deel van Zuid-Frankrijk (Aquitani) in handen van Eduard III en zijn zoon,
Eduard de Zwarte Prins, valt.
Karel V ontpopt zich echter als een kundige tegenspeler. Met zijn generaals brengt hij de Engelsen zware klappen
toe. Bertrand du Guesclin weet de plunderende huurlingen in te huren voor een veldtocht naar Spanje, waar hij de
pro-Engelse Peter de Wrede van de troon stoot. Deze laatste krijgt hulp van de Engelsen, maar wordt tenslotte te
Montiel in 1367 definitief verslagen. Zijn halfbroer Hendrik van Trastamare laat zich tot koning kronen, terwijl hij
Peter met behulp van Du Guesclin laat vermoorden. Nu heeft Frankrijk een bondgenoot in het zuiden.
Karel richt zich vervolgens naar het zuidwesten, en in 1369 neemt hij Aquitani weer in beslag. De Engelsen zijn
weer min of meer bij af, hoewel ze inmiddels wel ook Kales (Calais) in handen hebben. In de zestien jaar van Karels
regering verliezen de Engelsen bijna alles wat ze in 27 jaar hebben veroverd.

Honderdjarige Oorlog
De Zwarte Prins sterft vroeger dan zijn vader en zo komt diens kleinzoon Richard II in Engeland (en de Franse
bezittingen) op de troon. Richard wil eigenlijk wel van de oorlog af en het komt bijna tot vrede, maar de
oorlogspartij in Engeland is inmiddels erg machtig geworden. Op avontuur gaan in Frankrijk was namelijk voor vele
Engelsen d manier geworden om er beter op te worden. Er waren door plundering schatten verzameld. De
oorlogspartij weet in 1399 Richard van de troon te stoten en daarmee worden de Plantagenets vervangen door een
zijtak, de Lancasters. Hoewel zij nauwelijks een legitieme claim op de Engelse troon hebben later zouden daar de
Rozenoorlogen door ontstaan beweren zij wel degelijk ook de legitieme koningen van Frankrijk te zijn.

De Franse burgeroorlog
Karel VI, zoon van Karel V, is aanvankelijk geen slechte opvolger
maar in 1392 wordt hij krankzinnig. Dit brengt de Bourgondische
tijdbom van zijn grootvader Jan II tot ontploffing. Er ontstaat in de
familie Valois grote onenigheid over wie nu Frankrijk moet regeren. Er
zijn twee kampen: de Bourguignons en de Armagnacs. Allengs
ontaardt deze twist in moordpartijen en uiteindelijk burgeroorlog.
In Engeland is de troon van de Lancasterkoning Hendrik IV allengs
juist wat steviger geworden en zijn zoon Hendrik V besluit om op
oorlogspad te gaan in Frankrijk. In 1415 valt Hendrik V Normandi
De slag bij Azincourt.
binnen en boekt een klinkende overwinning bij Azincourt. Hiermee
begint hij een onstuitbare opmars die uitmondt in onderhandelingen
met de Franse koningin Isabella, die (met Bourgondische steun) in naam van haar krankzinnige echtgenoot het
Verdrag van Troyes met hem sluit. Ze verklaart haar eigen zoon, de kroonprins die met de Armagnacs heult, tot
bastaard en huwelijkt haar dochter aan Hendrik uit. Hendrik en Catharina worden tot erfgenamen van Frankrijk
uitgeroepen en daarmee lijkt het lot van Frankrijk beslist. Catharina schenkt het leven aan een zoon, de latere koning
Hendrik VI, maar dan sterft Hendrik V plotseling. Zijn broer Bedford zet de strijd in naam van Hendrik VI die nog
een baby is voort, aanvankelijk met veel succes. Hendrik VI wordt zelfs in Parijs tot koning van Frankrijk
gekroond nadat zijn krankzinnige en verwaarloosde grootvader overlijdt.

111

Honderdjarige Oorlog

De afloop
Voor de Franse bevolking is de ellende
bijzonder groot. Iedere militaire actie
gaat
gepaard
met
plundering,
verkrachting, roof, moord en zelfs als
er geen gevechten geleverd worden,
zijn er de eindeloze belastingen om de
oorlogen te kunnen bekostigen. Het
maatschappelijk stelsel kraakt in zijn
voegen en de waarden van eer en
trouw aan de vorst hebben hun
geloofwaardigheid volledig verloren.
Dat geldt ook voor de kerk. De paus
was tot 1377 min of meer de
gevangene van de Franse koning, maar
daarna ontstaat er schisma na schisma.
Er zijn na het concilie van Pisa zelfs
drie pausen, die alle drie beweren dat
hellevuur het lot is van degene die in
de verkeerde paus gelooft. In dit
klimaat komt Jeanne d'Arc naar voren,
een eenvoudig boerenmeisje dat
stemmen hoort. Zij weet een geheel
Kaart van Europa op het hoogtepunt van de oorlog
nieuw element in te brengen in de
politiek en op het slagveld. De strijd
verschuift van een twist over feodale rechten naar een nationale bevrijding. Dit was onverwacht. Zelfs de dauphin
Karel VII, tot bastaard verklaard en niet meer in zijn eigen zaak gelovend, komt weer tot actie, hoewel hij het nieuwe
van de situatie ook wel met enige zorgen beziet. Door Jeannes toedoen wordt hij toch in Reims midden in
vijandelijk gebied gekroond. Hoewel Jeanne daarna gevangengenomen wordt door de Godons en als ketter
verbrand, is de opmars van Karel VII niet meer te stuiten. Karel groeit in zijn rol, reorganiseert zijn leger en
koninkrijk en ontpopt zich als een succesvol militair leider van zijn troepen.
In de jaren 1450 tot 1453 weet de energieke koning voorgoed af te rekenen met de Engelsen bij de slag bij Castillon.
Zij verliezen alles, behalve Kales (Calais). Voor een groot deel is dat te danken aan de modernisering van het Franse
leger. Daar werkt men nu met kanonnen. Hoewel die al aan het begin van deze lange strijd op het slagveld
verschenen, waren ze in het begin bijna even gevaarlijk voor de gebruikers als voor de doelen waarop ze gericht
waren. Aan het eind van de oorlog zijn deze eerste kanonnen echter zo verbeterd dat ze redelijk effectief zijn en zijn
ze nu de Engelse boogschutters meer dan de baas.

112

Honderdjarige Oorlog

Gevolgen
Door de afloop van deze oorlog wordt het gezag van de Franse koning Lodewijk XI versterkt. Frankrijk groeit uit tot
een goed georganiseerde staat met een sterk leger, een deugdelijke administratie en een geordende belastingsinning.
Engeland verzwakt nadien door de ruzie om de koningstitel wat leidt tot de Rozenoorlog. Engeland verliest op Calais
na al zijn Franse bezittingen en het is het begin van hun isolationistische politiek en later de splendid isolation.

Literatuur
(fr) Philippe Contamine, La Guerre de Cent Ans, Que sais-je ?, N 1309, 9e editie, 2010, ISBN
978-2-13-058322-6
Bronnen, noten en/of referenties

113

Heilige Roomse Rijk

114

Heilige Roomse Rijk


Heiliges Rmisches Reich (de)
Sacrum Romanum Imperium (la)
Sacro Romano Impero (it)

962 1806

(Details)

(Details)
Kaart

Het Rijk rond 1550, vergeleken met de huidige grenzen


Algemene gegevens
Hoofdstad

Geen

Oppervlakte

~ 800.000 km

Talen

Latijn, Neder- en Hoogduitse dialecten, Frans, Reto-Romaans, Lombardische en Italiaanse dialecten, Sloveens,
[2]
Tsjechisch, Sorbisch, Kasjoebisch, Polabisch, Jiddisch, Romani

Religie(s)

Rooms-katholicisme, joodse minderheid


[3]
Vanaf de 16e eeuw ook lutheranisme en calvinisme

[1]

Regering
Regeringsvorm Kiesmonarchie
Dynastie

Diverse

Staatshoofd

Rooms-Duitse keizer

Legislatuur

Rijksdag (Vanaf de 16e eeuw)

Het Heilige Roomse Rijk (Duits: Heiliges Rmisches Reich; Italiaans: Sacro Romano Impero; Latijn: Sacrum
Romanum Imperium) was een rijk in Centraal-Europa en omringende gebieden dat ontstond in de middeleeuwen en
bestond tot 1806. Het was geen staat in de moderne betekenis van het woord, maar een politiek verband van
wereldlijke en kerkelijke gebieden die direct of indirect onderworpen waren aan de soevereiniteit van de keizer of

Heilige Roomse Rijk


Rooms-koning.[4]
Wanneer het Heilige Roomse Rijk ontstond, is niet precies aan te geven. De keizerstitel werd in het westen van
Europa opnieuw ingevoerd met de keizerskroning van Karel de Grote in 800. De keizers werden gezien als opvolgers
van de (West-) Romeinse keizers, een idee dat translatio imperii genoemd werd. In 962 liet Otto I de Grote, de
koning van het Oost-Frankische of Duitse koninkrijk, zich tot keizer kronen. De verbinding tussen het Duitse
koningschap en de keizerstitel vormde de basis van het Heilige Roomse Rijk. Het Duitse koningschap was niet
erfelijk; de koning werd gekozen door een deel van de Duitse vorsten, de keurvorsten. In de middeleeuwen kon de
koning zich pas keizer noemen nadat hij door de paus was gekroond. Vanaf de 16e eeuw nam de koning de
keizerstitel direct na zijn verkiezing aan.
Naast het Duitse koninkrijk behoorden ook Noord-Itali en vanaf 1033 Bourgondi tot het Rijk. Daarnaast werd de
keizer in het middeleeuws christelijk denken als wereldlijke tegenhanger van de paus gezien, met in theorie een
universeel gezag. De Duitse gebieden bleven echter steeds de kern van het Rijk vormen.
De relatie van de keizer met zijn gebieden veranderde herhaaldelijk, evenals zijn machtsbereik. Een deel van het Rijk
stond onder zijn persoonlijke controle, terwijl de overige gebieden bestonden uit een groot aantal hertogdommen,
graafschappen, prinsdommen, bisdommen, aartsbisdommen en vrijsteden en rijkssteden. De samenhang tussen deze
gebieden nam in de loop van de middeleeuwen eerder af dan toe. In de late 15e en vroege 16e eeuw werden voor het
Duitse deel van het Rijk een aantal gemeenschappelijke instuties geschapen. In 1806, tijdens de Napoleontische
oorlogen, legde Frans II de keizerskroon neer, waarmee het Heilige Roomse Rijk werd opgeheven.

Ontwikkeling van de naam


Het Roomse Rijk
Onder de eerste keizers had het keizerrijk geen eigen naam. Het keizerschap was persoonlijk en niet verbonden met
een bepaald gebied. De oorspronkelijke, Latijnse, keizerstitel die door Karel de Grote en keizer Otto I de Grote
gevoerd werd was Imperator Augustus. In 982 veranderde keizer Otto II de titel in Romanorum imperator (keizer
van de Romeinen). Het duurde echter tot 1034 voordat het keizerrijk zelf Romanum imperium (Roomse of Romeinse
Rijk, Duits: Rmisches Reich) genoemd werd.
Door het Rijk "Rooms" te noemen presenteerden de keizers het Rijk nadrukkelijk als voortzetting van het Romeinse
Rijk. De rechtvaardiging hiervoor was de leer van het Translatio imperii, waarin het (West-)Romeinse Rijk niet ten
onder was gegaan maar werd voortgezet door de latere keizers. In het middeleeuws christelijk denken was dat zeer
belangrijk, omdat volgens profetien uit het Bijbelboek Danil de eindtijd zou aanbreken na de ondergang van het
ijzeren rijk, wel aangeduid als het Romeinse Rijk. Als opvolgers van de Romeinse keizers maakten de keizers ook
aanspraak op de beschermheerschappij over de hele christelijke wereld en op een voorrangspositie ten opzichte van
andere heersers. Zoals de paus een universeel geestelijk gezag had, had de keizer dat op wereldlijk gebied.
De koninkrijken (Regna) waaruit het Rijk bestond hadden hun eigen benamingen. De machtsbasis van de keizers lag
in het Oost-Frankische (regnum Francorum orientalium) of Duitse koninkrijk (regnum Teutonicorum). Het
keizerrijk bestond daarnaast nog uit de koninkrijken Itali en Bourgondi, respectievelijk Regnum Italiae en Regnum
Burgundionum.

Het Heilige Rijk


In de 11e en 12e eeuw kwamen de keizers steeds vaker in conflict met het pausdom. Via de keizerskroning, die door
de paus werd uitgevoerd, konden de pausen aanspraken maken op de heerschappij over het Rijk. Keizer Frederik I
Barbarossa begon daarom vanaf 1157 de naam Sacrum Imperium (Heilige Rijk) te gebruiken. Hiermee droeg de
keizer de opvatting uit dat het keizerschap direct van God afkomstig was, en dus onafhankelijk was van de paus. De
keizerskroning door de paus zou vooral een ceremonile functie hebben.

115

Heilige Roomse Rijk


De namen Romanum imperium (Duits: Rmisches Reich) en sacrum imperium (Duits: Heiliges Reich) werden vanaf
dit moment door elkaar heen gebruikt. In 1254 werden de twee titels voor het eerst gecombineerd tot sacrum
Romanum imperium (Duits: Heiliges Rmisches Reich). De gecombineerde naam werd echter pas vanaf het midden
de 14e eeuw regelmatig gebruikt.[5]

De Duitse natie
De laatste grote verandering van de naam was de toevoeging van Nationes Germaniea (Duitse Natie, Duits:
Deutscher of Teutscher Nation) aan de rijkstitel in de late 15e eeuw. Hiermee werd het Rijk gepresenteerd als een
uitsluitend Duitse aangelegenheid. Of daarmee ook bedoeld werd dat het Rijk in feite alleen nog uit de "Duitse"
kerngebieden bestond en dat de Italiaanse gebieden niet meer tot het Rijk behoorden is omstreden.[5]
De toevoeging "van de Duitse Natie" werd nooit consequent gebruikt; Heilige Roomse Rijk bleef de meest
gebruikelijke naam. Vanaf het midden van de 16e eeuw verdween ook het woord "Heilig" geleidelijk uit de naam.[6]
In de laatste verdragen die de keizer sloot werd het Rijk kortweg Duitse Rijk (Duits: Deutsches Reich) genoemd.

Geschiedenis
Van de oostelijke Franken tot de Investituurstrijd
Het Heilige Roomse Rijk werd gesticht in 962 door Otto I. Sommigen vinden echter dat het rijk gesticht werd toen
Karel de Grote tot eerste (westerse) keizer werd gekroond in 800 sinds het afdanken van Romulus Augustulus in
476. Karel noemde zichzelf echter meestal de koning van de Franken. Dit Frankische Rijk omvatte zowel het
hedendaagse Frankrijk als Duitsland en Noord-Itali. Karel werd opgevolgd door zijn enig overgebleven zoon, die
ook de keizerstitel overnam, Lodewijk de Vrome zodat het rijk nog verenigd bleef. Toen deze stierf had hij echter
drie zonen die allen naar Frankisch erfrecht aanspraak maakten op een gedeelte van het rijk. Veel geschiedkundigen
zien de stichting van het Rijk dan ook als het einde van een proces dat begon bij deze definitieve splitsing van het
Frankische rijk bij het Verdrag van Verdun in 843. In eerste instantie werd het rijk in drie stukken verdeeld: een
Westelijk, een Midden- en een Oostelijk Rijk. De Karolingische dynastie werd eveneens gesplitst. Het Middenrijk
ging naar de oudste zoon Lotharius die tevens de keizerstitel kreeg. Het werd na diens dood in 855 verdeeld onder
diens drie zonen maar al snel werden deze versnipperde gebieden verdeeld tussen het sterkere Oost-Frankische en
West-Frankische Rijk. Het oostelijke deel werd bezit van Karloman van Beieren die tevens de keizerstitel overnam.
Karloman werd opgevolgd door enkele Karolingers, tot aan de dood van Lodewijk het Kind, die de laatste oostelijke
Karolinger was.
De leiders van Alamanni, Beieren, Franki en Saksen verkozen hierop Koenraad I van Frankenland tot koning in
911. Zijn opvolger, Hendrik de Vogelaar, werd aanvaard door het West-Frankische Rijk in 911, en noemde zich rex
Francorum orientalium (koning van de Oostelijke Franken).
Hendrik stelde zijn zoon Otto aan als opvolger, die werd verkozen in Aken, in 936. Zijn latere kroning als keizer
Otto I in 962 betekende het officile begin van het Heilige Roomse Rijk.
Toen keizer Hendrik II in 1024 zonder opvolgers stierf werd Koenraad II verkozen tot koning. Hij was de eerste van
de Salirs.
Het Rijk stortte bijna ineen tijdens de Investituurstrijd, toen paus Gregorius VII koning Hendrik IV in de ban deed.
Hoewel deze beslissing ongedaan werd gemaakt na de Tocht naar Canossa in 1077, waren de mythische
eigenschappen van het rijk aangetast; de Duitse koning was vernederd. Belangrijker nog was de intrede van de kerk
als een onafhankelijke factor in het politieke systeem van het Rijk.

116

Heilige Roomse Rijk

Hohenstaufen
Koenraad III werd in 1138 verkozen als eerste keizer van de Hohenstaufen-dynastie. Keizer Frederik I Barbarossa
noemde als eerste het Rijk 'Heilig'.
Barbarossa verstevigde de eenheid van zijn land door de plaatselijke hertogen te verbieden hun onderlinge vetes uit
te vechten. Nieuwe steden werden gesticht, zowel door de keizer als door de plaatselijke hertogen. Dit gebeurde
vooral om de bevolkingsexplosie op te vangen, maar ook om de economische kracht van het rijk op strategische
plaatsen te concentreren. Voorbeelden van deze steden zijn Freiburg en Mnchen.
De regeerperiode van de laatste Hohenstaufer keizer Frederik II was in vele opzichten verschillend van die van
eerdere keizers. Hij werd gekroond in 1220, en riskeerde een conflict met de paus toen hij de macht over Rome
opeiste. Hij kon echter wel Jeruzalem veroveren in een Kruistocht in 1228 terwijl hij nog altijd in de ban was.

De machtsstrijd na de Staufers
Na de dood van Frederik II in 1250 kon geen enkele dynastie een waardige koning voorstellen, en de leidende
hertogen stelden zelf enkele koningen voor. De periode tussen 1246, toen Hendrik Raspe en Willem II van Holland
tot koning werden verkozen, tot 1273, met Rudolf I van Habsburg als koning, staat bekend als het Interregnum.
Rudolf en zijn opvolgers zagen het Rijk echter alsmaar meer uit elkaar vallen. Tijdens de 15e eeuw veranderden de
deelstaten zichzelf in voorgangers van moderne staten. Het proces varieerde van staat tot staat, en ging sneller in
gebieden die ongeveer overeenkwamen met de landen van de oudere Germaanse stammen, zoals Beieren.

Rijkshervorming
De grondwet van het rijk was grotendeels nog niet vastgelegd aan het begin van de 15e eeuw. Hoewel enkele
procedures en instellingen vastlagen, hingen de mogelijkheden van de hertogen om zich onafhankelijk te gedragen in
het Rijk vooral af van de persoonlijkheid van de regerende vorst. Toen Frederik III, die grotendeels binnen zijn
kroondomein verbleef, de oude kernlanden verwaarloosde, viel het oude regeringsorgaan, de Hoftag, uit elkaar. De
Rijksdag bestond nog niet, waardoor het rijk onbestuurbaar werd. Uiteindelijk ontstonden zelfs interne oorlogen.
In diezelfde periode had de rooms-katholieke kerk te kampen met het Westers Schisma. Het conflict tussen de paus
en verschillende tegenpausen werd pas opgelost in 1418. Vanaf 1419 werd veel energie gestoken in het bevechten
van de "ketterij" van andersdenkenden. Het middeleeuwse idee van een verenigd Corpus christianum, waarvan de
paus en het Rijk de leiding in handen hadden, kwam onder druk te staan.
Tijdens deze drastische veranderingen gingen dan ook stemmen op om de structuur van het Rijk te veranderen.
Regels uit een ver verleden waren niet meer relevant; een versterking van het gecentraliseerd bestuur werd
noodzakelijk geacht.

117

Heilige Roomse Rijk

118
Toen Frederik III de hertogen nodig had om zijn oorlog
tegen Hongarije te financieren in 1486 en zijn zoon, de
latere keizer Maximiliaan I, tot koning werd verkozen,
eisten de hertogen een samenkomst. Voor de eerste
keer werd de vergadering van kieshertogen en anderen
de Rijksdag genoemd. Frederik weigerde dit nieuwe
orgaan bijeen te roepen, maar zijn zoon ging na de
dood van zijn vader akkoord. In Worms werd de
Rijksdag voor het eerst samengebracht in 1495. Hier
werd de Rijkshervorming goedgekeurd, waardoor het
Rijk weer wat structuur zou krijgen.

Pas in 1512 werd deze hervorming voltooid, door het


samenbrengen van tien landen binnen het Rijk in een
nieuwe organisatiestructuur, de kreitsen. In hetzelfde
jaar kreeg het Heilige Roomse Rijk ook een nieuwe
Een kaart van het Heilige Roomse Rijk en zijn kreitsen aan het begin
naam, van toen af aan zou het Rijk het Heiliges
van de 16e eeuw. Gebieden die geen onderdeel uitmaakten van de
Rmisches Reich deutscher Nation ("Heilige Roomse
kreitsen zijn weergegeven in wit.
Rijk der Duitse Natie") heten. In 1548 kwamen met de
stichting van de Bourgondische Kreits de Nederlanden
zo goed als los van het Rijk te staan. Zij waren toen al niet meer onderhorig aan de Duitse landdag en hadden hun
eigen Staten-Generaal en betaalden alleen nog een bescheiden jaargeld aan de persoon van de keizer die daarvoor de
belofte deed de Nederlanden te beschermen. Keizer Karel V kon dat makkelijk doen omdat hij persoonlijk de
Nederlanden in bezit had. In 1559 tenslotte werd met de Vrede van Cateau-Cambrsis tussen de koningen van
Engeland, Frankrijk en Spanje de westgrens van het rijk verlegd van de Schelde naar het zuiden. (Calais werd door
Engeland definitief afgestaan aan Frankrijk.) De Schelde had al zeker 600 jaar gegolden als westgrens. Voor Karels
opvolger Filips II van Spanje en de Nederlanden, die binnen het gebied van de Nederlanden zo goed als alles bezat,
betekende het dat hij voor een deel van zijn gebieden niet meer gezien werd als vazal van de Franse koning.

Heilige Roomse Rijk

119

Crisis na de reformatie
Karel V was de laatste keizer die de middelen had, vooral door zijn
rijke Spaanse gebieden overzee, om buiten zijn 'Hausmacht', ook een
krachtig beleid te voeren in zijn overige keizerlijke gebied. Hij trachtte,
met wisselend succes, een meer gecentraliseerd Rijk op te zetten maar
vooral de rijke en machtige steden in de Lage Landen, Zwitserland en
Itali, die van oudsher al veel onafhankelijkheid bezaten, verzetten zich
hier tegen. En toen Maarten Luther in 1517 de Reformatie startte,
zagen veel plaatselijke hertogen, vooral in het noorden van het Duitse
Rijk, een nieuwe kans om de Keizer nog meer macht afhandig te
maken door 'over te lopen' naar de protestanten. Na enkele decennia
van oorlog en verwarring, gooide de moegestreden keizer Karel de
handdoek in de ring en besloot de Rijksdag van Augsburg op 25
september 1555 tot een Godsdienstvrede. Voortaan zou de landsheer
bepalen welke religie zijn onderdanen zouden aanhangen.
Deze keizerskroon van Rudolf II, keizer van het

Daarmee was de geloofskwestie slechts tijdelijk geregeld. De


Heilige Roomse Rijk, was een van de gebruikte
Dertigjarige Oorlog (1618-1648), was de laatste grote oorlog in
kronen.
continentaal Europa waarbij de tegenstelling tussen protestanten en
katholieken een hoofdrol speelde. De Duitse Katholieke Liga en een wisselende, internationale, protestantse coalitie
stonden tegenover elkaar en vele Europese mogendheden raakten om hun eigen redenen betrokken in de strijd. Op
Duits grondgebied, waar de meeste gevechtshandelingen plaatsvonden, leidde dit tot ongekende verwoestingen en
slachtpartijen. Een dieptepunt was wat in de Duitse geschiedschijving bekendstaat als de 'Magdeburger Hochzeit',
waarbij in 1631 het Saksische Magdeburg door de keizerlijke troepen geheel werd platgebrand en zo'n 20.000
burgers werden afgeslacht. De machtsstrijd tussen de hertogen en de keizer was ook een factor van belang. Dat
godsdienst niet meer zo belangrijk was als in de 16e eeuw bleek uit het feit dat het katholieke Frankrijk de kans
waarnam om aan 'protestantse' zijde mee te vechten om zo met hun katholieke Habsburgse rivalen af te rekenen.
Feitelijke bondgenoten van Frankrijk waren daarbij de protestantse Nederlandse Republiek en Gustaaf II Adolf van
Zweden, die een bekwaam veldheer was en zijn land op de kaart zette als grote mogendheid in Noord-Europa door
zijn krachtige interventies ten gunste van de protestanten, al liet hij hier zelf het leven bij in 1632.
De Spaanse Habsburgers werden tot tweederangsmogendheid gedegradeerd en in het Duitse Rijk werd politieke
verdeeldheid gezaaid waarvan het pas in 1870 voor een groot deel zou herstellen.

De implosie van het Rijk


Het einde van het Rijk was te wijten aan verschillende oorzaken. Na de Vrede van Mnster in 1648, die de interne
gebieden bijna volledige onafhankelijkheid gaf, was het Rijk niet meer dan een samenraapsel van verschillende
staten. De keizer had alleen nog macht in zijn persoonlijke gebieden en mocht zich niet meer bemoeien met de
aangelegenheden van de andere staten. Op papier bestond het rijk nog steeds, maar in feite was het een lege huls
geworden. Voltaire noemde het Rijk in dit stadium dan ook noch heilig, noch Romeins, noch een rijk. In 1648 werd
naast de constitutionele onafhankelijkheid van de Duitse staten ook de onafhankelijkheid van de Republiek der
Zeven Verenigde Nederlanden en de Zwitserse Confederatie officieel bevestigd.
Vanaf 1648 kwam binnen het Rijk het keurvorstendom Brandenburg-Pruisen sterk op onder de Hohenzollern.
Ofschoon hun etnisch voornamelijk Duitse kernlanden Oost-Pruisen en West-Pruisen, evenals overigens Danzig
(Koninkrijk Polen), niet tot het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie behoorden, betwistten de Hohenzollern de
Oostenrijkse Habsburgers in hun aloude dominante positie onder de Duitse landen. In de 18de eeuw leidde deze

Heilige Roomse Rijk


rivaliteit tot o.a. de Zevenjarige oorlog tussen Oostenrijk en Pruisen zoals Brandenburg-Pruisen sinds 1701
bekendstond, toen het vorstendom tot koninkrijk verheven werd. Nadien werd de invloed van Frankrijk steeds groter
totdat dit land zelfs, na de Franse Revolutie, het grootste deel van het Roomse Rijk bezette. Het Rijk werd officieel
ontbonden op 6 augustus 1806, toen de laatste keizer Frans II, aftrad nadat zijn Rijk was overwonnen door Napoleon
Bonaparte. Frans II was reeds sinds 1804 ook Frans I van het nieuwe keizerrijk Oostenrijk. Leden van zijn geslacht
zouden tot 1918 keizer van Oostenrijk blijven. Het Rijk was nu opgeheven, maar door de Franse Revolutie en de
daarop volgende verspreiding van de denkbeelden ervan had ook het nationalisme wortel geschoten in de Duitse
landen. Er ontstond na de Franse tijd een streven naar een 'hereniging' van de Duitstalige landen die vroeger het
Roomse Rijk vormden. De vraag was of dit weer onder leiding van Oostenrijk en de Habsburgers moest zijn (de
Groot-Duitse richting) of onder Pruisen en de Hohenzollers met uitsluiting van Oostenrijk (de Klein-Duitse richting).
Het werd tenslotte deze laatste richting bij de stichting in 1871 van het (tweede) Duitse Keizerrijk.

Omvang en staatsinrichting
Staatkundige geschiedenis
van Duitsland
Kelten
Germanen
Grote Volksverhuizing (4e-6e eeuw)
Frankische Rijk (5e eeuw-843)
Oost-Frankische Rijk (843-962)
Heilige Roomse Rijk (962-1806)
Rijnbond (1806-1813)
Duitse Bond (1815-1866)
Noord-Duitse Bond (1866-1871)
Duitse Rijk
Duitse Keizerrijk (1871-1918)
Weimarrepubliek (1918-1933)
nazi-Duitsland (1933-1945)
Oostgebieden (-1945)
Na-oorlogs Duitsland
Geallieerde zones (1945-1949)
Saarland (1947-1956)
Verdeeld Duitsland:
Bondsrepubliek (1949-1990)
DDR (1949-1990)
Duitse hereniging (1990)
Duitsland (1990-heden)

120

Heilige Roomse Rijk

Portaal
Portaal

Duitsland
Geschiedenis

Koning en keizer
Het Heilige Roomse Rijk begon zijn bestaan als het Oost-Frankische koninkrijk. Op een zeker moment werd aan de
koning van dit rijk ook de keizerstitel gegeven. Hoewel dit als tijdelijke regeling bedoeld was om een acute politieke
situatie op te lossen is de keizerstitel blijven 'hangen' in het Oost-Frankische koninkrijk. In de beginperiode dongen
de West-Frankische koningen nog mee naar de keizerstitel, maar kregen die slechts een enkele keer. Reden hiervoor
is o.a. dat de West-Frankische koningen zo ver weg woonden dat ze niet precies op de hoogte waren van de politieke
situatie in het andere koninkrijk. Uiteindelijk hebben ze hun bemoeienissen met het andere deel van het voormalige
Karolingische Rijk opgegeven. Aldus werd de benoeming van de keizer een interne aangelegenheid van het
Oost-Frankische koninkrijk. Dit koninkrijk en het keizerrijk vielen in de praktijk steeds meer samen, hoewel de
keizer als wereldlijke tegenhanger van de paus optrad. Aldus konden de regionale machthebbers in het
Oost-Frankische koninkrijk bepalen hoe de keizer werd gekozen en op die manier kon de titel Heilig Roomse Rijk
der Duitse naties ontstaan.
Frederik Barbarossa (1152-1190) was de eerste die de aanduiding sacrum imperium (Romanorum) (Heilige Roomse
Rijk) gebruikte. Dit was gericht tegen de wereldlijke ambities van de sancta ecclesia, de Heilige Kerk.
Het Heilige Roomse Rijk kende dus zowel een koning als een keizer. Deze hoefden niet dezelfde persoon te zijn,
maar waren dat vaak wel; een machtig persoon die je tot koning kiest, kun je de keizerstitel niet onthouden. De
koning van het koninkrijk werd de Rooms-koning genoemd. Gekozen worden tot koning was vaak, maar niet altijd
het voorstadium om keizer te worden. Deze tweefasenstructuur is altijd blijven bestaan. Uiteraard hangt dat samen
met de ontstaansgeschiedenis van het keizerschap, maar ook met de ideologie van het keizerschap. De keizer
belichaamde een hoger ideaal dan een koning, namelijk wereldheerschappij versus een lokale machthebber, de
koning. Lodewijk XIV van Frankrijk waarschuwde zijn opvolger in zijn testament voor deze ambities van de keizer.
Die waren onlosmakelijk verbonden met de keizerstitel, ongeacht of de keizer in de praktijk zo machtig was of niet.
Lodewijk waarschuwde dus ca. 700 jaar nadat de West-Frankische koningen waren opgehouden met meedingen naar
de keizerstitel, toch nog even zijn opvolger.

121

Heilige Roomse Rijk

122

Duitse natie?

Het regnum Teutonicorum binnen het Imperium Romanum in de


tiende eeuw.

In tegenstelling tot wat de toevoeging "der Duitse


natie" suggereert, was het Roomse Rijk geen Duitse
natiestaat in de moderne zin van het woord. Na de
neergang van het Romeinse Rijk verdween het
abstracte begrip staat. Al voerde Lodewijk de Vrome
(816-840) het oude Romeinse begrip res publica weer
in, dit hield niet in dat er een besef was van trouw aan
de staat; macht was persoonsgebonden en gebieden
konden bij vererving of huwelijk gedeeld of
samengevoegd worden. In de loop van de tijd
verschoof dit echter. Met betrekking tot de
koningsverkiezing van Hendrik de Vogelaar (919-936)
werd voor het eerst gesproken over het regnum
Teutonicorum, het koninkrijk van de Teutonen of
Duitsers, een teken dat een gebied los begon te worden
gezien van de heerser. Hendrik maakte dan ook een
einde aan de gewoonte van de verdeling van het rijk
onder zijn zonen. Desondanks zou het nog eeuwen
duren voordat er werkelijk een Duitse natiestaat
ontstond.

Het Heilige Roomse Rijk was groter dan het Duitse


Rijk. Waar het laatste bestond uit het koninkrijk van de Duitsers waaronder toen ook Oostenrijk, Bohemen en het
latere Zwitserland bestond het Heilige Roomse Rijk ook nog uit de koninkrijken Bourgondi, Itali en de
wereldlijke heerschappij over Rome.
Hoewel het grootste deel van de onderdanen en regeerders in het Rijk van Duitse afkomst was, bestonden er vanaf
het begin verschillende etnische variteiten binnen het Rijk. Talrijke van zijn belangrijkste edelen en leiders kwamen
echter van buiten het Duitssprekende gebied. Op het hoogtepunt van zijn macht bestond het Rijk uit het huidige
Duitsland, Oostenrijk, Sloveni, Zwitserland, Belgi, Nederland, Luxemburg, Tsjechi en ook uit oostelijke delen
van Frankrijk, het noorden van Itali en het westen van Polen (Silezi en hertogdom Pommeren). Afgezien van de
Tsjechische gebieden in het koninkrijk Bohemen, en de Slavische gebieden van Sloveni en oostelijk Opper-Silezi,
was de meerderheid van de inwoners Duitstalig.
Het land was echter gedurende het grootste deel van zijn bestaan niet veel meer dan een soort confederatie. In de
middeleeuwen ging de macht van het rijk spoedig achteruit en verloor de keizer meer en meer macht aan de hertogen
onder hem. Na 1250 had de keizer nauwelijks nog gezag buiten zijn eigen bezittingen (de zogenaamde
"Hausmacht"). Door de Investituurstrijd tussen de keizer en de paus (11e-12e eeuw) werd het aanzien van het rijk
sterk verzwakt.

Duits koning / keizer


De kroningen van de keizers van het Heilige Roomse Rijk waren gent op de kroning van Karel de Grote in 800. Een
toekomstig keizer moest eerst en vooral koning van de Duitsers worden. Duitse koningen werden al eeuwen
verkozen, in de 9e eeuw door de leiders van de vijf belangrijkste stammen (de Franken, de Saksen, de Beieren, de
Zwaben en de Thringers), later werden deze koningen verkozen door drie bisschoppen, de paltsgraaf en de drie
voornaamste hertogen. Nog later werd een college van keurvorsten ingesteld. Dit college werd officieel
samengesteld in 1356. Oorspronkelijk waren er zeven kiesgerechtigden, maar dit aantal wijzigde in de loop van de

Heilige Roomse Rijk


eeuwen.
Tot 1508 reisde de nieuw verkozen koning naar Rome om zich door de paus tot keizer te laten kronen. Nooit kon de
keizer autonoom het rijk besturen. Zijn macht werd sterk ingeperkt door de verschillende lokale leiders. Na de 15e
eeuw werd de Rijksdag opgericht als het wetgevende orgaan van het Rijk. Deze Rijksdag was een vergaderend
orgaan dat op verschillende locaties samenkwam. Pas na 1663 zou de Rijksdag een permanent orgaan worden en
werd hij vast in Regensburg gevestigd ("Immerwhrender Reichstag").

Rijksstanden
Een deelgebied werd aangezien als Rijksstende wanneer ze geen andere autoriteiten boven zich had dan de keizer.
Deze staten waren:
Gebieden geregeerd door een vorst of een hertog (in sommige gevallen ook een andere titel).
Kerkelijke gebieden geregeerd door een bisschop of een prins-bisschop. In het tweede geval kwam het gebied
onder het bevel van deze leider overeen met het plaatselijke bisdom, waardoor de bisschop zowel kerkelijke als
wereldlijke macht had.
Vrijsteden
Het aantal van deze gebieden was erg groot. Toen de Vrede van Mnster getekend werd, bestond het rijk uit
honderden deelstaten, waarvan een heleboel niet groter waren dan enkele vierkante kilometer. Anderen hadden geen
grondgebied; het waren stiften of, zoals aan het einde van het bestaan van het Rijk voorkwam, vorsten die zonder
grondgebied te bezitten lid waren van de Rijksdag. Voor het aantal Rijksstaten van 1792, zie de Lijst van leden van
de Rijksdag (1792) en de Lijst van leden van de Rijksdag (1803) .

Rijksdag
Zie Rijksdag (Heilige Roomse Rijk) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Rijksdag was het wetgevende orgaan van het Heilige Roomse Rijk. Het was een vergadering waarin de
honderden vorsten en vorst-bisschoppen en vorst-abten of abdissen zitting hadden. Ook de rijksgraven, vrije steden
en vertegenwoordigingen van de graven in bepaalde territoria hadden er hun zetel. Omdat zij ook over rijkslenen
beschikten, zetelden ook de koningen van Engeland en Zweden in deze vergadering.

Keizerlijke rechtbanken en instituties


Het Rijk kende twee rechtbanken: de Reichshofrat, aan het hof van de koning te Wenen, en na de Keizerlijke
Hervorming van 1495 ook het Reichskammergericht. Het rijk bezat een klein en zwak eigen leger en er waren "
Rijksvestingen " die op kosten van het rijk werden bemand.

De heraldiek en de regalia

123

Heilige Roomse Rijk

124
De keizers van het Heilige Roomse Rijk werden eerst tot Rooms-koning gekroond in
Aken en later in Frankfurt. De daarvoor benodigde regalia bestonden uit de kroon, de
scepter, de rijksappel, kroningskledij en een psalter (gebedsboek). Deze werden
aanvankelijk bewaard op de rijksburcht Trifels en later in de rijksstad Neurenberg. Bij
de kroning waren er ceremonile taken weggelegd voor de dragers van de aartsambten
(Erzmter): de rijksaartskamerheer, de rijksaartsschatmeester, rijkserfmaarschalk, de
rijksopperstalmeester en de rijksaartskanseliers voor Duitsland, Itali en Bourgondi.
Geen van deze functies bracht werkelijke macht met zich mee.

Karel de Grote plaatste een adelaar in het hof van zijn palts in Aken. Adelaren,
De rijkskroon van Otto I uit
symbolen van kracht en macht, waren al bij de Goten en Romeinen geliefde tekens van
de 10e eeuw
heerschappij. Onder de Ottonendynastie wordt men zich meer bewust van de
Romeinse traditie van de adelaar. Koenraad II plaatst een adelaar op zijn scepter. In de
tijd dat de heraldiek ontstaat, gaat men een eenkoppige adelaar van goud of zwart al snel als het wapendier van het
rijk zien. Onder keizer Hendrik VI zien we voor het eerst een zwarte adelaar op een schild. Zwart en goud golden al
in de 13e eeuw als de kleuren van de koning/keizer, dit ter onderscheiding van de oorspronkelijke rijkskleuren rood
en wit.[7]
In de 13e eeuw wordt eerstmaals een dubbelkoppige
adelaar als wapendier voor de keizer gebruikt. Onder
keizer Karel IV wordt dit definitief, maar het is
Sigismund die als eerste keizer ook zelf de zwarte
dubbeladelaar op een gouden veld als wapen voert. De
dubbelkoppigheid werd gezien als symbool voor de
macht van het Oost- en West-Romeinse Rijk en ook als
teken van keizerlijke plicht om zowel de geestelijke als
de wereldlijke orde te handhaven. Keizer Sigismund
voorziet de dubbeladelaar rond 1430 bovendien van een
aureool of nimbus achter de koppen, dit naar het
voorbeeld van de Johannes-adelaar, die symbool stond
voor de evangelist Johannes.[8]
Sindsdien blijft deze adelaar tot het einde van het rijk in
1806 min of meer onveranderd. Keizer Frederik III van
Duitsland plaatste nog wel op de buik van de adelaar
Volledig wapen van keizer Jozef II uit 1765 met de dubbelkoppige
een hartschild, met daarop de wapens van zijn
adelaar, het hartschild en alle heraldische attributen
erflanden. Dit gebruik zouden alle latere keizers
volgen. Daarnaast voegden heraldische tekenaars ook nog wel kronen, zwaard, scepter, rijksappel en schildhouders
aan het wapen toe.
De wapens met adelaar van het keizerrijk Oostenrijk, Het tweede Duitse rijk, de Weimarrepubliek, Nazi-Duitsland
en de Bondsrepublieken Duitsland en Oostenrijk zijn alle voortzettingen van deze eeuwenoude heraldische traditie.
De Duitse Democratische Republiek brak met die traditie en koos een nieuw wapen volgens de socialistische
heraldiek, dus zonder adelaar. Sinds 1950 lijkt de adelaar van de Bondsrepubliek weer sterk op die van de
Hohenstaufen uit de 12e eeuw. Toen de Bondsdag in 1990 naar Berlijn verhuisde debatteerde dit parlement over de
vorm van de adelaar. Moest het de "vette kip", spotnaam voor de vriendelijker uitziende corpulente adelaar, blijven
of koos men de oude, agressief aandoende magere adelaar? De Bondsdag koos een adelaar die zo vreedzaam was als
een grote roofvogel maar zijn kan.

Heilige Roomse Rijk

Tweede en Derde Duitse Rijk


Naar de ideen van Arthur Moeller van den Bruck noemden de nazi's het Heilige Roomse Rijk later het Eerste Rijk
der Duitse natie. Het Duitse Keizerrijk was dan het Tweede Rijk en hun eigen rijk het Derde Rijk.
Bronnen, noten en/of referenties

Wilson, HRR, P.3


Het Polabisch stierf uit tijdens de 18e eeuw. Het Romani werd gesproken door de Roma, die rond 1500 het
Heilige Roomse Rijk binnentrokken.
(2009), German histories in the age of reformations, 1400-1650, Cambridge University Press, Cambridge, blz. 15.
[3] Het lutheranisme werd na de Vrede van Augsburg in 1555 officieel getoleerd. Het calvinisme werd in 1648 de
derde officieel getolereerde godsdienst in het Rijk, na de Vrede van Westfalen.
[4] B. Stollberg-Rilinger. Heilige Rmisches Reich. p. 7-8.
[5] (2007) Deutsche Geschichte: Das Alte Reich, 962-1806, Marix Verlag, Wiesbaden, blz. 9.
[6] (2009) The Holy Roman Empire, 1495-1806, Palgrave Macmillan, Basingstoke, blz. 104-105.
[7] Ernst Schubert, "Knig und Reich, Studien zur sptmittelalterlichen deutschen Verfassungsgeschichte",
Gttingen 1979, p. 360.
[8] Idem, pp. 97-99 en 360-361.
[1]
[2]

Zie de categorie Heilige Roomse Rijk (http:/ / commons. wikimedia. org/ wiki/
Category:Holy_Roman_Empire?uselang=nl#mw-subcategories) van Wikimedia Commons voor meer mediabestanden.

Grote Ontginning
De Grote Ontginning was een periode van ontginningen die startte in de 10e en duurde tot en met de 13e eeuw in
voornamelijk wat tegenwoordig Het Groene Hart of ook wel de Hollands-Utrechtse laagvlakte wordt genoemd. In
deze periode is het landschap daar grotendeels gevormd en is sindsdien slechts weinig veranderd.
Voor turfwinning: zie Vervening

Voorgeschiedenis
In de Vroege Middeleeuwen werd
Holland alleen bewoond in de hogere
duingronden langs de kust en op de
oeverwallen langs de rivieren. Voor de
rest
bestond
het
gebied
uit
veengronden die vrijwel onbewoond
waren.

800
Rond het jaar 800 werd een eerste
begin gemaakt met de ontginning van
Ontginningslandschap bij Willeskop
de
metersdikke
uitgestrekte
veenkussens die bestonden uit door gebrek aan zuurstof in de natte bodem slechts gedeeltelijk verteerd plantaardig
materiaal. De kolonisten namen waarschijnlijk de hoogst liggende gronden, die een natuurlijke ontwatering kenden,
het eerst in gebruik. Van hieruit werd het land door het verbreden van natuurlijke waterlopen en het graven van
sloten verder ontwaterd, waarbij vaak een verlaging van de waterstand met 0,5 tot 1 meter noodzakelijk was.

125

Grote Ontginning

900
De bevolkingsgroei vanaf de 10e eeuw zorgde voor een toename van de behoefte aan landbouwgronden in
West-Europa. De bevolkingstoename maakte ook dat er meer arbeidskrachten beschikbaar kwamen die
landbouwgronden konden ontginnen. Ook in de Lage Landen was meer landbouwgrond nodig, aangezien er veel
graan moest worden ingevoerd. Daarnaast stopten rond het jaar 1000 de plundertochten van de Vikingen, waardoor
de rust terugkeerde en het land verder ontwikkeld kon worden. Ook werd de relatief koude Karolingische tijd
afgewisseld met een relatief warmere periode tot waarschijnlijk begin 14e eeuw.
Vr deze tijd vonden ontginningen slechts op beperkte schaal plaats om uitgeputte gronden - afgezien van in
Friesland en delen van Holland werd er weinig vee gehouden, zodat er geen goede bemesting was - te vervangen.
Uitgebreidere ontginningen werden beperkt door het Karolingische domeinstelsel dat een gesloten, sterk
hirarchische en planmatige organisatie was. Ontginningen vonden wel plaats door bedijking van grote delen van het
kustgebied, van de Aa tot voorbij de Eems, waardoor de schorren vruchtbare weidegronden werden.

1000
Door de vervanging van de houten haakploeg door de ijzeren keerploeg werd de bewerking van zwaardere gronden
mogelijk en kon dieper geploegd worden, wat zorgde voor een betere bodemvruchtbaarheid. Daarnaast werd het
drieslagstelsel steeds meer gebruikt waardoor er minder misoogsten waren en er een gevarieerder voedselaanbod
was. Ook werd het ossenspan langzaam vervangen door paarden met halsters. De zaaizaadfactor steeg enorm door al
deze veranderingen. Langzaamaan verdwenen de hongersnoden die tot in de 12e eeuw periodiek voorkwamen. De
grootste bijdrage hieraan leverde de toegenomen ontginning van woeste gronden waarmee vanaf de 10e eeuw vanuit
de oudere nederzettingen was begonnen. Onder druk van de bevolkingssamenstelling kwam geleidelijk een einde aan
het statische domeinstelsel, mede veroorzaakt door de vrees dat de horigen van het domein zouden wegtrekken om
elders kolonist te worden. Langzaam werden de herendiensten daarom afgebouwd en vervangen door een cijns,
aanvankelijk in natura, later in geld.

1100
De woeste gronden vielen traditioneel onder de landsheer via de regalia, de gesurpeerde koninklijke rechten. In de
10e eeuw was het wildernis- en stroomregaal op de graven van Holland en de bisschoppen van Utrecht overgegaan.
Friesland werd in de 11e eeuw bestuurd door de Brunonen, de vorsten van Brunswijk, voor en na hen hadden de
bisschoppen van Utrecht er de grafelijke rechten. Bovendien hadden ook de graven van Holland soms de macht in
Friesland of delen ervan. Deze heren inden het schot en hadden hun eigen heerban. Daarnaast waren er de kleinere
heren, die lokaal behoorlijk zelfstandig konden zijn. Aanvankelijk ging een deel van de ontginningen in Friesland,
West-Friesland en Waterland waarschijnlijk van hen uit, buiten graaf of bisschop om.

Grote Ontginning
De Grote Ontginning vond plaats van de 10e eeuw tot en met de 13e eeuw in het gebied tussen het IJ in het noorden,
de duinen in het westen, de Lek en de Waal in het zuiden en de Oude Rijn, de Utrechtse Vecht en het Gooi in het
oosten. Veel meer dan bij eerdere ontginningen het geval was, lag de controle bij de graven van Holland en de
bisschoppen van Utrecht. Deze ontginning vond plaats in twee periodes. De eerste periode liep van de 11e eeuw tot
een aantal stormvloeden aan het einde van de 12e eeuw, zoals de Sint-Thomasvloed van 21 december 1163, de
Allerheiligenvloed van 1170 en de Sint-Nicolaasvloed van 1196 waardoor onder andere de Zuiderzee uit het Almere
ontstond en het afwateringssysteem verstoord raakte door verzandingen van riviermondingen.
Begin 13e eeuw begon een tweede periode van ontginningen, waarbij eerst de beste stukken grond werden
ontgonnen. Dit waren lager gelegen gebieden die van nature met hout begroeid waren. Uit deze
ontginningsnederzettingen ontstonden plaatsen met namen waar woud of woude in voorkomt. Later werden ook de

126

Grote Ontginning
mindere gronden, de hogere venen die onbegroeid waren, ontgonnen. Hier werden plaatsen gesticht met de naam
veen. De hoop voor de toekomst van de kolonisten blijkt uit een naam als Kockengen, Cocagne oftewel
Luilekkerland. Waarschijnlijk waren de kolonisten horigen die een beter statuut beloofd werd met zekere vrijheden
en rechten, zoals de vrijstelling van belasting tijdens de ontginningsfase en het ontbreken van herendiensten op het
saalland. Het aantrekken van kolonisten was zelfs een van de oorzaken van het conflict tussen de keizer en Dirk III
van Holland dat leidde tot de Slag bij Vlaardingen in 1018.

Cope
Bij de Grote Ontginning sloten de
graven
en
bisschoppen
overeenkomsten, copen, met een groep
ontginners.
Volgens
deze
overeenkomst kregen de ontginners de
grond in eigendom en kregen zij de
status van vrije boeren. Waarschijnlijk
traden lokale edelen in de eerste
periode op als vercoper namens de
graaf of de bisschop. In de latere
periode werden woeste gronden door
de graaf in leen gegeven. De leenman
trok
kolonisten,
vaak
hospites
Gebied rond Waddinxveen dat in 1233 door graaf Floris IV voor
200 Hollandse ponden ter ontginning werd verkocht. (kaart uit 1687)
genoemd, aan die het ontginningswerk
verrichtten en eigenaar van een perceel
werden. Het schoutambt en daarmee de rechtspraak en het recht om boetes te innen en het recht om tienden te innen
moest hij voor zichzelf houden, aangezien dit heerlijke rechten waren, alleen aan edelen voorbehouden en dus niet
over te dragen aan niet edele boeren.
De graaf gaf ook wel rechtstreeks land aan de kolonisten, die daarvoor recognitietijns, een soort
ontginningsbelasting, moesten betalen. De recognitietijns was een symbolisch bedrag dat waarschijnlijk slechts
bedoeld was om de kolonisten de graaf te laten erkennen als hun heer. In Holland konden zij ook worden opgeroepen
voor de heervaart, een soort dienstplicht. Uiteindelijk werd het jaarlijkse bedrag steeds hoger en vormde daarmee een
echte belasting, de bede. Deze cijns werd vaak omgezet in een pacht, die meestal gold voor drie jaar of een
meervoud daarvan. Omstreeks 1300 was vrijwel het gehele gebied in cultuur gebracht.

Methode
Naast het graven van ontwateringssloten die diep genoeg waren om het water af te kunnen voeren uit het veen, werd
de begroeiing afgebrand, wat ook een vorm van bemesting was. De hoeve had een vaste breedte en diepte. De diepte
bedroeg meestal zes voorlingen en de breedte werd bepaald aan de hand van de parallel uit te graven sloten. Dit werd
ook wel de Fries-Hollandse ontginningsmethode genoemd. Na een jaar was er een zode gevormd die min of meer in
staat was mens en dier te dragen. Voor een periode van drie jaar werd de grond dan voor veeteelt gebruikt, waarna,
als de grondwaterstand voldoende was gezakt, het verdeeld werd voor akkerbouw, vooral voor graanverbouw.

127

Grote Ontginning

Ontginningen elders
Behalve door kolonisten werd ook door cistercinzers veel bedijkt en ontbost. Monniken van de abdij
Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen te Koksijde en de Abdij van Boudelo te Klein-Sinaai hebben bijvoorbeeld grote
delen van het Land van Hulst in Zeeuws-Vlaanderen ingepolderd.
Voor ontginningen in Midden- en Oost-Europa werden vanaf de 12e eeuw ervaren kolonisten uit de Lage Landen
aangetrokken met als vooruitzicht een beter statuut. Er werden tientallen nederzettingen gesticht naar Vlaams of
Hollands recht.
In Noord-Duitsland werden in de 12e eeuw copebrieven opgesteld naar Hollands model. Er vonden daar ook
ontginningen plaats door Hollanders, hetgeen onder meer blijkt uit een contract dat in 1113 door een priester
Hendrik alias Heinricus sacerdos werd afgesloten met de aartsbisschop van Bremen en Hamburg ten behoeve van
een groep Hollandse immigranten.

Veranderende machtsverhoudingen
Bij de aanleg van waterwerken speelden nog wel eens tegengestelde belangen. Zo kwam Floris III van Holland in
conflict met bisschop Godfried van Rhenen toen de graaf de Oude Rijn liet blokkeren bij Zwammerdam. Dit
gebeurde naar aanleiding van de Sint-Thomasvloed van 21 december 1163, waarbij door de enorme kracht van de
wind het water in de Oude Rijn bij de toch al verzande monding bij Katwijk werd teruggedreven in de rivier.
Hierdoor liepen de polders van eerst Holland en later Utrecht onder water. De Hollanders legden de
Suadenborchdam aan in de Oude Rijn, maar hierdoor konden de Utrechters hun landerijen niet meer afwateren. De
bisschop bracht de zaak voor keizer Frederik Barbarossa. Floris III voerde aan dat de bisschop zelf in 1122 een dam
had aangelegd bij Wijk om wateroverlast op zijn eigen gebied tegen te gaan. De graven van Gelre en Kleef, die
overlast ondervonden van de bisschoppelijke dam, steunden Floris III, maar de keizer ging niet overstag en de
Suadenborchdam moest worden verwijderd, terwijl de dam bij Wijk mocht blijven liggen.
Voor de Grote Ontginning waren de grenzen tussen de machtsgebieden van de graven van Holland en de
bisschoppen van Utrecht niet duidelijk afgetekend en bestond er tussen beide een feitelijk niemandsland. Gedurende
de ontginningen wisten de graven van Holland echter hun invloed uit te breiden ten koste van Utrecht. Zo ging
Amstelland in 1279 over van Utrecht naar Holland. Waterland werd door Jan van Persijn in 1281 of 1283 verkocht
aan graaf Floris V, West-Friesland werd na een eeuwenlange strijd in 1297 definitief aan Holland onderworpen.

Gevolgen van de ontginning


De ontgonnen grond bleek op de lange duur toch niet geschikt voor het verbouwen van zware broodgranen, zoals
tarwe en rogge, omdat hij inklonk en daardoor voor de landbouw weer te nat werd. Na 1350 nam de graanproductie
van de veengronden dan ook af. Soms was het verbouwen van gerst, haver of handelsgewassen als vlas, hennep of
koolzaad wel succesvol, maar vaak werd overgestapt op de melkveehouderij. Hiervoor waren minder mensen nodig.
Ondanks de grote hongersnood van 1315-1317, en de pestuitbraken, ontstond er op het platteland een overschot aan
arbeidskrachten, dat naar de steden trok waar door de grote sterfte juist een tekort was. Ook gingen veel overtollig
geworden mensen zich bezighouden met ambachtelijk werk, zoals kaasmakerij. Daarnaast werd het boerenbedrijf in
kustplaatsen vaak gecombineerd met de visserij en handelsvaart, waar men zich nu steeds meer op ging richten.
Rond 1400 werd de haringbuis ontwikkeld, zodat de haring direct op zee gekaakt en gezouten kon worden, waardoor
de reizen langer konden worden. Ook begon men gebruik te maken van sleepnetten. Dit alles bracht grote voordelen
voor de haringhandel. De schaarste aan broodgraan zorgde ervoor dat de schippers dit in de Oostzeelanden gingen
halen, wat later de moedernegotie werd genoemd en qua belang in de 15e eeuw zelfs de Hanze overtroefde.
Voor de ontginningen waren ook dijken, sluizen, kanalen en zijlen nodig. Om dit te cordineren werden
waterschappen en heemraadschappen opgericht, in Vlaanderen wateringen genoemd, vanaf de 13e eeuw ook
hoogheemraadschappen. De noodgedwongen collectiviteit zorgde een type bestuur en mentaliteit die waarschijnlijk

128

Grote Ontginning
een belangrijk onderdeel was van het latere succes van de Hollandse handel.
De bodemdaling veroorzaakt door de ontwatering van het veen bedroeg in het Hollands-Utrechtse veengebied in
1000 jaar ongeveer twee meter. In sommige delen van West-Friesland lag het maaiveld zelfs bijna vier meter hoger
dan tegenwoordig. Soms kwam daardoor ook de kustverdediging in het gedrang. Dit bleek al in de 12e en 13e eeuw
toen er een toename was van het aantal stormen en de Nederlanden te maken kregen met een aantal grote
stormvloeden. Vanaf de 13e eeuw werden er dijken langs de kusten van de Zuiderzee en daarmee verbonden wateren
aangelegd en langs de rivieren. Gebieden die aanvankelijk boven zeeniveau lagen werden vervolgens
noodgedwongen omdijkt, zodat veenpolders ontstonden.

Bibliografie
Bakker, G.: Het ontstaan van het Sneekermeer in relatie tot de ontginning van een laagveengebied, 950-1300 [1],
Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis 10 (2001); webversie 2006
Blom, J.C.H., Lamberts, E., redactie (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn, ISBN
90-5574-474-3
Buitelaar, A.L.P. (1993): De Stichtse ministerialiteit en de ontginningen in de Utrechtse Vechtstreek [2],
Uitgeverij Verloren, Hilversum
Dekker, C (2003): Heerschappij en ontginning in Woudenberg in de Middeleeuwen, in: Jaarboek Oud-Utrecht
2003, PlantijnCasparie, Utrecht, blz. 123-166
Holtzappel, N. (2005): Spitten in de blubber, Schriftgebruik bij cope-overeenkomsten in Holland: Waddinxveen
als voorbeeld, Werkstuk Onderzoekseminar II : Middeleeuwse Pennelikkers [3]
Borger, G., Haartsen, A., Vesters, P., Horsten, F. (1997): Het Groene Hart. Een Hollands cultuurlandschap,
Matrijs, Utrecht, ISBN 90-5345-109-9

Referenties
[1] http:/ / www. stedengeschiedenis. nl/ Downloads/ WG/ TWG2001_054-066. pdf
[2] http:/ / books. google. nl/ books?id=MV74PPAXm9sC& printsec=frontcover& source=gbs_v2_summary_r& cad=0
[3] http:/ / www. nholtz. dds. nl/ hist/ Spitten_in_de_blubber. pdf

129

Hanze

130

Hanze
Een hanze of hanza ('groep', 'schare'
of 'gevolg' als van het Oudhoogduits
Hansa)
was
een
samenwerkingsverband van handelaren
en steden tijdens de middeleeuwen.
Door samenwerking probeerden ze hun
handel te beschermen en uit te breiden.
Vanaf de twaalfde eeuw ontstonden
rond de Noord- en Oostzee
samenwerkingsverbanden van Duitse
kooplieden, parallel aan het systeem
van
de
Italiaanse
Hanzesteden en handelsroutes
handelsnederzettingen, maar veel
bescheidener van omvang. Het Zweedse eiland Gotland was aanvankelijk het centrum waar handel met lokale
handelaren werd gedreven door kooplieden uit Denemarken, Lbeck en later Westfalen. Van Gotland uit werd ook
handel gedreven met Engeland, Vlaanderen en Novgorod, dat al in 1190 een Duitse vestiging had.
Ter bescherming werden er aanvankelijk kleine en later steeds grotere samenwerkingsverbanden gevormd, waarvan
sommige gilde werden genoemd en andere Hanze, zoals de Vlaamse Hanze van Londen en de Hanze der XVII
steden voor de handel op de jaarmarkten van de Champagne. De Duitse Hanze is echter veruit de belangrijkste en
bekendste, en wordt vaak kortweg de Hanze genoemd. Deze vormde zich om van koopliedenassociatie tot
stedenverbond, en bestond op het hoogtepunt uit een kleine 200 steden, van Londen tot Novgorod.

Verspreidingsgebied
zie ook de lijst van Hanzesteden

Van oorsprong bestond de Hanze voornamelijk uit Duitse steden rond


de Oostzee. Later traden ook Nederlandse steden toe. Het verbond
bestond uit steden in het huidige Belgi, Nederland, Duitsland, Polen,
Noorwegen, Zweden en de Baltische staten, met tijdens de
hoogtijdagen uitlopers naar Engeland in het westen en Finland en
Rusland naar het oosten.
De Hanzesteden dreven handel in het gebied van de Oostzee en de
Noordzee. Het hoofddoel van de samenwerking was om een
handelsmonopolie in Scandinavi te veroveren en handelsprivileges in
Het Oostershuis in Antwerpen
de rest van Europa te verwerven. Door gezamenlijk te reizen en te
handelen konden de gemeenschappelijke belangen beter worden
verdedigd. Bovendien was het veiliger. De grote Hanzesteden, Gemeene of Principaalsteden genoemd, zochten voor
de handel contact met kleinere dorpen en steden in hun achterland. Deze plaatsen waren de Bijsteden.

Hanze

131

Hanzekantoren
Zie Hanzekantoor voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Een hanzekantoor was in de middeleeuwen een vestiging van


Hanzekooplieden in het buitenland.
Er waren in totaal vier hanzekantoren, het Hanzekantoor van Brugge
(later verplaatst naar Antwerpen vanwege de verzanding van het
Zwin), Tyskebrygge in Bergen, Peterhof in Novgorod en Stalhof in
Londen. Tyskebrygge is het enige bewaard gebleven hanzekantoor.

De Tyskebrygge, de "Duitse kade", in Bergen

De Schra van Novgorod is de enige volledig bewaarde verzameling bepalingen over de interne reglementen van de
vier Hanzekantoren.

Organisatie
De Hanze was oorspronkelijk niet formeel georganiseerd. Op onregelmatige tijden werden er bijeenkomsten
gehouden, Hanzedagen genoemd, waaraan afgevaardigden van de deelnemende steden deelnamen. Aan de
geschreven bronnen van die dagen valt nu nog op te maken welke steden de trouwste Hanzeleden waren. Zo namen
steden in Holland en Zeeland maar een enkele keer deel aan de bijeenkomsten, terwijl de Oost-Nederlandse steden
veel trouwer waren.
De Hanze was een geheel op vrijwillige leest geschoeid samenwerkingsverband. Niemand werd gedwongen lid te
worden of te blijven. Er was geen centrale instantie die regels of richtlijnen oplegde. Steden die lid werden, voeren
dan ook meestal een eigen koers. In Nederland was Kampen zo'n stad die er eigen regels op nahield: zij probeerde
zelf verbonden te sluiten met Noorwegen en Vlaanderen en trad pas in 1441 formeel toe tot de Hanze.

Geschiedenis van de Hanze


In de dertiende eeuw bestond de Hanze uit samenwerkingsverbanden van kooplieden rond Lbeck, Westfalen,
Saksen, en het gebied van de Baltische Duitse Orde. De Duitse Hanze werd voor het eerst in 1343 formeel genoemd
in een oorkonde van de Zweedse koning Magnus II.
Vanaf de eerste algemene vergadering in Lbeck in 1356 was er sprake van een verbond van steden in plaats van
onafhankelijke handelaren. Inofficieel leider van de Hanze was Lbeck. Daarnaast waren Hamburg, Brunswijk,
Keulen, Dortmund, Brugge, Kopenhagen, Bergen (Noorwegen), Danzig, Riga en Reval (nu Tallinn) belangrijke
Hanzeatische centra.
De Hanze als stedenverbond was allereerst een teken van de opkomende macht van de steden (zie stadsrecht) in
Noord-Europa die inzagen dat ze hun eigen belangen nog beter gezamenlijk met andere steden konden behartigen.
Daarbij zochten ze dus niet hun heil bij hun afzonderlijke landsheren. Daarmee is dit tevens een teken dat de Duitse
keizer en ook de Deense (inclusief Noorwegen), Zweedse en Engelse koningen en hun leenmannen aanvankelijk hier
weinig gezag tegenover konden en wisten te stellen.
In het huidige Nederland waren het vooral steden in het noorden en oosten die tot de Hanze toetraden. Deze stonden
onder het landsheerlijk gezag van leenmannen van de Duitse keizer; de bisschop van Utrecht (Sticht en Oversticht)
en de hertog van Gelre. De Overstichtse steden Kampen, Zwolle, Hasselt, Groningen, Deventer, en de Gelderse
steden Zutphen, Tiel, Harderwijk en Nijmegen waren de belangrijkste ervan. Uit geschreven bronnen afkomstig van
de Hanzedagen blijkt dat er ook andere steden uit Gelre tijdelijk tot de Hanze hebben behoord, zoals Doesburg,
Arnhem en Hattem. Ook veel Friese steden traden tot de Hanze toe. Er traden slechts enkele Hollandse (Amsterdam)
en Zeeuwse (Zierikzee) steden tot de Hanze toe. Al deze steden vielen onder het Westerkwartier van de Hanze,

Hanze
daarvan was Keulen de hoofdstad.

Oprichting
Lbeck werd een basis voor handelaars uit Saksen en Westfalen, die
zich oost- en noordwaarts verspreidden. Ruim voordat het woord
Hanze in een document uit 1267 werd genoemd, werden er al gilden
(of Hansa) gevormd, met handel met overzeese steden als doel,
voornamelijk in de steden in het minder ontwikkelde oostelijke
Oostzeegebied waar hout, was, barnsteen, hars, huiden en zelfs rogge
en meel uit het achterland naar de havens werd getransporteerd. Deze
steden zorgden voor hun eigen beveiliging in vorm van troepen die op
de handelsschepen meevoeren. De verschillende hanzesteden kwamen
elkaar te hulp met deze troepen.
In de Oostzee was de hoofdstad van Gotland, Visby, de spin in het
web, nog vr de Hanze. De Duitsers voeren ruim honderd jaar onder
de Gotlandse vlag naar Novgorod, waar de handelaren uit Visby een
handelspost hadden gesticht, de Gotenhof. Omdat het aantal
handelaren toenam, stichtten de Gotlanders een eigen handelspost voor
Vorming van de Lbecks-Hamburgse alliantie in
de Duitse handelaren, de Peterhof, die later een van de hanzekantoren
Hamburg, Duitsland (circa 1241)
werd. Voor de oprichting van de Hanze in 1356, kwam het woord
Hanze niet voor in het Oostzeegebied. De Gotlanders gebruikten het woord varjag.
De Hanzegenootschappen lobbyden voor het verminderen van handelsbelemmeringen voor hun leden. Zo wisten de
handelaren van de Hanzestad Keulen koning Hendrik II van Engeland over te halen om geen tol te heffen voor
Londen. Zo verkregen ze vrije handel in Engeland. De "Koningin van de Hanze", Lbeck, waar handelaren goederen
tussen de Noord- en Oostzee transporteerden, werd in 1227 een vrije rijksstad.
In 1241 vormde Lbeck, de stad die toegang had tot de viswateren in de Noord- en Oostzee, een alliantie met
Hamburg, dat de zoutroutes uit Lneburg beheerde. Deze geallieerde steden verkregen de macht over de vishandel,
voornamelijk op de vismarkt van Skne. Keulen voegde zich bij hen na de algemene vergadering in 1260. Hendrik
III van Engeland gaf de Hanze van Lbeck en Hamburg toestemming om in Engeland handel te drijven. Nadat
Keulen zich in 1282 ook hierbij had gevoegd, ontstond de machtige Hanzekolonie in Londen. De grootste impuls
voor deze samenwerking kwam door het zwakke centrale gezag van de Duitse vorsten, die faalden in het beschermen
van de handel. In de daaropvolgende 50 jaar ontstond de Hanze door formele overeenstemmingen van verbonden en
samenwerking, die de westelijke en oostelijke handelsroutes omvatten. Lbeck bleef de hoeksteen en bij de eerste
algemene vergadering van de Hanze, kreeg de Hanze haar officile structuur en was de oprichting een feit.

132

Hanze

133

Uitbreiding
De positie van Lbeck aan de Oostzee gaf toegang tot de handel met
Scandinavi en het Kievse Rijk. Dat plaatste de stad recht tegenover de
Scandinavirs, die voorheen de meeste handelsroutes op de Oostzee
hadden beheerst. Een verdrag met de Hanze van Visby bracht deze
strijd tot een einde. Dankzij dit verdrag kregen de Lbeckse kooplieden
toegang tot de binnenlandse Russische haven van Novgorod, waar zij
een hanzekantoor stichtten. Meer van dergelijke allianties ontstonden
tijdens het Heilige Roomse Rijk. De Hanze werd nooit een strak
georganiseerd samenwerkingsverband. Vertegenwoordigers van de
verschillende Hanzesteden spraken vanaf 1356 onregelmatig in Lbeck
af voor een algemene vergadering, de Hanzedag.
Nieuwe hanzekantoren werden gesticht in Brugge (Vlaanderen),
Bergen (Noorwegen) en Londen (Engeland). Deze handelsposten
groeiden uit tot belangrijke enclaves. Het Londense kantoor, gesticht in
1320, was ten westen van de London Bridge gevestigd, nabij Upper
Thames Street (op dit perceel staat nu Station Cannon Street). Na
verloop van tijd groeide het kantoor uit tot een ommuurde
gemeenschap met eigen pakhuis, waag, kerk, kantoren en huizen, wat
de schaal van de activiteiten goed weergeeft. De eerste referentie naar
het gebied als Stalhof stamt uit 1422.
Naast de hanzekantoren waren er ook individuele Hanzehavens die elk
hun eigen afgevaardigde handelaar en pakhuis hadden. Voorbeelden
hiervan in Engeland zijn Boston, Bristol en Bishop's Lynn (nu King's
Lynn), waar het enige overgebleven Hanzepakhuis van Engeland te
vinden is.

Voornaamste handelsroutes van de Hanze

De Carta Marina van de Oostzee

Onder streng toezicht van de Hanze bouwden Duitse kolonisten vele


Hanzesteden op en rond de oostelijke Oostzeekust, zoals Danzig
(Gdask), Elbing (Elblg), Thorn (Toru), Reval (Tallinn), Riga en
Dorpat (Tartu). In een aantal van deze steden zijn nog sporen van de
Hanze terug te vinden, zoals de gotische bouwkunst die in geheel
Stadhuis van Reval (nu Tallinn) in Estland
Europa gentroduceerd werd als gevolg van het grote handelsverbond.
De meeste steden werden onder Lbeck gesticht, waardoor ze zich
voor alle juridische zaken tot het kabinet van Lbeck moesten richten. De Lijflandse Confederatie, die delen van het
huidige Estland en Letland omvatte, had haar eigen Hanzeparlement. Alle grote steden uit deze confederatie werden
lid van de Hanze. De lingua franca van de handel was Middelnederduits, een dialect dat grote invloed had op het
taalgebruik in de deelnemende landen, waar voornamelijk Scandinavische en Baltische talen werden gesproken. In
de hanzeatische wereld, zowel bijvoorbeeld aan het hof van de deense en Zweedse koning als door de vroedschappen
van de steden Zutfen of Danzig, werd vanaf het midden van de 15de eeuw ook een en hetzelfde schrifttype gebruikt.
In Vlaanderen en Engeland handelde de Hanze voornamelijk in hout, huiden, hars, vlas, honing, meel en rogge,
terwijl linnen en gefabriceerde goederen de andere kant op gingen. Ertsen, voornamelijk koper en ijzer, en haring
kwamen uit Zweden.

Hanze

134

Hoogtepunt
Het hoogtij van de Hanze viel in het midden van de vijftiende eeuw. Het gebied van de Hanze strekte zich toen uit
van de mondingen van de Rijn en Maas in het zuiden, bijvoorbeeld de Engelse steden Norwich en Hull in het
westen, tot ver in Finland in het noorden, en Reval (Tallinn) in het oosten. De Hanze had een losse structuur, maar de
leden deelden enkele karakteristieken. Zo waren de meeste Hanzesteden onafhankelijk begonnen of werden ze
onafhankelijk door de collectieve onderhandelingskracht van de Hanze. Die onafhankelijkheid kende wel grenzen:
de vrije rijkssteden moesten trouw zijn aan het Heilige Roomse Rijk, zonder banden met de lokale adel.
Een andere overeenkomst was de strategische locaties van de steden langs de verschillende handelsroutes. Op het
hoogtepunt van hun macht wisten de handelaren van de Hanze met hun economische invloed, en soms militair
machtsvertoon, het beleid van het rijk te benvloeden.
Ook overzee was de Hanze machtig. Tussen 1368 en 1370 wisten
Hanzeschepen middels een alliantie van verschillende Hanzesteden in
een gevecht tegen de Denen 15 procent van de winst uit Deense handel
te bemachtigen en daarmee effectief een monopolie in Scandinavi te
bewerkstelligen. Koning Waldemar IV van Denemarken probeerde
later het door de Hanze veroverde gebied terug te krijgen, maar
overleed tijdens zijn poging Zuid-Jutland terug te winnen. Ook voerde
de Hanze een campagne tegen piraterij. Hanzeschepen liepen tussen
1392 en 1440 gevaar door aanvallen van piraten, eufemistisch de
Victualinbroeders (of Vitalinbroeders) genoemd, huurlingen van
Terechtstelling van de Victualinbroeders in
Hamburg
Albrecht van Mecklenburg tegen koningin Margaretha I van
Denemarken. Handelaren uit Amsterdam wisten met de
Hollands-Wendische Oorlog (1438-41) vrije toegang tot de Oostzee te bewerkstelligen en braken het monopolie van
de Hanze. De Hanze bouwde vuurtorens en leidde loodsen op om hun investeringen in de handel te beschermen.
Exclusieve handelsroutes hielden ook vaak nadelen in voor de handelaren. Zo beperkten de meeste buitenlandse
steden de Hanzehandelaren tot specifieke gebieden en hun eigen handelsposten. Ze spraken zelden tot nooit de lokale
bevolking, behalve bij de uiteindelijke onderhandelingen. Bovendien waren veel mensen, zowel handelaren als de
adel, jaloers op de macht van de Hanze. Zo voerden de lokale handelaren in Londen constante druk uit om de
privileges van de Hanze in te perken. De weigering van de Hanze om wederzijdse regelingen aan te gaan verhoogde
deze spanning. Ondanks zijn vijandigheid bevestigde Eduard IV van Engeland toch de privileges van de Hanze in de
Vrede van Utrecht (1474), dit kwam mede door de aanzienlijke financile bijdrage van de Hanze voor de Yorkse
zijde in de Rozenoorlogen. In 1597, een eeuw later, verbande Elizabeth I van Engeland de Hanze uit Londen waarna
de Stalhof een jaar later sloot. Het bestaan van de Hanze en haar privileges en monopolies zorgde voor economische
en sociale spanningen die vaak resulteerden in rivaliteit tussen de verschillende leden.

Concurrentie
De economische crises aan het einde van de veertiende eeuw gingen
niet ongemerkt aan de Hanze voorbij. Diverse concurrerende partijen
waren in opkomst. In heel Europa, en niet alleen in het westen (zo
overwon Polen in 1466 de Duitse Orde) stonden nieuwe en al
bestaande rivalen op. Ivan III van Moskou beindigde de commercile
onafhankelijkheid van Novgorod in 1478. Nieuwe ruilmiddelen uit
Itali zoals zilveren en gouden munten lieten de Hanzesteden met hun
papieren ruilmiddelen achter zich.

Gezicht op de stad Lbeck in 1641

Hanze

In de veertiende eeuw liepen de spanningen tussen Pruisen en de


Wendische steden (Lbeck en haar buursteden) op. Lbeck, gelegen
aan zee en niet aan een rivier van enig belang, was grotendeels
afhankelijk van haar hoofdrol binnen de Hanze. Lbeck lag aan het
begin van de belangrijkste route over land naar Hamburg. Deze
landroute was echter niet de enige weg naar Hamburg, dat over water
ook bereikt kon worden via Denemarken en de Sont, de zogeheten
Ommelandvaart. De grootste belangen van Pruisen lagen destijds in de
export van bulkgoederen als graan en hout, welke belangrijk waren
voor Engeland, de Nederlanden, en later ook voor Spanje en Itali.
In 1454, het jaar van Elizabeth van Oostenrijks huwelijk met koning
Casimir IV van Polen, kwamen de steden van de Pruisische Bond in
opstand tegen de overheersing van de Duitse Orde en vroegen koning
Casimir IV om hulp. Door de Tweede Vrede van Thorn kwamen
Danzig, Thorn en Elbing in 1466 onder de bescherming van het
koninkrijk Polen wat in de zeventiende eeuw bekend was als
"Koninklijk Pruisen". Pools Litouwen werd op haar beurt stevig
bijgestaan door het Heilige Roomse Rijk door familiebanden en door
militaire hulp onder het bewind van Habsburg. Krakau, de toenmalige
hoofdstad van Polen, was rond 1500 ook een Hanzestad, met Duitse
burgheren.

135

De Holstentor in Lbeck

De Krantor ("Kraanpoort") van Danzig (Gdask)


in Polen

Het ontbreken van grensbewaking op de rivier de Wisa (Weichsel) na


1466 zorgde voor een toename van de Poolse graanexport vanaf de zee stroomopwaarts de Wisa op, van 10.000 ton
per jaar aan het einde van de vijftiende eeuw naar meer dan 200.000 ton in de zeventiende eeuw. Het door de Hanze
gedomineerde graantransport over zee zorgde ervoor dat Polen een van de meest actieve regio's werd binnen de
Hanze, en Danzig de grootste Hanzestad.
De Hanzesteden waren elk verantwoordelijk voor hun eigen bescherming. Poolse pogingen om Danzig aan hen te
onderwerpen moesten herhaaldelijk worden afgeweerd. In 1567 bevestigde een Hanzeovereenkomst de al bestaande
rechten en plichten van de Hanzesteden, zoals bescherming en verdediging tegen vijanden. De Pruisische
kwartiersteden Thorn, Elbing, Knigsberg, Riga en Dorpat ondertekenden deze overeenkomst ook. Onder druk van
de koning van Pools Litouwen bleef Danzig neutraal, deze stad weigerde ook buitenlandse schepen toegang tot haar
wateren. Deze schepen moesten dus elders voor anker gaan, bijvoorbeeld in Putzig (of "Pautzke", zoals het toen
heette).
Een groot voordeel voor de Hanze was dat zij de scheepsbouw domineerde, vooral in Lbeck en Danzig. De Hanze
bezat overal in Europa schepen, inclusief Itali. De Hanze had Holland uitgesloten, omdat zij Brugge als stapelplaats
wenste aan te wijzen, omdat de stad gunstig lag aan het einde van een handelsroute. Toen de Hollanders de Hanze
begonnen te beconcurreren als scheepsbouwers, probeerde de Hanze de overdracht van de scheepsbouwkennis aan
de Hollanders te stoppen. Hierbij lag echter Danzig dwars, aangezien het in Amsterdam een belangrijke
handelspartner had. Hollandse schepen voeren rechtstreeks naar Danzig om daar het graan van de Pruisen te kopen,
tot grote ergernis van Lbeck. De Hollanders omzeilden zo de Hanzesteden door rechtstreeks handel te drijven met
de Noord-Duitse vorsten in steden die niet tot de Hanze behoorden. De Hollandse vrachtkosten lagen veel lager dan
die van de Hanze, en hierdoor werd de Hanze uitgesloten als tussenpersoon.
Brugge, Amsterdam en Holland werden allemaal deel van het hertogdom Bourgondi. Holland probeerde met enige
steun van de hertog actief het monopolie van de Hanze over te nemen. De Hollandse koopmannen daagden de Hanze
agressief uit, en met succes. Hanzesteden in Pruisen steunden de Hollanders in hun strijd tegen de belangrijkste

Hanze
Hanzesteden in Noord-Duitsland. Na diverse zeeoorlogen tussen Holland en de Hanzevloten werd Amsterdam
uiteindelijk vanaf het einde van de vijftiende eeuw de belangrijkste haven voor graantransport uit Polen en de
Baltische staten. De Hollanders beschouwden de graanhandel van Amsterdam als de "moedernegotie", de
belangrijkste van alle handel.
De stad Neurenberg in Franken ontwikkelde een handelsroute over land om producten uit Frankfurt die voorheen
onder het Hanzemonopolie vielen via Leipzig aan Polen en Rusland te verkopen. De stad verkocht Vlaams textiel en
Franse wijn in ruil voor graan en bont. De Hanze profiteerde van deze handel van Neurenberg door de Neurenbergse
bevolking toestemming te geven zich te vestigen in Hanzesteden, die door de Franken werden gexploiteerd door
ook de handel met Zweden over te nemen. De Neurenbergse handelsman Albrecht Moldenhauer was van grote
invloed in de ontwikkeling van de handel met Zweden en Noorwegen, en zijn zonen Wolf en Burghard vestigden
zich in Bergen en Stockholm van waaruit zij de lokale Hanzeactiviteiten leidden.

Het einde van de Hanze


Aan het begin van de zestiende eeuw had de Hanze een zwakkere
positie dan zij ooit had gehad. Allereerst door de versterkte
concurrentie van handelaren uit Holland, Zeeland en Engeland.
Daarnaast nam vanaf het einde van de vijftiende eeuw het centraal
landsgezag sterk toe. De opkomst van het Zweedse Rijk zorgde ervoor
dat de Hanze de controle over het Baltische gebied kwijtraakte.
Denemarken had zijn handel weer in eigen beheer, het hanzekantoor in
Novgorod was gesloten en dat in Brugge was verplaatst naar
Antwerpen. De individuele steden waar de Hanze uit bestond, stelden
inmiddels hun eigen belang boven dat van de Hanze. De politieke
macht van de Duitse vorsten bleef groeien, waardoor de
onafhankelijkheid van de koopmannen in de Hanzesteden werd
beperkt.
De Hanze probeerde deze problemen het hoofd te bieden en creerde in
1556 de functie van syndicus, een soort jurist. Heinrich Sudermann
Heinrich Sudermann
werd permanent in deze functie aangesteld en hij trachtte de
diplomatieke overeenkomsten tussen de Hanzesteden te beschermen en uit te bouwen. Het Brugse hanzekantoor
werd naar Antwerpen verplaatst en de Hanze probeerde nieuwe handelsroutes te exploiteren. De Hanze bleek echter
niet in staat om de algehele vooruitgang van de landen en economien om zich heen bij te houden of te stuiten, en
een lange periode van neergang zette in. Het Antwerpse hanzekantoor sloot uiteindelijk in 1593, en dat van Londen
in 1598. Het hanzekantoor in Bergen bleef geopend tot 1754, en het gebouw waarin dit hanzekantoor was gevestigd
is het enige overgebleven hanzekantoorgebouw in de moderne tijd.
Het gigantische Hanzeschip de Adler von Lbeck, dat was gebouwd voor militair gebruik tegen Zweden tijdens de
Zevenjarige Oorlog (1563-1570, ook wel "Driekronenoorlog") maar nooit in gebruik was genomen, geeft eens te
meer aan dat de pogingen van Lbeck om haar positie als commercile hoofdstad van de Hanze te handhaven ijdel
bleken.
Tegen het einde van de zestiende eeuw stortte de Hanze in en kon zij niet langer omgaan met haar interne strijd, de
sociale en politieke veranderingen die de Reformatie met zich meebracht, de opkomst van de Hollandse en Engelse
koopmannen en de vijandelijke aanval van het Ottomaanse Rijk op haar handelsroutes en op het Heilige Roomse
Rijk zelf. Het uitbreken van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) was de genadeklap. Deze oorlog veroorzaakte zeer
grote chaos in grote delen van het Duitse rijk. Met name Zweden, Rusland en Polen wisten hierdoor hun macht via
vaak verwoestende gewapende campagnes sterk uit te breiden ten koste van de vrije Baltische Hanzesteden als
bijvoorbeeld Danzig, Riga en Reval (Tallinn). Op de laatste Hanzedag in 1669 meldden zich maar negen steden en

136

Hanze

137

aan het definitieve einde van de Hanze in 1862 waren nog maar drie steden lid (Lbeck, Hamburg en Bremen).
Ondanks deze ondergang zijn er nog steeds steden die trots zijn op hun verbintenis met de Hanze. De Nederlandse
steden Zwolle, Kampen, Deventer, Zutphen, Harderwijk, Oldenzaal, Groningen en de Duitse steden Bremen,
Demmin, Greifswald, Hamburg, Rostock, Lbeck, Lneburg , Stralsund en Wismar noemen zichzelf nog steeds
"Hanzestad". Lbeck, Hamburg en Bremen staan zelfs nog steeds officieel te boek als "vrije en hanzesteden".
Rostocks voetbalvereniging heet dan ook F.C. Hansa Rostock. Voor Lbeck bleek deze connectie met de Hanze
zelfs in de twintigste eeuw nog belangrijk. In 1937 namen de nazi's de stad Lbeck het Hanzeprivilege af toen de
senaat van Lbeck weigerde Adolf Hitler toestemming te geven in hun stad te spreken tijdens zijn
verkiezingscampagne. Hij verplaatste zijn speech naar Bad Schwartau, een klein dorp bij Lbeck. Tijdens zijn
speech refereerde hij aan Lbeck als "een klein dorp vlakbij Bad Schwartau".

Invloeden op de economie
Door de evolutie van de economie, mede door de Hanze, kwam er
vraag naar een beter, veiliger en gestandaardiseerd betaalmiddel. Nadat
in de 12e eeuw de goudhandel met de Arabische wereld op gang was
gekomen, begonnen Italiaanse handelaars goudstukken te slaan. Met
deze goudstukken waren grotere transacties mogelijk, met name omdat
het vertrouwen in de waarde van het zilvergeld onder druk stond. Bij
het gewone volk bleven de kleine zilverstukken populair; de muntheren
voegden daarom steeds meer andere metalen aan het zilver toe
waardoor ze meer muntstukken konden slaan, maar ook de waarde
onduidelijk werd en afnam. Soms werd er dermate veel 'exotisch'
metaal toegevoegd dat de munt zwart werd (daar zou de uitdrukking
zwart geld vandaan komen).
Doordat er nu veel verschillende soorten, maten en waardes van de
De Lbische Mark, een standaardbetaalmiddel in
de Wendische Hanzesteden
verschillende muntstukken door elkaar circuleerden ontstonden er
grote boekhoudkundige problemen voor de Hanzesteden. Als oplossing
werd een soort wisselkoers bedacht, waarbij de waarde van het aangeboden geld werd gerelateerd aan een
'rekenmunt'. Een andere oplossing was het opstellen van een notarile overeenkomst die een combinatie van een
lening en een wissel was. Deze wisselbrieven waren overdraagbaar wat betekende dat ze een ideaal betaalmiddel
waren voor de internationale handel. De wisselbrieven zorgden voor de oprichting van banken en waren de
voorlopers van de huidige cheque en het papiergeld.
Dit gestandaardiseerde betaalmiddel werd echter weinig gebruikt. In de vijftiende eeuw ontstond er een tekort aan
edelmetalen. Deze belemmeringen van de handel droegen mede bij aan de ondergang van de Hanze.

Munten uit de tijd van de Hanze

Lbeckse gulden uit 1341

Een Lneburgse Wendentaler uit 1541

Een Wismarse Witte uit 1379

Hanze

138

Schepen van de Hanze


Omdat een groot deel van de handel
over zee werd getransporteerd waren er
verschillende schepen in dienst van de
Hanzesteden. Speciaal voor het
vervoer van goederen is hiervoor onder
andere een nieuw scheepstype
ontworpen, de kogge. Een kogge heeft
een groot laadruim van ca. 200 ton en
is gebaseerd op een knarr. Wanneer
een schip vis naar Frankrijk had
gebracht, nam het zout mee terug om
op de thuisbasis weer vis mee te
kunnen pekelen, zo ging er geen
laadruimte verloren. Om de handel te
beschermen waren er ook enkele
oorlogsschepen in dienst.

Hanzeschepen uit de veertiende en vijftiende eeuw Nummer 1 en 3 behorende bij Keulen


(stad)Keulen, nummer 2: Wismar, nummer 4: Lbeck, nummer 5: GdaskDanzig,
nummer 6: Elblg (stad)Elbing

Adler von Lbeck


Zoals de naam al doet vermoeden was dit zestiende-eeuwse oorlogsschip in dienst van de Hanzestad Lbeck. Het
was destijds het grootste schip ter wereld met zijn lengte van 78,30 meter en waterverplaatsing van ca. 2000 ton. Het
schip werd ook wel Der Groe Adler of Lbscher Adler genoemd.
Het schip werd gebouwd tijdens de Zevenjarige Oorlog om de handel van de Hanze op de Noord- en Oostzee te
beschermen. Het schip is nooit in actie gekomen omdat de vredesonderhandelingen tussen Lbeck en Zweden al in
volle gang waren toen het schip werd voltooid. Na het Verdrag van Stettin (Szczecin) (1570), die de Zevenjarige
Oorlog beindigde, is de Adler omgebouwd voor het vervoer van goederen. In 1588 is het schip uiteindelijk
ontmanteld.

Peter von Danzig


De Peter von Danzig, ook wel Dat grote Kraweel genoemd, was de eerste grote karveel in de Oostzee ten tijde van
de Hanze.
Het schip werd aan de Franse westkust gebouwd als Pierre de la Rochelle en vervoerde zeezout van de Atlantische
Oceaan naar Danzig alwaar het in 1462 door een storm ernstig beschadigd arriveerde. Daardoor lag het schip een tijd
lang in de haven om uiteindelijk, vanwege de oorlog tegen Engeland, omgebouwd te worden tot oorlogsschip.
Onder leiding van kapitein Paul Beneke maakte het schip, met een kaperbrief, tussen 1471 en 1473 jacht op Engelse
koopvaarders. Na de Vrede van Utrecht (1474) werd het nog gebruikt voor enkele handelsreizen om uiteindelijk aan
het eind van het decennium ontmanteld te worden.[1]

Hanze

139

Bunte Kuh
De Bunte Kuh was een vermoedelijk in Vlaanderen gebouwde kogge. Het schip, in 1401 het grootste schip van de
Hanze, leidde de klopjacht op zeerover Klaus Strtebeker. Met succes, Strtebeker werd in datzelfde jaar in
Hamburg onthoofd.

Hanzevlaggen
Zie Hanzevlaggen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Hanzeschepen waren te herkennen aan de zogenaamde Hanzevlaggen, banieren die aan het schip werden
bevestigd. Aanvankelijk waren deze egaal rood. Later, in de tweede helft van de 13e eeuw, gingen de Hanzesteden
zich onderscheiden met verschillende banieren, meestal met een combinatie van rood en wit. Deze individuele
vlaggen vormden ook de basis van veel van de huidige stadswapens.

De Hanzevlag
van Hamburg,
de oudste van
de
Hanzevlaggen.

De vlag van Hamburg.

De
Hanzevlag
van Danzig.

De vlag van de Vrije Stad


Danzig

De Canon van Nederland


De Hanze is opgenomen in de canon van Nederland. De commissie-Van Oostrom heeft de Hanze opgenomen als een
van de vijftig thema's.

Bronnen
(en) Het artikel over de Hanze in de Engelse Wikipedia
(de) Het artikel over de Hanze in de Duitse Wikipedia
Job Weststrate, 'Des kopmans Hense ende vriheden', Organisatie en structuur van de Hanze, ca. 1300-ca. 1450,
Leidschrift, jaargang 15, nummer 2, september 2000 [2]
Han van der Horst - Een bijzonder land (2008) ISBN 9789035132832 Uitgeverij Bert Bakker/Prometheus,
hoofdstuk 7 (blz. 76) "De Hanze"

Hanze

140

Bibliografie
Dollinger, P. (1997): Die Hanse, Stuttgart;
Bracker, J.; Henn, V.; Postel, R. (1999): Die Hanse. Lebenswirklichkeit und Mythos, Lbeck.

Referenties
[1] Jochen Brennecke: Geschichte der Schiffahrt, Knzelsau 1986 (2e editie),
[2] http:/ / www. leidschrift. nl/ nl/ archief/ 152-van-hanze-tot-metropool/
des-kopmans-hense-ende-vriheden-organisatie-en-structeer-van-de-hanze-ca-1300-ca1450

p. 62

Externe links

Hanzesteden langs de Nederlandse IJssel (http://www.hanzesteden.info)


De geschiedenis van de Hanze (http://www.hanzefietsroute.nl/histor.htm)
De Hanze in de Canon van Nederland (http://entoen.nu/venster.aspx?id=7)
Economische ontwikkelingen ten tijde van de Hanze (http://home.wanadoo.nl/ericck/hanze/
economieconcurrentie.html)
De Kamper Kogge, een reconstructie van een 14e-eeuwse kogge (http://www.kamper-kogge.nl/)
Geschiedenis van de Friese Hanzesteden Bolsward en Stavoren (http://www.friesehanzesteden.nl/index.
php?id=8)
Groninger Archieven, over de rol van Groningen binnen de Hanze (http://www.groningerarchieven.nl/content.
php?hoofd_id=3&sub_id=45&subsub_id=49&hofman_id=45644698)

Bourgondische tijd

141

Bourgondische tijd

Bourgondische gebieden en toevoegingen vanaf 1465

Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Friesland
1024 1528
Sticht Utrecht
Groningen &
Ommelanden
1339 1543
Gelre

1384
1482
Bourgondische Nederlanden
1482
1581 / 1795
Habsburgse Nederlanden

1556
1713
Spaanse Nederlanden
1581
1795
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

1795
1801
Bataafse Republiek
1801
1806
Bataafs Gemenebest
1806
1810
Koninkrijk Holland

Rijksabdij Thorn
Graafschap Horn
980 1795
Prinsbisdom
Luik
Rijksabdij
StavelotMalmedy
Hertogdom
Bouillon

1713
1795
Oostenrijkse Nederlanden
(1790
Verenigde Nederlandse Staten
1795
1804
Eerste Franse Republiek

Bourgondische tijd

142
1810
1813
Eerste Franse Keizerrijk

1804
1815
Eerste Franse Keizerrijk

1813
1815
Vorstendom der Nederlanden
1815
1830
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

1830
Koninkrijk der Nederlanden

1830
Koninkrijk Belgi

1815 - 1867
G-H
Luxemburg
(Duitse Bond)
1867
Groot- Hertogdom Luxemburg

De Bourgondische tijd is de periode waarin een groot deel van de Lage Landen werden geregeerd door de hertogen
van Bourgondi, die verschillende afzonderlijke gebieden bijeenvoegden en tot een grotere eenheid begonnen te
maken. Deze periode begon in 1384 en eindigde in 1482, toen de regering overging naar de vorsten uit het huis
Habsburg.

Oorsprong
Als begin van de Bourgondische Nederlanden geldt het jaar 1384, toen hertog Filips de Stoute de graafschappen
Vlaanderen en Artesi verwierf.
Filips de Stoute (1342-1404) was een prins uit de Franse koninklijke dynastie van het Huis Valois en was tevens
hertog van Bourgondi. Zijn vader was koning Jan II van Frankrijk en Filips' oudere broer was de latere Franse
koning Karel V de Wijze. Philips was in 1369 te Gent in het huwelijk getreden met Margaretha van Male, de enige
dochter en erfgename van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male, die op 30 januari 1384 overleed.
Vooral de kleinzoon van Filips de Stoute, hertog Filips de Goede (1396-1467) wist, na de moord op zijn vader Jan
zonder Vrees in 1419, meerdere gewesten te verwerven, meestal op vreedzame manier door middel van huwelijk,
erfenis of afkoop:
In 1421 het graafschap Namen door aankoop van Jan IV van Brabant
In 1430 de hertogdommen Brabant en Limburg na de dood van Filips van Saint-Pol door een besluit van de Staten
van Brabant
In 1433 de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen na afstand door Jacoba van Beieren, dochter van
graaf Willem VI, met de zogeheten Zoen van Delft
In 1432 de heerlijkheid West-Friesland, verbonden aan het Graafschap Holland
In 1443 het hertogdom Luxemburg na de dood van zijn kinderloze nicht Elisabeth van Grlitz
Filips de Goede verzekerde zich bovendien van de controle over de prinsbisdommen van Luik, Utrecht en Kamerijk.
Daarom gaf humanist en historicus Justus Lipsius hem later het epitheton: Conditor Belgii.
In 1430 stichtte Filips de Goede de exclusieve Orde van het Gulden Vlies om daarmee zijn dynastie nog meer
aanzien te verlenen. Enkele symbolen van deze orde, met name het Bourgondisch kruis en de vuurslag, zouden ook
staatkundige symbolen van de Bourgondische en later de Habsburgse Nederlanden worden.

Bourgondische tijd

Betekenis
Deze vereniging was slechts een personele unie. Elke provincie bleef een autonome landsheerlijkheid met eigen
instellingen, rechten en tradities.
De vorst regeerde de provincie met de hulp van de zogeheten Staten-Provinciaal. In deze instelling waren er drie
standen, adel, geestelijkheid en steden, vertegenwoordigd. Aanvankelijk werden zij slechts in financile zaken (innen
van belastingen) door de vorst geraadpleegd. De vorst kon evenwel ook in andere domeinen hun mening vragen.

Centraal bestuur
Ondanks regionaal verzet slaagde Filips de Goede er in een centraal bestuur uit te bouwen. Daartoe richtte hij
vooreerst, naar Frans voorbeeld, de hertogelijke hofraad op. Deze bestond uit hoge edelen en geestelijken die de
hertog adviseerden over alle belangrijke staatszaken. Ook fungeerde deze raad als hoogste hof van beroep voor alle
Bourgondische gewesten.
Om gemakkelijker zijn wil te kunnen opdringen en om tijd te winnen, liet hij de vertegenwoordigers van de
verschillende provincies samenroepen in n enkele vergadering: de Staten-Generaal (1463). Deze bestond uit
vertegenwoordigers van de Staten-Provinciaal.
In navolging van het principe vervat in de Blijde Inkomst (1356) bestond hun belangrijkste bevoegdheid in de
medezeggenschap over de inning van de belastingen, maar de zaken van algemeen belang konden ook besproken
worden. De periodiciteit van hun vergaderingen was echter onregelmatig en niet alle provincin werden op elk van
hun vergaderingen uitgenodigd. Tot het einde van de 16e eeuw hadden deze vergaderingen plaats. Daarna verloren
zij veel van hun belang en vielen hun activiteiten vrijwel volledig stil.

De politiek van Karel de Stoute


Karel de Stoute (1433-1477), getrouwd met Margaretha van York en zoon van Filips de Goede, zette na 1467 de
centralisatiepolitiek van zijn vader verder door. Zo bracht hij de drie bestaande Rekenkamers (Rijsel, Brussel en Den
Haag) samen in n enkele te Mechelen. De rechtsprekende bevoegdheid koppelde hij los van de Grote Raad en
vertrouwde die toe aan het Parlement van Mechelen, later opnieuw de Grote Raad van Mechelen.
Het prinsbisdom Luik werd op bloedige wijze onderworpen. Het volk kwam er driemaal in opstand tegen de door
Filips de Goede aangestelde prins-bisschop Lodewijk van Bourbon (Luikse Oorlogen). De stedelijke milities,
waaronder de 600 Franchimontezen, werden daarop afgeslacht,en in de Maas gegooid, en vele plaatsen in het
prinsbisdom werden verwoest.
In 1471 richtte hij de Bourgondische Ordonnantiebenden op als staand leger ter ontlasting van zijn leenmannen.
Twee jaar later mislukte een poging om van Bourgondi een zelfstandig koninkrijk te maken door een veto van de
Duitse keizer Frederik III.
Generaties lang samenleven in de Bourgondische statenbond, met overkoepelende instellingen, samen in oorlog of in
vrede, deed een supranationaal samenhorigheidsgevoel ontstaan. Boven de Henegouwse en Brabantse en Hollandse
vaderlandsliefde kiemde er dus ook een Bourgondisch samenhorigheidsgevoel, dat later ook Nederlands of in het
Latijn Belgisch genoemd werd.

Het hertogdom gaat verloren


Op 5 januari 1477 sneuvelde hertog Karel de Stoute in de slag bij Nancy en ging een groot deel van het Franse bezit
van de Bourgondirs, waaronder het hertogdom zelf, verloren aan de Franse kroon. Zijn enige erfgenaam was zijn
dochter Maria van Bourgondi, die op 19 augustus 1477 trouwde met Maximiliaan I van Oostenrijk. Hierdoor
kwamen de overgebleven Bourgondische gebieden onder de soevereiniteit van het Huis Habsburg en worden
sindsdien de Habsburgse Nederlanden genoemd.

143

Bourgondische tijd
Maria van Bourgondi overleed in 1482 en werd opgevolgd door haar zoon Filips de Schone (1478-1506). Omdat hij
nog minderjarig was trad zijn vader Maximiliaan I van Oostenrijk op als regent. Bij zijn meerderjarigverklaring in
1494 nam Filips zelf het bewind in handen.
Filips de Schone en zijn zoon Karel V maakten nog geruime tijd aanspraak op het hertogdom en bleven daarom de
titel hertog van Bourgondi voeren. De Franse koning wist Filips bij het Verdrag van Parijs van 1498 te dwingen
afstand te doen van deze aanspraken en Karel V deed dat op zijn beurt bij de Damesvrede van Kamerijk van 1529.

144

Habsburgse Nederlanden

145

Habsburgse Nederlanden
Habsburgse Nederlanden
Personele unie van lenen van het Heilige Roomse Rijk

1482 1585/1795

(Details)

(Details)
Kaart

De Habsburgse Nederlanden (paars, in het noorden) met hertogdom en vrijgraafschap Boergondi (eveneens paars, maar zuidelijk) binnen
het keizerrijk van Karel V
Algemene gegevens
Hoofdstad

de facto: Brussel

Bevolking

ca. 3.000.000

Talen

Diets/Nederlands, Waals, Luxemburgs, Frans (elite)

Religie(s)

Rooms-katholicisme, protestantisme (verboden)

Munteenheid

Gulden (sinds 1521)


Regering

Regeringsvorm

Monarchie

Dynastie

Huis Habsburg
Spaanse lijn (1556-1598)

Staatshoofd

de facto: landsheer

Plv. staatshoofd

Landvoogd

Habsburgse Nederlanden

146

Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Friesland
1024 1528
Sticht Utrecht
Groningen &
Ommelanden
1339 1543
Gelre

1384
1482
Bourgondische Nederlanden
1482
1581 / 1795
Habsburgse Nederlanden

1556
1713
Spaanse Nederlanden
1581
1795
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Rijksabdij Thorn
Graafschap Horn
980 1795
Prinsbisdom
Luik
Rijksabdij
StavelotMalmedy
Hertogdom
Bouillon

1713
1795
Oostenrijkse Nederlanden
(1790
Verenigde Nederlandse Staten

1795
1801
Bataafse Republiek

1795
1804
Eerste Franse Republiek

1801
1806
Bataafs Gemenebest
1806
1810
Koninkrijk Holland
1810
1813
Eerste Franse Keizerrijk

1804
1815
Eerste Franse Keizerrijk

1813
1815
Vorstendom der Nederlanden
1815
1830
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

1830
Koninkrijk der Nederlanden

1830
Koninkrijk Belgi

1815 - 1867
G-H
Luxemburg
(Duitse Bond)
1867
Groot- Hertogdom Luxemburg

De Habsburgse Nederlanden was een benaming voor de Nederlanden gedurende de tijd dat ze geregeerd werden
door vorsten uit het huis Habsburg. Deze periode begon in 1482 en eindigde voor de Noordelijke Nederlanden in
1581 en voor de Zuidelijke in 1795.
Het begrip Habsburgse Nederlanden is in twee betekenissen gebruikt. Eerst verwees het naar een periode dat alle
Nederlanden een Habsburgse landsheer hadden. Later, toen alleen nog de Zuidelijke Nederlanden onder het huis
Habsburg vielen, werd het een synoniem voor Zuidelijke Nederlanden.
Sinds het aantreden van koning Filips II van Spanje in 1555 spreekt men ook wel van de Spaanse Nederlanden.
Even, tot 1581, gold dat ook voor alle Zeventien Provincin, maar in dat jaar scheidden zich hiervan de noordelijke
provincin af. Na een gedeeltelijke Spaanse herovering werden de Zeven Verenigde Provincin bij de Vrede van
Mnster van 1648 ook internationaal als onafhankelijk erkend. Spaanse Nederlanden werd dus ook een synoniem
voor de Zuidelijke of Habsburgse Nederlanden, geregeerd door de Spaanse tak van het huis Habsburg. In 1713
vervielen zij aan de Oostenrijkse tak van het huis Habsburg en werden tot 1795 vaak Oostenrijkse Nederlanden
(Latijn: Belgium Austriacum) geheten, soms ook wel keizerlijke Nederlanden omdat de Habsburgse landsheer dan
meestal ook keizer van het Heilige Roomse Rijk was, waartoe deze landen sowieso nog behoorden. Dit werd toen
tezamen met de noordelijke Republiek door Frankrijk ingelijfd.

Habsburgse Nederlanden

Ontstaan (1482-1515)
In de 15e eeuw bestond het rijk van de Bourgondische hertogen uit twee delen: enerzijds het Hertogdom
Bourgondi, samen met het Vrijgraafschap Bourgondi, en anderzijds de Bourgondische Nederlanden, die werden
aangeduid als de "landen van herwaarts over", de landen hier, in tegenstelling tot de stamlanden, de landen ginds.
Het Hertogdom Bourgondi ging na de dood van Karel de Stoute in 1477 naar de Franse kroon, waardoor in het
huidige Frankrijk alleen nog het graafschap, de Franche Comt resteerde en het zwaartepunt naar de Nederlanden
verschoof.
De Bourgondische Nederlanden kwamen na de dood van de laatste hertogin van Bourgondi, Maria de Rijke, in
1482 aan haar zoon Filips de Schone uit het huis Habsburg. Vanwege diens minderjarigheid werden zijn taken tot
1494 echter waargenomen door zijn vader Maximiliaan I van Oostenrijk, die als regent optrad.
Filips de Schone was, in tegenstelling tot zijn vader, enkel landsheer van de Nederlanden, en kon al zijn tijd en
aandacht aan dit grondgebied besteden. Hij probeerde de Nederlanden buiten de grote oorlogen van die tijd (tussen
de Habsburgers en Frankrijk en Engeland) te houden. Ook gaf Filips de Schone meer macht aan de gewesten, zonder
daarmee concessies te doen aan de centrale macht.
Toen Filips de Schone in 1506 plotseling overleed was zijn zoon Karel nog te jong om te regeren. Keizer
Maximiliaan werd opnieuw regent van de Nederlanden, maar liet het bestuur over aan zijn dochter Margaretha van
Oostenrijk. Zij had de neiging de adel, die onder Filips de Schone veel in te brengen had, te passeren bij het nemen
van belangrijke besluiten. Hierdoor was zij niet erg populair.
In 1515 werd Karel (die later Keizer Karel V zou gaan heten), de zoon van Filips de Schone op de leeftijd van 15
jaar oud genoeg verklaard om te kunnen regeren over de Nederlanden. Toen hij in 1517 voorlopig naar Spanje
vertrok, benoemde hij zijn tante Margaretha weer tot regentes van de Nederlanden. Toen zij in 1530 overleed,
benoemde Karel V in 1531 zijn zuster Maria van Hongarije tot haar opvolger als landvoogdes. Maria van Hongarije
hield meer rekening met de wensen van de Nederlanden dan haar tante, maar kon ook autoritair optreden.

Uitbreiding (1515-1543)
De Nederlandse landsheerlijkheden die Karel V van zijn vader erfde werden de patrimoniale gewesten genoemd.
Hieraan zouden onder zijn regering een heel aantal gewesten, de niet-patrimoniale, worden toegevoegd. Als eerste
was dat de bisschopsstad Doornik, die in 1521 veroverd werd. Een jaar later werd ook Friesland definitief voor
Habsburg gewonnen, hoewel dat al sinds 1515 formeel onder hun heerschappij viel.
In de jaren daarna veroverde hertog Karel van Gelre Groningen en de Ommelanden, Overijssel en Drenthe. Hierdoor
ontstond een concurrerend machtsblok direct naast de Habsburgse Nederlanden. Mede als gevolg van een
bondgenootschap tussen Gelre en Frankrijk, de erfvijand van de Habsburgers, vonden in die jaren regelmatig
Gelderse overvallen plaats in de Habsburgse gewesten Holland en Brabant, maar ook in het vorstbisdom Utrecht. De
strijd tussen Habsburg en Gelre werd uitgevochten in de zogeheten Gelderse Oorlogen.
De stad Utrecht riep hiertegen in 1527 de hulp van Karel V in, in ruil waarvoor de bisschop in 1528 zijn wereldlijke
heerschappij over Utrecht (het Nedersticht), Overijssel (het Oversticht) en Drenthe overdroeg aan Karel V. Nadat
Gelderse en Deense troepen in 1536 Groningen binnenvielen, onderwierp ook dit gewest zich ter bescherming aan
Karel V. Bij de verdrijving van de Denen werd meteen ook Drenthe ingelijfd.
In 1539 kwam het hertogdom Gelre in handen van Willem van Gulik, die tevens hertog van Kleef was. Hierdoor was
wederom een bedreigend machtsblok langs de grenzen van de Habsburgse Nederlanden ontstaan. Wederom in het
kader van een oorlog met Frankrijk besloot Karel V ook Gulik uit te schakelen. Daartoe veroverde hij in 1543 de
stad Dren, waarna de hertog capituleerde en zijn hertogdom Gelre aan Karel V moest afstaan.

147

Habsburgse Nederlanden

Zeventien Provincin (1543-1581)


Na de verovering van Gelre waren de Habsburgse Nederlanden een min of meer aaneengesloten en afgerond geheel
geworden. Alleen in het zuidelijke deel vormde het prinsbisdom Luik nog een grote enclave. Als geheel werden deze
Nederlandse gewesten wel aangeduid als de Zeventien Provincin. Met name waren dit:

1. Graafschap Artesi
2. Graafschap Vlaanderen
3. Kasselrijen Rijsel, Dowaai en Orchies (soms Rijsels-Vlaanderen genoemd)
4. Heerlijkheid Mechelen
5. Graafschap Namen
6. Graafschap Henegouwen
7. Graafschap Zeeland
8. Graafschap Holland
9. Hertogdom Brabant en Markgraafschap Antwerpen
10. Hertogdom Limburg en de Landen van Overmaas
11. Hertogdom Luxemburg
12. Heerlijkheid Friesland (sinds 1515)
13. Doornik en het Doornikse (sinds 1521)

14. Heerlijkheid Utrecht (sinds 1528)


15. Heerlijkheid Overijssel, incl. Drenthe, Lingen, Wedde en Westwoldingerland (sinds 1528)
16. Heerlijkheid Groningen (sinds 1536)
17. Hertogdom Gelre en Graafschap Zutphen (sinds 1543)

De hierboven gevolgde opsomming staat echter niet geheel vast. Zeventien was op een gegeven moment het aantal
statenvertegenwoordigers bij de Staten-Generaal in Brussel en mede vanwege het symbolische karakter van dat getal
is men dat blijven noemen. Maar de vertegenwoordigingen konden wel eens wisselen omdat een bepaalde
heerlijkheid soms afhing van een andere. Zo hoorde Zutphen bij Gelre en Limburg bij Brabant. Anderzijds hadden
het markizaat Antwerpen, Doornik of Rijsels-Vlaanderen soms een eigen delegatie.

148

Habsburgse Nederlanden

149

Karel V had als doel om de Nederlanden om te vormen


tot n staat. Met de Vrede van Kamerijk (1529)
bevrijdde hij Vlaanderen en Artesi van hun
leenverband met de Franse koning, op dat moment
Frans I. Met de verovering van Gelre in 1543 was een
afgerond gebied ontstaan. Met de Transactie van
Augsburg (1548) verzwakte hij het leenverband van de
Nederlandse gebieden ten opzichte van de keizer van
het Heilige Roomse Rijk. Hij voltooide zijn streven met
de Pragmatieke Sanctie (1549), waarmee het
erfopvolgingsrecht van de afzonderlijke gewesten
zodanig werd aangepast dat de Nederlanden steeds n
en onverdeeld overgerfd zouden worden.
Karel V deed in 1555 afstand van de troon en werd
opgevolgd door zijn zoon Filips II. Tegelijk trad ook
landvoogdes Maria van Hongarije af. Omdat Filips II in
de eerste plaats koning van Spanje was, wordt sinds
zijn aantreden doorgaans gesproken van de Spaanse
Nederlanden.

De Habsburgse Nederlanden (oranje), het prinsbisdom Luik (paars)


en de rijksabdij Stavelot-Malmedy (roze), situatie sinds 1548

Staatsinrichting
De Habsburgse Nederlanden zijn nooit een eenheidsstaat geworden, maar altijd een personele unie van formeel
zelfstandige landsheerlijkheden gebleven. De eenheid bestond in eerste instantie uit het feit dat zij allemaal dezelfde
landsheer hadden, een vorst uit het huis Habsburg. Sinds 1506 was deze tevens de koning van Spanje en Karel V was
van 1520-1556 bovendien nog Rooms-Duits keizer.

Centraal niveau
Omdat de landsheer bijna altijd afwezig was en ver weg resideerde, stelde hij een landvoogd of landvoogdes aan
voor het dagelijkse bestuur van de Nederlanden. Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk resideerde in Mechelen,
haar opvolgster Maria van Hongarije in Brussel, dat sindsdien als de hoofdstad van de Nederlanden gold.
Het ambtelijke bestuursapparaat stond onder leiding van een kanselier, die in 1505 verheven werd tot grootkanselier.
Toen in 1530 grootkanselier Mercurino di Gattinara overleed besloot Karel V echter geen opvolger meer te
benoemen. Een jaar later reorganiseerde hij de centrale bestuursinstellingen en vormde deze, naar Spaans voorbeeld,
om tot de zogeheten Collaterale Raden. Deze stonden onder leiding van de landvoogd(es) en vergaderden op vaste
dagen in Brussel. De drie collaterale raden waren:
De Geheime Raad, die was belast met binnenlandse bestuurlijke en juridische aangelegenheden, maar alleen
zelfstandig mocht besluiten wanneer de landsheer niet aanwezig was.
De Raad van State, die als adviesraad verantwoordelijk was voor staatkundige, buitenlandse en militaire
vraagstukken.
De Raad van Financin was tenslotte verantwoordelijk voor het financile beleid en het beheer van de
domeinen.
Als hoogste college van de rechterlijke macht bleef de al in de 15e eeuw opgerichte Grote Raad van Mechelen
fungeren.

Habsburgse Nederlanden

Gewestelijk niveau
In de afzonderlijke gewesten werd de landsheer vertegenwoordigd door een stadhouder, die namens hem de leiding
had over de gewestelijke bestuursorganen.
De meeste Nederlandse landsheerlijkheden kenden een dualisme van landsheer en standen. Dit betekende kort
gezegd dat de macht van de landsheer zich niet veel verder uitstrekte dan dat zijn machtigste onderdanen toelieten.
Eerst waren dat zijn leenmannen, later ook steden en geestelijkheid.
Deze drie standen waren vertegenwoordigd in de gewestelijke Staten(vergaderingen), waarin zij bijeenkwamen om
met de landsheer te overleggen, meestal wanneer deze om nieuwe belastinggelden vroeg, de zogeheten bede.
Wanneer de staten van alle afzonderlijke landsheerlijkheden gezamenlijk vergaderden, heette dat de Staten-Generaal.

Externe link
De 17 staten aanwezig bij de Staten-Generaal van 15 oktober 1555 [1] (met kaart)

Referenties
[1] http:/ / www. wazamar. org/ Nederlanden/ zeventien-prov. htm

Nederlandse Opstand
De Nederlandse Opstand of Opstand is de strijd van de Nederlandse
gewesten tegen hun landsheer, de Spaans-Habsburgse koning Filips II.
De opstand leidde uiteindelijk tot een splitsing van de Nederlanden in
de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. In het noorden werd de
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gevormd. De Zuidelijke
Nederlanden, het latere Belgi bleven onder Habsburgs bewind.
"Liever Turks dan paaps". Penning in de vorm
In de moderne geschiedschrijving is deze benaming gebruikelijker dan
van de Turkse halve maan door Geuzen gedragen
het daarbuiten bekendere begrip van de Tachtigjarige Oorlog. Waar bij
en symbool voor de calvinistische harde kern van
deze laatste veelal als beginjaar 1568 wordt aangehouden en 1648 als
de opstand tegen de rooms-katholieke landvoogd.
eindjaar, ligt dit bij de Opstand vaak anders. Als er al een beginjaar
wordt genoemd, dan is dat eerder dan 1568. De Opstand wordt ook wel gezien als de eerste fase, waarbij de periode
na het Twaalfjarig Bestand dan de Tweede Oorlog is.

Afbakening
Vooral de beginjaren tussen 1568, het jaar van de slag bij Heiligerlee en 1589, toen de Graaf van Leicester vertrok,
hadden vaak het karakter van een opstand zonder sterke centrale leiding. De Staten-Generaal zochten vervolgens
geen nieuwe landvoogd meer maar namen zelf de soevereiniteit op zich. In 1589 woedde de meer geregelde
onafhankelijksoorlog tegen Spanje volop en waren de Staten al duidelijk aan de winnende hand.

150

Nederlandse Opstand

151

Opstand of oorlog?
Door Alva is het verzet tegen de Spaanse koning Filips II getypeerd als een opstand. In 1572 bericht Lodewijk van
Nassau aan de leider van de opstand, zijn broer Willem, dat de hertog van Alva zeer verbaasd is ... dat de steden zo
in opstand komen (les villes se revoltent ainsi). In brieven, kronieken en dagboeken uit die tijd wordt gesproken over
verzet, verlatinghe, afzwering van de landsheer, etc. Ook in de latere geschiedschrijving over deze periode worden
de gebeurtenissen vanaf 1568 veelal aangeduid als 'De Opstand'. In een studie uit 2004 spreekt de geschiedkundige
Arie van Deursen over De Opstand van 1572-1584.[1]

Externe link
Website over de Opstand (Universiteit Leiden) [2]
Bronnen, noten en/of referenties
[1] Arie van Deursen, De last van veel geluk,
[2] http:/ / www. dutchrevolt. leiden. edu/ Pages/ start. aspx

Amsterdam 2004, pp. 71-115. ISBN 9035126270

Tachtigjarige Oorlog

152

Tachtigjarige Oorlog
Tachtigjarige Oorlog

Slag bij Heiligerlee


[1]

Datum

1568

Locatie

Europa: Nederlanden, Gibraltar

Resultaat

onafhankelijkheid Noordelijke Nederlanden

-1648

Territoriale ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


veranderingen
Verdrag

Vrede van Mnster


Strijdende partijen

Nederlandse Opstandelingen Spaanse Rijk

Portaal

Tachtigjarige Oorlog

Geschiedenis van Belgi


Tijdlijn - Bibliografie

Tachtigjarige Oorlog

153

..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Belgae
Romeins Belgi
Gallo-Romeinse periode
Frankisch Belgi
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Spaanse Nederlanden
Zuidelijke Nederlanden
Oostenrijkse Nederlanden
Verenigde Nederlandse Staten
Franse tijd
Nederlandse tijd
Koninkrijk Belgi
Eerste Wereldoorlog
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar deelstaat
Geschiedenis van Vlaanderen
Geschiedenis van Walloni
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Kunstgeschiedenis
Literaire geschiedenis
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Rechterlijke macht
Sociale geschiedenis
..Naar provincie
Antwerpen
Henegouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
Waals-Brabant
West-Vlaanderen
..Naar voormalige kolonin
Kolonin
Portaal
Belgi
Portaal
Geschiedenis

Tachtigjarige Oorlog
Geschiedenis van Nederland
Tijdlijn - Bibliografie

..Naar chronologie

Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd

Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis

..Naar onderwerp

Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis

Van de prehistorie tot 1585


Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond

Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water

154

Tachtigjarige Oorlog
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen

..Naar overzeese gebieden

Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen

..Naar provincie

Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg

Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland

Portaal
Portaal

Nederland
Geschiedenis

De Tachtigjarige Oorlog, in de modernere geschiedschrijving ook wel De Opstand of de Nederlandse Opstand


genoemd, is de naam voor een opstand en strijd in de Nederlanden (1568[1]- 1648, met een Twaalfjarig Bestand in de
jaren 1609 - 1621).
Deze oorlog begon als opstand in een van de rijkste gebieden van Europa, de Nederlanden, tegen het machtigste rijk
in Europa, het Spaanse Rijk onder Filips II. Aanvankelijk trokken de uit zeventien gewesten bestaande Lage Landen
meestal gezamenlijk op, om een combinatie van religieuze, bestuursrechtelijke en fiscale redenen.
Na 1576 groeiden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden echter steeds meer uit elkaar, vooral omdat de
protestantse Reformatie in het noordelijke deel dieper wortel had geschoten dan in het zuidelijke deel, waar (in
Brussel) het machtscentrum van de (katholieke) Habsburgse bestuurders in de Lage Landen lag. De "Val van
Antwerpen" in 1585 wordt vaak gezien als aanleiding tot de definitieve scheiding van noord en zuid. Tijdens de
oorlog ontstond in 1588 de noordelijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waar het calvinisme de toon
aangaf. De Zuidelijke Nederlanden bleven onder het bewind van een landvoogd die door de koning van Spanje
benoemd werd. Het katholicisme bleef daar de enige toegestane godsdienst.
De eerste twintig jaar van de oorlog was de situatie voor de opstandelingen vaak somber of wanhopig, maar rond
1590 keerde het tij van de oorlog definitief ten gunste van de Republiek. De imperial overstretch van het Spaanse
Rijk, de bekwame militaire leiding van prins Maurits en de maritieme expansie van de Nederlanden, veelal ten koste
van het Spaanse koloniale rijk, maakten de uiteindelijke triomf mogelijk van de Republiek, die zich ontwikkelde tot
een wereldmacht. De 17e eeuw wordt beschouwd als de Gouden Eeuw voor de Republiek op economisch,
wetenschappelijk en cultureel gebied. Voor de calvinisten was het ook de tijd waarin hun politieke invloed groter
dan ooit ervoor of erna was en de nauwe band met het Huis van Oranje ontstond.

155

Tachtigjarige Oorlog

156

Aanloop
Particularisme
Al in de 15e eeuw had de centralisatiepolitiek van de Bourgondische
hertogen weerstand ondervonden van het stedelijk particularisme. Dit
had vooral in Vlaanderen geleid tot opstanden, zoals de Vlaamse
Opstand tegen Maximiliaan van 1482 tot 1492. De vader van
Maximiliaan, keizer Frederik III, stuurde Duitse troepen naar Gent en
Brugge, maar hierdoor sloten Brabant en de Hoeken zich aan bij de
Vlamingen. Jan III van Egmont dwong echter in juni 1489 Rotterdam
tot overgave en in juli 1492 gaf Gent zich over aan Albrecht van
Saksen.

Het Habsburgse Rijk in groen onder Karel V.

Naast landsheer van de Habsburgse Nederlanden was keizer Karel V echter ook keizer van het Heilige Roomse Rijk.
In die hoedanigheid kwam hij door zijn expansiepolitiek in conflict met Frans I van Frankrijk. Deze Italiaanse
Oorlogen zorgden voor een toenemende belastingdruk op de rijke Nederlanden, vooral Vlaanderen. In de periode
1552 - 1556 steeg de rente in Antwerpen hierdoor bijvoorbeeld tot 48,8%, wat de economie van de Nederlanden
ondermijnde. Door deze druk van het imperium kwam Gent daarvoor al in opstand, maar in 1540 wist Karel V de
Gentse Opstand neer te slaan, waarna de privileges van de stad ontnomen werden, wat voor de andere steden een
voldoende waarschuwing was.
De oorlogen met Frankrijk werden ook uitgevochten op het grondgebied van de Nederlanden. De Gelderse Oorlogen
werden mede hierdoor gevoerd met steun van de Fransen. Dit zorgde er voor dat de Hollandse schepen constant
gekonvooieerd moesten worden door de samenwerking tussen Karel van Gelre en de Fries Grote Pier. Deze methode
van kaapvaart werd later voortgezet door de watergeuzen.
Ter bescherming tegen invallen van de hertog van Gelre onderwierp het Sticht Utrecht (ruwweg de huidige
provincies Utrecht en Overijssel omvattend) zich in 1528 en Groningen en Drenthe in 1536 aan Karel V. Ten slotte
wist Karel V na afloop van de Gelderse Oorlogen in 1543 ook Gelre onderdeel te maken van de Habsburgse
Nederlanden. Ondanks de tegenstribbelingen leek het tot n geheel smeden van de Nederlanden succes te hebben en
in 1548 kon dit middels de Transactie van Augsburg geconsolideerd worden. Alle Zeventien Provincin werden toen
opgenomen in de Bourgondische Kreits en kregen als zodanig vergaande onafhankelijkheid binnen het Heilige
Roomse Rijk.

Religie

Luther

Calvijn

Aan het eind van de 14e eeuw kwam de Moderne Devotie op. Dit was een spirituele beweging binnen de
middeleeuwse kerk die de nadruk legde op de innerlijke ontwikkeling van het individu. De beweging ontstond door
ontevredenheid over de misstanden in de kerk. Het begin lag in de IJsselstreek, van daar uit verspreidde ze zich via
handelssteden als Deventer en Zwolle over de hele wereld van de Hanze, met name in het noorden en oosten van

Tachtigjarige Oorlog
Duitsland. De Moderne Devotie zorgde voor een verandering in denken. Dit creerde een voedingsbodem voor het
bijbels humanisme - in navolging van de humanisten uit Itali - en de Reformatie, die allereerst vaste voet aan de
grond kreeg in Duitsland (Saksen). Als reactie op de Reformatie ontstond de Contrareformatie.
Het gedachtegoed van de Reformatie verspreidde zich aanvankelijk eerst door de meest verstedelijkte delen van de
Nederlanden, waaronder Doornik en Valencijn, vanwaar het zich al snel verspreidde naar Antwerpen. In 1521 werd
Luther in de kerkelijke ban gedaan, waarna hij na de Rijksdag van Worms in de rijksban gedaan werd. In 1523
vonden de eerste verbrandingen in de Nederlanden plaats toen de augustijner monniken, Jan van Essen en Hendrik
Voes, op de Grote Markt van Brussel terecht werden gesteld. Zij hadden in Antwerpen het woord van Luther
verspreid.
Ook in Duitsland vonden naar aanleiding van de Reformatie schermutselingen plaats. Dit leidde zelfs tot de
oprichting van het Schmalkaldisch Verbond in 1531, waarin Duitse protestantse vorsten ijverden voor de erkenning
van de nieuwe Duitse godsdienst, het lutheranisme. Hoewel dit aanvankelijk succesvol leek, wist de keizer in 1541
landgraaf Filips I van Hessen voor zich te winnen en later ook hertog Maurits van Saksen. Omdat de
Schmalkaldische Bond nu verlamd was, besloot de keizer het religievraagstuk met geweld op te lossen en voerde in
1546 en 1547, verbonden met de paus, Beieren en enkele protestantse vorsten de Schmalkaldische Oorlog, die de
bond verloor. Evenwel werd in 1555 de Godsdienstvrede van Augsburg getekend, die uitging van het principe cuius
regio, eius religio, van wie het land is, is ook de godsdienst. Dit hield in dat iedere rijksvorst besliste welke
godsdienst in zijn gebied opgelegd werd en dat hij daarom ook de kerkgoederen mocht beheren. De godsdienstvrede
maakte definitief en officieel een einde aan de geloofseenheid in het Heilige Roomse Rijk, waarvan feitelijk al enige
tijd geen sprake meer was.
Hoewel de oorlog en de daaropvolgende vrede niet direct te maken hadden met de Nederlanden, werd hierdoor wel
heel duidelijk dat het mogelijk was af te wijken van het rooms-katholieke geloof. Vooral in de Zuidelijke
Nederlanden kreeg het protestantisme naar de leer van Zwitserse theoloog Johannes Calvijn (calvinisme) grote
aanhang. Het lutheranisme, dat aanvankelijk sterker stond in het noorden en vooral het oosten van de Nederlanden,
werd er in de tweede helft van de 16e eeuw door verdrongen.
In 1550 vaardigde keizer Karel V in de Nederlanden het Bloedplakkaat uit. Hiermee werd het drukken, schrijven,
verspreiden en bezitten van ketterse boeken en afbeeldingen, het bijwonen van ketterse bijeenkomsten, het prediken
van een tegendraadse religie en het huisvesten van ketters, met de doodstraf en inbeslagname van alle goederen
beantwoord. Een derde van de vervolgden waren anabaptisten. Omdat ze zo sterk aan hun geloof vasthielden,
wachtte hen de brandstapel.
De lokale machthebbers, zoals de adel en de stadsbesturen, bleven weliswaar overwegend katholiek, maar stonden
een veel gematigder beleid voor om ongeregeldheden met de grote protestantse minderheid te voorkomen. Vooral in
de gewesten die ver van Brussel, sinds 1531 het regeringscentrum, gelegen waren, werd de anti-ketterijwetgeving
vrijwel niet uitgevoerd. Dit was bijvoorbeeld het geval in Friesland, waar na 1559 de wetgeving zelfs helemaal niet
meer werd toegepast. In Groningen werd het Bloedplakkaat van 1550 niet eens afgekondigd. Maar ook in
Amsterdam werd tussen 1553 en 1567 geen enkel doodvonnis uitgevoerd. In Vlaanderen echter wist de inquisiteur
Pieter Titelmans vele ketters op te pakken om deze tot de doodstraf te laten veroordelen.
In 1559 vaardigde paus Paulus IV de bul Super universas uit waarin een nieuwe bisschoppelijke indeling van de
Nederlanden werd beschreven. Dit was een bijzonder impopulair plan, omdat men verwachtte dat hiermee ook de al
bekende inquisitie vervangen zou worden door de Spaanse Inquisitie. Hierover deden gruwelijke verhalen de ronde,
die niet noodzakelijk waren gebaseerd op de realiteit, de zogenaamde zwarte legende, maar waarvan de geuzen wel
profiteerden.

157

Tachtigjarige Oorlog

158

Constitutioneel probleem
De religieuze tegenstellingen legden het constitutionele probleem
bloot: had de koning absolute macht, of moest hij samenwerken met de
hoge adel en de Staten-Generaal? De stadhouders en de hoge adel
hadden onder Karel V en zijn zuster, landvoogdes Maria van
Hongarije, veel van hun macht moeten inleveren ten bate van
ambtelijke juristen. Na het aantreden van Margaretha van Parma als
landvoogdes richtte de hoge adel, o.a. Oranje, Egmont en Horne, zich
vooral tegen haar adviseur Granvelle. Op 23 juli 1561 schreven Oranje
en Egmont hun eerste protestbrief aan Filips. Nadat er een jaar later
geen verandering was opgetreden, sloten zij zich aaneen in de Liga
tegen Granvelle. In 1563 sloot Horne zich aan bij de tweede
protestbrief. In 1564 wisten ze Granvelle weg te werken, waarna hun
invloed op de landvoogdes toenam. Hierna konden zij zich weer meer
richten op de godsdienstkwesties.
Willem van Oranje, de invloedrijkste edelman in
de Nederlanden.

Economie

Economisch waren er in die tijd grote problemen. De Spaanse


staatsschuld was opgelopen van twee miljoen gulden in 1544 tot zeven miljoen in 1556. In 1557 schortte Filips II de
rentebetalingen op. Dit was een van de eerste van een serie Spaanse staatsbankroeten en had als gevolg dat de
Zuid-Duitse bankiers en Antwerpse kleine spaarders geruneerd waren.
Vlaanderen en Artesi waren in deze tijd sterk gendustrialiseerd, waarbij de lakennijverheid domineerde. Deze was
sterk afhankelijk van de wolimport uit Engeland en blokkade hiervan zorgde direct voor een grote werkloosheid
onder handelaren en ambachtslieden. In de eeuwen daarvoor had dit al geregeld voor opstanden gezorgd en ook nu
was er weer een handelsoorlog met Engeland, waardoor de Engelse wolstapel in 1563 uit Antwerpen was gehaald.
Daarnaast viel door de zware winter in 1564 de oogst in Frankrijk en de Nederlanden tegen. Door de Zevenjarige
Oorlog tussen Denemarken en Zweden werd eind april 1565 de Sont ook nog eens gesloten. Hoewel deze na twee
maanden weer geopend werd onder druk van Polen - die op dat moment bondgenoot van Denemarken was en de
handel op Danzig verstoord zag - zorgde de mede door speculaties gestegen graanprijs voor een hongersnood. Deze
combinatie van economische malaise, particularisme en religieuze onderdrukking zorgde voor grote onlusten.

Machtsoverdracht
Met de Transactie van Augsburg van 1548 had Karel V de uitbreiding van zijn bezittingen in de Nederlanden
bezegeld door de erkenning van de Zeventien Provincin als Bourgondische Kreits binnen het Heilige Roomse Rijk.
In 1549 had hij met de Pragmatieke Sanctie bepaald dat de Zeventien Provincin steeds als n geheel overgerfd
moesten worden. In 1555 droeg Karel de regering van de Nederlanden over aan zijn zoon Filips II. De meeste
vorsten bleven aan tot hun dood en mogelijk voorzag hij de oppositie tegen de onbekende Filips. Karel leunde bij
deze plechtigheid op de schouder van Willem van Oranje.
Was het onder het gezag van Karel alleen in 1554 in Antwerpen tot onlusten gekomen, onder zijn zoon zou een einde
komen aan de opgebouwde eenheid.

Tachtigjarige Oorlog

Begin van de opstand (1566-1576)


Smeekschrift der Edelen
Nadat Filips II de onverkorte tenuitvoerlegging van de ketterplakkaten
beval aan Margaretha in de brieven uit het bos van Segovia, verbond
de lagere adel zich in 1565 in het Eedverbond der Edelen. Deze edelen
boden in 1566 - het wonderjaar of hongerjaar - op 5 april de
landvoogdes een smeekschrift aan om tot verzachting van de
vervolgingen te komen. Bij die gelegenheid zou Karel van Berlaymont
tegen Margaretha N'ayez pas peur Madame, ce ne sont que des gueux
(Wees niet bang mevrouw, het zijn slechts bedelaars) gezegd hebben,
waarna de edelen dit overnamen als erenaam en geuzenpenningen en
bedelnappen gingen dragen. De baron van Montigny, die in 1562 al als
woordvoerder naar Spanje was afgereisd, bracht de boodschap, nu met
de markies van Bergen op Zoom, naar de koning. Beiden overleden
daar in gevangenschap, Montigny zeer waarschijnlijk door wurging.
Gedurende de tijd die nodig was om met Filips in Spanje te
Filips II, koning van Castili en Aragon (Spanje)
communiceren over het smeekschrift, schortte Margaretha van Parma
en heer der Nederlanden.
de vervolgingen op, wat door de lokale bestuurders ruimer werd
genterpreteerd dan zij bedoeld had. Naar aanleiding hiervan keerden gevluchte protestanten terug, waarna zij tussen
mei en augustus begonnen met hagenpreken. Vanaf 10 augustus tot oktober vond de Beeldenstorm plaats, waarbij
protestanten de katholieke kerken binnendrongen en de beelden en afbeeldingen van rooms-katholieke heiligen
vernietigden. Op 20 augustus bereikte deze Antwerpen en twee dagen later Mechelen. De schutterijen in veel steden
weigerden op de eigen burgers te schieten, wat zorgde voor een machtsprobleem voor de stadsbesturen, waarna
Margaretha op 23 augustus de calvinistische erediensten weer toestond nadat het Eedverbond der Edelen had
toegezegd zichzelf op te heffen. Egmont wist in zijn Vlaanderen de rust te herstellen, net als Oranje in Antwerpen.
Op 3 oktober bespraken Oranje, Lodewijk van Nassau, Egmont en Horne in Dendermonde of zij de wapens op
zouden nemen tegen de landvoogdes, maar Egmont weigerde zover te gaan, waarop Oranje afzag van verdere actie.
Hendrik van Brederode wilde wel zover gaan en versterkte zijn bolwerk Vianen, terwijl de calvinistische bolwerken
Doornik en Valencijn - waar veel Hugenoten naar waren gevlucht vanwege de Hugenotenoorlogen in Frankrijk - hun
poorten sloten voor de regeringstroepen. Ook Amsterdam, Antwerpen, 's-Hertogenbosch en Maastricht werden door
opstandelingen bezet.[2]

159

Tachtigjarige Oorlog

160

Eerste vijandelijkheden
Toen de calvinisten die Valencijn bezetten weigerden een
regeringsregiment binnen de muren toe te laten, werden zij op 17
september 1566 door het regeringsleger tot rebel verklaard, wat op 14
december door de regering in Brussel werd bevestigd, terwijl de
koninklijke troepen op 6 december reeds begonnen waren de stad te
belegeren. Op 27 december 1566 werden Vlaamse calvinisten en
geuzen, die trachtten Valencijn te ontzetten, uitgemoord in Wattrelos.
In januari 1567 werd Doornik door regeringstroepen belegerd en
veroverd. Oranje, Horne en Brederode weigerden intussen opnieuw de
eed van trouw af te leggen die Margaretha van alle Nederlandse edelen
Met de succesvolle belegering van het Waalse
eiste. Op 13 maart verloren de geuzen onder leiding van Jan van
Valencijn werd de eerste opstand door Spanje
Marnix de Slag bij Oosterweel, waarbij Willem van Oranje, die toen
gebroken.
nog gouverneur van Antwerpen was, verbood hulp te bieden aan de
geuzen en de stadspoorten sloot. Burgemeester Antoon Van Stralen wist een dag later het oproer in Antwerpen te
bedaren. Op 24 maart viel Valencijn, en toen de andere opstandige steden tegen mei ook heroverd waren op de
rebellen, leek de opstand voorbij[2]. Op 15 april vertrok Willem van Oranje uit Breda naar zijn geboorteplaats, het
Duitse Dillenburg, vanwaar hij later zelfs Alva zijn diensten aanbood.

Komst van de hertog van Alva


Filips II besloot dat de harde lijn gevolgd moest worden - ook om te
voorkomen dat het voorbeeld gevolgd zou worden in de Spaanse
gebieden in Itali - en op 29 november 1566 stelde hij de hertog van
Alva aan als landvoogd van de Nederlanden om de opstand te
beteugelen. De bijnaam van Alva was de ijzeren hertog[3], een naam
die hij eer aandeed gezien zijn brute optreden.
Toen Alva in augustus 1567 in Brussel aankwam, was er door de
tolerante politiek een goede kans dat de opstand zou bedaren. In plaats
van de opstand te onderdrukken, was de legering van tienduizend
vreemde troepen in de Vlaamse en Brabantse steden door Alva dan ook
eerder een provocatie. Hij voerde meteen de drie opdrachten van Filips
uit, namelijk de opstandelingen straffen, ervoor zorgen dat alleen het
katholieke geloof in de Nederlanden beleden zou worden en
centralisatie van het bestuur invoeren. In de praktijk kwam dit neer op
een bestraffing van de Beeldenstormers, het instellen van nieuwe
bisschoppen in bepaalde bisdommen en het doorvoeren van de
besluiten van het Concilie van Trente.

De hertog van Alva, Spaans legeraanvoerder.

Hij nodigde de edelen van de opstandige gebieden uit voor een gesprek. De meeste edelen doorzagen dat het een list
was. Op 9 september werd de op de vlucht geslagen Antoon Van Stralen opgepakt en later ter dood veroordeeld. Een
dag later werden Egmont en Horne gevangengenomen toen zij als weinigen wel op kwamen dagen bij Alva. Later
werden beiden op beschuldiging van hoogverraad door de Raad van Beroerten ter dood veroordeeld. Nadat op 1 juni
de eerste achttien edelen werden onthoofd op de Grote Markt van Brussel, volgden Horne en Egmont op 5 juni 1568,
wat tot grote onrust onder de bevolking leidde.

Tachtigjarige Oorlog

Oranjes eerste invasie


Zie Oranjes eerste invasie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1568 probeerde Willem van Oranje, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, Alva te verdrijven uit Brussel.
Het ging hier nadrukkelijk om een opstand tegen Alva en niet tegen de koning. Het vers uit het Wilhelmus, dat
omstreeks deze tijd geschreven werd, herinnert hieraan: De koning van Hispanje heb ik altijd geerd. Oranje en zijn
bondgenoten deden dat jaar drie verschillende invallen. In april werd de Slag bij Dalheim door Joost de Soete
verloren. Maar de Slag bij Heiligerlee op 23 mei 1568 was de eerste overwinning van de troepen van Willem van
Oranje (aangevoerd door Lodewijk van Nassau) op die van Alva.
Er was echter nog weinig steun voor Oranje - geen enkele stad verkoos zich aan te sluiten bij de opstand. Bovendien
liet Alva op 5 juni de edelen Egmont en Horne onthoofden om het volk schrik aan te jagen, waarna hij naar het
noorden trok en Lodewijk van Nassau versloeg in de Slag bij Jemmingen. Na deze nieuwe nederlaag deed Willem
van Oranje in oktober zelf nog een inval, maar faalde om slag te leveren met Alva op het Lanakerveld, en bij
Geldenaken werd Oranje uiteindelijk verpletterend verslagen. Dit beindigde voorlopig zijn pogingen om de
Nederlanden te bevrijden, terwijl Alva de orde herstelde.

Alva's maatregelen en de Geuzenplunderingen


Behalve de Raad van Beroerten voerde Alva ook belastingen in. De kosten van het bestuur en de verdediging van de
Nederlanden werden namelijk voor een groot deel gefinancierd door Spanje, en Filips II wilde dat de Lage Landen
deze kosten zelf gingen dragen. Onder dreiging van Alva stelden de provinciale staten voor om een aantal nieuwe
belastingen in te voeren, zoals de Honderdste Penning, de Twintigste Penning en de controversile Tiende Penning,
die veel weerstand opwekte. De Watergeuzen, op dat moment een stel zeerovers met een kaperbrief van Willem van
Oranje, profiteerden hiervan. Bij gebrek aan een eigen marine zag Willem in de Geuzen een nieuwe mogelijkheid de
troepen van Alva te verslaan en verleende hun het recht zijn oranje-wit-blauwe vlag te voeren. Kaperij was in die tijd
een gebruikelijke aanvulling van de maritieme macht van veel vorsten.
De watergeuzen zorgden voor de bevoorrading van de troepen tijdens de Slag bij Heiligerlee en kaapten Hollandse
schepen. Daarop gaven Alva en Bossu opdracht om schepen uit te rusten om tegen de geuzen op te trekken. Tijdens
de eerste zeeslag van de opstand die volgde, behaalde de sterkere geuzenvloot een overwinning op het Hollandse
eskader van viceadmiraal Franois van Boshuizen in de Zeeslag op de Eems. Aangezien de commandant van de
watergeuzen, Louis de Bergues, broer van Dolhain, tegen de afspraken in neutrale schepen bleef overvallen,
benoemde Willem van Oranje in augustus 1570 Lumbres uit Artesi als admiraal, de eerste van de gehele
geuzenvloot. Lumbres had contacten met Elizabeth I van Engeland. De geuzen mochten ook gebruikmaken van
Engelse havens. Lumbres was geen zeeman, maar moest met zijn diplomatieke gaven van de geuzen een eenheid
maken. Ondanks plannen voor een grootscheepse aanval kwam men niet verder dan de verovering van Texel onder
leiding van Lancelot van Brederode, broer van Hendrik van Brederode.
In het voorjaar van 1571 plunderden de geuzen Monnickendam, Schellingwoude en omgeving. Als reactie hierop
werd een deel van de Spaanse soldaten in Utrecht naar Holland overgebracht en op 21 mei liet Alva elf schepen
uitvaren onder Boshuizen, die een maand later de geuzen versloeg bij Emden. De hoofdmacht van de geuzen in het
Kanaal ontvluchtte Boshuizen naar Dover.
Voor de tweede keer waren er plannen voor een grote aanval met behulp van Karel IX van Frankrijk, de Hugenoten
en Elizabeth I, waar echter niets van kwam, doordat veel kapiteins meer voordeel zagen in de kaapvaart. Lumbres
trok zich daarom terug en werd opgevolgd door Willem van der Marck, bekend als Lumey.

161

Tachtigjarige Oorlog

162

De Geuzenopstand en Oranjes tweede invasie


Zie Geuzenopstand en Oranjes tweede invasie voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Ondertussen wilde Elizabeth de relaties met Spanje verbeteren en


verdreef de geuzen uit de Engelse havens. Een van de gevolgen was de
verovering van het stadje Den Briel op 1 april 1572, door de
watergeuzen onder aanvoering van Lumey en Bloys van Treslong door
de Noordpoort. Het wordt wel gezien als het begin van de opstand in
de Nederlanden, maar voor Alva was het verlies van Vlissingen op 6
april schokkender. Op 14 april deed Willem van Oranje een oproep aan
de inwoners van de Nederlanden om in verzet te komen tegen het
bestuur van de hertog van Alva.[4] Hij had intussen zijn broer Lodewijk
aangesteld tot leider van de geuzen. De bedoeling was dat de geuzen
enkele steden innamen en dat tezelfdertijd een nieuw invasieleger de
Nederlanden binnenviel. Eind mei 1572 vielen de steden Valencijn en
Bergen in Henegouwen in handen van de Geuzen. Een maand later,
juni 1572, sloot Enkhuizen zich aan bij de opstandelingen. Later
volgden de meeste steden in Holland en Zeeland. Middelburg, Goes en
Amsterdam bleven trouw aan Alva. Brugge werd door de Geuzen wel
aangevallen, maar ze slaagden er niet in de Vlaamse stad te veroveren.
Bovendien zorgde de Bartholomeusnacht op 24 augustus te Parijs dat
men voorlopig niet meer op Franse steun hoefde te rekenen. De zoon
van Alva, Fadrique lvarez de Toledo zet een tegenoffensief in. De
steden Mechelen en Zutphen werden veroverd, leeggeplunderd en
verkracht. De waanzin bereikt een hoogtepunt in het bloedbad van
Naarden. Slechts 60 burgers zouden de slachtpartij hebben overleefd.[5]
Alva en Don Frederik richtten zich vervolgens op de belegering van
Haarlem, terwijl Willem van Oranje en de Watergeuzen Amsterdam
blokkeerden in een poging om de Haarlemse belegering te breken. Er
werd gevochten in Diemen, op de Zuiderzee en het Haarlemmermeer
en bij Muiden.

De inname van Den Briel door de watergeuzen.


(Frans Hogenberg)

De in 1572 door Geuzen en Oranjes huurlingen

Doordat Den Briel, Vlissingen en Enkhuizen zich bij de opstand


ingenomen steden.
hadden aangesloten, hadden de rebellen de controle over de
handelsroutes. Een ander gevolg was dat de watergeuzen niet meer hoefden rond te zwerven. Daarentegen vielen ze
nu onder de magistraten van deze steden, die zorgden voor de financiering van de opstand. Op de eerste vrije
vergadering van de Staten van Holland - waarop Willem van Oranje werd bevestigd als stadhouder - werd besloten
alle commissiebrieven in te trekken. Ook probeerde men zich te ontdoen van de ongedisciplineerde elementen die de
opstand schade berokkenden door hun gedrag. Op grote schaal werden namelijk katholieke burgers en geestelijken
vermoord en kloosters geplunderd, dit alles tot woede van Willem van Oranje. Uiteindelijk liet hij Lumey ontslaan
voor zijn aandeel in de moord op de Martelaren van Gorcum. Een gevolg van de terreur was dat er van een
volksopstand al snel geen sprake meer was en katholieken steeds meer terugkeerden naar het Spaansgezinde kamp.
Dit alles zorgde ervoor dat in 1573 de watergeuzen niet meer als n groep bestonden.
In een vergadering van de Staten van Holland werd nogmaals bevestigd dat Willem van Oranje stadhouder van de
koning was. Nog altijd was de opstand alleen gericht tegen Alva en niet tegen het koninklijke gezag. Willem van den
Bergh, een zwager van Willem van Oranje, veroverde ondertussen grote delen van Gelderland en het graafschap
Zutphen en Overijssel, waaronder Doesburg, Bredevoort, Doetinchem, Zutphen, Harderwijk, Zwolle en Kampen.

Tachtigjarige Oorlog
Ook Friesland schaarde zich geheel achter Oranje. Later dat jaar volgde nog de inname van steden als Mechelen,
Dendermonde en Leuven.
Door Alva werd het verzet getypeerd als een opstand, niet als een oorlog. In 1572 berichtte Lodewijk van Nassau aan
zijn broer Willem dat de hertog van Alva zeer verbaasd is ... dat de steden zo in opstand komen (les villes se
revoltent ainsi). In brieven, kronieken en dagboeken uit die tijd wordt gesproken over verzet, afzwering van de
landsheer enzovoorts.
Na de zes jaar durende harde lijn van Alva, bleek deze averechts gewerkt te hebben. De opstand was niet
neergeslagen, maar de repressie had wel gezorgd voor een groeiende onvrede onder aanvankelijk nog gematigde
onderdanen. In 1573 werd Alva dan ook teruggehaald naar Spanje. Hij werd op 17 oktober opgevolgd door de
gematigder Requesens.

Externe invloed
Voor het verloop van de Opstand was niet alleen de situatie in de Nederlanden van belang; Spanje stond in het
Middellandse Zeegebied onder druk van het Ottomaanse Rijk, dat net als Spanje in die tijd op het hoogtepunt van
zijn macht was. Een oude vriend van Willem van Oranje uit Antwerpen, de jood Josef Nasi, was adviseur geworden
van de sultan in Istanboel.[6] Toen in 1566 de Beeldenstorm Antwerpen bereikte, stuurde Sleyman I in oktober een
brief aan de vergadering te Antwerpen, waarin hij de opstandelingen financile en militaire hulp aanbood, opdat zij
samen tegen de Spanjaarden zouden strijden. Kort daarna stierf hij. De Turkse vlaggen van de Watergeuzen en hun
geuzenpenningen met de tekst 'Liever Turks dan paaps', die zij ook vanaf het jaar 1566 droegen met een Turkse
halve maan, verwijzen naar dit aanbod. In 1568 stuurde Willem van Oranje een delegatie naar de nieuwe sultan,
Selim II, om de samenwerking voort te zetten. De Turken hadden op dat moment echter al hun krachten nodig tegen
Ivan de Verschrikkelijke in de Russisch-Turkse Oorlog, die duurde tot 1570. In dat jaar wist Nasi met de hulp van
Lala Kara Mustafa Pasha Selim te bewegen Cyprus te veroveren, tegen de wil van grootvizier Mehmet Sokollu in, de
machtigste man aan het hof. Het Ottomaanse Rijk leed in 1571 een grote nederlaag in de slag bij Lepanto tegen de
Heilige Liga, die bestond uit Spanje, de republiek Veneti, de Kerkelijke Staat, de republiek Genua, Savoye en de
orde van Malta. Dat was echter geen definitieve nederlaag, want de Heilige Liga viel al in 1573 weer uiteen. In
datzelfde jaar verloren de Venetianen Cyprus aan de Ottomanen. In 1574 heroverden de Ottomanen Tunis op de
Spanjaarden. Het zou nog meer dan een eeuw duren voordat het Ottomaanse Rijk definitief tot de terugtocht werd
gedwongen. De Ottomaanse druk verhinderde Spanje zich volledig te richten op het neerslaan van de opstand in de
Nederlanden.

Mookerheide, Alkmaars en Leidens ontzet, vredesoverleg


Vrijwel direct na hun nederlaag bij Alkmaar omsingelden de
Spanjaarden Leiden. Tijdens dat beleg veroverden de legers van de
prins Middelburg (9 februari 1574). Ook werd wederom een
vlootoverwinning op de Spanjaarden behaald, ditmaal op de
Oosterschelde (zie Slag bij Vlissingen). De legers van de prins konden
echter niets doen om Leiden te ontzetten. Lodewijk van Nassau
probeerde met financile steun van zijn broer Jan en de Fransen een
Duits invasieleger op de been te brengen. Het Spaanse leger rondom
Leidens ontzet nadat de stad vanaf 1573 een jaar
Leiden gaf tijdelijk de omsingeling op, om het nieuwe leger tegen te
lang werd belegerd door Spanje.
houden. Op 14 april 1574 vond op de Mookerheide een slag plaats
tussen het leger van Lodewijk van Nassau en het Spaanse leger.
Lodewijk van Nassau en zijn broer Hendrik van Nassau sneuvelden.
De verslagenheid over de nederlaag op de Mookerheide en het sneuvelen van twee van Willems broers was groot.
De Spanjaarden hervatten het beleg van Leiden. De Leidenaren weigerden zich over te geven, waarna opnieuw

163

Tachtigjarige Oorlog
besloten werd de dijken door te steken. Na twee maanden, op 3 oktober 1574 stond het water rondom Leiden zo
hoog dat de Spanjaarden hun beleg moesten opgeven. De Geuzen werden op platte schuiten over het ondergelopen
land als overwinnaars binnengehaald, daarbij haring en wittebrood uitdelend aan de uitgehongerde bevolking. Tot op
de dag van vandaag wordt het ontzet zowel in Alkmaar als in Leiden jaarlijks gevierd. In Leiden werd op initiatief
van Willem van Oranje kort daarna, op 8 februari 1575, de universiteit gesticht, die overigens wel was opgedragen
aan Filips II. Deze was immers nog niet afgezworen als staatshoofd; de opstand ging in principe slechts over herstel
van geschonden autonome rechten van de provincies. Tijdens de belegering maakte predikant Adriaen Taling
bezwaar tegen de spreuk op de noodmunt, haec libertatis ergo (dit is om de vrijheid). Hij vroeg zich af waarom daar
geen haec religionis ergo (dit is om de religie) op stond. Duidelijk bleek dat er onenigheid was over het doel van de
opstand.
De Spaanse bevelhebber Don Requesens probeerde een vredesverdrag te sluiten. Om de opinie gunstig te stemmen,
schafte hij de Tiende Penning en de Raad van Beroerten af. Ook werd de opstandelingen amnestie beloofd, maar
omdat hierop weer driehonderd uitzonderingen werden gemaakt, was dit vermoedelijk geen serieus aanbod. Op 3
mei 1575 vonden in Breda onderhandelingen plaats. Hier bleek echter hoe sterk de opstand het karakter van een
godsdienstoorlog had gekregen: de onderhandelingen liepen stuk op godsdienstige eisen. Zo eisten de Spanjaarden
dat de protestanten het land zouden verlaten en eisten de opstandelingen dat alle bisschoppen zouden vertrekken. Na
het mislukken van de onderhandelingen werd de strijd in alle hevigheid voortgezet. Oudewater en Schoonhoven
werden door de Spanjaarden veroverd. In de herfst van dat jaar viel ook Zierikzee. De stad Woerden werd door de
Spanjaarden belegerd, maar door het doorsteken van de dijken werden de Spanjaarden, na elf maanden, verdreven.

Algemene opstand (1576-1579)


Pacificatie van Gent
Door het verlies van de steden leek de situatie voor de opstandelingen
hopeloos. Maar vrij onverwacht keerden de kansen: op 1 september
1575 werd Spanje voor de tweede keer bankroet verklaard, en hierdoor
moest er bezuinigd worden op de soldij van de troepen. Bovendien
overleed Requesens onverwacht op 1 maart 1576 zonder een opvolger
te hebben aangewezen. Door de achterstallige soldij en het ontbreken
van een leider, begonnen Spaanse troepen te deserteren en te muiten.
Zierikzee en Aalst werden door plunderende troepen leeggeroofd,
Mechelen en Brussel werden bedreigd. De Staten van Henegouwen en
De Spaanse Furie, de plundering van Antwerpen
Brabant riepen begin september de Staten-Generaal bijeen en knoopten
door muitende Spaanse troepen vanwege het
onderhandelingen aan met de opstandige gewesten Holland en
uitblijven van soldij.
Zeeland. Dit was uitzonderlijk omdat de Staten-Generaal niet op eigen
initiatief mochten vergaderen, en bovendien trachtten de gematigden
en radicalen samen te werken. In Gent werden eind oktober afspraken gemaakt tussen de opstandige en de
koningsgetrouwe gewesten over het verdrijven van de muitende Spaanse troepen. De godsdienstige
meningsverschillen hoopte men later op te lossen.
Op 4 november trokken Spaanse troepen moordend en plunderend Antwerpen binnen. Achtduizend Antwerpenaren
vonden de dood en duizenden gebouwen gingen in vlammen op in de Spaanse Furie. Een storm van
verontwaardiging over deze gruweldaad raasde door de Nederlandse steden, waar nu in grote omvang opstanden
uitbraken. Na deze zoveelste plundering werd de Pacificatie van Gent meteen ondertekend en op 8 november 1576
afgekondigd. De Nederlanders leken zich weer verenigd te hebben in hun verzet. Op 9 november werden de
Spanjaarden verdreven uit Gent, waarop vele andere steden volgden: in 1577 maakten opstandelingen zich meester
van de steden Antwerpen, Brussel, Breda, Eindhoven, Groningen, Goes, Haarlem, Maastricht, Steenbergen, Utrecht

164

Tachtigjarige Oorlog

165

en Valencijn. De regeringstroepen moesten zich in veel plaatsen op bevel van de nieuwe landvoogd don Juan van
Oostenrijk terugtrekken.

Unie van Brussel


Filips II stuurde zijn halfbroer Don Juan - een bastaardzoon van keizer
Karel V, die in 1571 tijdens de Slag bij Lepanto de Turkse vloot had
verslagen - naar de Nederlanden. De Staten-Generaal probeerden met
hem tot een overeenkomst te komen. Op 7 januari 1577 werd de Unie
van Brussel gesloten tussen de gewesten die de Pacificatie erkenden
(alle Nederlanden behalve Luxemburg). Zij stelden de eisen van de
Pacificatie samen in het Eeuwig Edict, en legden deze voor aan de
nieuwe landvoogd Don Juan. Deze besloot op 12 februari het edict te
tekenen vanwege de ernst van de situatie en erkende hiermee de
Pacificatie van Gent. De Staten-Generaal erkenden op hun beurt
nogmaals de koning en beloofden zich sterk te maken voor het behoud
van het rooms-katholieke geloof in de provincies. Don Juan zou
landvoogd worden en de Spaanse troepen zouden zich (tegen betaling)
terugtrekken. Op 6 april tekende ook Filips II de overeenkomst, echter
niet uit overtuiging. In feite betekende het edict een wapenstilstand van
enkele maanden.

Don Juan, die de Ottomanen bij Lepanto had


verslagen, bond nu de strijd aan met de
Nederlandse opstandelingen.

De Spaanse troepen begonnen zich eind april 1577 terug te trekken. Maar na enkele maanden, op 24 juli, nam Don
Juan de Citadel van Namen in, wat een breuk met het edict was. Het begon ernaar uit te zien dat er geen vreedzame
oplossing zou komen en op 31 augustus beval Filips II bovendien dat de Spaanse troepen terug moesten keren naar
de Nederlanden.
Willem van Oranje liet zich op 24 september 1577 triomfantelijk binnenhalen in Brussel, om het volk zijn steun te
betuigen tegen de Spanjaarden. Dit was een vrij revolutionaire daad, maar het volk steunde hem en bood hem zelfs
de titel 'Ruwaard van Brabant' aan, die vroeger werd gegeven aan een plaatsvervanger van de hertog, als deze niet in
staat bleek (goed) te regeren.
De Staten-Generaal moesten snel vergaderen over wat te doen tegen het nieuwe offensief van Don Juan, maar dat
was niet gemakkelijk: men was onderling vooral verdeeld over godsdienstige kwesties, en het vormen van n
gezamenlijk leger ging uiterst moeizaam. Op 28 oktober vond er bovendien een staatsgreep van radicale calvinisten
plaats in Gent, die begonnen aan gewelddadige bekeringen onder de bevolking, wat katholieken en gematigde
protestanten afschrikte en het Willem van Oranje nog moeilijker maakte eenheid te smeden.
In januari 1578 kwam Alexander Farnese, zoon van
Margaretha van Parma en de latere hertog van Parma, met
verse troepen Don Juan ondersteunen. Op 31 januari behaalde
Farnese een verpletterende overwinning op het Staatse leger
in de Slag bij Gembloers, ten zuidoosten van Brussel. Na de
slag werd Leuven ingenomen. Hierdoor werden de
Staten-Generaal nog verder verdeeld tussen voor- en
tegenstanders van de opstand.
Gembloers was een grote Spaanse overwinning die de
rebellen diep verdeelde.

Don Juan schreef aan Filips II dat Oranje feitelijk de macht


had in de Nederlanden. De gewesten erkenden hem niet meer

Tachtigjarige Oorlog

166

als landvoogd, maar stelden in zijn plaats de aartshertog Matthias van Oostenrijk, neef van Filips II, aan. Dit was
tegen de zin van Filips II, voor wie Don Juan nog gewoon landvoogd was. Matthias van Oostenrijk was nog erg jong
en politiek onervaren, zodat hij in de praktijk weinig in te brengen had tegen Willem van Oranje. In de volksmond
werd hij spottend de griffier van de prins genoemd. De Spaanse troepen bedreigden Brussel en de Staten-Generaal
besloten zich terug te trekken naar Antwerpen. Op 1 oktober 1578 overleed Don Juan in zijn legerkamp nabij Namen
op 33-jarige leeftijd aan tyfus, nadat hij Farnese aangewezen had als zijn opvolger.
Intussen werd in op 26 mei 1578 in Amsterdam de Alteratie ingevoerd, waarmee de katholieke stadsregering werd
afgezet. Amsterdam was in 1578 een belangrijke stad die nog niet tot de prins was overgegaan. De oorlog was
kostbaar en een aantal steden dreigde af te haken. Tijdens de Satisfactie verzoende de stad zich met de overige steden
van Holland.

De scheuring: Atrecht en Utrecht


Het doel van de Pacificatie van Gent was het verenigen van de
Nederlanden in de strijd tegen Spanje. Echter, al vrij snel begonnen de
meningsverschillen op te spelen. Behalve de godsdienstige conflicten,
speelde ook mee dat ieder gewest vooral voor zijn eigen belangen
opkwam. Zo werd de toegangsweg naar de Antwerpse haven door
Zeeland en Holland geblokkeerd: alleen tegen betaling werden schepen
doorgelaten.
De zuidelijke gewesten Artesi en Henegouwen en de Franstalige
Vlaamse stad Dowaai sloten op 6 januari 1579 de Unie van Atrecht,
waarin zij zich weer onder het gezag van de koning schaarden. In de
Unie van Atrecht werd wel afgesproken dat de buitenlandse troepen
zich terug dienden te trekken. In het traktaat van Atrecht van 17 mei
1579 erkenden dezelfde gewesten Farnese als landvoogd. Deze begon
het 'Project van Reconciliatie', waarbij hij onderzocht of de gewesten
zich werkelijk wilden overgeven, en nog enkele praktische zaken. Dit
rondde hij af op 4 oktober waarmee de Waals-Picardische gewesten
weer onder Spaans gezag waren.

De Unies van Utrecht en Atrecht.

Op 23 januari 1579 tekenden Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en de Ommelanden een eigen verdrag, de Unie
van Utrecht. In de daaropvolgende maanden sloten ook de andere noordelijke provincies en veel steden in Brabant
en Vlaanderen zich daarbij aan. Gent, Brussel en Antwerpen werden bestuurd door "calvinistische republieken".
Willem van Oranje was aanvankelijk tegen deze Unie, omdat het in feite een afscheuring was en hij nog altijd
geloofde in een verenigd Nederland. Feitelijk vielen ook de Staten-Generaal uiteen in een noordelijke ("Utrechtse")
en een zuidelijke ("Atrechtse") vergadering. Op 3 mei 1579 ondertekende Willem echter een steunverklaring aan de
Unie van Utrecht. Deze wordt gezien als de oprichting van de Verenigde Provincin, die overigens pas na de Vrede
van Mnster op 15 mei 1648 internationaal werd erkend.

Tachtigjarige Oorlog

167

Vredesoverleg in Keulen
Op uitnodiging van keizer Rudolf II
begonnen
in
mei
1579
vredesonderhandelingen in Keulen. De
Spanjaarden eisten dat de protestanten zich
terugtrokken uit de Nederlanden en dat de
politieke situatie van vr 1559 werd
hersteld. Van de kant van de koning
verwachtte men niet dat de opstandelingen
hierop in zouden gaan, maar hoopte men
hen op het slagveld te dwingen. Parma
veroverde intussen in juni 1579 Maastricht,
en de stadhouder van Groningen, Friesland
en Drenthe, de graaf van Rennenberg, sloot
zich in 1580 weer aan bij de koning.
Hiermee gingen Coevorden, Groningen,
Grol en het toch al weerspannige katholieke
Oldenzaal verloren. Alleen in Friesland
konden de opstandelingen hun posities
behouden. Toen Rennenberg in 1581
overleed, werd hij vervangen door de
Spanjaard Francisco Verdugo.
Gesteund door deze militaire successen
besloot Filips II zich te richten op de oorlog
tegen Portugal. Hij liet Willem van Oranje
op 15 juni 1580 vogelvrij verklaren: hiermee
raakte Willem van Oranje definitief
vervreemd van de Spaanse troon. Op 13
december bood Oranje daarop zijn Apologie
aan de Staten-Generaal aan, waarin hij zich
voor het eerst openlijk afzet tegen Filips II
in plaats van tegen diens landvoogd.

Hoewel indianen bij wet als onderdanen van de


koning gelijk waren aan Europeanen, had de
eigenlijke behandeling van de indianen in de
Nieuwe Wereld in Spanje zelf al voor kritische
geluiden gezorgd. In de Nederlanden werd dit
gebruikt om de opstand te rechtvaardigen. In
1552 kwam Brevssima relacin de la
destruccin de las Indias uit van Bartolom de las
Casas, bedoeld om de Spaanse koning aan te
zetten tot het sturen van meer ambtenaren om de
wet overzees beter te handhaven. In 1578 werd
dit ontdekt in de Nederlanden en nog dat jaar
vertaald. Het boek speelde een belangrijke rol in
het versterken van de negatieve beeldvorming
van de Spanjaarden, ook doordat het was
geschreven door een Spaanse geestelijke. In Den
spiegel der Spaensche tijrannije, gheschied in
West-Indien, een uitgave uit 1620, zijn gravures
van Theodoor de Bry toegevoegd die het beeld
versterkten.

Door het uitblijven van steun van Spanje en


doordat de hertog van Parma de
buitenlandse troepen terugtrok zoals
afgesproken, stokte de militaire campagne
van de hertog. In twee jaar tijd werd alleen
Doornik veroverd, op 29 november 1581.

Intocht van de hertog van Anjou in Antwerpen in 1582.

Parma's negen jaren (1579-1588)

Tachtigjarige Oorlog
Zie Parma's negen jaren voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Hertog van Anjou en Plakkaat van Verlatinghe


Willem van Oranje zocht al in 1573 een buitenlandse partner. Engeland, met als staatshoofd de protestantse
Elizabeth I, leek voor de hand te liggen, maar Elizabeth aarzelde om zich in een oorlog met Spanje te storten en de
onderhandelaars keerden met lege handen terug.
In 1580 hadden de opstandelingen meer succes: de hertog van Anjou, broer van de Franse koning, zou de opstand
met 10.000 man steunen, al was hij katholiek. Anjou eiste wel dat de noordelijke gewesten definitief de Spaanse
koning zouden afzweren, en op 26 juli 1581 werd de Plakkaat van Verlatinghe aangenomen. Op 10 februari 1582
kwam Anjou aan in Vlissingen en op 19 februari werd hij ingehuldigd als hertog van Brabant. De hertog was niet
populair onder de bevolking en toen in 1582 een mislukte moordaanslag op Willem van Oranje werd gepleegd,
dachten velen ook dat hij hierachter zat.
Op 4 juli werd Oudenaarde veroverd door de hertog van Parma. Pas toen in de herfst van 1582 de 10.000 man
versterking kwam (voornamelijk Zwitserse huurlingen) keerden de kansen in de strijd. Uit frustratie over zijn
ondergeschikte positie ten opzichte van Willem van Oranje, besloot de hertog van Anjou tot een aanval op
Antwerpen en andere Brabantse steden om daar zijn gezag te vestigen. Deze gebeurtenis staat bekend als de Franse
Furie. Op 17 januari 1583 raakte hij binnen de Antwerpse stadsmuren maar stuitte op hevig verzet van de bevolking,
waarna de Fransen op de vlucht sloegen. De Franse politiek van Willem van Oranje had hiermee definitief afgedaan.
Ondanks een verzoeningspoging verliet Anjou in juni 1583 de Nederlanden.
De hertog van Parma kreeg door deze ontwikkelingen opnieuw ruimte, en hij veroverde in hoog tempo steden aan de
Vlaamse kust. De grote Vlaamse steden Brugge, Gent en Ieper werden ingesloten en veroverd en in september 1583
viel ook Zutphen.

Oranje vermoord
Op 10 juni overleed de hertog van Anjou. Voor de Staten-Generaal en Willem van Oranje was dit een reden om
opnieuw met Frankrijk te onderhandelen over steun in de strijd. Frankrijk ging daar echter niet op in, en de moord op
Willem van Oranje op 10 juli 1584 door Balthasar Gerards maakte definitief een einde aan de gesprekken.
Bovendien verloor de opstand met zijn dood haar leider. Maurits van Nassau, zijn 16-jarige oudste in Nederland
verblijvende zoon, was wel zijn beoogde opvolger als stadhouder, maar speelde in het begin nog nauwelijks een rol.

168

Tachtigjarige Oorlog

169

Val van Antwerpen


Die maanden leek het einde van de opstand nabij. Het leger van de
hertog van Parma begon een nieuwe opmars in Brabant. Op 27
augustus 1585 viel Antwerpen, na een beleg van ruim veertien
maanden, weer in Spaanse handen. Eerder dat jaar hadden Parma's
troepen ook al Brussel en Mechelen ingenomen. Parma had bij het
beleg van Antwerpen de toevoerwegen naar Antwerpen n voor
n afgesloten, met als technisch hoogtepunt een 730 meter lange
brug van schepen dwars over de Schelde. Op 27 augustus op het
kasteel van Beveren tekende de protestantse burgemeester Marnix
van Sint-Aldegonde de overgave van de uitgehongerde stad.
De val van Antwerpen was de militaire bezegeling van de
scheuring van de Nederlanden in een noordelijk en een zuidelijk
deel, die al politiek vorm had gekregen in de Unie van Utrecht en
de Unie van Atrecht. Het betekende ook de door Willem van
Oranje ongewilde scheiding van de Nederlandse natie: de
Vlamingen (behalve de Zeeuws-Vlamingen), de zuidelijke
De Spaanse legeraanvoerder Alexander Farnese, hertog
van Parma.
Brabanders en de inwoners van Opper-Gelre en Limburg zouden
tot 1815 gescheiden blijven. Grote delen van de bevolking, vooral
(protestantse) kooplui en intellectuelen vertrokken naar het Noorden, waar zij en hun nakomelingen in grote mate
bijdroegen aan de zogenaamde "Gouden Eeuw" van de Noordelijke Nederlanden.

Engelse steun
Op 14 augustus 1585 weigerde de Engelse koningin Elizabeth de soevereiniteit over de Nederlanden te aanvaarden,
omdat de relaties met Spanje toch al slecht genoeg waren, maar ze beloofde wel graaf van Leicester met een
troepenmacht van 6000 man naar de Nederlanden te sturen. Leicester kwam in december 1585 in Vlissingen aan.
Even voordien, in november 1585, was Willem van Oranjes tweede zoon, graaf Maurits van Nassau, op 18-jarige
leeftijd benoemd tot stadhouder van Holland en Zeeland. Op 4 februari 1586 liet Leicester zich uitroepen tot
landvoogd en kapitein-generaal van de Nederlanden, maar Elizabeth gelastte hem die titel op te geven omdat zij de al
aan de gang zijnde Spaans-Engelse Oorlog (1585-1604) niet verder wilde laten escaleren. Vanaf februari 1586
regelde Johan van Oldenbarnevelt, landsadvocaat van Holland, de interne zaken binnen de Unie van Utrecht. Graaf
Leicester behield de leiding over de militaire operaties. Maar de Engelse militaire steun was halfslachtig: twee
Engelse officieren, William Stanley en Rowland York, gaven Deventer en de schans voor Zutphen over aan de
Spanjaarden. Ook Sluis viel in Spaanse handen, al kon graaf Maurits, met zijn eerste krijgsdaad, Axel op 17 juli
1586 op de Spanjaarden veroveren. Leicester bleek echter op last van koningin Elizabeth op een vrede met Spanje
aan te sturen. In december 1587 werd hij gedwongen te vertrekken.

Tachtigjarige Oorlog

Maurits en Van Oldenbarnevelt besloten na de debacles met de Franse


en Engelse hulp geen pogingen meer te ondernemen om een soevereine
vorst voor de Nederlanden te vinden. In de Justificatie of Deductie
werd bepaald dat de politieke macht bij de Staten-Generaal zou komen
te liggen. Daarmee was zonder formeel besluit de Republiek der
Verenigde Provincin geboren. Het was een nieuw verschijnsel in
Noordwest-Europa dat een land bestuurd werd zonder vorst.
Mede als reactie op deze halfslachtige Engelse inmenging besloot
Filips II niettemin een invasievloot te sturen, om eindelijk de volgens
De Spaanse Armada, bedoeld voor de invasie van
hem illegitieme koningin Elizabeth van de troon te stoten en daarna
Engeland, werd verpletterend verslagen.
definitief met de opstandelingen in de Nederlanden af te rekenen.
Hoewel admiraal hertog van Medina Sidonia geen maritieme ervaring
had, werd de vloot vanwege haar omvang als onoverwinnelijk beschouwd. De oorlogsvloot, armada invencible
(gewapende onoverwinnelijke) of kortweg Armada genaamd, was 130 schepen en 30.000 man (waarvan 20.000
soldaten) groot. Er moesten voor de invasie ook troepen van Parma uit Vlaanderen worden opgehaald en over het
Nauw van Calais gezet. De mega-operatie liep echter op een drama uit voor de Spanjaarden: in juli 1588 werd al een
deel van de armada bij Grevelingen, tussen Calais en Duinkerken, zwaar toegetakeld door de beter manoeuvreerbare
Engelse schepen, waarbij ook 30 Nederlandse 'kromstevens' betrokken waren. Daarna draaide ook nog de wind
ongunstig voor een invasie in Engeland. De overgebleven schepen moesten, achtervolgd door de Engelsen, om
Schotland en Ierland terug naar Spanje, maar door stormen en stromingen verging nogmaals een groot aantal
schepen. Minder dan de helft van de vloot keerde terug in Spanje. De hertog van Parma kreeg de schuld van deze
nederlaag.

Tien jaren (1588-1598)


Zie Tien jaren (Tachtigjarige Oorlog) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

170

Tachtigjarige Oorlog

171
Na de nodige tegenslagen volgde een periode waarin de situatie
voor de Republiek sterk verbeterde, door Fruin de Tien jaren
genoemd. De Nederlandse Opstand ontwikkelde van vrijwel
hopeloos in 1588 tot vrijwel gewonnen in 1598. Deels was deze
ontwikkeling toe te schrijven aan internationale factoren zoals de
Spaanse inmenging in de Franse Hugenotenoorlogen, deels echter
ook aan de politieke bekwaamheid van Johan van Oldenbarnevelt
en de militaire bekwaamheid van Maurits van Nassau.
In Frankrijk was een strijd gaande tussen de protestantse koning
Hendrik van Navarre en de katholieke Liga, die een katholieke
vorst op de Franse troon wilde. Filips II steunde de Liga om het
katholicisme in Europa te beschermen. Dit vond hij belangrijker
dan de strijd tegen de opstandige Nederlanders, daarom gaf hij de
hertog van Parma vanaf 1590 driemaal de opdracht Frankrijk
binnen te vallen. Hierdoor kon die zijn succesvolle activiteiten in
het noorden niet voortzetten. Strijd leveren op twee fronten was
voor de regering in Brussel financieel niet haalbaar.

In die periode bestudeerden Maurits, die inmiddels ook stadhouder


van Utrecht, Gelderland en Overijssel was geworden, en zijn neef
Willem Lodewijk, stadhouder van Friesland, militaire geschriften
van de Romeinen en de Byzantijnen. Aan de hand van die kennis werd het leger hervormd. Zo werd het leger
verdeeld in kleinere eenheden waardoor het wendbaarder werd. Ook kwam er een stelsel van verstaanbare bevelen
en werd een strenge discipline afgedwongen. Met deze en andere hervormingen was het leger lange tijd d militaire
leerschool van Europa.
Maurits van Nassau vergrootte en versterkte de
Republiek aanzienlijk.

De provincies hadden in 1588 de Engelse gouverneur-generaal Leicester afgezworen en waren voor het eerst
helemaal onafhankelijk. Dus toen de kans er lag iets te ondernemen waren de provincies nog terughoudend. De
verovering van Breda door troepen via een turfschip de stad binnen te smokkelen, bracht de overtuiging van de eigen
kracht. Plannen werden voorbereid en de financin verhoogd voor het voeren van een offensieve oorlog. De
Republiek was omsingeld met steden in het oosten, noorden en zuiden die in Spaanse handen waren. Daarom zag
iedere provincie graag de steden veroverd worden in of dichtbij zijn provincie. Van Oldenbarnevelt kon iedereen
overtuigen, het eigen belang opzij te zetten en eerst de steden in Gelderland en Overijssel te veroveren, omdat die
een grote dreiging voor het hart van de Republiek vormde. Daarna zou het mogelijk zijn in het noorden en in het
zuiden door te pakken. Zo geschiedde en de jonge republiek boekte hierop een reeks militaire successen. In 1591
begon Maurits een veldtocht in het oosten van het land. Hij veroverde achtereenvolgens Zutphen, Deventer, Delfzijl,
Hulst en Nijmegen. In 1592 werden in het noorden Steenwijk en Coevorden heroverd.
Inmiddels was de hertog van Parma overleden op 6 december 1592. In het katholieke Zuiden volgde daarop een
periode met niet minder dan 40 muiterijen. Omdat Filips II ook zijn eigen einde voelde naderen, liet hij zijn dochter
Isabella trouwen met haar neef Albrecht van Oostenrijk om samen over de Nederlanden te regeren. In 1598 werd
door Spanje een poging ondernomen om de gewesten te verenigen, maar de Noordelijken kwamen niet opdagen bij
de Statenvergadering in Brussel. Op 13 september van datzelfde jaar overleed Filips II en werd in het Zuid-Europese
deel van zijn rijk opgevolgd door zijn niet al te bekwame zoon Filips III. De Spaanse macht was over zijn
hoogtepunt heen. In 1593 volgde de inname van het Brabantse Geertruidenberg, in 1594 vond de 'reductie' van het
hele gewest Groningen plaats. In 1597 vond Maurits' veldtocht plaats. In het oosten werden Rijnberk, Meurs, Grol
(nu Groenlo), Bredevoort, Enschede, Ootmarsum, Oldenzaal en Lingen ingenomen. Maurits' overwinningen
betekenden een enorme opsteker voor de Republiek. Er werd gesproken over 'het sluiten van de Tuin van de
Republiek'.

Tachtigjarige Oorlog

Elf jaren strijd (1598-1609)


Zie Elf jaren strijd voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de Negen jaren van Parma in Spaans voordeel, gevolgd door Tien jaren waarin Maurits en Willem Lodewijk het
tij van de oorlog keerden, kwamen de 'Elf jaren', waarin noch de staatsen, noch de Spanjaarden de overhand wisten
te krijgen. De beide kampen hadden wisselend succes, en na elf jaren vergeefs geprobeerd te hebben de ander te
overwinnen, kwam men in 1609 het Twaalfjarig Bestand overeen.
In juni 1600 besloten de (Noordelijke) Staten-Generaal, waar Johan
van Oldenbarnevelt grote invloed had, dat Duinkerke aan de Vlaamse
kust moest worden ingenomen: het was een uitvalsbasis van de
Duinkerker kapers, die de handelsvloot regelmatig grote schade
toebrachten. Het doel lag ver in vijandelijk gebied, maar de kans lag er
doordat het leger van de Zuidelijke Nederlanden geteisterd werd door
muiterijen. Maurits was, evenals Willem Lodewijk, fel tegen deze
aanval diep, omdat het risico groot was dat afgesneden zou worden,
De slag bij Nieuwpoort in 1600 werd gewonnen
maar voerde het plan toch uit. Onderweg naar Nieuwpoort werd het
door Maurits.
leger van Maurits verrast door een Spaans leger, dat snel door de
aartshertog op pad gestuurd was. De daarop volgende slag bij
Nieuwpoort werd gewonnen door Maurits. Een ramp voor de Republiek werd zodoende voorkomen, maar achteraf
was het leger dermate verzwakt, dat Duinkerke buiten bereik was geraakt. Na een 11 dagen durend vergeefs beleg
van Nieuwpoort werd het risico van de komst van een nieuw ontzettingsleger te groot geacht en Maurits keerde terug
naar huis. De verstandhouding tussen de politieke leider Van Oldenbarnevelt en de jonge militaire leider Maurits was
van toen af behoorlijk verstoord.
In de jaren na Nieuwpoort bepaalde Maurits grotendeels de
oorlogsvoering, hoewel regelmatig bijgestuurd door de Staten.
Oostende, de enige stad dieper in Vlaanderen in Staatse handen was
voor Albrecht het doel. Zodoende kreeg Maurits ruimte om andere
plaatsen te belegeren zoals Rijnberk en Grave in 1601 en 1602. Twee
maal probeerde hij zonder succes Den Bosch te veroveren en in 1604
overwon hij Aardenburg en Sluis. Zijn aanvallen hadden ook als doel
Albrecht met zijn leger weg te lokken van Oostende, maar hij bleek
Het beleg van Oostende, een stad die gold als een
vastberaden. Sinds 1601 werden de Spaanse legers aangevoerd door
doorn in het Spaanse Vlaanderen, en na drie jaar
Ambrogio Spinola, een Genuese bankier en die ook een kundige
werd veroverd door Ambrogio Spinola.
veldheer bleek te zijn. Het beleg van Oostende was kostbaar en
langdurig, want vanuit zee kon de stad steeds bevoorraad worden. Pas na drie jaar werd de stad in 1604 ingenomen.
Volkomen onverwacht stootte Spinola hierna met zijn snelle leger door de verdedigingsgordel van de Republiek
tijdens zijn veldtocht om in de Graafschap en Twente de steden Lochem, Rijnberk, Groenlo en Oldenzaal in te
nemen. Vanwege een tekort aan financin bleef het hierbij. Daardoor kreeg Maurits de gelegenheid gebied in de
Achterhoek te heroveren. Veel kon hij niet doen, want ook de Republiek had te maken met financile problemen.
Op zee had de Republiek echter weinig meer te vrezen van Spanje. Op 25 april 1607 vernielden Nederlandse
oorlogsschepen onder leiding van Jacob van Heemskerck een Spaanse vloot, nog gedeeltelijk in aanbouw in de
haven van Cdiz. Deze zeeslag staat bekend als de Zeeslag bij Gibraltar.
De ontstane patstelling leidde tot vredesbesprekingen in Den Haag. Spinola zelf kwam hiervoor naar Den Haag. Er
kon geen overeenstemming worden bereikt over definitieve vrede, maar wel werd op 9 april 1609 in Antwerpen
besloten tot een bestand, dat uiteindelijk twaalf jaar zou duren. Maurits was hier zeer op tegen omdat volgens hem de
Spanjaarden hun leger weer konden herstellen en opnieuw op kon bouwen. De Hollandse regenten stemden voor

172

Tachtigjarige Oorlog

173

omdat dit de handel ten goede zou komen.

Twaalfjarig Bestand (1609-1621)


Tijdens dit Twaalfjarig Bestand ontstond er nieuwe godsdienstige en
politieke verdeeldheid binnen de Republiek. Volgelingen van de
geestelijke Jacobus Arminius (de remonstranten) kregen een conflict
met de volgelingen van Franciscus Gomarus (de contraremonstranten).
Behalve een godsdienstig meningsverschil (de remonstranten kenden
een grotere rol toe aan de vrije wil van de mens), speelde er vooral een
politiek conflict. De remonstranten waren meer republikeins dan de
De terechtstelling van Johan van Oldenbarnevelt.
contraremonstranten, die meer zagen in een sterke positie van het Huis
van Oranje. Johan van Oldenbarnevelt koos partij voor de remonstranten. Doordat Maurits (uiteraard) koos voor de
contraremonstranten dreigde er zelfs even een burgeroorlog.
Maurits wist tijdens het Twaalfjarig Bestand het gezag in te perken van de 'regenten', een informele, niet strikt
erfelijke hogere laag van de bevolking die de invloedrijke functies bekleedden. Dit kwam onder meer doordat steeds
meer burgers van buiten de regentenklasse kapitalen verdienden met de handel. Op 4 augustus 1617 begon het
conflict te escaleren: de Staten van Holland namen de Scherpe Resolutie aan, waarin de steden de vrijheid kregen op
te treden tegen de contraremonstranten. Deze resolutie pakte echter averechts uit: Maurits liet de grijze eminentie
Van Oldenbarnevelt en anderen op 28 augustus 1618 tot hun verbazing arresteren en beschuldigde hen van
landverraad. Johan van Oldenbarnevelt werd ter dood veroordeeld en op 13 mei 1619 op het Binnenhof in Den Haag
onthoofd.
Door het overlijden van prins Filips Willem van Oranje in 1618 werd Maurits de nieuwe prins van Oranje. In 1620
overleed ook Willem Lodewijk, op dat moment stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. Hij werd
opgevolgd door zijn jongere broer Ernst Casimir.

Hervatting van de strijd (1621-1648)


Maurits' laatste jaren
In 1621 overleed Albrecht van Oostenrijk. Omdat zijn huwelijk met
Isabella kinderloos was gebleven, kwamen de Zuidelijke Nederlanden
weer onder Spaans bestuur. Isabella bleef wel landvoogdes, maar kon
niet voorkomen dat de strijd tussen de Spaanse troepen en de
Republiek weer oplaaide.
Na de hervatting verliep de strijd aanvankelijk niet gunstig voor de
Republiek. Spinola had in februari Gulik veroverd, waarbij Maurits
niet in staat bleek de stad te ontzetten. Dat lukte hem wel tijdens het
beleg van Bergen op Zoom. Deze gebeurtenis inspireerde het
(strijd)lied Merck toch hoe sterck van Adriaen Valerius.

De overgave van Breda, door Velazquez.

Spinola heroverde Breda op 2 juni 1625. Eerder dat jaar, op 23 april,


was prins Maurits overleden. Beide gebeurtenissen hadden grote symbolische en morele waarde voor de
Spaansgezinden; Breda was immers eigendom van de Nassaus en Maurits was de sterkste vijand die ze tijdens de
oorlog hadden gekend. De Spaanse schilder Velzquez schilderde De Overgave van Breda dat tegenwoordig in het
Museo del Prado hangt.

Tachtigjarige Oorlog

174

Frederik Hendriks vroegste successen


Maurits werd opgevolgd door zijn broer Frederik Hendrik. Vanaf 1626
begon Frederik Hendrik samen met Ernst Casimir met een veldtocht,
waarin hij verschillende successen boekte. Zo werden de inmiddels
door de katholieke Contrareformatie stevig benvloede steden
Oldenzaal (1626) en Groenlo (1627) heroverd. In 1628 veroverde de
kaper Piet Hein in de Baai van Matanzas in naam van de Republiek een
Spaanse Zilvervloot, die tot op de dag van vandaag nog bezongen
wordt. Plotseling was er geld in overvloed.
Een jaar na de verovering van de Zilvervloot sloeg Frederik Hendrik
het Beleg van 's-Hertogenbosch. In een poging de Staatse troepen weg
te lokken probeerden de Spaanse troepen onder leiding van Ernesto
Montecuccoli Amersfoort en de Veluwe in te nemen. Dit mislukte echter na een Staatse aanval op een Spaans
voedseldepot, waarna 's-Hertogenbosch zich overgaf.
Frederik Hendrik en Ernst Casimir bij het Beleg
van 's-Hertogenbosch, 1628.

Hierna kwam steeds meer gebied in handen van de Republiek. In 1632 liepen hoge Zuid-Nederlandse edelen over,
waarna Frederik Hendrik zijn Veldtocht langs de Maas begon, waarin hij vrijwel probleemloos Roermond en Venlo
in kon nemen. Maastricht werd na een belegering in datzelfde jaar ingenomen. Ernst Casimir overleed bij het beleg
van Roermond. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Hendrik Casimir I.

Vredespogingen en bondgenootschap met Frankrijk


Landvoogdes Isabella probeerde in 1633 op eigen gezag (zonder de koning in Madrid te raadplegen) vrede te sluiten
met de Republiek door rechtstreekse onderhandelingen met de Republiek aan te gaan. De onderhandelingen liepen
echter op niets uit. Isabella overleed nog datzelfde jaar. Een jaar later, op 4 november 1634, werd Ferdinand van
Oostenrijk (Don Ferdinand) de nieuwe landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden. Don Ferdinand ging voortvarend
te werk en veroverde in 1635 de steden Sierck-les-Bains en Trier. Hierop verklaarde Frankrijk Spanje de oorlog. De
Franse troepen versloegen de Spanjaarden in de Slag bij les Avins. Samen met het leger van de Republiek
veroverden ze enkele steden in de Zuidelijke Nederlanden, waaronder Tienen, Diest en Aarschot gevolgd door een
maandenlange belegering van de Schenkenschans. Op 8 februari 1635 formuleerden kardinaal Richelieu namens
Frankrijk en Frederik Hendrik namens de Republiek een verdrag om de Waalse Nederlanden bij Frankrijk en de
Vlaamse Nederlanden bij de Republiek te voegen. Dit verdrag werd echter niet van kracht omdat Frederik Hendrik
zich terug trok uit argwaan. Het gevolg van deze opdeling van de Spaanse Nederlanden zou immers zijn dat de jonge
Republiek direct aan het machtige Frankrijk grensde. De gezamenlijke troepen van Frankrijk en Nederland
misdroegen zich bovendien zo, dat de publieke opinie in sommige van de Zuidelijke Nederlanden zich fel tegen de
Republiek keerde na de inname van Tienen. Het beleg van de katholieke universiteitsstad Leuven mislukte. Opnieuw
vonden in 1636 vredesonderhandelingen plaats, maar opnieuw zonder resultaat.

Tachtigjarige Oorlog

Spaans tegenoffensief
In 1637 werd het leger van Frederik Hendrik verslagen bij het
Zeeuws-Vlaamse Hulst, waarna hij Breda belegerde. Don Ferdinand
begon een campagne in Limburg en veroverde op 7 augustus 1637
Venlo en op 4 september Roermond. Ook heroverde hij enkele steden
op de Fransen. Hij kon echter niet voorkomen dat Breda werd
ingenomen door Frederik Hendrik. Op 20 juni 1638 probeerde een
leger onder leiding van Willem van Nassau Antwerpen te veroveren:
het leger werd echter door de Spanjaarden verpletterend verslagen in
de slag bij Kallo of Calloo.
De Staatse vloot bij Duins.
De Spanjaarden ondernamen vervolgens een tweede poging om met
een armada de zeemacht van de Republiek te breken. Op deze tweede
armada behaalde Maarten Harpertszoon Tromp vermoedelijk zijn grootste overwinning, in de Zeeslag bij Duins,
vlak onder de Engelse zuidkust. In 1640 trachtte men het Zeeuws-Vlaamse Hulst alsnog te veroveren op de
Spanjaarden (slag bij Hulst). Hendrik Casimir I sneuvelde echter bij de slag en de Spanjaarden hielden stand. Pas in
1645 werd Hulst door de Staatse troepen ingenomen. Hendrik Casimir werd door zijn broer Willem Frederik
opgevolgd als stadhouder van de noordelijke gewesten. Ook op een ander front leed Spanje een gevoelige nederlaag:
Portugal werd onafhankelijk.

Ingesloten tussen Republiek en Frankrijk


Don Ferdinand werd in 1641 vervangen door Francisco de Melo als
landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden. In datzelfde jaar nam
Frederik Hendrik Gennep in. Francisco de Melo richtte zich
aanvankelijk op de strijd tegen de Franse troepen. In 1642 maakte hij
grote delen van de Franse gebiedswinsten ongedaan en hij behaalde
grote overwinningen. De Republiek vocht in dat jaar nauwelijks, maar
een aanbod tot onderhandelingen over vrede werd door Frederik
De verovering van Hulst.
Hendrik afgewezen. Na zijn aanvankelijke successen tegen de Fransen,
werd Francisco de Melo op 16 mei 1643 echter vernietigend verslagen
bij Rocroi. Op 20 september 1644 werd hij opgevolgd door Manuel de Castel Rodrigo. Inmiddels hadden de Fransen
Grevelingen (in het huidige Frans-Vlaanderen) veroverd op de Spanjaarden en had Frederik Hendrik Sas van Gent
veroverd.
Door de opeenvolgende nederlagen tegen de Republiek en ook in de Dertigjarige Oorlog en door de interne
spanningen nam de kracht van het Spaanse leger snel af. In 1645 veroverden de Fransen enkele steden en herwon
Frederik Hendrik Hulst. In 1646 sloeg Frederik Hendrik opnieuw (vergeefs) het beleg voor Antwerpen: de Fransen
konden daardoor enkele steden in het zuiden veroveren, waaronder Duinkerke en Kortrijk. Frederik Hendrik
overleed in 1647 nadat zijn gezondheid al geruime tijd achteruit was gegaan. Hij werd opgevolgd door zijn zoon
stadhouder Willem II. Landvoogd van de zuidelijke Nederlanden werd aartshertog Leopold van Oostenrijk.

175

Tachtigjarige Oorlog

176

Vrede van Mnster


Inmiddels was het oorlog in grote delen van Europa, de Dertigjarige
Oorlog. In 1641 begonnen vredesonderhandelingen tussen de
strijdende partijen in deze oorlog. Afgesproken werd dat in Mnster en
Osnabrck onderhandeld zou worden. Via Frankrijk ontving ook de
Republiek een uitnodiging voor de vredesonderhandelingen.

Met de Vrede van Mnster in 1648 kwam een


einde aan de Tachtigjarige Oorlog.

Hoewel er rond die tijd enorme militaire successen werden geboekt,


was er binnen de Republiek steeds meer sprake van een
vredesstemming. De langdurige oorlog kostte veel geld en
mensenlevens. Alleen de provincies Holland, Zeeland en Utrecht, en
de stad Leiden, bleven tot het einde toe voorstander van de oorlog.

De Republiek slaagde erin als volwaardige staat aan de


onderhandelingen mee te mogen doen: zelfs Spanje stemde hiermee in. In januari 1646 kwamen 8
vertegenwoordigers van de Staten aan in Mnster om te onderhandelen met de Spanjaarden over vrede. De
onderhandelingen zouden plaatsvinden in het Huis van het Kramersgilde, tegenwoordig het Haus der Niederlande
genoemd. De Spaanse onderhandelaars hadden uitgebreide volmachten meegekregen van koning Filips IV, die al
jaren vrede zocht. Tijdens de onderhandelingen werden de Republiek en Spanje het snel eens: de tekst van het
Twaalfjarig bestand werd als uitgangspunt genomen en de Republiek werd door Spanje als soevereine staat erkend.
De vrede leek snel nabij. Frankrijk gooide echter roet in het eten door steeds met nieuwe eisen te komen. De Staten
besloten hierop buiten Frankrijk om vrede te sluiten met Spanje. Op 30 januari 1648 werd de vredestekst vastgesteld.
Deze werd ter ondertekening naar Den Haag en Madrid gestuurd. Op 15 mei werd de vrede definitief getekend.

De vluchtelingenstroom uit de Zuidelijke Nederlanden


Zie Migratiestroom in de Nederlanden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De godsdienstige onverdraagzaamheid en de ellende die de oorlog meebracht, leidde tot verscheidene


migratiestromen in de Nederlanden, vooral die van protestanten gericht naar de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden (reeds in de jaren 1578-1588 toen deze formeel nog niet bestond) maar ook de andere omringende
landen. De grootste beweging naar het noorden (vooral Holland) vond plaats in de jaren 1583-1585 tijdens de
herovering van de grote Vlaamse en Brabantse steden (Ieper, Brugge, Gent, Brussel, Mechelen en vooral
Antwerpen). Dankzij de instroom van deze veelal kapitaalkrachtigen en/of intellectuelen ging het economische en
militaire overwicht verschuiven van de Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden, waar de Gouden Eeuw zou
aanbreken. De massale inwijking van vluchtelingen, die in de Republiek een grote demografische verschuiving
veroorzaakte, bracht naast economische, culturele en wetenschappelijke verrijking ook sociale spanningen met zich
mee.

Latere visie op de Tachtigjarige Oorlog


Door diverse geschiedschrijvers is de Opstand verschillend beoordeeld. De eerste van hen was P.C. Hooft met zijn
werk De Nederlandsche Historin (1642-1647), dat de Opstand van 1555 tot 1587 beschreef. Hij poogde onpartijdig
te schrijven door ook Spaanse bronnen te raadplegen.
In de 19e eeuw werd de Tachtigjarige Oorlog weer uitgebreid onderzocht. Tot die tijd werd vooral gesproken van De
Opstand of De Nederlandse Opstand.Wikipedia:Bronvermelding De naam Opstand slaat vooral op de eerste fase van
de Tachtigjarige Oorlog, toen de Republiek nog niet bestond. In een recente studie spreekt onder meer Arie van
Deursen over De Opstand van 1572-1584. Robert Fruin merkte echter al in 1861 op dat geschiedschrijvers geneigd
zijn slechts deze beginperiode uitvoerig te beschrijven tot de moord op Willem van Oranje in 1584, terwijl dit

Tachtigjarige Oorlog
geenszins het keerpunt van de oorlog was, dat pas in 1588 kwam met de oprichting van de Republiek en de
nederlaag van de Spaanse Armada, en na de Tien jaren daarna pas de Opstand (althans voor het Noorden) vrijwel
gewonnen was.[7]
Volgens de gereformeerde antirevolutionaire Guillaume Groen van Prinsterer ging de Opstand om hoe door Gods
leiding het Nederlandse volk onder het huis Oranje-Nassau zijn vrijheid wist te verwerven. Dit kwam het duidelijkst
naar voren in zijn Handboek der geschiedenis van het vaderland (1846).[8]
De door Rankes historisme en Mills liberalisme benvloede Fruin, die als eerste de leerstoel vaderlandse
geschiedenis van de Universiteit Leiden bekleedde, betrachtte een wetenschappelijke benadering van de Opstand, in
tegenstelling tot de louter verhalende geschiedenis die tot dan toe gebruikelijk was. Fruin richtte zich daarbij
hoofdzakelijk op twee perioden: Tien jaren uit den Tachtigjarigen Oorlog (1857) over 1588-1598 en Het voorspel
van de Tachtigjarigen Oorlog (1859) over 1555-1568. In zijn werk is aanvankelijk wel enige staatsgezindheid te
merken, later daarentegen orangisme.[9]
De eveneens liberale Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het
onderzoek door het opzetten van het Rijksarchief. Ook gaf in 1859 zijn vertaling van The Rise of the Dutch Republic
(1856) van de Amerikaanse puriteinse historicus John Lothrop Motley een flinke impuls aan de discussie.[10]
Het katholieke antwoord op de protestantse en liberale geschiedschrijving kwam van Willem Jan Frans Nuyens, die
stelde dat ook katholieken goede vaderlanders konden zijn en velen van hen ook meevochten tegen de Spanjaarden
tijdens de Opstand. Nuyens werk Geschiedenis der Nederlandsche Beroerten in de XVIe eeuw (Amsterdam,
1865-70, 8 delen) was belangrijk voor het (her)vinden van de rol van de Nederlandse katholieken in de Opstand en
daarmee in de Nederlandse staat en droeg bij aan hun emancipatie.
De sociaaldemocratische Pieter Geijl bracht begin 20e eeuw een vernieuwende visie op de Opstand, door te stellen
dat deze inging tegen de logische loop der geschiedenis, waarin uiteindelijk elk volk zijn eigen staat zou moeten
kunnen vestigen, terwijl dit voor een deel van wat Geijl zag als de Nederlandse stam, namelijk het zuidelijke oftewel
de Vlamingen, niet opging. Geyl meende dat de Republiek door had moeten vechten om ook de Nederlandstalige
gewesten van het latere Belgi te veroveren, die in de jaren 1579-1585(-1604) verloren waren gegaan, zodat er een
Dietse volksstaat zich had kunnen vestigen. Hij pleitte in de Groot-Nederlandse gedachte (1925, 1930) om de tijdens
de Opstand verloren gegane Vlaams-Nederlandse eenheid te herstellen. Daarvoor moest de geschiedenis worden
herschreven in Groot-Nederlandse zin, en Geijl trachtte dat in zijn werk Geschiedenis van de Nederlandsche Stam
(1939-1962), waarin hij echter niet verder kwam dan het jaar 1798.[11]
De discussie over de Opstand gaat tot op de dag van vandaag voort.

Noten
In de traditionele geschiedschrijving geldt de Slag bij Heiligerlee (23 mei 1568) als "officieel" startpunt van de
oorlog. Sommigen menen echter dat eerdere krijgshandelingen, zoals de Slag bij Dalheim (23 april 1568), de Slag
bij Oosterweel (13 maart 1567), het Beleg van Valencijn (december 1566-maart 1567) of zelfs de Beeldenstorm
(vanaf 10 augustus 1566) als het eigenlijke begin moeten worden gezien.
[2] Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. Tachtigjarige Oorlog. Microsoft Corporation/Het
Spectrum.
[3] De bijnaam ijzeren hertog verkreeg Alva doordat hij na de slag bij Jemmingen de op Lodewijk van Nassau
buitgemaakte kanonnen liet omsmelten tot een ijzeren standbeeld van zichzelf, dat hij in Antwerpen liet plaatsen.
[4] dutchrevolt, Willem van Oranje roept op tot verzet (http:/ / dutchrevolt. leidenuniv. nl/ Nederlands/ bronnen/ 1572 04 14 ned.
[1]

htm)

isgeschiedenis.nl Martijn Boere Bloedbad van Naarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog (http://www.isgeschiedenis.
december 2011
[6] Mehmet Bulut. Ottoman-Dutch Economic Relations in the Early Modern Period 1571-1699, Uitgeverij Verloren,
Hilversum 2001
[7] , Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog, 1588-1598 (tweede uitgave 1861), 1. Amsterdam: Gebhard & Co.
[8] Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. Groen van Prinsterer, Guillaume. Microsoft
Corporation/Het Spectrum.
[5]

nl/ toen/ bloedbad_van_naarden_tijdens_de_tachtigjarige_oorlog/ ) 1

177

Tachtigjarige Oorlog

178

Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. Fruin, Robert Jacobus. Microsoft Corporation/Het
Spectrum.
[10] De werken van J.L. Motley, vertaald door Bakhuizen van den Brink, op dbnl.org (http:/ / www. dbnl. org/ auteurs/
[9]

auteur. php?id=motl001)
[11] Encarta-encyclopedie

Winkler Prins (1993-2002) s.v. Geyl, Pieter Catharinus Arie. Microsoft Corporation/Het

Spectrum

Literatuur
Groenveld, S. ... [et al.]. De Tachtigjarige Oorlog : opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560-1650) /
Zutphen : Walburg Pers, cop. 2008. - 432 p. : ill. ; 31 cm. Oorspr. uitg. in 2 dl. o.d.t.: De kogel door de kerk? : de
opstand in de Nederlanden 1559-1609. - 1983, en De bruid in de schuit : de consolidatie van de Republiek
1609-1650. - 1985. - Met index, lit. opg. ISBN 90-5730-537-2 geb. ISBN 978-90-5730-537-5 geb.
Deursen, A. Th. De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702 ISBN 9035126270 (eerste
uitgave 2004)
Fruin, R. Het voorspel van de 80-jarige oorlog (eerste uitgave 1859)
Fruin, R. Tien Jaren uit de 80-jarige oorlog 1588-1598 (eerste uitgave 1857)
Graaf, R. de, Oorlog, mijn arme schapen. Een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog, 1565-1648 ISBN
9051942729 (eerste uitgave november 2004)
Israel, J.I. De Republiek 1477-1806, Franeker 1996 (vertaling van The Dutch Republic: its rise, greatness and fall
1477-1806, Oxford 1995)
Presser, J. e.a. De Tachtigjarige Oorlog (twee delen) (eerste uitgave 1941, maar niet onder de naam Presser in
verband met zijn Jood-zijn)
Briels, J. Zuid-Nederlanders in de Republiek 1572 - 1630. Een demografische en cultuurhistorische studie ISBN
90 6467 062 5
De Tachtigjarige Oorlog (http://dutchrevolt.leidenuniv.nl), Universiteit Leiden
Bronnen die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Thema:Tachtigjarige Oorlog op Wikisource

Overzicht van de Tachtigjarige Oorlog


Eerste Valencijn Wattrelos Lannoy Oosterweel Eerste invasie (Dalheim Heiligerlee Groningen Eems Jemmingen Lanakerveld
opstand: Geldenaken Loevestein)
Tweede Den Briel Vlissingen Tweede invasie (Valencijn Bergen Saint-Ghislain Roermond Diest Leuven Mechelen
opstand: Dendermonde Zutphen Bredevoort Zwolle Kampen Steenwijk) Oudenaarde Stavoren Dokkum Don Frederiks
veldtocht (Mechelen Diest Roermond Zutphen Naarden Geertruidenberg Haarlem Diemen Alkmaar) Vlissingen
Borsele Zuiderzee Alkmaar Leiden Reimerswaal Derde invasie Mookerheide Lillo Zoetermeer Buren Oudewater
Schoonhoven Krimpen aan de Lek Woerden Bommenede Zierikzee Muiden Aalst Slag bij Vissenaken Maastricht
Antwerpen Spanjaardenkasteel (Gent)
Algemene Utrecht Steenbergen Breda (1577) Amsterdam (1577) Gembloers Zichem Beleg van Limbourg Inname van Dalhem
opstand: Nijvel Kampen (1578) Rijmenam Aarschot Deventer (1578)
Parma's Maastricht (1579) 's-Hertogenbosch (1579) Baasrode Mechelen Groningen Zwolle Hardenbergerheide Halle Steenwijk
negen jaren: (1580-1581) Kamerijk 1581 Doornik (1581) Noordhorn Breda (1581) Aalst Oudenaarde Punta Delgada Lochem (1582)
Eindhoven Gent Terborg Antwerpen (1584-1585) Zutphen (1584) Kouwensteinsedijk (Antwerpen) Amerongen IJsseloord
Boksum Axel Neuss Rijnberk (1586-1590) Grave (1586) Zutphen (1586) Warnsveld Venlo (1586) Sluis (1587) Bergen
op Zoom (1588) Grevelingen
Maurits' tien Zoutkamp Breda (1590) Steenbergen Maurits 1591 (Zutphen Deventer Delfzijl Knodsenburg Hulst Nijmegen)
jaren: Steenwijk (1592) Coevorden (1592) Luxemburg Geertruidenberg Coevorden (1593-1594) Groningen Hoei Grol (1595)
Calais Hulst (1596) Maurits 1597 (Turnhout Venlo Rijnberk Meurs Grol Bredevoort Enschede Ootmarsum Oldenzaal
Lingen Rijnberk (1598) Zaltbommel)

Tachtigjarige Oorlog

Elf jaren Nieuwpoort Rijnberk (1601) Oostende Sluis Spinola 1605-1606 (Oldenzaal (1605) Lingen (1605) Bergen op Zoom (1605)
strijd: Mlheim Wachtendonk Kasteel Krakau Bredevoort (1606) Berkumerbrug Grol (1606/I) Rijnberk (1606) Lochem (1606)
Grol (1606/II) Gibraltar
Twaalfjarig
Bestand
Eindstrijd: Gulik 1621-1622 Steenbergen (1622) Bergen op Zoom (1622) Veluwe 1624 Breda (1624-1625) Oldenzaal (1626) Grol
(1627) Baai van Matanzas 's-Hertogenbosch (1629) Veluwe 1629 Wesel (1629) Veldtocht langs de Maas (Venlo (1632)
Roermond (1632) Maastricht (1632)) Rijnberk Philippine Schenkenschans Breda (1637) Venlo (1637) Kallo Duins
Sint-Vincent Hulst (1645) Antwerpen (1646) Venlo (1646) Puerto de Cavite

179

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

180

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
1588 1795

(Details)

(Details)

Motto
Concordia res parvae crescunt
(Eendracht maakt macht)
Kaart

Algemene gegevens
Hoofdstad

Geen
De facto Den Haag

Bevolking

1.500.000

Talen

Nederlands
Minderheidstalen: Nedersaksisch, Fries

Religie(s)

Gereformeerd (publiekelijk bevoordeeld)


Rooms-katholiek (eerst verboden, daarna onder voorwaarden
gedoogd)
Remonstrants (eerst verboden, daarna gedoogd)
Doopsgezind (eerst verboden, daarna getolereerd)
Jodendom (publiekelijk getolereerd)

Munteenheid

Gulden
Regering

Regeringsvorm Confederale, aristocratische republiek


Staatshoofd
Geschiedenis van Nederland
Tijdlijn - Bibliografie

President van de vergadering van de Staten-Generaal

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

..Naar chronologie

Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd

Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis

..Naar onderwerp

Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis

Van de prehistorie tot 1585


Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water

Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen

181

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

182

..Naar overzeese gebieden

Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen

..Naar provincie

Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland

Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland

Portaal
Portaal

Nederland
Geschiedenis
Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Friesland
1024 1528
Sticht Utrecht
Groningen &
Ommelanden
1339 1543
Gelre

1384
1482
Bourgondische Nederlanden
1482
1581 / 1795
Habsburgse Nederlanden

1556
1713
Spaanse Nederlanden
1581
1795
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

1795
1801
Bataafse Republiek
1801
1806
Bataafs Gemenebest
1806
1810
Koninkrijk Holland

Rijksabdij Thorn
Graafschap Horn
980 1795
Prinsbisdom
Luik
Rijksabdij
StavelotMalmedy
Hertogdom
Bouillon

1713
1795
Oostenrijkse Nederlanden
(1790
Verenigde Nederlandse Staten
1795
1804
Eerste Franse Republiek

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

183

1810
1813
Eerste Franse Keizerrijk

1804
1815
Eerste Franse Keizerrijk

1813
1815
Vorstendom der Nederlanden
1815
1830
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

1830
Koninkrijk der Nederlanden

1830
Koninkrijk Belgi

1815 - 1867
G-H
Luxemburg
(Duitse Bond)
1867
Groot- Hertogdom Luxemburg

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, ook wel 'De Verenigde Provincin', Latijn: Belgica Foederata,
was de naam van de republiek die bij gebrek aan een geschikte landsheer, in 1588 (tijdens de Tachtigjarige Oorlog)
ontstond op het grondgebied van wat nu ongeveer Nederland is. Deze kleine republiek verwierf in de 17e eeuw
(bijgenaamd de Gouden Eeuw) grote politieke, maar vooral economische macht. Zij speelde geruime tijd een
hoofdrol op het wereldtoneel. Het einde kwam met de inval van de Franse troepen in 1794 - 1795, al was de
neergang al lang daarvoor begonnen.

Context
Opmerkelijk in de kleine Republiek - die nooit meer dan 2,5 miljoen inwoners telde - was het succes van de
Nederlandse wereldhandel (VOC en WIC), de grote militaire successen tegenover ogenschijnlijk veel sterkere
machten zoals Spanje en Engeland en de verovering van Indi (Indonesi), de enorme vloot (met 2000 schepen
groter dan die van Engeland en Frankrijk samen), en de evenzeer ongevenaarde bloei van schilderkunst (Rembrandt
en vele anderen) en wetenschappen (Hugo de Groot bijvoorbeeld) gepaard gaand met voor die tijd grote geestelijke
vrijheid.
Na de afsluiting van de Schelde in 1585 vestigden veel stedelingen uit de Zuidelijke Nederlanden zich voornamelijk
in Amsterdam, Middelburg, Leiden en Haarlem. In Amsterdam en Middelburg sprak een derde van de bevolking in
die tijd met een Antwerpse tongval. In Leiden en Haarlem werd, in verband met de lakenindustrie, ook veel
West-Vlaams en Frans gesproken. Naast de grote instroom van Zuid-Nederlanders was er sprake van een ongekende
immigratie, uit o.a. Westfalen, Frankrijk en Portugal, waardoor in het begin van de 17e eeuw een derde van de
bewoners uit de Zuidelijke Nederlanden kwam of van buitenlandse afkomst was. In sommige steden zoals Leiden
was dat op een bepaald moment zelfs ruim de helft van alle inwoners.
Tussen 1525 en 1675 steeg de stedelijke bevolking van de Noordelijke Nederlanden van 300.000 tot 815.000. Rond
1600 telden de vijf grootste steden (meer dan 20.000 inwoners; Amsterdam, Leiden, Haarlem, Utrecht en
Middelburg) samen ca. 160.000 inwoners. In 1675 waren de grootste steden (meer dan 25.000 inwoners) Amsterdam
(ruim 200.000), Leiden (ca. 65.000), Rotterdam (ca. 45.000), Haarlem (ca. 37.000), Middelburg (ruim 27.000) en
Utrecht (ruim 25.000).
Tussen 1514 en 1680 groeide de bevolking van het gewest Holland van ongeveer 275.000 naar 883.000 personen,
waarvan het merendeel in de 19 steden. In de volgende eeuw nam de bevolking daarna langzaam af tot ca. 783.000
(ca. 1750 bereikt, daarna stabiel tot het einde van de 18e eeuw). In de periode tot 1800 was er tevens sprake van een
sterfte-overschot van ongeveer 800.000 personen en emigreerden bovendien 250.000 mensen naar het buitenland.
Berekend is dat ongeveer 1,4 miljoen mensen in die periode naar de steden getrokken zijn, waarvan 1,2 miljoen door
immigratie.[1]

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Geschiedenis
Voorgeschiedenis
De Nederlanden onder de Bourgondirs en Habsburgers
Een groot deel van de Nederlanden behoorde in de tweede helft van de
15e eeuw door vererving en verovering aan de Bourgondirs. Van alle
gewesten waren het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen
veruit de belangrijkste van de Nederlanden. Ze hadden de grootste
bevolking en waren vergeleken met de rest van de Nederlanden
economisch het meest ontwikkeld. Vergeleken met de rest van Europa
werd de economische macht alleen door Noord-Itali gevenaard. Het
graafschap Holland stelde in de 15e eeuw nog weinig voor. Het had
weinig export en moest het vooral hebben van de scheepvaart en
visserij. Ook de steden in Holland waren met ongeveer 10.000
inwoners klein vergeleken met de steden in de zuidelijke Nederlanden.
Een groot verschil was dat in Vlaanderen en Brabant de rijkdom en
De Bourgondische Kreits binnen het Heilige
Roomse Rijk na de Transactie van Augsburg in
bevolking waren geconcentreerd in een klein aantal steden. In Holland
1555.
was er niet echt sprake van een concentratie, maar was het juist
gespreid door een groot aantal kleine steden. Het percentage dat in
Holland in de stad woonde was met 45% groter dan in Vlaanderen (36%) en Brabant (31%).[2] De steden in Holland
kenden in tegenstelling tot de andere gewesten weinig autonomie, waardoor zij gedwongen waren samen te
werken.[3]
De zuidelijke gewesten kregen door hun belang meer aandacht van de Bourgondische hertogen dan de noordelijke.
Zo was het hof van de hertog in het zuiden gevestigd en ook de eerste universiteit werd in het zuiden gevestigd. De
hertog vond het vooral belangrijk dat het rustig was in het noorden en dat de gewesten belasting afdroegen. Toen
Holland een conflict kreeg met het Hanzeverbond konden zij dan ook niet op steun rekenen van de hertog of van de
twee machtige gewesten Vlaanderen en Brabant. Om die reden namen de Staten van Holland het heft toen in eigen
hand en ondernam men een expeditie tegen Lbeck en haar bondgenoten.[4]
Tijdens de regering van Karel de Stoute werd het bestuur van de Nederlanden tot ongenoegen van de gewesten meer
gecentraliseerd, werd het leger uitgebreid en werden de belastingen verhoogd. Na zijn dood kwam Vlaanderen in
opstand tegen de opvolger Maria en werd het Groot Privilege in 1477 afgedwongen, waarin de rechten van de
gewesten beschreven stonden.[5] Maria trouwde met de Habsburger Maximiliaan waarmee de Nederlanden
overgingen naar het huis van de Habsburgers. Na de dood van Maria deed Maximiliaan er alles aan om het Groot
Privilege af te schaffen, dit tot groot ongenoegen van de gewesten die opnieuw in opstand kwamen. Door militair
ingrijpen werd deze grote opstand gebroken.
Na de mislukte opstand probeerden de Habsburgers van de zeventien Nederlandse gewesten een eenheid te smeden
met als hoofdstad het zuidelijk gelegen Brussel. Van deze gewesten waren Vlaanderen, Brabant en Holland, dat
vanaf de 16e eeuw economisch hard groeide, veruit de belangrijkste en zij brachten gezamenlijk dan ook 75% van de
belastingen op. De overige 14 gewesten zorgen voor de resterende 25%. De noordelijke buitengewesten moesten
gereorganiseerd worden en dat werd gedaan met financile middelen uit Holland.[6] Holland probeerde al langere tijd
haar invloed op de noordoostelijke gewesten te vergroten. Dit in tegenstelling tot Brabant en Vlaanderen die zich
niet bemoeiden met de gewesten boven de grote rivieren. De onderlinge contacten tussen de noordelijke gewesten en
Holland waren, onder andere vanwege de binnenlandse handel die via de rivieren liep, dan ook nauwer dan die met
de gewesten ten zuiden van de rivieren. Omdat de noordelijke gewesten alleen met elkaar te maken hadden en zich
verder niet bemoeiden met de gewesten ten zuiden van de grote rivieren en andersom, lag een eenwording van de

184

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


noordelijke gewesten al lang voor de onafhankelijkheid van de Republiek voor de hand.[7] Men probeerde dit
saamhorigheidsgevoel te versterken door het aanwakkeren van het idee dat de Nederlanders boven de rivieren
afstamden van de heldhaftige Batavieren.
De Reformatie begon in de Lage Landen aan het begin van de 16e eeuw. Oorzaak was onder andere de
ontevredenheid van de mensen over de wantoestanden in de Rooms-katholieke Kerk. In het begin werd het
protestantisme door de meeste mensen in het geheim beleden, omdat degenen die openlijk het nieuwe geloof
steunden dat met gevaar voor eigen leven deden. Dit betrof tot 1530 nog het lutherse geloof, en daarna met name het
doperse. Pas na 1560 krijgen de calvinisten meer voet aan de grond, beginnend in de Zuidelijke Nederlanden.[8] De
Habsburgse regering deed er namelijk alles aan om de Reformatie de kop in te drukken en liet vele mensen
vervolgen. Deze vervolgingen waren vooral succesvol in gebieden waar de Habsburgers nog veel macht hadden en
dat was vooral beneden de grote rivieren. Een groot verschil met de opkomst van het protestantisme in de Lage
Landen met andere landen waar het protestantisme zich verspreidde (onder andere Duitsland, Scandinavi en
Groot-Brittanni) was dat in de Lage Landen de Reformatie vooral bij de bevolking begon, terwijl in andere
Europese landen dit veelal opgelegd werd door de regeringen.
Begin van de opstand
Door de oorlog met Frankrijk in de jaren veertig van de 16e eeuw en
de hogere belastingen om die oorlog te financieren werd het onrustig in
de Nederlanden. Deze onrust hield zelfs aan na de vrede met Frankrijk
in 1559. Met de Transactie van Augsburg in 1548 en de Pragmatieke
Sanctie in 1549 had keizer Karel V de Nederlandse gewesten
samengebracht en uit het machtsgebied van het Heilig Roomse Rijk
gehaald. Toen hij In 1556 deze gebieden overdroeg aan zijn zoon
Filips II en hem de koningstitel van Spanje gaf, vertrok Filips naar
Spanje. In Nederland werd zijn halfzus Margaretha van Parma de
Aanbieding van het Smeekschrift der Edelen,
landvoogdes en zij werd omringd door een aantal hoge edelen als
door Frans Hogenberg.
adviseurs, waaronder Willem van Oranje. Hoewel de Inquisitie nog
steeds doorging nam ook het protestantisme steeds meer toe, ook onder
de edelen. In een poging godsdienstvrijheid af te dwingen en de Inquisitie af te schaffen, hadden in 1566
tweehonderd edelen uit de Lage Landen zich verenigd. Ze hadden het Smeekschrift der Edelen opgesteld en dat in
Brussel aan de landvoogdes aangeboden. Terwijl een delegatie naar Spanje trok om het verzoekschrift bij de koning
in te dienen, werd de Inquisitie door Margaretha opgeschort en er kwam een opleving van de protestantse
activiteiten. Buiten veel steden werden er hagenpreken gehouden. In augustus 1566 begon de Beeldenstorm in de
Nederlanden, waarbij kerken en kloosters in een groot deel van het land werden geplunderd. Uiteindelijk kwam het
tot een opstand, die echter niet op genoeg steun kon rekenen en dan ook werd neergeslagen door de Habsburgers.
Om het protestantisme verder te onderdrukken en de veroorzakers van de oproer te straffen arriveerde de hertog van
Alva met een leger van 10.000 soldaten in de Nederlanden. Alva richtte direct de Raad van Beroerten op, om de
verantwoordelijken voor de opstand en andere ketters te straffen. Veel van hen waren al gevlucht naar de Duitse
staten, zoals Willem van Oranje, maar toch werden vele duizenden vervolgd, waaronder de populaire en invloedrijke
graven Egmond en Hoorne, die in Brussel werden onthoofd. Om de hoge kosten van het leger te financieren, werden
in 1569 drie nieuwe belastingen door Alva ingevoerd, waarvan de Tiende Penning de meest gehate was. Dit
verzwakte de positie van de Spaanse Kroon in de Nederlanden. De gewapende opstand tegen het door Alva gevoerde
bewind begon in 1572 met de inname van Den Briel door de Watergeuzen. Snel na Den Briel werden ook andere
plaatsen veroverd, zoals Vlissingen, Veere en de rest van Walcheren (in eerste instantie met uitzondering van
Middelburg). Tegelijk viel Lodewijk van Nassau met een leger het zuiden binnen. Het oosten van de Nederlanden
werd binnengevallen door de graaf Van den Bergh. Veel stedelijke bestuurders die loyaal waren aan de Spaanse

185

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

186

koning, vluchtten weg door druk vanuit de bevolking. Sommige Spaansgezinde stadsbesturen konden echter de druk
vanuit de bevolking weerstaan doordat ook de schutterijen, die in steden de openbare orde moesten bewaken, veelal
loyaal waren aan de Spaanse koning.

Bloedbad van Naarden in 1572.

Om de opstand te breken, rekende Alva hard af met opstandige steden.


Zo liet hij honderden inwoners van Zutphen en vrijwel de complete
bevolking van Naarden ombrengen. Later werd Haarlem door de
Spanjaarden veroverd en werd tevergeefs geprobeerd Leiden en
Alkmaar in te nemen. Vooral het ontzet van Leiden in 1574 werd
gezien als een ommekeer in de strijd tegen de Spanjaarden. Nadat de
dijken door de geuzen waren doorgebroken, werden de Spaanse
troepen door het water verdreven na een gunstige wind in de nacht van
2 op 3 oktober. Na Leiden trok het Spaanse leger zich terug uit Holland
en waren alleen Amsterdam, Haarlem en Utrecht nog koningsgezind.

In 1575 werden er in Breda onderhandelingen gehouden over een mogelijke vrede. Voorwaarden die de
opstandelingen eisten, namelijk godsdienstvrijheid en beperkte macht van de koning, konden echter niet ingewilligd
worden. Hierdoor werd geen compromis gesloten. Door het bankroet van Spanje in 1576 en het uitblijven van soldij
van het Spaanse leger, sloeg het leger aan het muiten en plunderde daarbij Antwerpen. De gewesten van de
Nederlanden, uitgezonderd Namen, Luxemburg en een deel van Limburg, sloten uit angst voor plunderingen de
Pacificatie van Gent, waarin zij overeenkwamen de Spaanse troepen te verdrijven en n voorlopige regering te
vormen, de Staten-Generaal. Hoewel zij een eigen regering hadden gevormd, bleven de gewesten wel de
soevereiniteit van de Spaanse koning erkennen. Willem van Oranje werd door de Staten-Generaal erkend als
stadhouder van Holland en Zeeland. Tevens bepaalden de Staten-Generaal dat het protestantisme in Holland en
Zeeland beleden mocht worden en dat de overige gewesten officieel katholiek bleven, hoewel protestanten er niet
vervolgd werden. De door Filips II aangewezen landvoogd, Don Juan van Oostenrijk werd door de Staten-Generaal
erkend als landvoogd mits hij de Pacificatie van Gent zou erkennen. Don Juan tekende vervolgens in februari 1577
het Eeuwig Edict (inhoudende dat de Spaanse troepen de Nederlanden grotendeels zouden verlaten), maar besloot al
in juli zich er niet meer aan te houden, omdat zijn macht afnam en vanwege de groeiende verdeeldheid tussen de
gematigde en radicale opstandelingen in het zuiden. Daarop zetten de gewesten, op Luxemburg en Namen na, de
strijd tegen de koning voort.

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

187

Ontstaan van de Republiek


Willem van Oranje probeerde de tweedeling tussen het noorden en
zuiden gelijk te strijken, maar hij was hierin weinig succesvol.
Ondanks de Opstand was het noorden voor een groot deel protestants
en het zuiden bleef, gesteund door de adel en de patricirs,
voornamelijk katholiek. Toch probeerde Willem religievrede te
bewerkstelligen in de Nederlanden, waarbij zowel de protestanten als
de katholieken vrij hun geloof konden belijden. De Staten-Generaal in
Brabant probeerden hun macht boven de grote rivieren te vergroten,
maar slaagden daar niet in, terwijl de noordelijke gewesten de
Hollandse invloedssfeer binnendreven.
Door naderende Spaanse troepen voelden de noordelijke gewesten zich
bedreigd; ze wilden meer samenwerken op militair en politiek gebied
in een "Nadere Unie". De tekst van dit verdrag moest door ieder
gewest geaccepteerd worden en leidde tot veel onrust. Het accepteren
ervan betekende immers dat meer de Hollandse - calvinistische - lijn
gevolgd zou worden en slechts n geloof in een gewest getolereerd
mocht worden. Daarmee zou het gedaan zijn met de religievrede in de
De laatste pagina van de Unie van Utrecht bevat
overige
gewesten. Uiteindelijk werd op 23 januari 1579 de Unie van
handtekeningen van ondertekenaars van het
Utrecht getekend door de afgevaardigden van de gewesten Holland,
verdrag.
Zeeland, Utrecht, de Ommelanden en de ridderschappen van de
Arnhemse en Zutphense kwartieren. Het Nijmeegse kwartier tekende in februari het verdrag en het Arnhemse
kwartier in maart. In augustus 1579 tekende na stribbelingen ook Friesland de Unie. Drenthe tekende in april 1580
en Overijssel, lange tijd verdeeld, tekende ook in dat jaar. De stad Groningen sloot zich niet aan vanwege haar
anti-Hollandse houding. In de zuidelijke Nederlanden sloten steden als Antwerpen, 's-Hertogenbosch, Gent en Breda
zich aan bij de Unie, hoewel de gewesten als geheel dat niet deden. De Waalse gewesten hadden zich inmiddels
aangesloten bij de Unie van Atrecht en wilden verzoenen met Spanje.
Om steun te krijgen van het buitenland voor de opstand besloten de
Staten-Generaal de soevereiniteit over te dragen aan de jongere broer
van de Franse vorst, de hertog van Anjou. In 1581, toen Van Anjou in
Antwerpen was aangekomen, werd hij uitgeroepen als vorst en heer der
Nederlanden. In juni dat jaar werd de Spaanse koning afgezworen
middels het Plakkaat van Verlatinghe. De nieuwe commandant van het
Spaanse leger, Parma, rukte in het zuiden en oosten van de
Nederlanden steeds verder op en Anjou, gefrustreerd door zijn beperkte
macht, pleegde in 1583 een coup in Brabant en Vlaanderen. Die
De aankomst van de hertog van Anjou in
mislukte, waarna zijn positie onhoudbaar was geworden en hij weer
Antwerpen in 1581.
vertrok naar Frankrijk. Met de naderende Spaanse troepen in het
zuiden, verlieten de Staten-Generaal Antwerpen om neer te strijken in Den Haag. Ook Willem van Oranje verliet
Brabant en vertrok voorgoed naar Delft, waar hij in 1584 werd vermoord door de katholiek Balthasar Gerards, nadat
hij in 1580 door Filips II vogelvrij was verklaard. Holland was hiermee het enige machtscentrum geworden in de
Nederlanden.
De Spanjaarden rukten in de Zuidelijke Nederlanden verder op en daarop besloten de Staten-Generaal in 1585 steun
te vragen aan Elizabeth, de koningin van Engeland. Die stemde daarmee in, maar wilde in ruil wel zeggenschap in
het bestuur en benoemde Robert Dudley, graaf van Leicester als politieke en militaire leider. Na het tekenen van het

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


eerste verdrag dat de Verenigde Provincies met een ander land sloten, het verdrag van Nonsuch op 20 augustus 1585,
was de Republiek een protectoraat van Engeland geworden. De komst van Leicester en zijn manier van werken
zaaide verdeeldheid in de Republiek. Tussen Holland en Leicester ontstonden continu conflicten en ook in andere
gewesten stonden de pro-Hollandse en de pro-Engelse partijen tegenover elkaar. Het wangedrag van de Engelse
soldaten in de steden zorgde voor tegenstand van de bevolking. De druk vanuit de bevolking was zo groot dat enkele
Engelse garnizoenen zich overgaven aan de Spanjaarden, waarmee steden als Deventer en Zutphen in Spaanse
handen kwamen. Toen Leicester in 1586 tijdelijk naar Engeland trok, greep Holland de kans om de verloren macht
naar zich toe te trekken. Nadat Leicester was teruggekeerd probeerde hij door middel van een militaire coup de
macht terug te krijgen. Dit mislukte waarna hij in december 1587 terugkeerde naar Engeland. In 1588 werd besloten
de soevereiniteit niet meer aan een vorst te laten, maar aan de Staten. Hiermee was de Republiek een feit.

Vroege Gouden Eeuw


Doordat Spanje in oorlog was met Frankrijk, en Filips II zijn militaire
middelen in de zuidelijke Nederlanden inzette in Frankrijk, kreeg de
Republiek kans om op sterkte te komen. Naast de adempauze die de
Republiek kreeg, floreerden ook de handel, de scheepvaart en de
steden. De financile positie werd verstevigd en daardoor was er ook
meer geld om het leger in grootte en in kwaliteit te verbeteren. Het
leger was na dat van Spanje het grootste en het meest geavanceerd van
Europa.[9] Het was ook in deze tijd, dat onder Maurits van Oranje een
groot aantal steden werd veroverd. De veroveringen brachten grote
schade toe aan het Spaanse prestige in de noordelijke Nederlanden. Dit
militaire succes was alleen mogelijk door de samenwerking met de
bekwame Hollandse landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt, die in
staat was steun te krijgen van de doorgaans verdeelde Staten-Generaal.
De kleine gewesten waren intern onstabiel en lagen onderling constant
in conflict. Het enige gewest dat door haar overwicht wat stabiliteit
kon brengen was Holland. In april 1594 werden de Ommelanden de
Onder het militaire leiderschap van Maurits en
zevende stemhebbende provincie in de Staten-Generaal van de
het politieke van Van Oldenbarnevelt werden de
Republiek. Na het beleg van Groningen in 1594 werd Groningen
Spanjaarden in de Tien Jaren verdreven uit het
noorden en oosten van de Republiek.
opgenomen in de Unie en maakte het samen met de Ommelanden deel
uit van de provincie Stad en Lande. Ook Drenthe wilde graag
stemrecht krijgen in de Staten-Generaal, maar kreeg dit niet vanwege het geringe bevolkingsaantal, de relatieve
armoede en omdat Holland geen macht wilde kwijtraken. Wel werd Drenthe als een volwaardige provincie
beschouwd en had het een eigen Statenvergadering en stadhouder.
Na de vrede tussen Spanje en Frankrijk in mei 1585 en de dood van Filips II in 1598 werden de gehoorzame
provincies overgedragen aan zijn dochter, Isabella en haar man, de Oostenrijks-Habsburgse aartshertog Albrecht.
Hoewel de gebieden waren overgedragen, behield Spanje in het gebied wel zijn leger, dat werd betaald door Spanje
en waarvan de soldaten trouw waren aan de Spaanse koning. De zuidelijke Nederlanden bleven hiermee in feite een
gebied van Spanje. Vanwege de grote staatsschuld van Spanje, wilden de aartshertogen en de Spaanse koning in
1599 vrede met de Republiek. Deze vredesbesprekingen hadden echter geen kans op slagen doordat geen van de
partijen concessies wilden doen.[10] Het Spaanse leger was door de slechte financin van Spanje niet meer zo
krachtig en dat gaf de Republiek de kans om diep in Vlaanderen een aanval uit te voeren op de Duinkerker kapers.
Dit plan werd goedgekeurd door de Van Oldenbarnevelt, terwijl stadhouder Willem Lodewijk vanwege de grote

188

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


risico's tegen was. De twijfelende Maurits besloot toch met het leger naar Duinkerke te trekken, maar stuitte bij
Nieuwpoort op het Spaanse leger. De veldslag die erop volgde werd gewonnen door Maurits, hoewel de Spanjaarden
aanvankelijk veel beter werden geacht. Door het grote risico dat genomen was, een nederlaag had kunnen leiden tot
een ondergang van de nieuwe Republiek, botsten Maurits en Oldenbarnevelt, waardoor ook hun relatie bekoelde.
De eerste jaren na de slag bij Nieuwpoort bleef de situatie gelijk, maar na de verovering van het laatste protestantse
bolwerk in Vlaanderen, Oostende, na een beleg van drie jaar, stootte Spinola door in het oosten van de Republiek en
veroverde daarbij een aantal steden. Deze Spaanse doorbraak veroorzaakte grote paniek in de Republiek en Maurits
kon een aantal steden heroveren. Groenlo was te sterk om ingenomen te worden en wat volgde was een patstelling,
die leidde tot een wapenstilstand en uiteindelijk tot het ondertekenen van het Twaalfjarig Bestand in 1609.
Twaalfjarig Bestand
In eerste instantie gingen de onderhandelingen niet over een wapenstilstand maar over een vrede tussen beide
partijen en het erkennen van de onafhankelijkheid van de Verenigde Provincin. In ruil voor erkenning wilde Spanje
dat de net opgerichte VOC zou stoppen met haar activiteiten in Afrika en Azi. Spanje zag de VOC als een grote
bedreiging voor haar eigen handelspositie. De Republiek kon op dit punt niet toegeven, er was immers flink
genvesteerd in de VOC. Om toch iets te bereiken werd er een twaalfjarige wapenstilstand afgesproken van 1609 tot
1621, op voorwaarde dat de WIC niet opgericht zou worden.
Gedurende dit Bestand bleven de
spanningen, maar de beide partijen meden
de confrontatie. Hoewel het op militair
gebied rustiger werd, was dat allerminst het
geval in de maatschappij. De bevolking van
de Republiek raakte in een tweedeling
tussen twee stromingen in de publieke kerk,
de
remonstranten
en
de
contraremonstranten. Onder de aanhangers
van de remonstranten waren de meeste
De terechtstelling van Van Oldenbarnevelt in Den Haag.
Hollandse stadsbesturen, intellectuelen
waaronder Hugo de Groot en de
landsadvocaat Oldenbarnevelt. Doordat de meeste stadsbesturen remonstrants waren stelden zij ook alleen
remonstrantse predikanten aan. Op het platteland, waar de regenten geen macht konden uitoefenen, waren juist veel
contraremonstranten actief. De contraremonstranten kregen steeds meer aanhang en ook de stadhouder prins Maurits
stond aan hun zijde. Door de toenemende druk op de remonstrantse stadsbesturen, stelden zij in naam van de Staten
van Holland waardgelders aan om de remonstrantse steden te beschermen tegen contra-remonstrante aanhangers.
Omdat dit ongrondwettig zou zijn, oefende Maurits via de Staten-Generaal, die op Holland en Utrecht na volledig
contraremonstrants waren, druk uit om de huurlingen te ontbinden. De waardgelders werden onder druk ontbonden
en remonstrantse stadsbesturen, de provinciale Staten en andere organisaties werden gezuiverd. Leidende figuren van
de remonstrantse beweging werden gearresteerd. Op 12 mei 1619 werd Oldenbarnevelt schuldig bevonden aan
hoogverraad en ter dood veroordeeld. Hugo de Groot en Hogerbeets werden veroordeeld tot een levenslange
gevangenisstraf. Na de machtsovername was Maurits de nieuwe leidende persoon van de Republiek. In 1618 werd
de Synode van Dordrecht gehouden, waar door theologen de remonstrantse leer werd veroordeeld.
Tijdens de wapenstilstand tussen de Verenigde Provincin en Spanje, brak in Duitsland de Dertigjarige Oorlog uit
tussen protestantse en katholieke staten. Omdat het hebben van protestantse bondgenoten voor het voortbestaan van
de Republiek belangrijk was, werden die staten gesteund door de Republiek met geld, materiaal en manschappen.
Spanje daarentegen ging juist de katholieke staten steunen. Zo werd de strijd indirect voortgezet in Duitsland.

189

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

190

Hervatting van de oorlog en de Vrede van Mnster


De strijd tussen de Republiek en Spanje werd met het aflopen van het Twaalfjarig Bestand in 1621 hervat. Vanaf die
tijd begon ook een economische neergang door onder andere het opnieuw invoeren van handelsembargo's, opvoeren
van blokkades van grote rivieren en aanvallen door kapers. Naast de economische teruggang moesten de belastingen
worden verzwaard om het eigen leger te versterken. De crisis werd nog eens verergerd doordat de Republiek geen
financile steun meer kreeg van Frankrijk en Engeland. In 1624 belegerde Spanje de goed verdedigde stad Breda. Op
dat moment was prins Maurits al erg ziek en hij overleed uiteindelijk in april 1625 in Den Haag. Twee maanden later
zou Breda ingenomen worden door Spanje. Omdat Spanje ook in een slechte financile situatie verkeerde werd het
leger na de inname van Breda ingekrompen en werd er voor een verdedigende strategie gekozen. Frederik Hendrik
volgde zijn halfbroer Maurits op als stadhouder en kapitein-generaal.
In tegenstelling tot Maurits koos Frederik Hendrik geen partij tussen de remonstranten en de contra-remonstranten en
streefde meer naar evenwicht. Zodoende konden remonstranten weer positie nemen in de stadsbesturen en in de
Staten.

Met de Vrede van Mnster in 1648 kwam een


einde aan de Tachtigjarige Oorlog.

Rond 1628/1629 verschoven de verhoudingen in de Lage Landen,


dankzij verschillende ontwikkelingen. Zo verbeterde de financile
situatie van de Republiek, waar die van Spanje verslechterde. Het
Spaanse leger werd ingekrompen, waar dat van de Republiek werd
uitgebreid. Engeland werd betrokken in de oorlog tegen Spanje en
Spanje raakte in conflict met Frankrijk inzake de opvolging in Mantua.
Vooral de strijd tussen Spanje en Frankrijk om de opvolging in Mantua
was belangrijk voor de Republiek, omdat die ervoor zorgde dat Spanje
veel geld en manschappen in Itali moest inzetten in plaats van in de
Nederlanden.

In 1628 veroverde Frederik Hendrik 's-Hertogenbosch. Spanje wilde


vervolgens graag een nieuwe wapenstilstand, maar door de politieke verdeeldheid in de Republiek ging dat niet door.
In 1632 werden tijdens de veldtocht langs de Maas in Limburg nog eens de steden Roermond, Venlo en Maastricht
veroverd. Om tegemoet te komen aan de katholieke bevolking van deze steden, mochten de katholieken vrij hun
geloof belijden. Wel moest in iedere stad n kerk afgestaan worden aan de protestanten. Opnieuw wilde Spanje
graag praten over vrede, maar ook deze onderhandelingen mislukten door de politieke strubbelingen binnen de
Republiek.
Uiteindelijk kwam het in de jaren veertig van de 17e eeuw tot vredesbesprekingen, die in 1648 leidden tot de Vrede
van Mnster. De nieuwe Republiek werd nu door de omliggende landen officieel erkend als zelfstandige natie,
hoewel er bij het ingaan van het Twaalfjarig Bestand al sprake was van officieuze erkenning door meerdere staten.
Stadhouder Frederik Hendrik stierf in 1647 en werd opgevolgd door zijn zoon Willem II.

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Late Gouden Eeuw


Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672)
Gedurende het stadhouderschap van Willem II raakte de Republiek
opnieuw in een politieke crisis. Onder Frederik Hendrik kon de macht
van het gewest Holland sterk groeien ten koste van de stadhouder. Na
de Vrede van Mnster moest het leger ingekrompen worden, maar
Holland wilde het leger veel verder inkrimpen dan Willem II en de
Staten-Generaal dat wilden. Toch besloot Holland eenzijdig tot het
ontbinden van legeronderdelen. Dit was volgens de Staten-Generaal en
stadhouder Willem II in strijd met het Unieverdrag en het zou de
veiligheid van het land in gevaar brengen. Daarop besloot Willem II
met de stadhouder van Friesland Willem Frederik, een coup te plegen
door Amsterdam en Den Haag te bezetten en politieke kopstukken te
arresteren. Zodoende trok Willem Frederik met een leger richting
Amsterdam, maar voordat zij daar aankwamen, was het stadsbestuur al
Johan de Witt was raadspensionaris van Holland
gewaarschuwd en werden de stadspoorten gesloten. In Den Haag
en
daarmee gedurende het Eerste Stadhouderloze
werden zes regenten uit de Staten van Holland gearresteerd en
Tijdperk de meest invloedrijke persoon van de
vastgezet op Loevestein. Lang heeft deze staatsgreep niet geduurd,
Republiek.
omdat Willem II al snel erna in november 1650 overleed aan koorts.
Zijn enige zoon Willem III werd een week later geboren. Na de dood
van Willem II brak het Eerste Stadhouderloze Tijdperk aan, een periode waarin geen stadhouder benoemd werd in de
provincies Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel. In Friesland bleef Willem Frederik stadhouder en
Groningen en Drenthe benoemden Willem Frederik als hun nieuwe stadhouder. Gedurende deze periode waren er
constant spanningen tussen oranjegezinden, die wilden dat Willem III de nieuwe stadhouders moest worden en
republikeinen, die helemaal geen stadhouder wilden. Door deze spanningen waren de provincies intern instabiel en
volgden ze veelal het beleid van Holland, geleid door de raadpensionaris Johan de Witt, die daardoor veel macht had.
De jaren na de Vrede van Mnster verliepen voor een deel van de
Nederlanden economisch erg voorspoedig. De handel op zee met
andere gebieden groeide flink, ten koste van Engeland. Dit
veroorzaakte een ernstige economische teruggang in Engeland en als
reactie hierop nam het Engelse parlement de Akte van Navigatie aan
om de eigen handel te beschermen. Deze nieuwe wet ging gepaard met
kaperijen van Nederlandse schepen door Engelse piraten en de Engelse
marine. Om de dominante positie in de wereldhandel niet te verliezen
ging de Republiek in de tegenaanval en daarmee brak in 1652 de
Eerste Engels-Nederlandse Oorlog uit. Engeland won wel de strijd op
De bedreigde zwaan door Jan Asselijn, stelt
de Noordzee, maar kon de Republiek niet klein krijgen en om de
Johan de Witt voor die het ei (Holland) beschermt
handel niet nog meer te schaden werd er in 1654 vrede gesloten. Deze
tegen de vijand.
vrede nam niet de wrijving tussen de twee landen weg en in 1665 brak
er opnieuw een oorlog uit, de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog. Bij deze oorlog verloor de Republiek
Nieuw-Amsterdam (het huidige New York). Ondanks het verlies van Nieuw-Amsterdam verliep de oorlog voor de
Republiek voorspoedig en waren de vredesbepalingen aan het eind van deze oorlog gunstig voor de Republiek. Zo
mocht de Republiek het op de Engelsen veroverde Suriname houden en werden de Engelse Scheepvaartwetten
versoepeld.

191

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


Ook deze vrede hield niet lang stand. De Franse koning Lodewijk wilde zijn grondgebied uitbreiden en van Frankrijk
een handels- en koloniale grootmacht maken, vergelijkbaar met Engeland en de Republiek. Daartoe sloot Lodewijk
een bondgenootschap met de Engelse koning, de Keulse keurvorst en de Mnsterse prinsbisschop tegen de
Republiek. In mei van het jaar 1672, ook wel het rampjaar genoemd, begon de Hollandse Oorlog en werd de
Republiek binnengevallen. Het Staatse leger was sterk in de minderheid en slecht voorbereid, waardoor de Fransen
makkelijk konden oprukken tot aan Holland, dat dankzij de Hollandse waterlinie veilig bleef. De inval veroorzaakte
een hevige volkswoede richting de regenten, omdat door hun toedoen het leger in zo'n slechte staat zou zijn
vervallen. Daarnaast verlamde de oorlog ernstig de handel. De woede resulteerde in het afzetten van regenten, de
moord op de gebroeders De Witt en het aanstellen van Willem III als stadhouder van Holland en Zeeland. Op zee
werd de oorlog tegen Engeland gewonnen en met de hulp van bondgenoten werden ook Frankrijk en de Duitse staten
teruggedrongen. In 1678 werd de vrede getekend.
Glorieuze overtocht
De Franse koning Lodewijk XIV hield zich al snel na het tekenen van
de vrede niet meer aan de voorwaarden. Zo annexeerde hij wederom
steden in de zuidelijke Nederlanden en verhoogde hij in 1687 weer de
importheffingen, waaraan de Nederlandse handel veel schade
ondervond. Hoewel de stadhouder vanwege deze provocaties graag de
oorlog wilde verklaren aan Frankrijk, was de meerderheid in de
Staten-Generaal tegen een oorlog, omdat die de handel nog verder zou
schaden. Door het bondgenootschap van Frankrijk en Engeland had de
De landing van Willem III met een Nederlands
Republiek tevens te maken met een sterke tegenstander. Toch werd
leger in Engeland om de Engelse koning af te
gedacht dat het slechts een kwestie van tijd zijn, voordat de Republiek
zetten.
zelf van twee kanten zou worden aangevallen, zoals dat ook in 1672
was gebeurd. In plaats van dat af te wachten, werd er achter de schermen een plan voorbereid: de Engelse koning
Jacobus II was zwak en niet populair. Dat schiep de mogelijkheid om met een Staats leger Engeland binnen te vallen
en de koning af te zetten. Hierna zou Engeland aan de kant van de Republiek tegen Frankrijk kunnen strijden. Dit
plan werd goedgekeurd, en uiteindelijk begon in november 1688 een invasie waarbij een troepenmacht van meer dan
21000 soldaten met 400 transportschepen, begeleid door 53 oorlogsschepen, het Kanaal over werd gezet.[11] Na deze
Glorieuze Overtocht vluchtte Jacobus naar Frankrijk en werd stadhouder Willem III de nieuwe koning. Bij de oorlog
met Frankrijk die volgde, de Negenjarige Oorlog, kon Lodewijk niet verslagen worden. Wel moest hij de
veroveringen van na 1678 afstaan en de hoge importtarieven schrappen.

Verval
Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747)
Willem III overleed kinderloos in maart 1702. Hoewel hij de Friese stadhouder Johan Willem Friso als opvolger had
aangewezen, werd er na zijn dood in Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel wederom geen nieuwe
stadhouder benoemd. Hiermee brak het Tweede Stadhouderloze Tijdperk aan. Johan Willem Friso verdronk op 14
juli 1711 toen zijn schip omsloeg op het Hollandsch Diep. Zijn zoon Willem IV zou zes weken later geboren
worden.
Twee jaar voor het overlijden van Willem III overleed de Spaanse koning Karel II. Hij had geen nakomelingen en in
zijn testament had hij Filips V, die de kleinzoon was van de Franse koning, aangewezen als opvolger. Hierdoor
ontstond er een machtig Frans-Spaans blok dat bij de Spaanse Successieoorlog getracht werd te breken door een
alliantie van de Verenigde Provincin, Pruisen, Oostenrijk en Groot-Brittanni. Dit machtsblok was een bedreiging,
omdat men vreesde dat de handel met de Spaanse kolonin in Amerika door de Fransen overgenomen zou worden.
Toen Franse troepen de Spaanse Nederlanden binnentrokken verdween de barrire tussen Frankrijk en de Republiek

192

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


die de Republiek moest verdedigen. Gedurende de oorlog zette de Republiek met 119.000 man het grootste leger op
de been in haar bestaan. Om dit te betalen moesten de Staten veel geld lenen. De hoge uitgaven aan het leger gingen
ten koste van de uitgaven aan de marine, waardoor de Britten het overwicht op zee kregen. De eerste jaren van de
oorlog leidden tot veel successen aan geallieerde zijde. Zo werden de Fransen uit de Spaanse Nederlanden verdreven,
werd de strijd om de Middellandse Zee gewonnen en boekte men successen in Castili. Later werden de geallieerden
weer uit Castili verdreven en volgde er een patstelling. De Fransen begonnen vervolgens vredesonderhandelingen
die in 1713 leidden tot de Vrede van Utrecht. Overeengekomen werd dat Filips V mocht aanblijven, maar dat de
Spaanse Nederlanden overgingen naar Oostenrijk.
Orangistische revolutie
Na de vrede werden legereenheden ontbonden en de uitgaven voor het leger verminderd. Deze inkrimping betekende
een definitieve breuk met het verleden en was de Republiek van een wereldmacht verworden tot een middelgrote
mogendheid. De Republiek raakte in een economische crisis. De handel met de kolonin stagneerde, de nijverheid in
de steden ging achteruit en de belastingen moesten worden verhoogd om de hoge schuld te kunnen terugbetalen. Dit
veroorzaakte een ernstige malaise in de Republiek en wakkerde de ontevredenheid van de bevolking over de
regenten aan. Toen Willem IV in 1729 meerderjarig werd, werd hij uitgeroepen tot stadhouder van Friesland,
Groningen, Drenthe en Gelderland. Deze benoeming zorgde voor een feller worden van de strijd tussen
republikeinen en orangisten.
Gedurende de Oostenrijkse Successieoorlog moest de Republiek
vanwege een verdrag een bijdrage leveren aan de zijde van
Groot-Brittanni en Oostenrijk. Het leger werd opnieuw uitgebreid en
ingezet in de Oostenrijkse Nederlanden dat werd binnengevallen door
de Fransen. Toen de Fransen in april 1747 doorstoomden tot in
Staats-Vlaanderen en de zwakte van de verdediging duidelijk werd,
veroorzaakte dat onder de bevolking een hevige oproer. Vanuit de
bevolking was de roep om de stadhouder zo groot, dat de regenten
genoodzaakt waren het stadhouderschap te steunen. Van de
stadhouderloze provincies was Zeeland de eerste provincie die het
Bij het pachtersoproer, vooral veroorzaakt door
stadhouderschap opnieuw instelde. Holland, Utrecht en Overijssel
de hoge belastingtarieven die de pachters vroegen
volgden snel daarna, waardoor Willem IV in het midden van mei 1747
in combinatie met de economische achteruitgang,
werden huizen van pachters geplunderd.
de eerste stadhouder van alle provincies van de Unie werd. Ook nadat
Willem IV stadhouder was geworden, bleef het onrustig, omdat hij in
de ogen van het volk, maar weinig regenten liet vervangen. Het pachtersoproer, waarbij huizen van pachters werden
geplunderd, was een uiting van de woede. Wel kon Willem veel macht naar zich toe trekken, waardoor de Republiek
trekken kreeg van een constitutionele monarchie zonder gekroonde vorst.
Onverwachts overleed Willem IV op 22 oktober 1751 op 40-jarige leeftijd. Het stadhouderschap was daarvoor al
erfelijk verklaard, maar zijn zoon Willem V was bij diens vaders overlijden nog maar 3 jaar. Tot zijn
meerderjarigheid werd zijn functie waargenomen door zijn moeder, Anna van Hannover, en na haar dood door de
beroemde legeraanvoerder Brunswijk. In die jaren bleef de bevolking rustig ondanks de economische en sociale
spanningen.
In 1766 werd Willem V meerderjarig en daarmee de nieuwe stadhouder. Brunswijk bleef een invloedrijk persoon aan
het hof. Traditionele bondgenootschappen in Europa veranderden, doordat Oostenrijk met Frankrijk een
bondgenootschap aanging en Groot-Brittanni een bondgenootschap met de nieuwe grootmacht Pruisen sloot. Het
liefst zou de Republiek hierin een neutrale positie innemen, maar dat was moeilijk door grensconflicten met
Oostenrijk en met de aanwezigheid van Pruisen langs de oostgrens. Ondanks de oorlogsdreiging werden het leger en
de marine nauwelijks uitgebreid door de tegengestelde belangen van de verschillende provincies. Toen de

193

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog uitbrak, zorgde dat voor toenemende spanningen tussen de Republiek en
Groot-Brittanni. De Nederlanders verkochten wapens en munitie via het eiland Sint Eustatius aan de Amerikaanse
opstandelingen, tot woede van de Britten. Omdat de Nederlanders niet bereid waren te stoppen de Amerikanen te
steunen brak in 1780 de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog uit, waarbij de Republiek verpletterend werd verslagen
en veel kolonin verloor.
Tijd van de patriotten
Tegen 1782 kwam, genspireerd door de Amerikaanse Revolutie en de
Verlichting, een beweging op: de patriotten, die meer vrijheid eisten
voor het volk. De vonk die dit revolutionaire proces ontstak was de
publicatie van het door Van der Capellen geschreven pamflet Aan het
Volk van Nederland in vele steden van de Republiek. Hierin schreef
Van der Capellen dat de overheid van het land verantwoordelijkheid
moest tonen richting het volk. Ook wilde hij meer democratisering in
het bestuur en moesten er door het volk geleide vrijkorpsen opgericht
worden om het volk te beschermen. De patriotten zagen hun zaak als
De vrijheidsboom op de Grote Markt in
de voortzetting van de Nederlandse Opstand voor meer vrijheid Groningen, nadat de Fransen de Republiek in
vrijheid die in hun ogen door de stadhouder en zijn gunstelingen werd
1795 binnengetrokken waren.
onderdrukt. Door een stroom van pamfletten en aanplakbiljetten en
massademonstraties kregen de patriotten meer en meer aanhang. In steden met veel patriottische aanhangers werden
vrijkorpsen opgericht en werden, al dan niet met geweld, hervormingen doorgevoerd zoals het beperken van de
macht van de stadhouder en het instellen van nieuwe stadsbesturen. De opkomst van de patriotten zorgde voor
spanningen en geweld tussen hen en orangisten. Omdat Den Haag niet meer veilig was voor de stadhouder en zijn
familie, weken zij uit naar Gelderland, dat nog wel orangistisch was. Toen het er in 1787 op leek dat de stadhouder
de patriottenbeweging niet meer kon tegenhouden, viel de Pruisische koning Frederik Willem II, tevens de zwager
van de stadhouder, gesteund door de Britten de Republiek binnen met een leger om de stadhouder te helpen.
Ondanks de gewapende vrijkorpsen was er vrijwel geen verzet tegen de Pruisische troepen. Na deze interventie trok
de stadhouder terug naar Den Haag en werden er enkele maatregelen tegen de patriotten ingevoerd. Ook in de
Zuidelijke (Oostenrijkse) Nederlanden kwam de bevolking in opstand. Daar werden de Verenigde Nederlandse
Staten opgericht, die echter door ingrijpen van Pruisen maar kort bestonden. In Frankrijk had de Franse Revolutie,
die begon in 1789, meer succes. In 1795 trokken Franse soldaten, nadat zij in de Zuidelijke Nederlanden de
Oostenrijkers hadden verslagen, de Republiek binnen, waar zij met veel enthousiasme onthaald werden. Hiermee
kwam de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ten einde en ontstond een nieuwe staat: de Bataafse
Republiek.

Gewestelijke indeling
De zeven provincies (ook wel als gewesten aangeduid) van de Nederlanden die toetraden tot de Republiek waren:
1.
2.
3.
4.
5.
6.

Friesland
Gelre
Holland
Overijssel
Stad en Lande (Groningen)
Utrecht

7. Zeeland

194

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

195

Het Landschap Drenthe was een gewest dat wel een eigen Statenvergadering, maar geen stemrecht in de
Staten-Generaal had.

Overzichtskaart van de Republiek, van Johannes Janssonius; uit


diens collectie "Belgii Foederati Nova Descriptio", gepubliceerd te
Amsterdam in 1658

In 1648, bij de Vrede van Mnster, werden delen van


Vlaanderen
(Staats-Vlaanderen),
Brabant
(Staats-Brabant, inclusief de Brabantse Landen van
Overmaas, ook Staats-Overmaas geheten) als
generaliteitsland aan de Republiek toegevoegd. Een
deel van Opper-Gelre rond Venlo, dat aan het eind van
de 16e eeuw al tijdelijk in handen van de Republiek
was geweest, werd als gevolg van afspraken bij de
vrede van Utrecht in 1715 als Staats-Opper-Gelre bij de
Republiek gevoegd. De generaliteitslanden hadden niet
de status van een zelfstandig gewest en werden door de
Staten-Generaal bestuurd. Westerwolde in Groningen
was formeel ook een generaliteitsland, maar werd
feitelijk bestuurd door de stad Groningen. Ook
Maastricht had een speciaal statuut.

Na Holland was Zeeland het belangrijkste


handelsgewest. Middelburg was na Amsterdam tot het
derde kwart van de 17e eeuw de grootste handels- en havenstad van de Republiek.
Het grondgebied van de Republiek kwam niet geheel overeen met het huidige Nederland.
Meer informatie: indeling van Nederland tijdens de Republiek

Demografie
Bevolkingsontwikkeling
[12][13]

Bevolking van Nederland, 1500-1800 ( 1.000)

Tegen 1300 waren de noordelijke Nederlanden relatief dun bevolkt. Dit veranderde rond 1500 toen de
verstedelijking toenam. De noordelijke Nederlanden, met rond de n miljoen inwoners, behoorden tot de meest
verstedelijkte regio's van Europa. De hoge verstedelijkingsgraad werd niet behaald door het hoge inwonersaantal van
de steden (dat viel in vergelijking met steden in bijvoorbeeld de zuidelijke Nederlanden wel mee), maar door het
grote aantal steden. Tussen 1500 en 1650 verdubbelde de totale bevolking in de Republiek. Gekeken naar alleen de
kustprovincies was de bevolking zelfs verdrievoudigd. Hierna vond er tot 1750 een daling van de bevolking plaats in
Noord-Holland en Friesland en een stagnatie rondom de Zuiderzee. Daarbij daalde het aantal inwoners zeer sterk in
Hollandse industriesteden als Delft, Leiden en Haarlem. Na 1780 werd de groei weer ingezet in het noorden en
zuiden van Holland en in Friesland. Ook in het oosten was er vanaf 1500 een langzame groei, maar die was vanwege
de oorlog, die vooral in het oosten en zuiden woedde, beperkt. Na 1650 nam de groei hier toe. Met name in het
zuiden, waar gedurende de eerste helft van de 16e eeuw nog sprake van een grote bevolkingstoename was, zorgde de

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


oorlog voor een grote ontvolking. Ook het teruggelopen economische belang van het zuiden was verantwoordelijk
voor de daling van de bevolking. Na de oorlog trad in de Meierij en Noord-Limburg herstel in, dat tussen 1700 en
1750 stagneerde en daarna weer door zette. De ontwikkeling in Zuid-Limburg was hierin tegengesteld.

Migratie
Tussen 1585 en 1650 maakten Hollandse en Zeeuwse steden een explosieve groei door. Dit was in de vroegmoderne
tijd heel uitzonderlijk, omdat in steden het sterftecijfer het geboortecijfer overtrof als gevolg van ziektes en een hoge
zuigelingensterfte. Groei was alleen mogelijk door een voortdurende instroom van mensen vanuit het omliggende
platteland of vanuit andere gebieden. Immigranten trokken tot 1590 vooral vanwege religieuze motieven naar de
Republiek, daarna immigreerden mensen vanwege de betere kansen op de arbeidsmarkt en de hogere lonen in de
Republiek en dan met name in de provincies Holland en Zeeland. De expanderende en welvarende economie van
het westen van de Republiek had een aanzuigfunctie op andere gebieden; niet alleen kwamen er immigranten uit de
zuidelijke Nederlanden en Duitsland, maar ook uit de oostelijk gelegen provincies. Terwijl de stedelijke groei in
Holland en Zeeland zeer groot was, was die in de overige provincies minder sterk. Wel groeide daar, net als in de
rest van de Republiek, de vraag naar landbouwproducten en daarmee de plattelandsbevolking. Had dit in het westen
vooral te maken met de groeiende steden, in het oosten kwam dit vooral door de Dertigjarige Oorlog in Duitsland
waar de legers door hun grootte voedsel uit het buitenland moesten importeren. Naast immigratie vond er ook
emigratie plaats. Mensen vertrokken ook om religieuze of economische redenen naar anderen landen. Deze groep
was niet groot. Groter was het aantal personen dat in dienst ging van de VOC en op zee of in een van de
VOC-vestigingen bleven. Daar het vaak om vertrekkende mannen ging, verstoorde dit vooral in Hollandse steden de
seksenratio.

Religie
In de Unie van Utrecht werd de inwoners van Holland en Zeeland vrijheid van geweten verleend. Elke andere
provincie had de vrijheid om zelf te bepalen hoe de religieuze kwestie werd aangepakt, hoewel de Unie van Utrecht
wel bedong dat ieder mens vrij moest zijn in de keuze van zijn persoonlijke religie en niemand mocht worden
vervolgd op basis van zijn of haar religieuze keuze.[14] Willem van Oranje was een sterk voorstander van zowel
publieke als persoonlijke vrijheid van godsdienst en hoopte protestanten en katholieken te verenigen in de nieuwe
staat. Voor hem was de Unie een nederlaag, aangezien deze niet garandeerde dat iedereen ook publiekelijk zijn
religie mocht belijden. In de praktijk werden in alle provincies katholieke diensten snel verboden en de
Gereformeerde Kerk werd de "publieke" kerk in de Republiek.[15] De bezittingen van de Katholieke Kerk werden
vrijwel overal door de (lokale) overheden geconfisqueerd.
Tijdens de Republiek was het enkel de gereformeerden toegestaan een openbare dienst te houden. Om een openbaar
ambt in de Republiek te bekleden, dienden mensen het gereformeerde geloof aan te hangen en daarover een eed af te
leggen. In hoeverre de diensten van verschillende godsdiensten of stromingen werden vervolgd, hing sterk af van het
tijdperk en de regenten van een bepaalde stad of regio. In het begin was dit vooral gericht tegen de
rooms-katholieken, de religie van de vijand. In het Leiden van de 17e eeuw konden mensen bijvoorbeeld beboet
worden met 200 gulden voor het openstellen van hun huis voor niet-gereformeerde diensten en verbannen worden uit
de stad.[16] Desondanks heeft in de Republiek altijd de persoonlijke vrijheid van godsdienst bestaan. Samen met
economische redenen leidde dit tot grote immigratie van vluchtelingen uit andere delen van Europa.
In de eerste jaren van de Republiek, ontstond er controverse binnen de Gereformeerde Kerk, vooral rond het thema
van de predestinatie. Dit is uitgegroeid tot de bekende als de strijd tussen Arminianisme en Gomarisme, of tussen
remonstranten en contra-remonstranten. De Synode van Dordrecht in 1618, die deze kwestie aanpakte, leidde tot het
verbod van het remonstrantse geloof en leidde vervolgens ook tot het zuiveren van remonstranten uit diverse
stadsbesturen en het verbieden en vervolgen van remonstrantse diensten.

196

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


Na het einde van de 17e eeuw veranderde de situatie van een meer of minder actieve vervolging naar een staat van
beperkte tolerantie van andere godsdiensten, zolang deze maar niet zichtbaar werd beleden (maar bijvoorbeeld in
schuilkerken).

Bestuur
De manier waarop de Republiek via haar instellingen bestuurd werd, werd gevormd tussen 1572 en 1588, kreeg haar
definitieve vorm tussen 1587 en 1609 en bleef daarna vrijwel ongewijzigd. Het bestuur was wezenlijk anders dan
onder de Habsburgers en het verschilde ook met het Unieverdrag, het constituerende document van de Republiek.
Het was oorspronkelijk de bedoeling dat de verschillende soevereine provincies gingen samenwerken op een aantal
punten, namelijk belasting voor het betalen van de defensie, de defensie zelf en het buitenland-beleid. De provincies
behielden een zeer ver gaande autonomie. Binnen deze provincies genoten op hun beurt de steden (en zeker de wat
grotere steden) weer een zeer grote mate van zelfbestuur.
Later ging de Republiek zich met veel meer zaken bezighouden dan met de hiervoor genoemde onderwerpen. Zo
ging de Republiek zich ook bezighouden met de scheepvaart, het bestuur over veroverde gebieden, de bevordering
van koloniale expansie en religie. Toch kan er niet gesproken worden over een volwaardige federale republiek,
doordat uiterlijk en ceremonieel gezien de gewesten soevereiniteit vertoonden. Het verbond was meer een kruising
tussen een confederatie en een federatie, waarbij het verbond in vorm en theorie meer een confederatie was en in
praktijk juist meer een federatie.[17] Het was enerzijds de stadhouder, die als kapitein-generaal (opperbevelhebber)
van de strijdkrachten fungeerde, en anderzijds de zeer dominante positie van het gewest Holland (dat voor ongeveer
60% van de staatsinkomsten verantwoordelijk was), die enige mate van politieke samenhang verzekerde.

Landelijk bestuur
Het landelijk bestuur bestond uit de Staten-Generaal, bestaande uit
vertegenwoordigers van de zeven gewesten. Zij vergaderden in een
vergaderzaal aan het Binnenhof in Den Haag. De Staten-Generaal
bestond al ten tijde van het Bourgondische en Habsburgse bestuur,
maar kwam toen weinig bij elkaar, het mocht alleen vergaderen over
de door de landsheer vastgestelde onderwerpen en het mocht geen
besluiten nemen. Toen de Staten-Generaal zich in 1583 boven de grote
rivieren hadden gevestigd kwamen zij vaker bij elkaar, zo'n 16 tot 28
dagen per maand, ook op zondagen. Zij hielden zich onder andere
Vergadering van de Staten-Generaal in de
bezig met de scheepvaart, het bestuur over veroverde gebieden, de
Ridderzaal in 1651
bevordering van koloniale expansie en religie. Daarbij werden zij
bijgestaan door een aantal instellingen. Ook het bestuur van
Staats-Vlaanderen (ongeveer het huidige Zeeuws-Vlaanderen), Staats-Brabant (het huidige Noord-Brabant) en
Staats-Limburg (het gebied rond Maastricht) was een taak van de Staten-Generaal.
Een van deze instellingen was de Raad van State. Het administreerde het leger, de vestingsteden en de
Generaliteitslanden. Een andere instelling was de Generaliteitsrekenkamer. Deze was verantwoordelijk voor het
bijhouden van de inkomsten en uitgaven van de Republiek en stelde de begroting op. Een instelling die onder de
Raad van State viel was de Hoge Krijgsraad. Dit was een permanent militair gerechtshof dat zich bezig hield met het
bestraffen van militairen die een overtreding hadden begaan. De generaliteitsmuntkamer was een andere instelling
die de waarde, het gewicht en de inhoud van de munten die in de zeven gewesten geslagen werden bepaalde. Tot slot
waren er vijf Admiraliteitscolleges die verantwoordelijk waren voor de vloot, het innen van douanegelden, het
operationeel houden van de schepen, het rekruteren van bemanning, het bewaken van de rivieren en riviermonden en
het toezien op naleving van regels aangaande de scheepvaart en visserij.

197

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

198

Gewestelijk bestuur
Zie Gewestelijk bestuur van de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het bestuur van de gewesten werd uitgevoerd door de afzonderlijke


gewestelijke Staten. Ieder gewest had een eigen provinciaal bestuur en
de invulling ervan verschilde per gewest. Afgevaardigden van steden,
de ridderschappen, districten of een combinatie van deze hadden
zitting in de Staten. De kerk was alleen nog in Utrecht
vertegenwoordigd, zij het met minder gewicht dan de andere
afgevaardigden.

Bijeenkomst van de Staten van Holland en


West-Friesland in 1625

Voor iedere Statenvergadering werden de te bespreken onderwerpen


door het dagelijks bestuur naar de steden verstuurd, zodat de stadsbesturen hun mening over een bepaald onderwerp
konden vormen. De afgevaardigde van die stad moest dat standpunt doorgeven bij de vergadering. Zodoende werden
onderwerpen niet alleen in de vergadering besproken, maar ook in de steden en de ridderschappen en werd hun
invloed directer. In Friesland en Gelderland werd de agenda niet verstuurd door het dagelijks bestuur, maar door een
nieuwe gevormde commissie.
De dagelijkse leiding van de gewesten lag in handen van het college van Gedeputeerde Staten of voor Holland de
Gecommitteerde Raden. De leden van de colleges werden gekozen uit en door de Statenleden. In Gelderland was de
situatie anders. Door de grote verschillen tussen de drie kwartieren was het niet mogelijk om een dagelijks bestuur te
bewerkstelligen. Ieder kwartier kreeg daarom een eigen college van Gedeputeerde Staten bestaande uit drie leden
van de ridderschap en drie van de steden.

Stadhouder
Zie Stadhouder voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Door het Plakkaat van Verlatinghe was de functie van stadhouder overbodig geworden, aangezien er geen erkende
landheer meer was en er dus geen sprake meer kon zijn van plaatsbekleden. Toch werd besloten de functie van
stadhouder in ere te houden ook als legeraanvoerder. Friesland had (doorgaans samen met Drenthe en Groningen)
een eigen stadhouder. De reden hiervoor was dat men de belangrijkste aanvoerders van de opstand, zoals Willem van
Oranje, een hoofdfunctie in de uitvoerende macht wilde geven, zonder ze zelf tot landheer te laten uitgroeien. In de
praktijk trok de stadhouder meestal grote persoonlijke macht naar zich toe. Op gewestelijk niveau droeg hij vaak
leden van de vroedschappen van steden voor en wist zo zijn eigen volgelingen in de meest fundamentele
besluitvormende organen te benoemen. In Zeeland was hij de Eerste Nobele en daarmee lid van de Staten van die
provincie.
De Republiek kende twee periodes zonder Stadhouder, het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) en het
Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747). Vanaf 1747 had de Republiek n Stadhouder.

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

199

Economie
Voor 1585 werd er in de noordelijke Nederlanden vooral gehandeld in
bulkgoederen als graan, hout en zout. Graan en hout kwamen vooral uit
het Oostzeegebied en zout werd uit Frankrijk en Portugal
gemporteerd. Het zout werd gebruikt om haring mee te conserveren.
De haringvisserij was een belangrijke sector met vloten in Zeeland,
rond de Maasmonding en in Enkhuizen en werd niet voor niets de
grote visserij genoemd. Verder waren er veel andere maritiem
gerelateerde industrien belangrijk voor de economie, zoals de
scheepsbouw en de touw- en zeilmakerijen. De Nederlandse
scheepvaart was de grootste van Europa. In 1565 voeren er 1000
Nederlandse schepen naar de Oostzee, wat drie keer meer was dan het
aantal Noord-Duitse schepen.[18]

Een vismarkt in 1683 door Cornelis Dusart.

Vanaf 1590 begon voor de Republiek langzaam de Gouden Eeuw door grootschalige veranderingen in de economie
en de stedelijke samenleving. Werden voor deze transformatie voornamelijk laagwaardige goederen verhandeld, na
deze transformatie ging men ook handelen in hoogwaardige goederen, zoals specerijen, en ontstonden er
bijbehorende verwerkingsindustrien. Deze ontwikkeling had te maken met een aantal factoren die de Republiek in
een voordelige positie brachten: de Republiek werd intern stabiel, de strategisch positie verbeterde, waterwegen
richting Duitsland gingen open, geschoolde arbeid en kapitaal vanuit Antwerpen na 1585, het tijdelijk opheffen van
het handelsembargo voor Hollandse schepen op het Iberisch schiereiland en het handhaven van het embargo voor
Engelse schepen, een verbeterde greep op de mondingen van de Eems en de Schelde en tot slot de blokkade van de
Vlaamse kust.
Veel specerijen werden verhandeld op de stapelmarkten van Lissabon
en Sevilla. Om meer winst te maken richtten kooplieden in Amsterdam
in 1594 de Compagnie van Verre op, die met vier schepen naar Indi
vertrok. Later volgden meer kooplieden die expedities naar Indi
financierden. Tegen 1597 had de Republiek de specerijenhandel in
Noord-Europa veroverd. Om dit economische succes van de Republiek
te stoppen, stelde Spanje in 1598 opnieuw een handelsembargo in,
waardoor Nederlanders geen toegang meer hadden tot de stapelmarkten
De VOC factorij Hougli in Bengalen. Zie ook het
van Lissabon en Sevilla. Dit dwong de Republiek zelf de specerijen te
artikel: VOC in Bengalen.
halen uit Indi, indien zij de positie wilde handhaven. Als reactie op
het embargo werden de investeringen in expedities vergroot, zodat meer schepen naar Indi konden vertrekken. In
1599 waren er acht compagnien die vloten uit lieten varen, in 1601 waren dat er veertien. De compagnien gingen
met elkaar concurreren, waardoor de prijzen daalden. Om de Nederlandse belangen te beschermen werden er door
onder andere Johan van Oldenbarnevelt besprekingen gevoerd om de verschillende compagnien samen te voegen.
Deze nieuwe compagnie, de Vereenigde Oostindische Compagnie, werd opgericht in 1602 en stond onder toezicht
van de Staten-Generaal. Onder de VOC werd er een handelszone en koloniaal imperium opgezet dat zich uitstrekte
van de Kaap de Goede Hoop tot de kusten van Japan en de Filipijnen. Het hoofdkwartier van de VOC in Azi lag in
Batavia. De West-Indische Compagnie, die pas na het twaalfjarig bestand in 1621 kon worden opgericht, was op
dezelfde leest geschoeid en richtte zich op de handel met Amerika en West-Afrika.

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

200

Landbouw
De landbouw vormde in de Republiek de grootste economische sector. Hij bood werk aan bijna de helft van de totale
beroepsbevolking. In de vroege 16e eeuw waren de graanopbrengsten laag door een gebrek aan specialisatie en het
ontbreken van investeringen. Het oosten bestond uit zandgronden dat met mest en humus vruchtbaar gehouden
moest worden. De essen en woeste gronden daar werden gemeenschappelijk beheerd door marken. In het westen en
noorden waren de gronden nat en afgelegen, maar wel in de buurt van de stedelijke afzetmarkt en waterwegen. Het
inklinkende land in deze regio zorgde voor een transformatie van akkerbouw naar meer veeteelt. Veruit het
belangrijkste gewas was toen nog rogge.
Vanaf de late 15e eeuw groeide de bevolking in Europa en stegen de voedselprijzen sterk. De graanprijzen in
Nederland stegen minder hard, doordat Amsterdam zich ontwikkelde tot graanmarkt en graanschuur van Europa met
de import van goedkoop graan uit het Oostzeegebied. Lage graanprijzen, en daarmee lage inkomsten, deden
akkerbouwers zoeken naar alternatieven zoals tuinbouwgewassen en intensieve nijverheidsgewassen als hennep,
vlas, hop, meekrap en oliehoudende zaden. Sommigen stapten over op veeteelt. De veeteelt was de belangrijkste
specialisatie en bestond uit twee takken: de productie van zuivelproducten als boter en kaas en de vetweiderij,
waarbij magere ossen van buiten de Republiek werden aangevoerd om te worden gemest en geslacht. De hogere
landbouwopbrengsten boden de mogelijkheid investeringen te doen die de productiviteit en efficintie verbeterden.
Ook was het financieren en uitvoeren van grote landwinningsprojecten (zoals de drooglegging van de Beemster in
1612) aantrekkelijk, zodat de hoeveelheid landbouwgrond fors kon worden uitgebreid. In de landprovincies bleven
deze ontwikkelingen uit door militaire activiteiten en de geringe marktgerichtheid van de akkerbouw. Tegen 1650
begon de agrarische depressie die tot halverwege de achttiende eeuw zou duren en alle boeren in Europa trof. In de
kustprovincies werden de boeren extra getroffen vanwege hun specialisatie. Door dalende inkomsten waren veel
bedrijven zelfs niet in staat de pacht (volledig) te betalen, wat onder meer zorgde voor desinvesteringen. In het
oosten was het probleem kleiner, omdat men daar minder afhankelijk was van de markt. Vanaf halverwege de 18e
eeuw lieten de prijzen internationaal weer een stijging zien. In deze periode nam door haar groei het belang van de
agrarische sector toe, terwijl het economisch belang van de steden daalde. De binnenlandse vraag naar
nijverheidsgewassen nam af en in plaats daarvan werd de aardappel steeds belangrijker.

Visserij
Ook de visserij was een belangrijke economische sector in de
Republiek. Niet alleen vonden veel mensen werk direct in de visserij,
er werd ook werk en omzet gegenereerd in allerlei op de visserij
leunende bedrijfstakken zoals scheepsbouw, touwslagerij, zeil- en
nettenmakerij en zoutziederij.
Met de dalende haringvangst in de Oostzee nam de vraag naar haring
van buiten de Oostzee toe. Hier speelden handelaren in de Republiek
gretig op in. Technologische verbeteringen die in de 15e eeuw
begonnen en in 1600 werden volmaakt, zorgde voor een efficinte
vistechniek en -verwerking. Het kaken en zouten van de vis (voor de
houdbaarheid) werd al op de haringbuis gedaan waardoor die weken
weg kon blijven. Door de grootte van de schepen en hun twaalf- tot
veertienkoppige bemanning, werden de haringbuizen gezien als
drijvende fabrieken en maakte de haringvloot van 400 500 schepen
grote indruk. Het hoogtepunt van de haringvisserij lag rond 1630.
Daarna daalde het belang van de sector door concurrentie met
goedkopere Engelse en Scandinavische haring.

Allegorie op de bloei van de Nederlandse visserij


na de Tweede Engelse Zeeoorlog (1665-67),
Willem Eversdijck ~1667.
Het grote belang dat gehecht werd aan de visserij,
blijkt wel uit dit schilderij met daarop de
Nederlandse admiraals, waarvan enkelen een net
met vis binnenhalen. Afgebeeld zijn onder
anderen Adriaen Banckert en Michiel de Ruyter

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


Zoetwatervis, gevangen uit de rivieren, de oorspronkelijk zoete Zuiderzee en het IJ, was tot ongeveer 1600 de
voornaamste vis die gegeten werd. Na het midden van de 17e eeuw nam het belang van zoetwatervis af, onder
andere door de verzilting van de Zuiderzee, overbevissing en de drooglegging van meren.
Vanaf de 17e eeuw begon de systematische en georganiseerde jacht op walvissen om olin en vetten te winnen, ook
wel de kleine visserij genoemd vanwege het ten opzichte van de haringvisserij (de eerder genoemde grote visserij)
kleinere economische belang. Vanwege de sterke geur van walvistraan werden deze olin niet voor consumptie,
maar voornamelijk voor verlichting en de productie van zeep gebruikt. In 1614 werd vanwege de hevige
concurrentie en vijandelijkheden met de Engelsen, de Noordsche Compagnie opgericht, die het Nederlands
monopolie tussen Nova Zembla en Straat Davis kreeg. Er ontstonden nederzettingen, zoals Smeerenburg op
Spitsbergen, waar de walvistraan uit gedode walvissen gewonnen werd. Na het midden van de 18e eeuw was de
walvisvaart niet meer rendabel. Tegen het eind van de 18e eeuw kregen walvisvaart en haringvisserij zelfs subsidie.
Het definitieve einde van de walvisvaart kwam in 1795.

Nijverheid
Een andere belangrijke sector was de nijverheid, die in de steden met
het ambachtswezen het meeste werk verschafte. Naast steden waren er
ook plattelandsgebieden waar nijverheid een belangrijke plaats innam
zoals de Zaanstreek, Twente en de omgeving van Tilburg. De
Zaanstreek was in deze uniek, omdat het zich van plattelandsgebied
ontwikkelde tot een industriegebied met honderden molens in bedrijf.
Via Europese vervoersnetwerken konden grondstoffen makkelijk
gemporteerd, en eindproducten gexporteerd worden. Hollandse
steden lagen gunstig door de goedkope transportmogelijkheden over
Verschillende processen van de textielnijverheid
in Leiden: het spinnen, het scheren van de
water, de goedkope energie (turf) en de beschikbaarheid van een veel
[19]
ketting,
en het weven door Isaac Claesz. van
gebruikt productiemiddel (water).
Belangrijke takken binnen de
Swanenburg (1594-1596)
nijverheid waren de textiel- en de bouwnijverheid. Andere takken
waren de bierbrouwerij, zoutziederij, suikerraffinaderij, houtzagerij,
branderij, pijpenmakerij, scheepsbouw, zeildoekweverij, steenbakkerij, aardewerkindustrie, papiernijverheid en de
tabaksspinnerij. In sommige steden bestonden verschillende industrien, in andere had een bepaalde industrie de
overhand. Zo was in Leiden en Haarlem de textielnijverheid groot, in Delft was dat aardewerk, in Gouda de
pijpenmakerij en in Schiedam de branderij.
Gedurende een groot deel van de 16e eeuw was de groei in de nijverheid beperkt. Vanaf de jaren tachtig van die
eeuw nam de groei sterk toe door de komst van personen, kennis en geld vanuit de Zuidelijke Nederlanden. Tot het
midden van de zeventiende eeuw floreerde de nijverheid. Men kon in de 17e eeuw sterk profiteren van de onrust in
Europa waardoor Nederlandse handelaren veel goederen konden exporteren. Toen de spanningen in Engeland en
Frankrijk bedaarden gingen die landen de eigen nijverheid stimuleren en beschermen middels de Engelse
Scheepvaartwetten en de Franse tarievenpolitiek van Colbert. Later werd dit mercantilisme gevolgd door andere
Europese landen. De Nederlandse export nam af en de binnenlandse markt was te klein om de industrie overeind te
houden. Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw waren er bedrijfstakken met een constante achteruitgang, waar
sommige gelijk bleven, en weer een aantal andere juist opkwamen. Vanaf halverwege de 18e eeuw was er in vrijwel
alle bedrijfstakken achteruitgang te zien en tegen 1813 was het nieuwe koninkrijk Nederland bijna volledig
gedendustrialiseerd.

201

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Handel
De stadjes in de Noordelijke Nederlanden konden in de Middeleeuwen
al profiteren van de ligging tussen de economische centra in de
Zuidelijke Nederlanden, het Rijngebied, Engeland en het gebied aan de
Noord- en Oostzee. In het midden van de 16e eeuw kon Amsterdam,
dankzij het gebruik van superieure schepen, de graanhandel op de
Oostzee overnemen waar voorheen de Hanze een monopolie had. De
Nederlandse handel met het Oostzeegebied, door haar belang ook wel
moedernegotie genoemd, bestond voornamelijk uit de import van graan
en de export van haring, zout en Engelse wollen stoffen. Het
handelsnetwerk kon naar het Iberisch Schiereiland en Frankrijk
De beurs van Amsterdam (Job Berckheyde, ca.
1670) was opgericht als ontmoetingscentrum
uitgebreid worden door de daar aanwezige vraag naar graan en de
voor de handelaren. Samen met andere takken uit
beschikbaarheid van zout. Amsterdam ging zich ontwikkelen tot een
de dienstensector, waaronder het bankwezen,
stapelmarkt. Op haar beurt wakkerde dit in de Republiek de visserij,
leverde zij een belangrijke bijdrage aan de bloei
landbouw en nijverheid aan, waarvan de producten voor een groot deel
van de handel.
bestemd waren voor de export. Ook gedurende de oorlog met Spanje
bleef de handel overeind vanwege het gezamenlijk belang van beide partijen. De Republiek beschikte over de
aanvoer van textiel en graan en Spanje over de aanvoer van zout, onbewerkte wol en zilver uit de Nieuwe Wereld.
Tussen 1585 en 1621 kon het handelsnetwerk sterk uitgroeien waardoor het vrijwel de hele wereld omspande.
Nederlanders importeerden uit Rusland onder meer talk, was, huiden, bont, vlas en hennep. Uit Engeland
importeerde men wol en uit Noorwegen hout. In Zweden bestond het aanbod uit ijzer, koper en wapentuig. Uit
Frankrijk werd wijn en zout gemporteerd en in de Levant werden exotische goederen gekocht zoals zijde, katoen,
angorawol, kameelhaar en krenten. Peper en specerijen kocht men in Portugal. Door het onregelmatige aanbod en de
hoge prijzen daarvan gingen Nederlanders in 1595 zelf naar Azi om die producten in te kopen. In 1602 werden de
kooplieden die op Azi handelden, verenigd in de monopolistische organisatie de Vereenigde Oostindische
Compagnie (VOC). In de volgende jaren werd vanuit de Aziatische hoofdstad van de organisatie, Batavia, een
Aziatisch handelsnetwerk opgericht en werden peper en specerijen naar de Republiek gezonden. Vergelijkbaar met
de VOC, werd voor West-Afrika en de Nieuwe Wereld in 1621 een octrooi verleend voor de oprichting van de
West-Indische Compagnie (WIC) voor de handel in goud, ivoor, suikerriet en later ook slaven. Halverwege de 17e
eeuw had Amsterdam een leidende internationale positie ingenomen, was de Nederlandse koopvaardijvloot
internationaal veruit de grootste met zo'n 2.000 zeewaardige schepen en bood de Nederlandse scheepvaart werk aan
46.000 mensen.
Vanaf 1650 werd het onbetwiste economische leiderschap van de Republiek op de proef gesteld. Zo kreeg zij te
maken met mercantilistisch beleid van Frankrijk en Engeland en uiteindelijk werd zij door deze landen
voorbijgestreefd. Op de Oostzee verloor de Republiek haar leidende positie doordat het aanbod niet meer volledig
aansloot bij de vraag. Tegenover een daling van het handelsvolume in de handel binnen Europa stond een groei van
de handel met Oost- en West-Indi. De winsten van de VOC en de WIC liepen echter terug. Uiteindelijk werden het
verliezen en eind achttiende eeuw hielden beide bedrijven op te bestaan.

Binnenlands vervoer
Tussen steden bestond de vraag naar vervoersdiensten van vracht, personen en post. Het meeste vervoer tussen
steden ging over water vanwege de reeds aanwezige rivieren, meren en beken. Wegen waren in die tijd buiten de
stad veelal onverhard en daarom was het water veel sneller en begaanbaarder. Vanaf 1529 werden door steden de
eerste regelmatige dienstregelingen opgezet van beurtveren. Deze schepen voeren op vaste tijden op vaste trajecten,
ongeacht of ze volgeladen waren of niet. In de jaren daarop breidde dit netwerk van diensten zich uit naar meer en

202

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


meer steden. Rond het midden van de 17e eeuw was iedere stad die via het water bereikbaar was opgenomen in het
vervoersnetwerk. Overige steden moesten gebruik maken van wagendiensten. Het beurtveer was zeer geschikt voor
goederen kleiner dan een scheepslading. Bij grotere ladingen, zoals turf, steen en graan werd een schip gecharterd.
De aankomsttijden van de veren waren veranderlijk door de wind en de getijstromen. Om een betrouwbaarder en
berekenbaarder systeem te hebben, lieten deelnemende steden kanalen graven met jaagpaden erlangs zodat
trekschuitdiensten ingesteld konden worden. Deze schuiten werden getrokken door paarden en daardoor kon de
aankomst beter gepland worden. De eerste trekschuitdienst ontstond in 1632 tussen Haarlem en Amsterdam en 33
jaar later was een netwerk over Holland verspreid. Waar geen trekvaart gegraven kon worden, bestond tussen
sommige steden een korte verharde weg. Eind 18e eeuw verbeterde het vervoer over de weg met koetsen, maar tot de
komst van de spoorwegen bleef de trekschuit het belangrijkste vervoermiddel in Nederland. In het oosten van het
land had men geen trekvaarten en geen verharde wegen. Daar was men vrijwel overal aangewezen op slingerende
zandwegen met diepe karrensporen, die het vervoer duur en onbetrouwbaar maakten.

De Republiek in oorlog
In 1648 was de Republiek in de eerste plaats een grote zeemogendheid, maar had ook een vrij sterk leger te velde. Al
in 1646 waren de Staten-Generaal van mening dat Spanje had afgedaan als ernstige bedreiging voor de Republiek te
land. Maar het Frankrijk van Lodewijk XIV was in opkomst. In de jaren voor de Vrede van de Pyreneen (1659)
veroverde Frankrijk grote delen van de Spaanse Nederlanden, terwijl Spanje te zwak was om er iets tegen te doen.

Met Engeland 1652-1654, 1665-1667


Zie Eerste Engels-Nederlandse Oorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Zie Tweede Engels-Nederlandse Oorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Engeland werd een ernstige bedreiging op zee. De Engelse en Nederlandse koopvaarders concurreerden hevig met
elkaar en de Engelse Act of Navigation ("Scheepvaartwet") leidde tot de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654). Deze
oorlog verloor de jonge Republiek, en zij verloor haar beste admiraal: Tromp. Na de Vrede van Westminster bleef de
Scheepvaartwet van kracht. In 1665 verklaarde Engeland de Republiek weer de oorlog. De Tweede Engelse Oorlog
volgde (1665 - 1667). In deze oorlog vernietigde Michiel de Ruyter een groot deel van de Engelse vloot bij de tocht
naar Chatham. In de Vrede van Breda werd overeengekomen dat de Scheepvaartwet versoepeld werd.

Met Frankrijk 1672-1678, Engeland, Mnster en Keulen 1672-1674


Zie Hollandse Oorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Ondertussen hadden de Fransen de Spaanse Nederlanden weer aangevallen. Om de Franse dreiging het hoofd te
bieden vormde Johan de Witt met Zweden en Engeland de Triple Alliantie tegen de agressieve politiek van Lodewijk
XIV. De Fransen kochten echter de Engelsen om en Zweden beloofde neutraal te blijven. In het Rampjaar 1672
vielen Frankrijk, Keulen en Mnster de Republiek over land aan en Engeland over zee. Voor deze Hollandse Oorlog
(1672-1678) hadden de Fransen een geweldig leger van 120.000 man verzameld. Zij zouden naar Holland optrekken.
Keulen en Mnster zouden het noorden aanvallen, en de gecombineerde Engelse en Franse vloten zouden aan de
kust van Holland een leger aan land zetten. Raadspensionaris Johan de Witt en zijn broer Cornelis de Witt werden
als hoofdschuldige van de noodsituatie gezien. Zij werden gelyncht in Den Haag door een woeste menigte. Het
Staatse leger was verwaarloosd en werd haastig versterkt voor de verdediging.
Willem III was op 25 februari 1672 kapitein-generaal gemaakt en ondernam tevergeefs een veldtocht. Hij trok zich
daarna terug achter de Hollandse Waterlinie en hield daar stand, ondertussen werd hij op 8 juli tot stadhouder van
Holland benoemd, op 16 juli van Zeeland. Ondertussen hervormde hij zijn leger en breidde hij het uit. In het noorden
werden de legers van Keulen en Mnster tegengehouden bij de linie van Groningen onder leiding van Von

203

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


Rabenhaupt. Op zee werden de Engelsen en Fransen verslagen door Michiel de Ruyter in drie opeenvolgende slagen
tegen grotere Frans-Engelse vloten. De Republiek hield stand.
In het jaar 1673 veroverde de kersverse stadhouder Bonn waardoor de Fransen de Republiek moesten ontruimen, en
Keulen en Mnster niets anders konden doen dan voor vrede te tekenen. In 1674 werd met Engeland, dat geen enkel
voordeel uit de oorlog had gehaald, Mnster en Keulen de vrede getekend. De oorlog tegen Frankrijk ging door. Er
volgden enkele veldslagen, maar het front zat muurvast in de Spaanse Nederlanden, en uitzicht op verbetering was er
niet. In 1678 werd in Nijmegen de vrede getekend.
Meer informatie: Derde Engels-Nederlandse Oorlog

Met Frankrijk 1688-1697


Zie Negenjarige Oorlog (1688-1697) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Willem III was zijn verdere leven de grote tegenstrever van Lodewijk XIV. Hij vormde de Grote Alliantie tussen
Engeland, de Republiek en de Duitse keizer tegen Frankrijk. Willem werd in 1689 koning van Engeland, wat
Lodewijk XIV niet over zijn kant kon laten gaan. In de Negenjarige Oorlog die daarop volgde, veroverden de
Fransen in snel tempo een aantal vestingen in de Spaanse Nederlanden. De geallieerden onder Willem III waren de
hele oorlog bezig deze weer terug te veroveren. In 1697 werd de vrede in Rijswijk getekend. Het was voor alle
betrokkenen duidelijk dat dit geen blijvende vrede, maar een tijdelijke wapenstilstand was. Toen Peter de Grote
datzelfde jaar met zijn Grote Ambassade in de Republiek verscheen, was de Republiek vanwege de vrede met
Frankrijk niet echt geneigd zijn kant te kiezen in zijn anti-Turkse alliantie tegen het Ottomaanse Rijk (waarvan
Frankrijk weer een bondgenoot was).

Spaanse Successieoorlog 1701-1713


Zie Spaanse Successieoorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1700 stierf de kinderloze Spaanse koning Karel II. Hij had een kleinzoon van Lodewijk XIV als troonopvolger
aangewezen. Lodewijk zou de kroon voor zijn kleinzoon waarnemen. Frankrijk en Spanje onder n kroon was
onacceptabel voor de leden van de Grote Alliantie wegens de ernstige verstoring van de machtsverhoudingen en in
1701 werd de oorlog verklaard aan Frankrijk. In 1702 stierf Willem III aan een longontsteking die hij opliep toen hij
van zijn paard gevallen was. In Engeland werd hij opgevolgd door Koningin Anna. In de nu weer van Engeland
gescheiden Republiek namen de regenten het heft weer in handen, waarmee het Tweede Stadhouderloze Tijdperk
begonnen was.
De Spaanse Successieoorlog, waarin de Republiek een belangrijke rol speelde, ging gewoon door. Het leger van de
Republiek groeide in deze oorlog tot wel 100.000 man in het veld. Er waren grote Staatse contingenten aanwezig in
de grote en bloedige slagen van Blenheim (1704), Ramillies (1706), Oudenaarde (1708) en Malplaquet (1709). Door
de grote oorlogsinspanningen te land moest de vloot wel in verval raken. De Republiek verloor langzamerhand de
positie van grote zeemogendheid. Deze oorlog ging de kracht van de Republiek ver te boven, maar dat gold voor alle
deelnemers aan deze oorlog. Toen in 1713 de Vrede van Utrecht gesloten werd, was het hoofddoel bereikt, namelijk
het gescheiden houden van de Franse en de Spaanse troon, maar de Republiek was na bijna 40 jaar oorlog met
Frankrijk toe aan een periode van vrede. De grootste verliezer was eigenlijk de Nederlandse Republiek, die haar
grootmachtstatus uit de Gouden Eeuw definitief verloor. De Franse gezant wreef het de gastheren pijnlijk onder de
neus met de woorden: Wij onderhandelen hier bij u, over u en zonder u!" De grote winnaar was het kersverse
Verenigd Koninkrijk, dat veel koloniale gebieden op Frankrijk wist te veroveren.
De Republiek bleef een rol spelen door het Barrireverdrag, volgens welke het garnizoenen kon onderhouden in de
Zuidelijke Nederlanden, die krachtens de vrijwel gelijktijdige Vrede van Rastatt in Oostenrijkse handen waren
overgegaan. Zodoende moest Frankrijk aan de noordkant ingedamd worden. De Grote Alliantie tussen het sinds
1707 verenigde Britse Verenigd Koninkrijk, de Republiek en het Duitse Keizerrijk bleef bestaan en Frankrijk was

204

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


oorlogsmoe. Pas na 20 jaar was Frankrijk weer in staat om zich weer in een grote oorlog te mengen. In de Poolse
Successieoorlog (1733-1738) bleven de Republiek en het VK neutraal. Pas in de jaren veertig van die eeuw zou de
Republiek zich weer gaan mengen in de Europese machtspolitiek, maar in een aanzienlijk bescheidener rol.

Oostenrijkse successieoorlog 1740-1748


Zie Oostenrijkse Successieoorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1740 stierf keizer Karel VI. Hij had alleen een dochter, Maria Theresia, om hem op te volgen. De keurvorst van
Beieren had zich kandidaat gesteld voor het keizerschap en had de steun van Lodewijk XV van Frankrijk. Oostenrijk
werd ondertussen aangevallen door Pruisen, een Franse bondgenoot. De Oostenrijkse Successieoorlog was
begonnen.
Voor de Republiek begon de oorlog pas in 1744 toen de Fransen de Oostenrijkse Nederlanden binnenvielen. De
Republiek had een leger van 80.000-90.000 man op de been. De oorlog verliep slecht voor de Grote Alliantie. De
slagen van Fontenoy, Rocourt en Lafelt werden allemaal verloren. Talloze vestingen in de Oostenrijkse Nederlanden
gingen verloren. In 1747 werd de Republiek zelf aangevallen. Door deze vernedering verloor het regentenregime het
laatste restje prestige en kon Willem IV vrijwel zonder bloedvergieten (een zgn. 'bijltjesdag') stadhouder worden,
maar zijn aanstelling had niet het gehoopte effect. Hij had lang niet de leiderschapskwaliteiten van eerdere generaties
van het huis van Oranje.
De vestingplaats Bergen op Zoom, de trots van de Republiek, viel na een beleg van drie maanden en 20.000 Franse
doden. In 1748 werd de Vrede van Aken gesloten.
Het was duidelijk dat het 'Oude Systeem' niet meer werkte. In 1756 sloot Frankrijk een bondgenootschap met
Oostenrijk, waardoor het Barrireverdrag nutteloos werd. Deze ommekeer van allianties wordt de renversement des
alliances genoemd. De Republiek, zonder Barrireverdrag en dus zonder bondgenoot Oostenrijk, werd hierdoor
volledig aangewezen op Engeland. De Republiek werd een tweederangsmogendheid, nu ook op het land. In de
volgende Zevenjarige Oorlog (1756-1763) bleef de Republiek neutraal.

Met Engeland 1780-1784


Zie Vierde Engels-Nederlandse Oorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Vierde Engels-Nederlandse oorlog tussen de Republiek en het Verenigd Koninkrijk werd gevoerd van 1780 tot
1784 en eindigde in een nederlaag voor de Republiek.

Personen
De Republiek vond haar eerste leider in Willem van Oranje, die bij zijn dood in 1584 werd opgevolgd door zijn zoon
Maurits van Oranje, gevolgd door Frederik Hendrik, Willem II, Willem III, Willem IV, regentes Anna van
Hannover, besturend voogd Van Brunswijk en Willem V. Belangrijke andere politici waren Johan van
Oldebarneveldt, Constantijn Huygens, Johan de Witt, naast vlootvoogden als de meest succesvolle Michiel de
Ruyter, en verder Piet Hein, Maarten Tromp en diens zoon Cornelis Tromp, Jan Evertsen, Witte de With. Op het
gebied van de handel waren de kanonnenkoning Louis de Geer, zijn compagnon, Jacob Trip en de Zeeuwse reder
Cornelis Lampsins toonaangevend. Als regenten oefenden de Amsterdamse burgemeesters een overheersende
invloed op de Republiek uit, waaronder Cornelis de Graeff, Gillis Valckenier, Andries Bicker en Nicolaas Witsen.

205

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Wetenschappen
Daarnaast waren er wetenschappers en bekwame vaklieden op allerlei terrein in de Nederlanden te vinden tijdens de
Gouden Eeuw. Een kleine greep: Hugo de Groot (1583-1645) als nimmer gevenaard instigator van het volkenrecht,
oorlogs- en zeerecht, Christiaan Huygens (1629-1695) als wis-, natuur- en sterrenkundige, uitvinder van het
slingeruurwerk en verklaarder van de ringen van Saturnus, de natuur- en waterbouwkundige Simon Stevin die
bovendien decimale getallen uitbreidde met de cijfers achter de komma, Jan Leeghwater als waterbouwkundige en
architect van de belangrijkste Nederlandse polders, Benedictus Spinoza (1632-1677) als filosoof van onder meer het
panthesme. De Franse wis- en natuurkundige en filosoof Ren Descartes (1596-1650), beroemd door zijn
filosofische stelling "Ik denk dus ik ben", woonde gedurende langere tijd in een aantal Nederlandse steden,
waaronder Leiden.

Cultuur
Vanwege de enorme rijkdom van de Republiek als gevolg van de succesvolle handel bloeide de cultuur, met name de
schilderkunst, sterk in de 17e eeuw. Deze eeuw kreeg dan ook de bijnaam Gouden Eeuw. In totaal werden er volgens
berekeningen van kunsthistorici drie miljoen schilderijen geproduceerd door ongeveer 5000 kunstenaars, waaronder
Rembrandt, Vermeer, Frans Hals, Govert Flinck, Ferdinand Bol, Jan Steen. Ook architecten als Jacob van Campen
(Paleis op de Dam) waren succesvol. Het aantal literatoren bleef achter bij het aantal kunstschilders, maar in het
eigen taalgebied werden Joost van den Vondel, P.C. Hooft en Bredero bekend. Jan Pieterszoon Sweelinck
(1562-1621) werd bekend als componist en organist.
In de 18e eeuw zakte het culturele leven in de Nederlanden geheel in, en werd volkomen overvleugeld door
Frankrijk (literatuur, muziek, toneel), Duitsland (muziek met onder meer Bach, literatuur met onder meer Goethe),
Itali (muziek) en Engeland (literatuur en muziek).

Bataafse Revolutie
Zie Bataafse Revolutie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de laatste 20 jaar van de achttiende eeuw was het zeer onrustig in de Republiek. Het was de tijd van de Patriotten
en hun tegenpartij, de Prinsgezinden. De onrust resulteerde in 1787 in een Pruisische interventie ten gunste van de
stadhouder, Willem V, en een Franse inval in 1794. Met Franse steun werd in 1795 de Bataafse Republiek
uitgeroepen. Hiermee kwam een einde aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Benamingen
Gebruikelijke namen voor de Republiek der Verenigde Nederlanden:

de Republiek
Republiek der Verenigde Nederlanden
Republiek der Verenigde Provincin
Republiek der Zeven Provincin
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Republiek der Zeven Verenigde Provincin
de Verenigde Provincin
de Verenigde Gewesten
de Zeven Verenigde Gewesten

206

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

207

Bronnen

J.I. Israel: De Republiek, 1477-1806, Uitgeverij van Wijnen-Franeker, 2008, ISBN 9789051943375
J. de Vries en A. van der Woude: Nederland 1500-1815, De eerste ronde van moderne economische groei, Uitgeverij Balans, 1995,
ISBN 905018281X

Noten en/of referenties

Immigranten in Holland 1600-1800. Een kwantitatieve benadering., Centrum voor de Geschiedenis van
Migranten, Amsterdam 2002
[2] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 15
[3] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 25
[4] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 23
[5] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 28
[6] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 78
[7] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 62
[8] : De religieuze kaart van Nederland: omvang en geografische spreiding van de godsdienstige gezindten vanaf de
Reformatie tot heden, Uitgeverij van Gorcum, 1992
[9] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 280
[10] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 281
[11] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 935
[12] en blz. 71
[13] De weergegeven lijn is de ondergrens van een schatting. Het inwonertal kan in werkelijkheid 50.000100.000
en voor 1650 zelfs 200.000 hoger zijn. Tot de Bataafse Republiek zijn er geen exacte gegevens bekend.
[14] Tekst Unie van Utrecht (http:/ / nl. wikisource. org/ wiki/ Unie_van_Utrecht)
[15] : De Republiek, 1477-1806 (1996), blz. 225
[16] : Leiden, De Geschiedenis van een Hollandse Stad, 1574-1795, Stichting Geschiedschrijving Leiden, 2003
[17] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 306
[18] : De Republiek, 1477-1806 (2008), blz. 124
[19] en noemden de Republiek de eerste moderne economie. stelde zelfs dat turf aan de basis lag van de Gouden
Eeuw. Deze visie is door anderen genuanceerd, maar het belang van een goede energiedrager bleek ook in
Engeland, waar men over steenkool kon beschikken.
[1]

Verder lezen

M. Baas e.a.: Dynamiek en stagnatie in de Republiek, Malmberg, 's Hertogenbosch, ISBN 9789034553713
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gewesten: Heerlijkheid Friesland Hertogdom Gelre en Graafschap Zutphen Graafschap Holland en
West-Friesland Heerlijkheid Overijssel Stad en Lande Heerlijkheid Utrecht Graafschap Zeeland
Landschap Drenthe
Generaliteitslanden: Staats-Brabant Staats-Opper-Gelre Staats-Overmaas Staats-Vlaanderen

Kolonin van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


Gebieden in handen van de WIC
Gouvernementen: Berbice* Cayenne Demerary* Essequibo* Goudkust* Nederlands Brazili Nederlandse Antillen
Nieuw-Nederland Pomeroon Suriname*
Gebieden met een directeur: Maagdeneilanden
Gebieden met een baron: Tobago (geleend aan Cornelis Lampsins)
Factorijen / handelsposten: Arguin Loango-Angola kust Senegambia Slavenkust
Gebieden in handen van de VOC

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

208

Gouvernementen: Amboina* Banda* Batavia* Ceylon Coromandelkust* Formosa Java's Noordoostkust* Kaapkolonie*
Makassar* Malakka* Mauritius Molukken*
Directoraten: Vestingen in Bengalen Vestingen in Perzi Suratte
Commandementen: Bantam* Malabar Sumatra's Westkust*
Residenten: Bandjarmasin* Cheribon* Palembang* Pontianak*
Gebieden met een opperhoofd: Birma Dejima* Vestingen in Siam Timor Tonquin
Factorijen: Vestingen in China
Gebieden in handen van de Noordse Compagnie
Nederzettingen: Amsterdam eiland (incl. Smeerenburg) Jan Mayen
Overige gebieden in handen van de Staat
Vestingen: Acadia Fort Nassau Zoutpannen in Venezuela
*: Gebieden ook in handen van de Bataafse Republiek geweest.
Zie de categorie Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (http:/ / commons. wikimedia. org/ wiki/
Category:Republic_of_the_Seven_United_Netherlands?uselang=nl#mw-subcategories) van Wikimedia Commons voor meer mediabestanden.

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


Gewesten: Heerlijkheid Friesland Hertogdom Gelre en Graafschap Zutphen Graafschap Holland en
West-Friesland Heerlijkheid Overijssel Stad en Lande Heerlijkheid Utrecht Graafschap Zeeland
Landschap Drenthe
Generaliteitslanden: Staats-Brabant Staats-Opper-Gelre Staats-Overmaas Staats-Vlaanderen

Kolonin van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden


Gebieden in handen van de WIC
Gouvernementen: Berbice* Cayenne Demerary* Essequibo* Goudkust* Nederlands Brazili Nederlandse Antillen
Nieuw-Nederland Pomeroon Suriname*
Gebieden met een directeur: Maagdeneilanden
Gebieden met een baron: Tobago (geleend aan Cornelis Lampsins)
Factorijen / handelsposten: Arguin Loango-Angola kust Senegambia Slavenkust
Gebieden in handen van de VOC
Gouvernementen: Amboina* Banda* Batavia* Ceylon Coromandelkust* Formosa Java's Noordoostkust* Kaapkolonie*
Makassar* Malakka* Mauritius Molukken*
Directoraten: Vestingen in Bengalen Vestingen in Perzi Suratte
Commandementen: Bantam* Malabar Sumatra's Westkust*
Residenten: Bandjarmasin* Cheribon* Palembang* Pontianak*
Gebieden met een opperhoofd: Birma Dejima* Vestingen in Siam Timor Tonquin
Factorijen: Vestingen in China
Gebieden in handen van de Noordse Compagnie
Nederzettingen: Amsterdam eiland (incl. Smeerenburg) Jan Mayen
Overige gebieden in handen van de Staat
Vestingen: Acadia Fort Nassau Zoutpannen in Venezuela

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

209

*: Gebieden ook in handen van de Bataafse Republiek geweest.


Zie de categorie Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (http:/ / commons. wikimedia. org/ wiki/
Category:Republic_of_the_Seven_United_Netherlands?uselang=nl#mw-subcategories) van Wikimedia Commons voor meer mediabestanden.

Gouden Eeuw (Nederland)


Geschiedenis van Nederland
Tijdlijn - Bibliografie

..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis

Gouden Eeuw (Nederland)

210

..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen
..Naar overzeese gebieden
Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen
..Naar provincie
Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal

Nederland
Geschiedenis

De Gouden Eeuw is een periode in de Nederlandse geschiedenis die goeddeels samenvalt met de zeventiende eeuw.
De noordelijke Nederlanden, die samen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vormden, maakten een
bloeiperiode door op gebied van handel, wetenschap en kunsten. Ook wat betreft haar politieke en militaire macht
(vooral ter zee) nam de Republiek in de wereld een vooraanstaande positie in. De bloeitijd van de noordelijke
Nederlanden was een belangrijke nieuwe fase in de ontwikkeling van de westerse beschaving.
Sommigen houden als beginpunt van de Gouden Eeuw 1602 aan, het jaar waarin de VOC opgericht werd; anderen
kiezen voor het jaar 1609, het beginjaar van het Twaalfjarig Bestand. Tot het einde van het bestand (1621) groeide
de economie vrijwel ongehinderd. Tijdens de Dertigjarige Oorlog, die goeddeels samenviel met de tweede fase van

Gouden Eeuw (Nederland)


de Tachtigjarige Oorlog, was in sommige sectoren sprake van stagnatie, in andere van groei. Na 1648 trok de
economie weer aan; vooral voor de nijverheid waren dit zeer voorspoedige jaren. Na het rampjaar 1672 begon een
periode van relatieve economische neergang en was de Gouden Eeuw over haar hoogtepunt heen. Een periode van
consolidatie volgde.
Jonathan Israel maakt een verdere onderverdeling van de periode. Dat doet hij als volgt:
vroege Gouden Eeuw (early Golden Age) (1588-1647)
late Gouden Eeuw (later Golden Age) (1647-1702)
Dit artikel behandelt hoofdzakelijk de economische, sociale en culturele geschiedenis.
Zie voor politieke gebeurtenissen ook Geschiedenis van Nederland#Republiek en Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).

Inleiding
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen die hebben bijgedragen aan deze bloeiperiode in kunsten en
wetenschappen.

Economische bloei
De economie heeft een erg belangrijke rol gespeeld in de opkomst van de Republiek in de zeventiende eeuw. In de
Gouden Eeuw groeide de Republiek uit tot het centrum van de wereldhandel. Na zich in enkele decennia te hebben
vrijgevochten van het Spaanse gezag ontwikkelde het land zich tot een internationale grootmacht. Zowel in Azi en
Afrika als in Amerika beschikte de Republiek over een aantal zeer winstgevende kolonin. In de nieuwe
wereldeconomie ging Amsterdam een zeer belangrijke rol spelen. De bloeiende handel leidde tot een grote en zeer
rijke klasse van kooplieden. De nieuwe voorspoed leidde ook tot meer aandacht voor en sponsoring van beeldende
kunsten, literatuur, wetenschappen en armenzorg.
Na de Spaanse overheersing heeft Nederland een nieuwe, republikeinse staatsvorm gekozen. Haar samenleving werd
veel minder door het feodalisme gekenmerkt dan in andere landen en hierdoor was de arbeidsmarkt veel vrijer. Een
andere factor die ervoor zorgde dat de economie zo goed liep was het feit dat er in de Republiek een uitgebreide
markt bestond voor het lenen en uitlenen van geld. Hierdoor konden mensen, bedrijven of de staat, die graag
investeringen of uitgaven wilden doen, gebruikmaken van het gespaarde geld van iemand anders. Deze financile
markt vergemakkelijkte dan ook het doen van investeringen in potentieel winstgevende bedrijven of
staatsorganisaties (zoals de VOC).
Een derde reden voor de economische voorspoed was de technologische voorsprong die de Republiek tijdens de
Gouden Eeuw op veel andere landen had. Doordat de Republiek een relatief diverse, open en tolerante samenleving
kende, was het gemakkelijker om ideen en uitvindingen te ontwikkelen. Op bijna ieder terrein liep de Republiek
voor op het buitenland. Een bekend voorbeeld van zo'n 'noviteit' is het fluitschip, dat de Nederlandse zeevaarders een
groot voordeel gaf ten opzichte van veel andere zeevarende landen.
Een laatste belangrijke oorzaak voor de economische voorspoed was de spilfunctie die Amsterdam kreeg in de
wereldhandel. In Amsterdam begon er langzamerhand een stapelmarkt te ontstaan, waarbij bijna alle informatie,
goederen en diensten op een relatief kleine plek aanwezig waren.

211

Gouden Eeuw (Nederland)

Tolerantie
Volgens bezoekers uit het buitenland en ook
volgens de officile propaganda was
Nederland een zeer tolerant land, het land
van de ware vryheit. Latere historci hebben
dit in verband gebracht met de internationale
handel en de reformatie, die beide zouden
hebben bijgedragen aan een relatief milde
opstelling
ten
opzichte
van
andersdenkenden.
Protestanten stellen dat de interpretatie van
de Bijbel vooral een kwestie van het eigen
geweten van ieder individu is, en verwerpen
centrale dogma's en een klerikale hirarchie
om deze te bekrachtigen. Dat nam niet weg
dat de gereformeerden in de Gouden Eeuw
een machtspositie innamen gelegitimeerd
door de Staat (Synode van Dordrecht) en het
andersdenkende protestanten moeilijk of
onmogelijk maakten volgens andere
opvattingen hun religie te belijden.
Opportunisme zal een belangrijke rol
hebben gespeeld, aangezien men het zich
niet kon veroorloven het grote katholieke
Synode van Dordrecht, 13 november 1618.
deel van de bevolking al te veel van zich te
vervreemden. De relatieve tolerantie voorkwam daarmee dat men te maken kreeg met een exodus zoals het
dogmatische Spanje had meegemaakt.
Of het hier ging om de bijna spreekwoordelijke Nederlandse tolerantie, een vorm van onverschilligheid of van
opportunisme, in ieder geval maakte dit het buitenlanders makkelijk om naar de Lage Landen te reizen of zelfs te
emigreren. De Nederlanders in de Gouden Eeuw bleken echter in bepaalde opzichten helemaal niet erg
verdraagzaam, zoals ten opzichte van varianten op het 'officile' gereformeerde geloof. De vrijzinnig georinteerde
doopsgezinden, remonstranten en mennonieten bijvoorbeeld werden vervolgd, kregen strenge beroepsverboden en
moesten soms (in het geval van de strikt pacifistische mennonieten) zelfs emigreren (zoals naar Danzig en
omstreken, en later naar de Wolga waar zij bekend werden als 'Wolga-Duitsers'). Joden in Nederland konden geen
lid worden van de gilden, konden geen poorter worden en mochten niet trouwen met niet-joden. Toch was er relatief
veel vrijheid in de Nederlanden en werd een aantal Nederlandse steden een sociale 'smeltkroes'.

Zelfbewustzijn
Voor de calvinisten ging zuiverheid in de leer boven alles. De uitkomst van de Nederlandse Opstand tegen Spanje,
beter bekend als de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), die de vrijheid om het calvinisme te belijden benevens
politieke zelfstandigheid als inzet had, en als uitkomst de volledige onafhankelijkheid van de protestantse
noordelijke provincies, zal zeker het nationale besef versterkt hebben. Reeds in 1609, toen Nederland en Spanje een
wapenstilstand sloten die twaalf jaar zou duren, was veel van dit alles bereikt.
Net als na de Franse Revolutie, leidde politieke vrijheid tot vrijheid in andere domeinen van menselijk handelen en
leidde deze vrijheid ertoe dat men ook openstond voor nieuwe culturele en wetenschappelijke ideen.

212

Gouden Eeuw (Nederland)

Bestuurders en geleerden
Aan het eind van de zestiende en in zeventiende eeuw hebben de Nederlanden een aantal uiterst bekwame
bestuurders gehad, zoals Johan van Oldenbarnevelt, Johan de Witt (tevens wiskundige op het gebied van
levensverzekeringen), Cornelis de Graeff en Andries Bicker. Ook ontbrak het niet aan bekwame veldheren zoals
Prins Maurits en Prins Frederik Hendrik en admiraals als Piet Hein, Maarten Tromp en vooral Michiel de Ruyter.
Daarnaast waren er wetenschappers en bekwame vaklieden op allerlei terrein in de Nederlanden te vinden. Enkele
grootheden en hun gebieden zijn Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) muziek, Hugo de Groot (1583-1645)
volkenrecht en zeerecht, Louis de Geer (15871652) wapenfabricage en handel, Rembrandt van Rijn (1606-1669)
schilderkunst, Franciscus Gomarus (1563-1641) en Jacobus Arminius ( 1559 - 1609) theologie, Christiaan Huygens
(1629-1695) wis-, natuur- en sterrenkunde, Simon Stevin (1548 1620) waterbouwkunde en rekenkunde, Jan
Adriaanszoon Leeghwater(1575 - 1650) waterbouwkunde en Benedictus Spinoza (1632-1677) filosofie.

Ontstaan van de Republiek


Gedurende de laatste decennia van de zestiende eeuw was de Republiek ontstaan. De noordelijke en zuidelijke
Nederlanden gingen uiteindelijk ieder hun eigen weg. Het noorden zei de trouw aan koning Filips op. Daarbij was
het van het begin af aan het gewest Holland dat de noordelijke unie domineerde. De andere gewesten zagen zich
gedwongen de leiding van Holland te accepteren.
Duidelijke verschillen tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden bestonden al langer. Brabant en Vlaanderen,
de belangrijkste zuidelijke gewesten, hadden vaak tegengestelde belangen. Centralisatie vanuit Brussel werd
daardoor bemoeilijkt. Nog minder invloed had de centrale regering in het gebied ten noorden van de grote rivieren.
Verder was een groot deel van de bevolking in de Franstalige gewesten het katholieke geloof trouw gebleven. Adel,
geestelijkheid en het stedelijk patriciaat hadden in het zuiden aanzienlijk meer macht dan in het noorden.
Aanvankelijk was het zeer onzeker geweest of de nieuwe Noord-Nederlandse staat zich tegenover de Spaanse
overmacht zou weten te handhaven. De hertog van Parma veroverde in hoog tempo stad na stad, waaronder ook het
strategisch belangrijke Breda. Willem van Oranje week in 1583 uit naar Delft. De Staten-Generaal vergaderden
voortaan in Holland en Zeeland.
Ook in het oosten van het latere Nederland boekten de Spanjaarden successen. De Spanjaard Verdugo was
stadhouder van Groningen. De stadhouder van Gelderland, Willem van den Berg, deed de eed van trouw aan beide
partijen en koos uiteindelijk de Spaanse zijde. In 1590 waren Nijmegen, Groningen en vrijwel het gehele gebied ten
oosten van de IJssel bezet door de Spanjaarden. In 1589 was ook Geertruidenberg door hen veroverd. Spaanse
garnizoenen vielen vanuit Steenwijk en Coevorden zelfs Friesland binnen.
Deze periode van crisis, waarin de Republiek moest vechten om te overleven, was tegelijkertijd ook een periode van
grote creativiteit. Bestaande bestuurlijke en economische structuren werden aan de kant geschoven om plaats te
maken voor organisatievormen die effectievere weerstand mogelijk maakten. Terwijl de troepen van Parma naar het
noorden trokken, werd een interne machtsstrijd uitgevochten. De aristocratische aanhangers van graaf Leicester, die
hoopten dat de protestantse Elizabeth I de soevereiniteit wilde aanvaarden, stonden tegenover de Hollandse regenten.
De laatsten wonnen het pleit.
Cruciaal waren de gebeurtenissen in de jaren 1588, 1589 en 1590. Vergaande gevolgen had de beslissing van Filips
II om zich te mengen in de burgeroorlog die in deze jaren in Frankrijk woedde. Het Spaanse leger in de Nederlanden
werd daar grootschalig ingezet. Dat maakte de Nederlandse tegenaanval mogelijk. Bovendien begon in de jaren na
1588 ook de spectaculaire groei van de Nederlandse economie, en daarmee de financile draagkracht. De steden
groeiden explosief. Binnen enkele decennia was de Republiek een van de leidende Europese mogendheden.
In tien jaar tijd veroverde prins Maurits drienveertig steden en vele vestingen op de Spanjaarden. Zij werden vrijwel
geheel verdreven uit Gelderland, Overijssel, Drenthe en Groningen. Ook in Brabant werd gebied veroverd.
Filips II heeft vermoedelijk in de jaren voor zijn overlijden (1598) ingezien dat zijn politiek was mislukt. Daarom
sloot hij - kort voor zijn dood - met Frankrijk de Vrede van Vervins. Ook leek Spanje zich terug te trekken uit de

213

Gouden Eeuw (Nederland)

214

Nederlanden. Filips' dochter Isabella volgde hem met haar gemaal, Albertus van Oostenrijk, op in de zuidelijke
Nederlanden. Aldus werd een Spaanse vazalstaat gecreerd. Tot een hereniging van noord en zuid heeft dit niet
geleid, hoewel er onderhandelingen gevoerd zijn. Van de noordelijke provincies werd geist dat zij de aartshertogen
formeel als soeverein erkenden en de katholieke eredienst tolereerden. Dit waren voor het noorden onaanvaardbare
eisen.

Demografie; verstedelijking
De bijzondere positie die de Republiek in de zeventiende eeuw innam is des te verwonderlijker als men bedenkt dat
het aantal inwoners van de Verenigde Provincin nooit boven de twee miljoen is uitgekomen. Een opvallend aspect
van de noordelijke Lage Landen was daarbij de hoge graad van verstedelijking. Het merendeel van de inwoners
leefde in het westen, in het gewest Holland (ongeveer gelijk aan het huidige Noord- en Zuid-Holland). Daarvan
leefde ongeveer de helft in een stad, in Holland vooral in Amsterdam, Leiden, Haarlem, Rotterdam, Delft, Dordrecht
en Enkhuizen. Buiten Holland waren Middelburg, Utrecht en Groningen de grootste steden. Deze verhouding tussen
stedelingen en plattelandsbewoners was voor die tijd uitzonderlijk: in omringende landen woonde slechts vijftien tot
twintig procent van de bevolking in een stad.

Aantal inwoners van de grootste steden in Holland en Zeeland[1]


1570

1622

1647

1688

Amsterdam

30.000

105.000

140.000

200.000

Haarlem

16.000

39.500

45.000

50.000

Leiden

15.000

44.500

60.000

70.000

Delft

14.000

22.750

21.000

24.000

Middelburg

10.000

25.000

30.000

30.000

Enkhuizen

7.500

22.000

18.000

14.000

Rotterdam

7.000

19.500

30.000

50.000

's-Gravenhage

5.000

15.750

18.000

30.000

Ruim twee eeuwen eerder, aan het eind van de veertiende eeuw, hadden slechts drie steden in ditzelfde gebied niet
veel meer dan 10.000 inwoners en woonde de bevolking nog voornamelijk in het midden en oosten van het land. De
grote bevolkingsaanwas in het westen was mogelijk gemaakt door de waterbouwkundige werken, die vanaf de
dertiende eeuw op ongekende schaal zijn uitgevoerd, (in het hele land maar vooral in de westelijke kustprovincies):
landaanwinst aan de kust, indijking van rivieren en inpoldering. Deze immense inspanningen vormden tevens door
het grote en complexe bestuurlijke apparaat dat hiervoor nodig was een extra verklaring voor de hoge bestuurlijke
organisatiegraad in de Nederlanden. Ook de geleidelijke overschakeling van graanbouw op veeteelt had een rol
gespeeld bij de trek naar de steden. Naarmate meer graan werd gemporteerd verschoof het accent naar de minder
arbeidsintensieve veeteelt.
Voor de meeste steden in de noordelijke Nederlanden was de zestiende eeuw tot het jaar 1580 vooral een eeuw van
stagnatie. Amsterdam groeide daarentegen sterk. In 1514 telde het nauwelijks meer dan 10.000 inwoners, in 1570
waren dat er ongeveer 30.000. Dit was echter een van de weinige uitzonderingen op het algemene patroon. Vrijwel
alle steden, waaronder de voorheen bloeiende IJsselsteden, werden kleiner, of bleven ongeveer gelijk wat betreft het
aantal inwoners. De werkelijk grote steden lagen alle in de zuidelijke Nederlanden. Antwerpen was met 85.000
inwoners in 1560 verreweg het grootst. Leiden telde in het jaar van het beleg (1573/74) slechts zo'n 12.500 zielen.[2]
Gedurende de decennia na 1590 groeiden bijna alle Hollandse steden explosief. Deze groei was slechts mogelijk
door migratie. Gedurende de Vroegmoderne Tijd lag in eigenlijk iedere stad het sterftecijfer hoger dan het
geboortecijfer. De slechte hyginische omstandigheden, de hoge zuigelingensterfte en het veelvuldig optreden van

Gouden Eeuw (Nederland)


epidemische ziekten in de steden waren daar debet aan. Zonder migratie vanaf het platteland zou iedere stad
krimpen. Voor 1670 sloeg ook de pest enkele malen toe. In Amsterdam stierven in 1602 ongeveer 10.000 mensen,
merendeels armen, aan een epidemische ziekte. Epidemische ziekten troffen Leiden in 1599, in 1604, in 1624 en in
1636. Slechts het economisch succes deed migranten in groten getale naar de steden trekken.

Landbouw
De landbouw werd in de Republiek op een relatief moderne en efficinte wijze bedreven. Vernieuwingen in de landen tuinbouw leidden tot goede opbrengsten. Voorbeelden hiervan zijn de toegepaste methoden van afwatering en de
vele droogmakerijen, het verbeterde veevoer en de destijds toegepaste methoden om de vruchtbaarheid van
verschraalde gronden te herstellen. De nieuwe technieken werden in de achttiende eeuw tijdens de zogenaamde
agrarische revolutie op grote schaal nagevolgd in Engeland.
De landbouw was in de Republiek de grootste sector in het economische leven. Het bood werk aan een kleine helft
van de totale beroepsbevolking. Het land kan in grofweg twee delen ingedeeld worden: de natte maar vruchtbare
kustprovincies in het westen en noorden en de zanderige en onvruchtbare landprovincies in het zuiden en oosten. In
de vroege zestiende eeuw waren de graanopbrengsten laag en kon maar een klein overschot vermarkt worden.
Opbrengsten bleven laag door een gebrek aan specialisatie en het ontbreken van investeringen. De essen en woeste
gronden in het oosten werden gemeenschappelijk beheerd door marken. Veruit het belangrijkste gewas was rogge.
Het inklinkende land in de kustprovincies zorgde voor een transformatie van voornamelijk akkerbouw naar
voornamelijk veeteelt. Boeren waren genoodzaakt hun inkomen aan te vullen met nevenactiviteiten, zoals
bijvoorbeeld zoetwatervisserij, jacht en rietsnijden.
Vanaf de late vijftiende eeuw groeide de bevolking in de Nederlanden en in Europa en stegen de prijzen. Daarnaast
ontwikkelde Amsterdam zich tot graanschuur van Europa met de import van goedkoop graan uit Oostzeehavens.
Door de lage graanprijzen ging men in de kustprovincies de graanproductie inruilen voor de verbouw van
tuinbouwgewassen en intensieve nijverheidsgewassen als hennep, vlas en oliehoudende zaden. In de kustprovincies
vormde de boeren gespecialiseerd in de veeteelt de belangrijkste groep. De veeteelt kan onderverdeeld worden in de
vetweiderij en de melkveehouderij. Met de vetweiderij werden magere ossen van buiten de Republiek gemporteerd
om op Nederlandse weiden gemest te worden. Het vlees werd na de slacht voor het grootste deel gexporteerd. De
melkveehouders hielden koeien voor de productie van kaas en boter, ook veelal bestemd voor de export. De
stijgende prijzen en een groeiende rijkdom van stedelijke kooplieden trok investeringen in de landbouw aan. In
Noord-Holland werden een groot aantal speculatieve investeringen in landaanwinningsprojecten gedaan, waaronder
van de Beemster, Schermer en Purmer. In Groningen zorgde de stad ervoor dat bij het afgraven van
hoogveengebieden voor de winning van turf, een vruchtbare bovenlaag overbleef. Hier ontstonden nieuwe agrarische
nederzettingen, de Veenkolonin. Ook boeren deden investeringen om de productie te vergroten. Door de
hoeveelheid vee in de kustprovincies was er ook veel mest om akkers te bemesten dat de opbrengst verder deed
toenemen. In de landprovincies bleven deze ontwikkelingen uit door verwoestende militaire activiteiten tijdens de
Tachtigjarige Oorlog, de uitgestrekte woeste gronden en het gemeenschappelijke beheer over de essen. Vanaf
halverwege de zeventiende eeuw begon de agrarische depressie die tot halverwege de achttiende eeuw duurde en alle
boeren in Europa trof.

215

Gouden Eeuw (Nederland)

216

Handel en nijverheid
Zie ook Maritieme geschiedenis van Nederland.

Gedurende een groot deel van de zeventiende eeuw domineerden


Nederlanders, traditioneel kundige zeevaarders en kaartenmakers, de
wereldhandel, een positie die daarvoor in mindere mate was
ingenomen door de Portugezen en de Spanjaarden. Nederland heeft
deze dominante positie binnen de wereldhandel ongeveer anderhalve
eeuw weten te handhaven.
Het uitzeilen van een aantal Oost-Indivaarders
In de decennia na de Val van Antwerpen groeide de Nederlandse
(1600), Hendrik Cornelisz. Vroom.
economie explosief, de handel het meest. Historici spreken van een
"economisch wonder". De snelheid en hevigheid van de economische
ontwikkelingen zijn tamelijk uniek in de geschiedenis. Belangrijke oorzaken van de groei waren:

de stroom van vakbekwame migranten naar het Noorden als gevolg van het verlies van het Zuiden
de verovering van het rivierengebied, waardoor de contacten met het Duitse achterland hersteld werden
de blokkades door de Staatse vloot op de Schelde, de Eems en de Vlaamse kust
In 1602 werd de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) gesticht. Deze onderneming kreeg het Nederlandse
monopolie op de handel met Azi en zou dit bijna twee eeuwen behouden. Het zou 's werelds grootste
handelsonderneming van de zeventiende eeuw worden. Specerijen werden in grote hoeveelheden gemporteerd en
leverden grote winsten op, enerzijds door de grote inspanningen die geleverd moesten worden en de risico's waar
deze mee gepaard gingen, anderzijds door de niet te verzadigen vraag naar deze producten. De VOC bestond
overigens grotendeels van de handel binnen Azi. Toen de Engelsen de winstgevende opiumhandel tussen de
papavervelden in Bengalen en de markten op Java en in China overnamen, kon de VOC geen grote winsten meer
maken.
In 1609 werd de Beurs van Amsterdam opgericht (een eeuw eerder dan
de tegenhanger in Londen), die samen met de in hetzelfde jaar
opgerichte Amsterdamsche Wisselbank van deze stad spoedig het
financile centrum van Europa zou maken.
De financile infrastructuur van de Nederlanden was gunstig voor het
vormen van een handelsnatie. Anders dan in andere landen, waar de
adel de vermogens en het bestuur monopoliseerde en op de handel
neerkeek, was er in Nederland veel kapitaal beschikbaar voor
ondernemingen. De beurs, een relatief efficint bestuur, de bereidheid
van de bankiers om risico's te nemen en een landsbestuur dat niet
neerkeek op de handel maar die juist stimuleerde zorgden voor een
voor Europa uniek investeringsklimaat.
De in 1609 opgerichte Beurs van Amsterdam.

Holland domineerde ook de handel in bulkgoederen tussen Europese


landen (waar ruim een eeuw tevoren de Hanzesteden nog een
prominente rol hadden gespeeld). Geografische aspecten speelden hierbij ook een rol, enerzijds de gunstige ligging,
op een kruispunt van oost-west en noord-zuid routes, anderzijds de uitstekende verbinding met een groot Duits
achterland via de Rijn. Nederlandse handelaren verscheepten wijn en zout uit Frankrijk en Portugal naar de landen
rond de Oostzee en keerden terug met vooral graan, Zweeds kruit, hout, ijzer en wapens, maar ook vele andere
goederen die voor een deel weer naar landen rond de Middellandse Zee werden vervoerd.
De handel op de Oostzee (ook wel bekend als de moedernegotie) was een belangrijk fundament van de welvaart. De
koning van Denemarken, de man die de Sont controleerde, was dan ook een belangrijke bondgenoot.

Gouden Eeuw (Nederland)


Ook het Nederlandse industrile potentieel nam toe. Scheepswerven en suikerraffinaderijen zijn daarvan goede
voorbeelden. Dankzij de toepassing van de krukas in windmolens, voor het eerst in 1594, kon zeer veel hout, nodig
voor onder meer het bouwen van schepen, gezaagd worden met houtzaagmolens. Dit bracht ook de houthandel met
de Oostzeelanden op gang.
De haringvangst was een zeer belangrijke bron van inkomsten. Naarmate meer land in productie werd genomen
(deels door het inpolderen van een aantal meren), namen de graanproductie en veehouderij in belang toe.
Hoewel de zeventiende eeuw als geheel een periode was van bijna onbeperkte economische groei, zijn er wel
verschillende fasen aan te wijzen. Van 1621 tot 1632 was eerder sprake van recessie en stagnatie. Daarna herstelde
de economie zich aarzelend. Het aandeel in de Europese handel verminderde; daar stond echter een grotere vraag
naar Nederlandse producten en koloniale waren tegenover.
Het succes van de Nederlanders wekte de afgunst op van de omringende landen. Na een felle concurrentiestrijd, die
aanleiding gaf tot enkele oorlogen, zou de dominerende positie van Holland overgaan in de handen van de Engelsen.
Deze oorlogen met Engeland werden hoofdzakelijk ter zee uitgevochten.

Sociale structuur; rangen en standen


In de Nederlanden van de 17e eeuw werd sociale status vooral door inkomen bepaald. In dit opzicht verschilden de
Nederlanden van naburige landen, waar sociale status nog grotendeels afgemeten werd aan afkomst, hetgeen tot de
Franse Revolutie zo zou blijven. Er waren hier wel sociale klassen, maar op een nieuwe manier.
De aristocratie, of adel, had haar privileges grotendeels aan de steden verkocht, waar kooplieden en hun geld het
voor het zeggen hadden. Bovendien was het aantal edelen in Nederland met land en macht, dus anders dan in naam,
bijzonder laag in vergelijking tot omringende landen. Hiervoor zijn twee redenen aan te voeren: vanaf de 13e eeuw
was het feodale stelsel in de Lage Landen in snel tempo afgebrokkeld. Veel horige boeren waren als vrij man naar
het nieuw ontgonnen of ingepolderd land getrokken, waar zij pachter werden. Vanaf de 15e eeuw werd ook nog eens
veel land door rijke kooplieden opgekocht, die dit weer in pacht uitgaven. In de 16e eeuw was het de bewuste
politiek van de Habsburgse vorsten geweest om edelen in allerlei bestuurlijke functies te vervangen door de
opkomende klasse van universitair geschoolde juristen, wier afhankelijkheid en daarmee loyaliteit hoger was.
De geestelijkheid had ook niet al te veel wereldse invloed: de katholieke kerk werd tot op zekere hoogte onderdrukt
sinds het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog; de jonge protestantse kerk was verdeeld.
Hiermee is niet gezegd dat de aristocraten niet over sociale status beschikten. Integendeel, het ging er veeleer om dat
rijke kooplieden zich bij de adel inkochten door landbezit te verwerven en zich een familiewapen en -zegel aan te
meten. Ook mengden aristocraten zich met leden van andere klassen om op een hen passende manier in hun
levensonderhoud te kunnen voorzien. Hiertoe huwelijkten zij dochters uit aan rijke kooplieden, gingen zij zelf in de
handel of aanvaardden zij een publiek of militair ambt om zo een salaris te verdienen. Ook kooplieden kregen
interesse voor openbare ambten, aangezien deze hen grotere economische macht en meer prestige konden
verschaffen.
Een universitaire opleiding werd allengs gezien als een opstap naar zo'n publieke functie. Rijke kooplieden en
aristocraten zonden hun zoons op een zogeheten Grand Tour (Grote Reis) door Europa. Deze jongelui bezochten dan
universiteiten in verschillende Europese hoofdsteden, vaak vergezeld door een priv-leraar, als het even kon een man
van de wetenschap.
De hier beschreven vermenging van patricirs en aristocraten kwam het meest voor in de tweede helft van de eeuw.
Direct onder de aristocraten en patricirs stond de gegoede burgerij, die bestond uit protestantse geestelijken,
juristen, artsen, industrilen en hogere ambtenaren. Een lagere status was toebedeeld aan kleine zelfstandigen,
gespecialiseerde handwerkslieden, administratief personeel en boeren. Nog een trede lager stonden geoefende
arbeiders, huisbedienden en ander dienstverlenend personeel. Aan de voet van de piramide bevonden zich de
'paupers', door Karl Marx later het proletariaat genoemd: verarmd landvolk, waarvan velen hun geluk beproefden in

217

Gouden Eeuw (Nederland)


de steden, als bedelaar of dagloner.
De armen- en ziekenzorg was in Nederland voor die tijd bijzonder goed geregeld. Deze waren in vorige eeuwen
vooral een taak van gilden en van de katholieke kerk geweest. Na de reformatie nam de lokale overheid dit werk
grotendeels over.
Omdat rijkdom, of het gebrek daaraan, zozeer iemands sociale status bepaalde waren de standen minder scherp
afgebakend dan elders. Tenslotte kon het fortuin keren. Ook het calvinisme, dat nederigheid als een belangrijke
deugd prijst, had daar veel mee te maken. Deze tendensen zijn opmerkelijk bestendig gebleken. De huidige
Nederlandse samenleving, hoewel veel meer geseculariseerd, wordt door velen nog steeds als opmerkelijk egalitair
gezien.

Positie van de vrouw


Vrouwen genoten in de Republiek aanzienlijk meer vrijheid dan elders in Europa. Zelfs ongehuwde vrouwen
mochten zich vrij over straat bewegen zonder door mannen begeleid te worden. Terwijl het in de meeste landen
gewoon werd gevonden om vrouwen te slaan werd dit in de Republiek niet getolereerd. In de kustprovincies
domineerden vrouwen veelal het straatbeeld. A.Th. van Deursen zegt hierover het volgende: "In de kustprovincies
was een groot deel van de mannelijke beroepsbevolking werkzaam als visser of matroos. ... Als het ooit onwaar
geweest is dat vrouwen enkel de huishouding deden en hun ziel en zaligheid verpand hadden aan het schoon
schrobben van de stoep, dan wel in het Holland van de zeventiende eeuw. De arbeidsverdeling tussen man en vrouw
kon in de talrijke gezinnen van zeevarenden niet anders dan onevenredig belastend voor de vrouw uitvallen, die
zolang haar man op het water rondzwierf de rollen van gezinshoofd en kostwinner met die van huisvrouw en moeder
had te verenigen."[3]
Overigens verbaasden buitenlandse bezoekers zich wel over de Hollandse reinheid. Nergens besteedden vrouwen zo
veel zorg en energie aan het schoonschrobben van de stoep en het lappen van de ramen.

Ervaringen van buitenlanders


Jonathan Israel geeft in de inleiding van zijn boek De Republiek, 1477-1806 een lijst van kenmerken en innovaties
van de Republiek tijdens de Gouden Eeuw waarover buitenlanders zich verbaasden.
Op economisch gebied was er de omvang en doelmatigheid van scheepvaart en handel, en de hoge ontwikkeling van
industrie en financile instellingen. Bezoekers prezen de ordelijkheid en reinheid van de mooie steden, de
verdraagzaamheid op godsdienstig en intellectueel gebied, de wees-, armen- en ziekenhuizen, de gevangenissen en
de geringe criminaliteit. Opmerkelijk was in hun ogen de inperking van de macht van de kerken, het gezag dat een
staat geregeerd door burgers uitoefende over het leger, de overvloed aan wetenschappelijke collecties, bibliotheken
en uitgevers, en ook de prestaties op het gebied van kunst, wetenschap en filosofie.
Buitenlanders waren doorgaans geschokt door de veelheid aan kerken, de overmatige vrijheid die vrouwen,
personeel en joden genoten, de burgerlijkheid en het ontbreken van hirarchie. Het kostte buitenlandse bezoekers
moeite om dienstmeisjes als zodanig aan hun kleding te herkennen. Edelen vonden het choquerend dat mensen van
mindere stand het woord tot hen richtten. De Verenigde Provincin werden veelal beschouwd als een broeinest van
wanorde.
De Republiek was de leidende technologische macht: trekschuit, straatverlichting, nieuwe sluizen,
scheepsbouwmethoden, weefgetouwen, houtzaagmolens, andere windmolens trokken bezoekers zoals Tsaar Peter de
Grote aan.
Streven naar "vrijheid" was een motief voor de Opstand geweest. Nergens was er zo'n "vrije en veilige staat", schreef
Romeyn de Hooghe, schilder en propagandist van Willem III in 1703. Dit neemt niet weg dat vooruitstrevende
denkers als Hugo de Groot, Episcopius, Spinoza, Descartes en anderen op de grenzen van deze vrijheid stuitten.
Toch roemden ze de relatief grote vrijheid. Descartes schreef dat er geen ander land was "o l'on puisse jouir d'une
libert si entire" (waar men een zo volledige vrijheid kan genieten).

218

Gouden Eeuw (Nederland)

219

Religie
Een meerderheid in de noordelijke provincies was inmiddels
calvinist, of behoorde althans tot de Nederduits
Gereformeerde Kerk. Deze kerk was geen toonbeeld van
eensgezindheid. In het begin van de 17e eeuw werd de
Republiek verscheurd door bittere tegenstellingen tussen de
'preciezen' en de 'rekkelijken'. Laatstgenoemden, de
remonstranten,
geloofden
niet
in
predestinatie
(voorbeschikking tot hemel of hel, ongeacht iemands
levenswandel) en pleitten voor vrijheid van geweten. Hun
meer
dogmatische
tegenstanders,
die
zich
contraremonstranten noemden, wonnen het pleit bij de
Synode van Dordrecht. Het grote aantal vertakkingen
binnen de Nederlandse protestantisme zal er wellicht toe
bijgedragen hebben dat de onderlinge tegenstellingen na
verloop van tijd afzwakten en daarmee de onderlinge
verdraagzaamheid weer toenam. Na de Synode van
Dordrecht komt er onder de behoudende calvinistische
predikers een beweging op gang tot verdere doorwerking en
verbreiding van het Bijbelse ideaal in leer en leven in
'bevindelijke' zin. Deze stroming staat bekend als de Nadere
Reformatie. De bekende hoogleraar Gisbertus Voetius was
de grote man van deze stroming. De wortels van deze
beweging liggen in het werk van de Zeeuwse predikant
Willem Teellinck. Zijn omvangrijke programma tot
reformatie van het volksleven vatte hij in 1627 samen in
Noodtwendigh Vertoogh, een boek van circa 500 pagina's.

Westerkerk in Amsterdam, gebouwd door Hendrick de Keyser


(1565-1621).

Ook het humanisme, dat in de 16e eeuw was opgekomen en dat in Desiderius Erasmus zo niet de geestelijk vader
dan toch een belangrijk pleitbezorger had, had nog steeds veel invloed en droeg bij aan een klimaat van tolerantie.
Het viel niet mee om de genoemde tolerantie ook naar katholieken aan de dag te leggen. Religie had immers (naast
politieke en economische motieven) een belangrijke rol gespeeld in de opstand tegen Spanje, de Tachtigjarige
Oorlog.
In de loop van de zeventiende eeuw nam de tolerantie ten opzichte van andere religies toe. Het jaar 1630 wordt door
Israel als scheidslijn aangewezen. Daarna genoten remonstranten, lutheranen, katholieken en joden aanzienlijk meer
vrijheid dan daarvoor. Met geld kon dikwijls veel bereikt worden. Zo konden katholieken na betaling van
steekpenningen gedaan krijgen dat het houden van een mis (in een schuilkerk) oogluikend werd toegestaan of dat
hun kinderen door een katholieke priester gedoopt werden. Sommige steden waren toleranter dan andere. Rotterdam
en Amsterdam waren relatief tolerant. In steden waar de contraremonstranten aan de macht waren, waaronder Leiden
en Haarlem, bleef nog enkele decennia lang de gewoonte bestaan om het opdragen van de mis met geweld
onmogelijk te maken.
Openbare ambten bleven voor katholieken onbereikbaar. Hetzelfde gold voor doopsgezinden en voor joden.
De relatief grote verdraagzaamheid was niet van principile aard; handelsbelangen en onverschilligheid speelden ook
een rol. In ieder geval kwamen er grote aantallen mensen die in omringende landen om hun religie vervolgd werden
naar Nederland om daar in relatieve vrijheid te leven. Te denken valt aan de (vaak gefortuneerde) joodse kooplieden
uit Portugal (de sefardim). Uit Frankrijk kwamen, na de intrekking van het Edict van Nantes in 1685 veel hugenoten

Gouden Eeuw (Nederland)


en joden; velen van hen waren gespecialiseerde handwerkslieden en geleerden. Dat de tolerantie niet ongelimiteerd
was ondervond filosoof Baruch Spinoza (1632-1677) - hij werd wegens zijn opvattingen door de Joodse
gemeenschap uitgestoten. Wijselijk liet hij zijn controversile Tractatus theologico-politicus anoniem in het Latijn
verschijnen, en ook dat was niet zonder risico. Radicale vrijdenkers als Adriaen Koerbagh kregen ook van
overheidswege met repressie te maken; hij eindigde zijn leven als dwangarbeider in het Amsterdamse Rasphuis.

Cultuur
Ten gevolge van de Opstand vielen de Nederlanden ook in cultureel opzicht uiteen. In noord en zuid ontwikkelde
zich een eigen cultuur. Het zuiden kwam geheel in de greep van de contrareformatie. De censuur was er
buitengewoon streng; het intellectueel debat viel er bijna stil.
In het noorden, in de Republiek, voltrok zich een geheel andere ontwikkeling. Hier ontstond een mengeling van
calvinistische, andere protestantse, katholieke en humanistische stromingen, die zich juist door deze diversiteit
onderscheidden van de cultuur in de omringende landen. De barok deed er slechts beperkt zijn invloed gelden, op
enige uitzonderingen in de literatuur na (zoals de dichter Joost van den Vondel). De overdadigheid van de barok
paste niet bij de strengheid van de merendeels calvinistische bevolking.
Hoewel cultuur ook in de Republiek in de eerste plaats een zaak was van de welgestelden, kon een relatief groot deel
van de bevolking er deel aan nemen. Velen konden zich de aanschaf van een schilderij permitteren. Velen hadden
een bijbel en psalmboeken in hun bezit. Daarnaast waren er allerlei vormen van goedkoop drukwerk, zoals
pamfletten.
De burgerij vormde de drijvende kracht achter de nieuwe culturele ontwikkelingen, en dan overwegend in de
westelijke provincies: eerst en vooral in Holland, in mindere mate in Zeeland en Utrecht. Waren het in andere landen
vooral rijke aristocraten die beschermheer van de kunsten werden, in de Lage Landen was hun bescheiden aantal er
debet aan dat deze rol overgenomen werd door rijke kooplieden en andere patricirs.
Centra van cultureel-literaire activiteit werden gevormd door schutterij en rederijkerskamers. De primaire taak van
de schutterijen was het verdedigen van een stad in tijden van nood en het uitvoeren van politietaken, maar daarnaast
vormden zij een ontmoetingsplaats voor mensen uit de gegoede middenklasse, die er met trots een prominente
positie bekleedden, en er een behoorlijk bedrag voor over hadden om dit voor het nageslacht vast te laten leggen. De
rederijkers vormden verenigingen (kamers) in de steden, die tot doel hadden literaire activiteiten te organiseren,
zoals dicht- en toneelkunst en debatten, vaak in de vorm van wedstrijden. De steden waren trots op hun
rederijkerskamer en ondersteunden deze.

Onderwijs
In vrijwel alle steden en grotere plaatsen in de Gouden Eeuw bestonden particuliere lagere scholen voor vijf- tot
ongeveer tienjarigen en daarop was enige kwaliteitscontrole door de overheden in grotere steden. Hier leerden
kinderen (tegen betaling) in ongeveer twee jaar lezen en rekenen, en eventueel na nog een jaar of twee schrijven.
Uitgangspunt in de Republiek was dat ieder mens de Bijbel moest kunnen lezen. Daarnaast was het voor de handel
uiteraard van wezenlijk belang dat men kon rekenen, schrijven, boekhouden en n of meerdere talen beheerste.
Maar er was wel een verschil tussen stad en platteland. De bovengenoemde controle vond voornamelijk plaats in de
steden. De school bestond doorgaans uit n lokaal. Kinderen met ongeveer dezelfde capaciteiten zaten bij elkaar aan
n tafel. Er werd zelfstandig gewerkt en als het af was kregen ze nieuw werk van de schoolmeester. De kwaliteit
was sterk afhankelijk van wat ouders konden betalen. In dorpen was de kwaliteit doorgaans minder. Er werd een
beetje gerekend, wat gelezen en geschreven en de jongere kinderen kregen hulp van de oudere en natuurlijk was ook
hier de nodige aandacht voor de godsdienst.
Latijnse school In de steden bestond niet zelden ook de mogelijkheid om naar de Latijnse school te gaan, waar
-naast uiteraard Latijn- ook schrijven, oude geschiedenis en welsprekendheid werd onderwezen. De nadruk op het
Latijn was evident: de kinderen moesten worden voorbereid op de universiteit, waar alles in het Latijn werd

220

Gouden Eeuw (Nederland)


onderwezen. In de tweede plaats was het onderwijs uit de klassieke oudheid door de Latijnse school overgenomen.
Latijn was de voertaal van de (katholieke) kerk en alle internationale correspondentie gebeurde eveneens in die taal.
Daarnaast was er aandacht voor Grieks, geschiedenis, retorica (welsprekendheid) dialectiek (logisch redeneren),
filosofie, godsdienst, zingen, musica (theoretische muziekleer), aritmetica, geometrie en astronomie.

Universiteiten
De Universiteit van Leiden was in 1575 de eerste van de Noordelijke Nederlanden. Aangenomen wordt dat de keuze
voor Leiden een geschenk was van Willem van Oranje aan de stad Leiden na het Leids ontzet, hoewel hiervoor geen
bewijs gevonden is[4]. Deze protestante staatsuniversiteit onderwees aanvankelijk alleen protestante theologie (de
nieuwe Republiek had een sterke behoefte aan goed opgeleide geestelijken), welsprekendheid, oude geschiedenis,
Latijn en Grieks en wiskunde. Omdat Leiden n van de eerste protestante universiteiten was, trok hij uit heel
Noord-Europa (waar veel oorlogen heersten) protestante studenten. Er doceerden Europese beroemdheden als de
Vlaamse humanist en geschiedschrijver Justus Lipsius, de Franse letterkundige Josephus Justus Scaliger, de jurist
Hugo de Groot, de Vlaamse letterkundige Danil Heinsius, de wiskundige Willebrord Snellius, de lingust Gerard
Vossius en de laat in de 17de eeuw geboren Nederlandse medicus en botanicus Herman Boerhaave. Bekend waren
ook de theologen Franciscus Gomarus en diens tegenstander Jacobus Arminius, die een hooglopend conflict hadden
dat uitliep op winst voor de harde, calvinistische 'Gomaristen' en vervolging van de zachtmoediger remonstrantse
'Arminianen'.
De Leidse Universiteit kende drie hoofdfaculteiten, Theologie, Rechten en Medicijnen. Daarnaast was er vooral
onderricht in filosofie en kennis van de klassieke Romeinse en Griekse geschiedenis. Verder werd er onderricht
gegeven in de zeven vrije kunsten (grammatica van Latijn en Grieks, dialectica, retorica, aritmetica, geometria,
musica, astronomia). Deze vakken werden op vrijwel elke universiteit in die tijd gegeven. Nieuw in Leiden was
echter de schermschool. Het schermen diende een nauwkeurig wiskundig patroon te volgen. Simon Stevin stelde het
lesprogramma op voor de "Duytsche Mathematique" - een ingenieursschool met wiskunde en toegepaste
natuurkunde in het Nederlands voor landmeetkunde en vestingbouw, het enige vak in de volkstaal. Net als de
schermles hadden deze vakken vooral een militaire betekenis. Ze kwamen tegemoet aan prins Maurits' behoefte aan
kennis van beschietingstechnieken en vestingbouw in verband met de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje.
In de loop van de 17de eeuw volgde de oprichting van de protestantse universiteiten van Franeker (1585), Groningen
(1614), Amsterdam (1632), Utrecht (1636) en Harderwijk (1648).
Een Athenaeum Illustre of illustere school was een school voor hoger onderwijs zonder promotierecht, daarvoor
moest men naar een universiteit. Wel werd er gedoceerd door hoogleraren. Athenaea waren er onder meer in
Amsterdam, Breda en Deventer.
Illustere school

Literatuur
Zie Nederlandse literatuur: renaissance en barok en Barokliteratuur voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

In de 17e eeuw verplaatste het centrum van literaire activiteit zich van de zuidelijke naar de noordelijke
Nederlanden. Dit was deels het gevolg van het feit dat veel kunstenaars en intellectuelen tijdens de Tachtigjarige
Oorlog, en vooral na de val van Antwerpen in 1585 de Spaanse overheersers ontvluchtten.
Verhaallijnen werden ontleend aan de bijbel en de vaderlandse geschiedenis. Het bekendste stuk uit deze tijd is de
Gijsbrecht van Aemstel, in 1637 geschreven door Joost van den Vondel. Het stuk is gesitueerd in het Amsterdam van
rond 1300, en verhaalt van de rampen die de stad in haar bestaan bedreigden na de dood van Floris V. De Gijsbrecht
werd eeuwenlang jaarlijks op nieuwjaarsdag in Amsterdam opgevoerd, een traditie die tot 1968 stand hield.

221

Gouden Eeuw (Nederland)


Meer dan andere kunstvormen zou de literatuur door de barok benvloed worden. Naarmate de 17e eeuw vorderde
nam het niveau van de literaire productie af. Schrijvers begonnen hun voorgangers te imiteren. Ook werden literaire
stijlen steeds meer geformaliseerd.
De vermaardste literatoren van de 17e eeuw waren Gerbrand Adriaenszoon Bredero, Jacob Cats, Pieter Corneliszoon
Hooft en Joost van den Vondel.

Architectuur
Voor meer details: Gouden Eeuw, Personen

Ook de architectuur beleefde hoogtijdagen in de Gouden Eeuw. De bloeiende economie had tot gevolg dat de steden
sterk in omvang toenamen. Er werden nieuwe stadhuizen en pakhuizen gebouwd. Veel steden lieten ook een nieuwe
waag bouwen. Kooplieden die een fortuin vergaard hadden, gaven opdracht tot de bouw van een nieuw pand, met
rijk geornamenteerde gevel, langs een van de vele nieuwe grachten, die voor transport- en verdedigingsdoeleinden
waren gegraven. Ook werden nieuwe landhuizen gebouwd, maar niet in grote aantallen.
Vanaf 1595 werden veel hervormde kerken gebouwd. Vele daarvan zijn nog steeds in het oog springende gebouwen
in een stad.
Vooral tussen 1647 en 1672 werd op grote schaal gebouwd. Na enkele decennia van soberheid verrezen nu de meest
monumentale bouwwerken, met uitbundige ornamenten. Dit gebeurde niet alleen in Amsterdam, maar ook in
's-Gravenhage, Leiden en Haarlem. Juist in deze decennia werden veel nieuwe grachten aangelegd. De invloed van
de Nederlandse kunsten op de Europese cultuur bereikte een hoogtepunt.
In het begin van de 17e eeuw overheersten nog de stijl van de late gotiek, gecombineerd met renaissancemotieven.
Na enkele decennia nam de invloed van het Franse classicisme sterk toe: de nadruk werd gelegd op verticale
elementen, het gebruik van ornamentatie nam af, natuursteen kreeg de voorkeur boven baksteen. In de laatste
decennia van de 17e eeuw werd deze soberheid meer en meer benadrukt. Rond 1670 was de ingang van een huis het
meest opvallende kenmerk van een gevel geworden, met zuilen aan weerszijden en mogelijk een balkon erboven,
maar geen verdere decoratie.
De meest vermaarde Nederlandse architecten van de 17e eeuw waren Jacob van Campen, Lieven de Key en
Hendrick de Keyser.

Schilderkunst
Zoals reeds eerder vermeld was de clientle van de Nederlandse kunstenaar zeer verschillend van die van hun
buitenlandse collega's (zie ook sectie cultuur hierboven). Dit had invloed op de onderwerpen die men hier koos en
de stijl van schilderen. Nog een verschil met het buitenland was dat veel doeken niet in opdracht vervaardigd
werden, maar via veilingen en kunsthandelaren afgezet werden. Deze aanpak werkte specialisatie in de hand,
waardoor de net niet briljante schilders zich op een thema van eigen keuze kon toeleggen en in dat genre toch
konden excelleren.
Populaire genres waren:

historiestukken
portretten (zowel individuele als groepsportretten)
landschappen en stadsgezichten
stillevens
alledaagse taferelen (men noemt deze ook wel genrestukken)

Mengvormen van deze categorien kwamen ook voor. Ook werden vaak allegorische voorstellingen afgebeeld,
voorstellingen dus waarin objecten met een symbolische betekenis aan het hoofdonderwerp worden toegevoegd. Zo
kon een stilleven bijvoorbeeld een schedel, een zandloper en een uitgedoofde kaars bevatten, elk een symbool van

222

Gouden Eeuw (Nederland)

223

sterfelijkheid. Seizoenen werden vaak uitgebeeld door een menselijke activiteit af te beelden die typerend was voor
die tijd van het jaar: schaatsen, zaaien, oogsten, etc. Afbeeldingen hadden ook vaak onder de oppervlakte een
moralistische lading.

Historiestukken
Deze categorie omvat niet alleen schilderijen die werkelijke historische gebeurtenissen afbeelden, maar ook
voorstellingen van Bijbelse, mythologische, literaire en allegorische voorstellingen. Minder dan in omringende
landen, waar de adellijke of geestelijke opdrachtgevers vaak aanstuurden op het inboezemen van ontzag bij de kijker,
schilderde men in Nederland grote, dramatische, historische of Bijbelse voorstellingen. In plaats daarvan legden
schilders, voornamelijk in de noordelijke Nederlanden, zich toe op het beroeren van de kijker door hem of haar
deelgenoot te maken van een tafereel van diepgaande intimiteit.
Zo zijn Rembrandt en Rubens representatieve voorbeelden van de grote verschillen in stijl tussen schilders uit de
Republiek, de noordelijke provincies, enerzijds en Vlaanderen, de zuidelijke provincies, anderzijds.
Veel belangrijke Nederlandse schilders zijn genspireerd en benvloed, althans in hun beginjaren, door Italiaanse
voorbeelden. Kopien van Italiaanse meesterwerken circuleerden hier. Deze suggereerden bepaalde compositorische
schema's. Ook de behandeling van licht en donker (chiaroscuro), waar de Nederlanders zelf absoluut meesters in
zouden worden, was voor een deel terug te voeren op Italiaanse voorgangers zoals Caravaggio. Ook trok men zelf
naar Itali om de voorbeelden met eigen ogen te kunnen aanschouwen. Als een speciale schakel fungeerden de
Utrechtse caravaggisten zoals Hendrick ter Brugghen, Dirck van Baburen en Gerard van Honthorst.

(Groeps-)portretten
Geschilderde portretten waren in de 17e eeuw in de Nederlanden zeer
gewild. Rijke handelaren en patricirs lieten zich graag afbeelden. Ook
werden veel opdrachten geplaatst door de vooraanstaande leden van
een schutterij of bestuursorgaan.
Vooral in de eerste helft van de eeuw waren portretten erg formeel, en
strak van opbouw. Vaak zat een groep rond een tafel, en was ieders
blik naar de toeschouwer gericht. Kledij werd zeer minutieus
afgebeeld. Dit gold ook voor meubels en eventuele andere objecten,
om zo de maatschappelijke positie van de geportretteerde te
onderstrepen. Later in de eeuw werden groepstaferelen levendiger en
de kleuren helderder.

Rembrandt: De Nachtwacht (1642)

Wetenschappers poseerden vaak gezeten tussen hun instrumentarium en studieobjecten. Artsen werden meermalen
afgebeeld tijdens een 'anatomische les': gegroepeerd rond een lijk, terwijl een van hen college gaf. De beroemdste
hiervan is de Anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp (1632, Mauritshuis, Den Haag).
Bestuursraden zagen zich graag afgebeeld rond een tafel, ernstig kijkend. De sobere donkere kledij benadrukte
enerzijds hun gestrengheid en nederigheid, maar maakte door zorgvuldig gepenseelde verfijning en snit toch
duidelijk dat zij niet tot de minsten behoorden. Families lieten zich graag vereeuwigen in hun luxueuze huizen.
Vooral in Amsterdam en Haarlem werden veel schuttersstukken vervaardigd. De opdrachtgevers poseerden als
machtige, joyeuze, zwierige mannen van de wereld. Ook hier eerst weer veel gezelschappen die rond een tafel
gezeten waren. Later werd de mise en scne dynamischer. Het bekendste schuttersstuk is De Schutterscompagnie
van kapitein Frans Banning Cocq, beter bekend als De Nachtwacht (1642, Rijksmuseum, Amsterdam). In
Amsterdam zouden de meeste schuttersstukken uiteindelijk in het bezit van de gemeente komen. Veel daarvan zijn
nu onderdeel van de vaste collectie van het Amsterdam Museum. De Haarlemse schuttersstukken bevinden zich
bijna allemaal in het Frans Hals Museum. Maar liefst 18 van de 20 bewaard gebleven Haarlemse schuttersportretten

Gouden Eeuw (Nederland)


zijn daar te bewonderen. Vijf daarvan zijn vervaardigd door Frans Hals: kolossale doeken, die samen 68 individuele
portretten tonen, geschilderd in de fameuze, in de loop der tijd steeds lossere en virtuozere schilderstijl die Hals'
handelsmerk was.
Bij veel groepsportretten betaalde iedereen die afgebeeld wilde worden de schilder apart, die dan de plaats van de
persoon op het schilderij liet afhangen van de bijdrage: met een royale betaling kon met zich van een plaats op de
voorgrond verzekeren, en werd men in vol ornaat van hoofd tot voeten uitgebeeld; had men bescheiden bijgedragen,
dan figureerde men al gauw op de achtergrond, het hoofd nog net zichtbaar tussen omstanders.

Alledaagse taferelen
Veel genreschilderijen, die op het eerste gezicht alleen het leven van
alledag toonden, waren in feite illustraties van oude spreekwoorden en
gezegden of hadden een moralistische boodschap, die tegenwoordig
niet altijd meer makkelijk te achterhalen is. Alle rangen en standen
werden afgebeeld. Genreschilderijen verschaffen veel inzicht in hoe
men in de 17e eeuw in de Nederlanden door het leven ging. Zoals
hiernaast door Johannes Vermeer, de Melkmeid.

Landschappen en stadsgezichten
Ook het schilderen van landschappen was een geliefde bezigheid in de
17e eeuw. In het begin van de Gouden Eeuw werd veel geschilderd in
de stijl van 16e-eeuwse voorgangers uit de Zuidelijke Nederlanden, in
Johannes Vermeer Melkmeid (1658-1660)
het bijzonder in Antwerpen. Deze Vlamingen en Brabanders hadden
weinig belang gehecht aan realisme. Doeken werden vaak in het atelier
vervaardigd en waren deels aan de fantasie ontsproten. Dit zou nu spoedig veranderen: men ging nu schilderen wat
men zelf waargenomen had, vaak aan de hand van schetsen die op locatie gemaakt waren. De horizon werd nu vaak
laag gehouden, waardoor er meer ruimte kwam voor de karakteristieke Hollandse wolkenluchten die men
indrukwekkend vond, met hun geheel eigen licht. Duinformaties behoorden tot de favoriete onderwerpen, maar ook
rivierlandschappen met brede uiterwaarden, waar koeien op graasden, een silhouet van een stad op de achtergrond.
Ook winterlandschappen maakte men graag. Natuurlijk was ook de zee een onuitputtelijke bron van inspiratie.
Tenslotte leefden veel Nederlanders van de vruchten van de zee of van overzeese handel, was de zee regelmatig een
geduchte tegenstander, waaraan toch allengs meer land ontfutseld werd, maar ook dikwijls een, nochtans grillige,
bondgenoot als Hollandse zeehelden hun triomfen vierden. Grote doeken verhaalden van beroemde zeeslagen, van
een Hollandse marine op de toppen van haar kunnen.
Ook architectuur fascineerde de Nederlanders, in het bijzonder van kerken. Schilders legden interieur of exterieur
van een gebouw zo nauwgezet mogelijk vast. Naarmate de eeuw vorderde werden nieuwe inzichten in de werking
van het perspectief enthousiast toegepast.

224

Gouden Eeuw (Nederland)

225

Stillevens
Vooral stillevens boden een schilder (en een enkele schilderes) de
gelegenheid om zijn/haar kundigheid te etaleren in het overtuigend en
zeer gedetailleerd en met realistische lichteffecten afbeelden van
texturen en oppervlakken. Allerlei soorten drank en etenswaar,
uitgestald op een tafel, zilveren bestek, fijn tafellinnen dat in plooien
afhing, dit alles vormde een uitdaging voor fijnschilders. Vooral
schilders uit Leiden blonken in dit genre uit. Stillevens werden ook
vaak in opdracht gemaakt. Rijke mensen wilden op zo'n stilleven graag
hun waardevolle bezittingen terugzien, zodat ze hiermee pronken
konden. Er werd veel gebruikgemaakt van symboliek in de stillevens.

Een stilleven van Balthasar van der Ast

Tot de vermaardste Nederlandse schilders uit de 17e eeuw behoren Ferdinand Bol, Albert Cuyp, Gerrit Dou, Carel
Fabritius, Govert Flinck, Jan van Goyen, Frans Hals, Pieter de Hooch, Pieter Pieterszoon Lastman, Jan Lievens,
Nicolaes Maes, Gabril Metsu, Adriaen van Ostade, Paulus Potter, Rembrandt Harmenszoon van Rijn, Pieter Jansz.
Saenredam, Jan Steen en Johannes Vermeer.

Beeldhouwkunst
De Nederlandse prestaties op het vlak van de beeldhouwkunst worden
minder hoog aangeslagen dan die in de schilderkunst en architectuur.
Er werden ook minder sculpturen vervaardigd dan in omringende
landen. Enerzijds was dit te verklaren door de totale afwezigheid ervan
in protestantse kerken; tenslotte was de reformatie mede voortgekomen
uit de afkeer van de beeldenverering in de katholieke kerk. Anderzijds
had dit te maken met de kleine vraag naar beelden uit aristocratische
kringen.
Wel
werden
beeldhouwwerken
gemaakt
voor
overheidsgebouwen en het exterieur van kerken. Particulieren gaven
vaak opdracht tot het vervaardigen van een buste, dikwijls om een
gevel te verfraaien. Er was ook vraag naar grafmonumenten.
Nederlandse beeldhouwers uit de 17e eeuw waren onder andere:
Hendrick de Keyser, Artus Quellinus en Rombout Verhulst.

Muziek
Mercurius door Artus Quellinus
In de 17e eeuw maakte men graag muziek in de huiselijke kring.
Bekende instrumenten waren: de luit, het klavecimbel, de viola da
gamba en de traverso. Er werden veel liederenboeken uitgegeven. Muzikale invloeden uit Engeland, Frankrijk en
Itali voerden de boventoon in de Nederlandse muziek. Vanaf het midden van de eeuw werden meer en meer
lyrische drama's, balletten en opera's opgevoerd in de Amsterdamse Schouwburg, die in 1638 geopend was. De
afkeer die calvinisten hadden van frivoliteit belemmerde de vrije ontwikkeling van muziek, en orgellmuziek werd
uitgesloten van diensten in de gereformeerde kerken. Als gevolg daarvan zou de talentrijke organist-componist Jan
Pieterszoon Sweelinck meer invloed uitoefenen in Duitsland dan onder zijn eigen landgenoten. Andere vermaarde
Nederlandse componisten uit de 17e eeuw waren Constantijn Huygens en Jacob van Eyck.

Gouden Eeuw (Nederland)

Wetenschap
De intellectuele ruimdenkendheid en verdraagzaamheid trok denkers aan van overal uit Europa. Vooral de
gerenommeerde universiteit van Leiden werd voor hen een ontmoetingsplaats. Opvallend aan de
wetenschapsbeoefening ten tijde van de Gouden Eeuw is haar veelal praktische karakter.
Het intellectueel debat liep in de Republiek voor op dat in de omringende landen. Zo leefde en werkte de Franse wisen natuurkundige en filosoof Ren Descartes in Nederland van 1628 tot 1649, onder meer in Leiden en in Utrecht.
Descartes publiceerde in de Republiek zijn belangrijkste werken. Gedurende enkele decennia was het debat tussen de
voor- en tegenstanders van het Cartesiaans mechanistische wereldbeeld het belangrijkste intellectuele debat in
Europa. Dat werd binnen de Republiek veel eerder gevoerd dan elders.
Aan het eind van de zeventiende eeuw vestigde zich een belangrijke voorloper van de verlichting, Pierre Bayle, zich
in Rotterdam.
Hollandse rechtsgeleerden waren vermaard om hun kennis van internationaal zeerecht en handelsrecht. Hugo de
Groot (Hugo Grotius) legde de fundamenten voor het internationale recht. Hij ontwikkelde het concept van de Vrije
Zeen of Mare liberum, dat overigens fel bestreden werd door Engeland (zie: Engelse Scheepvaartwetten), dat in de
loop van de 17e eeuw Hollands belangrijkste concurrent werd voor de heerschappij over de wereldzeen. Ook
formuleerde De Groot wetten, in zijn boek De iure belli ac pacis (Over oorlogs- en vredesrecht), voor het reguleren
van conflicten tussen naties.
Christiaan Huygens was een beroemd wiskundige, natuurkundige en
sterrenkundige. Hij vond het slingeruurwerk uit, waarmee de tijd
nauwkeuriger kon worden gemeten. Aan de hand van zijn
astronomische waarnemingen verklaarde hij de ringen van Saturnus.
Hij bedacht de golftheorie van het licht en droeg veel bij aan
mechanica.
In 1609 werd in Middelburg de zogenaamde Hollandse kijker (een
eerste verrekijker) door Zacharias Jansen of Hans Lippershey
gebouwd. Deze ontdekking baarde groot opzien en werd in eerste
instantie gedacht als oorlogswapen. Al snel vond zij ook echter ook
toepassing in de astronomie. Galileo Galilei ontdekte reeds een jaar
later, in 1610, met zijn telescoop, een verbeterde versie van het
Zeeuwse apparaat, vier van de manen van Jupiter. Ook werden twee
Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723)
soorten microscopen in Nederland ontdekt: de samengestelde
microscoop door Zacharias Jansen en een afwijkend type met kraallens
door Antoni van Leeuwenhoek. Met zijn systematische waarnemingen van micro-organismen legde van
Leeuwenhoek de basis voor de celbiologie. Jan Swammerdam verbeterde de microscoop en ontdekte onder meer de
rode bloedcellen.
Belangrijke Nederlandse waterbouwkundige ingenieurs waren Simon Stevin, die tevens wiskundige was en het
decimale stelsel voor breuken ontwierp, dat het mogelijk maakte met gebroken getallen veel sneller te rekenen. Jan
Adriaanszoon Leeghwater (1575-1650) voerde diverse grote inpolderingsprojecten uit, zoals van de Beemster, ter
bestrijding van overstromingen en om land te winnen.
Ook weer als gevolg van het tolerante klimaat maakten uitgeverijen (onder meer Elsevier) een grote bloeiperiode
mee. Veel boeken over religie, filosofie en wetenschap die in andere landen controversieel werden gevonden werden
daarom in Nederland gedrukt en heimelijk naar het buitenland uitgevoerd. Aldus werden de Lage Landen in de 17e
eeuw allengs meer de uitgever van Europa. Toch heerste er een streng regiem ten opzichte van afwijkingen van de
officile gereformeerde leer, en hanteerden overheden, zoals Johan de Witt, de censuur. Een prominent slachtoffer
van deze censuur was Adriaan Koerbagh.

226

Gouden Eeuw (Nederland)

Oorlogvoering
Op militair gebied werden vernieuwingen doorgevoerd op het gebied van de tactiek en de vestingbouw. Prins
Maurits voerde een strakke discipline in het leger in. Dankzij de economische opbloei kon een groter leger bekostigd
worden. In 1595 telde het leger van de Republiek 32.000 man, hetgeen voor die tijd veel was. De artillerie was
binnen het leger een belangrijk onderdeel.
Tot 1648 was de krijgskunst in de Nederlanden het voorbeeld voor de rest van Europa. Krijgskundigen uit heel
Europa kwamen in de Republiek kijken.
Na 1672 waren de Nederlanden opnieuw het belangrijkste strijdtoneel. De oorlogen van Lodewijk XIV werden voor
een belangrijk deel uitgevochten in de zuidelijke Nederlanden.

Koloniaal rijk
Zie ook geschiedenis van de Nederlandse slavernij.

Ook buiten Europa ging het de Republiek voor de wind. De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en de
Nederlandse West-Indische Compagnie verkregen niet alleen het monopolie op de specerijenhandel, ook beheersten
hun schepen de wereldzeen. Dit was zeer tegen de zin van Engeland, dat na-ijverig was op het economisch succes
van de Republiek. Hoewel zij allebei tegen de Spanjaarden gevochten hadden tijdens de Tachtigjarige Oorlog,
stonden de twee landen lijnrecht tegenover elkaar toen de Republiek een groot koloniaal rijk veroverde. Dit leidde
tot de Engelse oorlogen.
Korte tijd leek de Republiek zeer succesvol in Brazili. De Nederlanders waren erin geslaagd de kust tussen de
monding van de Amazone en de So Francisco (een rivier ten zuiden van Recife) op de Portugezen te veroveren.
Onder gouverneur-generaal Johan Maurits van Nassau-Siegen (1637-1644) was de lucratieve suikerhandel
grotendeels in Nederlandse handen.
Curaao werd veroverd in 1634. In 1648 waren ook Aruba en Bonaire in Nederlandse handen. Een veelbelovende
kolonie in Noord-Amerika was Nieuw-Amsterdam.
Ook de prominente rol die Nederland later zou spelen in de slavenhandel was het gevolg van een reeks veroveringen
op de Portugezen. Handelsroutes van slaven liepen in de zeventiende eeuw grotendeels via Elmina in Ghana
(Goudkust) naar Brazili en de Caribische eilanden. Elmina werd in 1637 veroverd, Axim in 1642. In 1641 werd
onder aanvoering van Pieter Cornelisz. Jol ook Angola veroverd.

227

Gouden Eeuw (Nederland)

Politieke structuren
De politieke structuur van de Republiek
kreeg zijn beslag tussen 1572 en 1609.
Er was duidelijk sprake van een breuk
met de instellingen zoals die onder de
Habsburgers functioneerden. Op papier
was het de in 1579 ondertekende Unie
van Utrecht die de staatsinrichting
regelde. Volgens het unieverdrag was
de Republiek een statenbond en waren
de gewesten soeverein. Belangrijke
besluiten
mochten
slechts
bij
unanimiteit in de Staten-Generaal
genomen worden.
In de praktijk had de Republiek eerder
Koopmanshuizen in Leiden.
het karakter van een bondsstaat onder
leiding van Holland. Binnen de
Republiek was Holland verreweg het machtigste, welvarendste en invloedrijkste gewest. Ieder gewest had n stem
in de Staten-Generaal. De meeste besluiten werden genomen door de Staten van Holland en een meerderheid van de
andere gewesten. De Staten-Generaal bemoeiden zich ook met kerkelijke aangelegenheden, het bestuur van de
Generaliteitslanden en koloniale expansie.
In de beginjaren van de nieuwe staat was het aanvankelijk onduidelijk en een punt van discussie of voor een
republikeins dan wel voor een monarchistisch staatsbestel gekozen zou worden. De Staten van Holland waren in
meerderheid voorstander van een staat zonder vorst. Gezien de dominante positie van Holland is het niet
verwonderlijk dat de voorstanders van een republiek aan het langste eind trokken. Binnen de context van Europa als
geheel was het een opmerkelijke en ook revolutionaire keuze.
Johan van Oldenbarnevelt heeft in hoge mate een stempel gedrukt op het politiek bestel zoals dat tijdens de eerste
decennia na de moord op Willem van Oranje vorm kreeg. Hij was ontegenzeggelijk de politieke leider; de
fundamentele beslissingen wat betreft het buitenlands beleid werden door hem genomen. Steeds stond voor Van
Oldenbarnevelt het belang van Holland voorop. Onwillige provincies werden vroeg of laat tot de orde geroepen. In
financieel opzicht waren alle gewesten van Holland afhankelijk.

Einde van de Gouden Eeuw


Na het Eerste Stadhouderloze Tijdperk en de derde Nederlands-Engelse Oorlog werd koning Jacobus II van
Engeland onttroond door het Engelse Parlement. Diens schoonzoon, de Nederlandse stadhouder Willem III,
getrouwd met Mary, werd in 1689 gevraagd om ook koning van Engeland te worden. Willem had daar wel oren
naar, en viel met een grotendeels Nederlands leger Engeland binnen. In zekere zin waren de Nederlanders de laatsten
die Engeland met succes 'veroverd' hebben, in de zin van een geslaagde grootschalige militaire inval, betaald met
Amsterdams geld. Het ging wel om een troonswisseling, niet om inlijving van Engeland bij de Nederlandse
Republiek. Willem III moest om koning te mogen worden aan het Engelse Parlement ook meer macht geven. Met
het bewind van Willem en Maria Stuart (in Groot-Brittanni bekend als de 'Glorious Revolution' van William and
Mary) werd een eind gemaakt aan een heel roerige periode in de Engelse geschiedenis, waarin ook de Engelsen
voorgoed afrekenden met hun absolutistische koningen.
Willem III bracht ook zijn bankiers en raadgevers naar Londen en voerde economische verbeteringen door. Vanaf
zijn tijd begon Engeland steeds meer de Republiek te overvleugelen, vooral in de koloniale handel. Voor een deel

228

Gouden Eeuw (Nederland)


kwam dat omdat in Engeland nu het centraal gezag beter ging functioneren, ironisch genoeg mede door Willems
hervormingen.

Economische neergang
Ondanks het feit dat pas de Vrede van Utrecht in 1713 definitief afbreuk deed aan de rol van grote mogendheid, die
de Republiek gedurende de gehele zeventiende eeuw had gespeeld, was de economische neergang al vanaf de jaren
zeventig van de zeventiende eeuw zichtbaar. Dat wil zeggen: nadat de Nederlandse economie tussen 1647 en 1672
haar hoogtepunt had bereikt, verloren de Nederlanders nu gaandeweg terrein. Zij bleven de wereldeconomie, de
handel in het bijzonder, echter beheersen tot ~1720.
Een groot aantal factoren hebben een bijdrage geleverd aan deze economische terugval.
Als belangrijkste dient hierbij de opkomst van andere mogendheden aangehaald te worden. In het bijzonder waren
Frankrijk op het vasteland en Engeland op zee steeds machtigere concurrenten voor de Republiek. Frankrijk was
onder toedoen van de Lodewijk XIV weer een land vol zelfvertrouwen dat tevens beschikte over het grootste leger
op het Europese continent. Engeland maakte in de tweede helft van de zeventiende eeuw een woelige periode door.
De uitwas van bloedige conflicten tussen parlement en koning betekende in 1688 de zogenoemde Glorious
Revolution waarbij het parlement zijn macht aanzienlijk wist te vergroten. Het parlement besloot over te gaan tot
nieuwe forse investeringen in het leger en in het bijzonder de marine.
De opkomst van de twee grootmachten zorgde op deze manier voor destabilisatie van het machtsevenwicht en had
twee belangrijke gevolgen. Wegens angst voor de ander zag de Republiek zich genoodzaakt om mee te gaan met een
dure wapenwedloop die een behoorlijke tol zou eisen op de staatskas. Enerzijds betekende dit hogere belastingen en
anderzijds meer kosten voor het leger wat leidde tot een grotere staatsschuld.
Ten tweede was er door het verstoorde machtsevenwicht sprake van een nieuwe golf van protectionisme. De
Republiek beschikte over een kleine thuismarkt en was gebaat bij een volledige vrije markt. Vrije handel waar ook
ter wereld was dan ook de basis voor het succes van de Republiek. Het protectionisme was op zijn beurt een gevolg
van het heersende mercantilistische gedachtegoed waarbij werd gesteld dat invoerheffingen het land alleen maar ten
goede zouden komen.
Drie overige factoren dienen echter nog naar voren te worden gebracht: Als eerste vond er binnen de Republiek een
negatieve ontwikkeling plaats wat betreft de loon-prijs verhouding. In tegenstelling tot andere landen was er een
grote starheid van de lonen. Daarnaast daalden de prijzen gestaag. Ten tweede kende de veelvuldig geprezen
tolerantie van de Republiek ook zijn keerzijde. In de tweede helft van de zeventiende eeuw begon de pluralistische
samenleving van de Republiek niet meer zijn vruchten af te werpen doordat er sprake was van grote
belangenconflicten die uitmondden in starheid. In dit licht kan de derde factor aangehaald worden. Het moeizame
overleg leidde tot een terugval in innovatie, n van de factoren die juist de Republiek zo voortvarend had gemaakt.
Ook wordt de ondergang vaak geweten aan gezapigheid van de regenten. Ze hadden het goed, waarom zouden ze
ook maar iets veranderen? Ze hadden niet in de gaten of het interesseerde hen niet dat de rest van Europa niet stil
bleef staan en hen economisch inhaalde. Zo verloor de Republiek haar leidende functie op bijna alle gebieden.

Nasleep van de Gouden Eeuw


De achteruitgang was relatief ten opzichte van de buurlanden. Na de Gouden Eeuw haalden Frankrijk en Engeland landen met veel meer inwoners en hulpmiddelen - de Republiek snel in. De Duitse gebieden herstelden zich van de
verwoestingen door de Dertigjarige Oorlog. Amsterdam wilde na de succesvolle verovering van Engeland door
Willem III in de Glorious Revolution niet meer betalen voor militaire operaties. Zo verloor de Republiek
grondgebied (rond Geldern) aan Pruisen. Nederland bleef nog wel het rijkste land ter wereld. Rentenieren en
beleggen leverden meer rendement dan ondernemen. Nederlands kapitaal werd bijvoorbeeld genvesteerd in de
industrile revolutie in Engeland. Dat Frankrijk en Engeland niet eerder de Republiek voorbij waren gegaan kwam
omdat zij het te druk hadden met binnenlandse problemen als revoluties en oorlogen.

229

Gouden Eeuw (Nederland)

Literatuur

Deursen, A. Th. van (2004): De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702, ISBN 9035126270.
Huizinga, J. (1941): Nederlands beschaving in de zeventiende eeuw.
Israel, J. (1989): Dutch primacy in world trade 1585-1740, Oxford: Clarendon. ISBN 0198211392
Israel, J. (1996): De Republiek, 1477-1806, Franeker. ISBN 9051942214 (vertaling van The Dutch Republic: its
rise, greatness, and fall 1477-1806, Oxford 1995)
Prak, M. (2002): Gouden Eeuw. Het raadsel van de Republiek, Sun, Nijmegen. ISBN 90-5875-048-5
Schama, S. (1988): Overvloed en onbehagen, Amsterdam. (vertaling van The Embarrassment of Riches: An
Interpretation of Dutch Culture in the Golden Age, 1987.)
De Vries, J. en Van der Woude, A. Nederland 1500-1815 :de eerste ronde van moderne economische groei
(Amsterdam, 1995)
Wallerstein, I. (1980): The Modern World System vol 2: Mercantilism and the consolidation of the European
world-economy, 1600-1750, New York.

Voetnoten
Het moge duidelijk zijn dat alle gegeven aantallen slechts schattingen zijn. Het is niet ongewoon dat vakhistorici
wat dit betreft tot uiteenlopende conclusies komen. De gegevens zijn ontleend aan (1998): The Dutch Republic.
Its rise, greatness, and fall 1477-1806, pp.328,1007. vat vooral de huidige stand van het onderzoek samen.
[2] : The Dutch Republic, pp.307,308.
[3] (2004): De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702, p.262.
[4] , 2000, Het bolwerk van de vrheid: de Leidse universiteit, 1575-1672 Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker.
[1]

Zie de categorie Dutch Golden Age (http:/ / commons. wikimedia. org/ wiki/ Category:Dutch_Golden_Age?uselang=nl#mw-subcategories)
van Wikimedia Commons voor meer mediabestanden.

230

Franse tijd in Nederland

231

Franse tijd in Nederland


Geschiedenis van Nederland
Tijdlijn - Bibliografie

..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond
Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen

Franse tijd in Nederland

232

..Naar overzeese gebieden


Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen
..Naar provincie
Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland
Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland
Portaal
Portaal

Nederland
Geschiedenis

Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Friesland
1024 1528
Sticht Utrecht
Groningen &
Ommelanden
1339 1543
Gelre

1384
1482
Bourgondische Nederlanden
1482
1581 / 1795
Habsburgse Nederlanden

1556
1713
Spaanse Nederlanden
1581
1795
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

1795
1801
Bataafse Republiek

Rijksabdij Thorn
Graafschap Horn
980 1795
Prinsbisdom
Luik
Rijksabdij
StavelotMalmedy
Hertogdom
Bouillon

1713
1795
Oostenrijkse Nederlanden
(1790
Verenigde Nederlandse Staten
1795
1804
Eerste Franse Republiek

1801
1806
Bataafs Gemenebest
1806
1810
Koninkrijk Holland
1810
1813
Eerste Franse Keizerrijk
1813
1815
Vorstendom der Nederlanden

1804
1815
Eerste Franse Keizerrijk

Franse tijd in Nederland

233
1815
1830
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

1830
Koninkrijk der Nederlanden

1830
Koninkrijk Belgi

1815 - 1867
G-H
Luxemburg
(Duitse Bond)
1867
Groot- Hertogdom Luxemburg

De Franse tijd in Nederland was de tijd van 1795 tot 1813. In dit tijdvak (ook wel de Franse tijd of
Frans-Bataafse tijd genoemd) was Nederland een vazalstaat van Frankrijk en (vanaf 1810) een onderdeel van
Frankrijk.
De Franse tijd in Nederland omvat de perioden:

Bataafse Republiek (1795-1801)


Bataafs Gemenebest (1801-1806)
Koninkrijk Holland (1806-1810)
Annexatie door het Eerste Franse Keizerrijk (1810-1813)

De Franse tijd begon met de Bataafse Revolutie in 1795 waarbij Nederlandse patriotten, met steun van een Frans
leger dat het land was binnengetrokken, de Bataafse Republiek uitriepen. Stadhouder Willem V ging naar Engeland
in ballingschap. Na een grondwetswijziging in 1801 werd de Bataafse Republiek vervangen door het Bataafs
Gemenebest.
Napoleon, die zichzelf in 1804 tot keizer van Frankrijk had uitgeroepen, verving in 1806 het Bataafs Gemenebest
door het Koninkrijk Holland en zette zijn broer Lodewijk op de troon. Het koninkrijk omvatte naast Nederland ook
het vandaag Duitse Oost-Friesland.
Napoleon was echter ontevreden over Lodewijk, die naar zijn mening een
te onafhankelijke koers voer. In 1810 besloot hij de Nederlanden bij het
Franse keizerrijk in te lijven. In de hoop de Nederlandse zelfstandigheid
te bewaren deed Lodewijk afstand van de troon en werd zijn jonge
zoontje Lodewijk II op 1 juli 1810 koning van Holland. Napoleon
negeerde deze actie en annexeerde Nederland enkele weken later, op 13
juli. Hij benoemde Nicolas Charles Oudinot tot stadhouder-prins die in
1812 opgevolgd werd door Charles Franois Lebrun.
De Franse tijd eindigde toen Napoleon in 1813 werd verslagen en afstand
deed van de troon. De oudste zoon van Willem V keerde op 30 november
1813 terug naar Nederland, en na het Congres van Wenen werd hij in
1815 als Willem I uitgeroepen tot koning der Nederlanden.

Belangrijkste effecten
De belangrijkste effecten van de Franse tijd waren:
Koning Lodewijk I van Holland

Het einde van de Nederlandse republiek en het begin van het


koninkrijk der Nederlanden. Een gecentraliseerd modern staatsbestel
verving de gedecentraliseerde macht van het oude systeem.
De definitieve economische overwinning van Groot-Brittanni op Nederland. Nederland verloor de Kaapkolonie
en de kolonin in Guyana en Ceylon aan de Britten. De Vereenigde Oostindische Compagnie werd in 1798
ontbonden.
Invoering van de eerste Grondwet, het Burgerlijk Wetboek, de Burgerlijke Stand, de dienstplicht, het kadaster,
achternamen, huisnummers en standaardmaten en -gewichten: de kilo, meter en liter.

Franse tijd in Nederland


Oprichting van het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, de Koninklijke Bibliotheek en de Nationale
Kunst-Galerij, de voorloper van het Rijksmuseum.

Nederland in de oorlogen tegen Frankrijk


In 1793 stonden de Fransen tegenover de Oostenrijkers in de Zuidelijke Nederlanden. De Fransen namen Breda in
en belegerden Maastricht maar moesten zich uiteindelijk terugtrekken.
In de winter van 1794/1795 marcheerden de Fransen over de bevroren rivieren Nederland binnen, bezetten het
land en riepen de Bataafse Republiek uit (zie verder Bataafse Revolutie).
In de Zeeslag bij Kamperduin in 1797 werd de Nederlandse vloot compleet verslagen door de Britten.
In 1799 viel een Brits-Russische invasiemacht Noord-Holland binnen, veroverde de Nederlandse vloot in Den
Helder en bezette Alkmaar. De geallieerden werden echter verslagen in de Slag bij Castricum en moesten zich
weer uit Nederland terugtrekken (zie verder Brits-Russische expeditie naar Noord-Holland).
Een Brits leger bezette in 1809 het Zeeuwse eiland Walcheren, maar liep zich daarna vast. Een groot deel van de
manschappen werd ziek en stierf, en de Britten trokken zich aan het eind van het jaar weer terug (zie verder
Walcherenexpeditie).
In 1809 namen Nederlandse troepen aan Franse zijde deel aan het verslaan van de anti-Bonapartistische Duitse
opstand onder leiding van Ferdinand von Schill, bij de Slag bij Stralsund.
Ongeveer 14.000 Nederlandse dienstplichtigen gingen met de Grande Arme mee naar Rusland. De grote
meerderheid kwam om; slechts zeer weinigen keerden terug.
Het laatste steunpunt voor Napoleon Bonaparte was Delfzijl, dat van 13 november 1813 tot het ontzet op 23 mei
1814 belegerd werd. Omdat de verdediger van de stad, Kolonel Maufroy, niet wilde geloven dat Napoleon
gevallen was, bleef de vesting tot na de Franse tijd bezet. Zie verder Beleg van Delfzijl (1813-1814)

Literatuur
W. Uitterhoeve, 1813 - Haagse bluf: de korte chaos van de vrijwording, Uitgever Vantilt, 2013, ISBN
9789460041211

234

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

235

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden


[1]

Koningrijk der Nederlanden


[2]
Royaume des Belgiques

[3]

1815 1830/1839

(Details)

1867

(Details)
Kaart

Algemene gegevens
Hoofdstad

Amsterdam, Brussel

Oppervlakte

65.000 km

Bevolking

5.500.000

Talen

Nederlands, Frans, Nedersaksisch, Luxemburgs, Limburgs, Fries, Duits

Religie(s)

Protestants, Rooms-katholiek

Nat. feestdag

Waterloodag, 18 juni (viering van de overwinning in de Slag bij Waterloo)

Volkslied

Wien Nerlands bloed

Munteenheid

Gulden
Regering

Regeringsvorm

Unitair koninkrijk

Dynastie

Oranje-Nassau

Staatshoofd

Koning
Geschiedenis

- Traktaat van de 38
Artikelen

13 februari 1815

- Belgische Revolutie

1830

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

- Verdrag van Londen

236
19 april 1839

Geschiedenis van Nederland


Tijdlijn - Bibliografie

..Naar chronologie

Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Romeinse tijd
Frankische tijd
Grote Volksverhuizing
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd

Habsburgse Nederlanden
Zeventien Provincin
Spaanse Nederlanden
Nederlandse Opstand/Tachtigjarige Oorlog
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Gouden Eeuw
Patriotten
Oranjerestauratie
Bataafse Revolutie
Franse tijd
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
1830-1917
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis

..Naar onderwerp

Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Nederlandse film
Geschiedenis van het Fries
Kunstgeschiedenis
Literatuurgeschiedenis
Geschiedenis van de monarchie
Maritieme geschiedenis

Van de prehistorie tot 1585


Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Geschiedenis van het Nederlands
Geschiedenis van het onderwijs
Rechterlijke macht
Ontstaan van de Nederlandse ondergrond

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

237

Sociale geschiedenis
Strijd tegen het water
Televisiegeschiedenis
Uitvindingen en ontdekkingen

..Naar overzeese gebieden

Aruba
Nederlandse Antillen
Nederlands-Indi
Noord-Amerika
Suriname
Zuid-Afrika
Kolonin algemeen

..Naar provincie

Drenthe
Flevoland
Friesland
Gelderland

Groningen
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland

Portaal
Portaal

Nederland
Geschiedenis
Geschiedenis van Belgi
Tijdlijn - Bibliografie

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

238

..Naar chronologie
Prehistorie
Brons- en ijzertijd
Belgae
Romeins Belgi
Gallo-Romeinse periode
Frankisch Belgi
Middeleeuwen
Bourgondische tijd
Habsburgse tijd
Habsburgse Nederlanden
Spaanse Nederlanden
Zuidelijke Nederlanden
Oostenrijkse Nederlanden
Verenigde Nederlandse Staten
Franse tijd
Nederlandse tijd
Koninkrijk Belgi
Eerste Wereldoorlog
Interbellum
Tweede Wereldoorlog
Eigentijdse geschiedenis
..Naar deelstaat
Geschiedenis van Vlaanderen
Geschiedenis van Walloni
..Naar onderwerp
Constitutionele geschiedenis
Economische geschiedenis
Fascisme en nationaalsocialisme
Kunstgeschiedenis
Literaire geschiedenis
Maritieme geschiedenis
Van de prehistorie tot 1585
Van 1585 tot heden
Militaire geschiedenis
Rechterlijke macht
Sociale geschiedenis
..Naar provincie
Antwerpen
Henegouwen
Limburg
Luik
Luxemburg
Namen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
Waals-Brabant
West-Vlaanderen
..Naar voormalige kolonin
Kolonin
Portaal
Belgi
Portaal
Geschiedenis

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

239

Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Friesland
1024 1528
Sticht Utrecht
Groningen &
Ommelanden
1339 1543
Gelre

1384
1482
Bourgondische Nederlanden
1482
1581 / 1795
Habsburgse Nederlanden

1556
1713
Spaanse Nederlanden
1581
1795
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Rijksabdij Thorn
Graafschap Horn
980 1795
Prinsbisdom
Luik
Rijksabdij
StavelotMalmedy
Hertogdom
Bouillon

1713
1795
Oostenrijkse Nederlanden
(1790
Verenigde Nederlandse Staten

1795
1801
Bataafse Republiek

1795
1804
Eerste Franse Republiek

1801
1806
Bataafs Gemenebest
1806
1810
Koninkrijk Holland
1810
1813
Eerste Franse Keizerrijk

1804
1815
Eerste Franse Keizerrijk

1813
1815
Vorstendom der Nederlanden
1815
1830
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

1830
Koninkrijk der Nederlanden

1830
Koninkrijk Belgi

1815 - 1867
G-H
Luxemburg
(Duitse Bond)
1867
Groot- Hertogdom Luxemburg

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden is de in de geschiedschrijving gangbare term voor het Koninkrijk der
Nederlanden van 1815 tot 1830, de periode waarin het huidige Belgi en Nederland n staat vormden onder koning
Willem I. Het Groothertogdom Luxemburg was door een personele unie verbonden met het koninkrijk.

Ontstaan
Nadat Pruisische en Russische troepen de Franse troepen in 1813 grotendeels verdreven hadden uit het latere
Nederland, keerde Willem Frederik, de zoon van de laatste stadhouder Willem V na zijn landing in Scheveningen
terug naar Den Haag, om er op 2 december 1813 de titel van Soeverein Vorst van het Soeverein Vorstendom der
Verenigde Nederlanden te ontvangen.

De grondwet van 1814


Gijsbert Karel van Hogendorp had al in de Franse tijd gewerkt aan zijn Schets van een grondwet. Een
grondwetscommissie gebruikte deze Schets om tot de grondwet van 1814 te komen die op 29 maart door een vrij
willekeurige groep notabelen werd aangenomen in Amsterdam. Willem kreeg het opperbevel over leger en vloot,
mocht officieren aanstellen en ontslaan, kreeg het oppergezag over de financin en over de overzeese kolonin. Hij

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden


kreeg tevens de leiding over buitenlandse betrekkingen en de aanstelling van gezanten en consuls. De leden van de
Staten-Generaal zouden worden gekozen door de Provinciale Staten, maar de wetgeving in de provincies moesten zij
delen met de nieuwe vorst. De grondwet verzekerde algemene godsdienstvrijheid.

De unificatie onder koning Willem I


Tijdens het Congres van Wenen in 1815 werd min of meer beslist tot het afstaan van de Zuidelijke Nederlanden
(Belgi en Luxemburg) door Frankrijk.
Sinds Hendrik Van der Noot in 1789 aan de Republiek om een hereniging vroeg, had dit idee de dan nog jonge
Willem niet meer losgelaten. De nederlaag van Napoleon liet hem toe deze kans te benutten.
Na de Slag bij Leipzig (16 tot 18 oktober 1813) kwam de Britse minister van buitenlandse zaken Henry Robert
Stewart met de volgende voorstellen voor een nieuwe bufferstaat tegen Frankrijk:
De Noordelijke Nederlanden zouden hersteld worden binnen hun oude grenzen en de Zuidelijke Nederlanden
zouden een barrirestaat worden onder een grootmacht. Dit scenario werd afgeschoten omdat Oostenrijk de
Zuidelijke Nederlanden eenvoudigweg niet meer terug wilde, hoewel dit de grootste wens was van
Zuid-Nederlandse vertegenwoordigers. Hun compromis om een onafhankelijk Zuid-Nederland/Belgi onder een
Oostenrijkse prins in te stellen, werd door de grootmachten op weinig enthousiasme onthaald, omdat deze staat in
hun ogen te zwak was.
De Noordelijke Nederlanden zouden gebiedsuitbreiding krijgen als de Zuidelijke Nederlanden (gedeeltelijk)
Frans zouden blijven; gedacht werd tot aan de Nete in de provincie Antwerpen, of zelfs met inbegrip van heel
Vlaanderen. In dit scenario zou er ook gebiedsuitbreiding zijn ten koste van Duitsland, en zou de grens lopen van
Mechelen, Maastricht, Gulik om zo te eindigen aan de Rijn bij Keulen en Dsseldorf. Dit werd verworpen omdat
dit voorstel het verslagen Frankrijk teveel territorium zou laten behouden.
Een volgend voorstel kwam op 9 november 1813 van Willem zelf:
Frankrijk zou binnen zijn oude grenzen blijven, en de Noordelijke Nederlanden zouden uitgebreid worden met de
Zuidelijke Nederlanden, een stuk Duitsland op de westoever van de Rijn tot aan de Moezel, op de oostoever het
hertogdom Berg en de oude Nassause landen.
Maar Pruisen wilde niet zo ver gaan in de gebiedsuitbreiding als Willem. Willem kreeg op 11 februari 1814 de
westoever van de Maas definitief toebedeeld, maar over de toekomst van de oostoever van de Maas waren er
meningsverschillen.
Uiteindelijk kwam men met de Acht Artikelen van Londen op 21 juni 1814 overeen dat Willem het grondgebied zou
krijgen van de Oostenrijkse Nederlanden in 1789 (dus zonder Frans-Vlaanderen), de oude Republiek, en het Land
van Luik, mits enige grenzen werden rechtgetrokken. Willem poogde nog Givet, Quesnoy, Maubeuge, Valenciennes
en Cond te verkrijgen, maar slaagde hier niet in. In Frankrijk was men tevreden, want de vrees bestond dat de
grootmachten Elzas-Lotharingen n Frans-Vlaanderen zouden opnemen in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden.
Luxemburg was tegelijkertijd een onderdeel van het Koninkrijk en maakte als Groothertogdom deel van de Duitse
Bond, in een personele unie verbonden met het Koninkrijk. Het Groothertogdom zou pas in 1839, bij het Eerste
Verdrag van Londen, staatkundig volledig loskomen van het Koninkrijk, hoewel de personele unie tot 1890
voortduurde. [4] [5] [6] [7]
Op 1 maart 1815, toen het congres nog in volle gang was, wist Napoleon van Elba te ontsnappen. Al snel had hij
weer een grote legermacht onder zijn bevel, waarmee hij opnieuw oprukte tegen de mogendheden. Uiteindelijk werd
hij verslagen bij Waterloo.
Nadat op 13 februari 1815 de Nederlanden definitief verenigd werden in het Traktaat van de 38 Artikelen riep
Willem zich op 16 maart 1815, met instemming van de mogendheden, uit tot Koning der Nederlanden, Willem I. In
september werd in Brussel de eenwording van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden plechtig gevierd. Met de
eenwording verwezenlijkte Willem I het ideaal van Willem van Oranje.

240

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden


Van de mogendheden kreeg hij de opdracht het verenigd Koninkrijk der Nederlanden uit te bouwen tot een perfect
amalgaam.
In tegenstelling tot vertegenwoordigers uit de voormalige Staten, die een herstel wilden van de vroegere
vorstendommen, wenste Willem een eenheidsstaat. Her en der verschenen vlugschriften over een Confdration
Batave of een of andere bondsstaat, op basis van een Noord-Nederlands en een Zuid-Nederlands deel. Willem zag dit
niet zitten en werd daarin gesteund door Metternich. Deze koos voor een eenheidsstaat naar Frans model, omdat deze
sterker zou staan tegenover Frankrijk dan een verdeeld land. Een visie waarvan 15 jaar later bleek dat ze niet klopte.

De grondwet van 1815


Op 31 juli 1814 nam Willem I het voorlopige bestuur van de Zuidelijke Nederlanden over van de geallieerden. Nadat
hij zich op 16 maart 1815 had uitgeroepen tot koning der Nederlanden, ging een commissie van 12 leden uit
Noord-Nederland en 12 leden uit Zuid-Nederland aan de slag om de nodige aanpassingen aan te brengen in de
grondwet binnen het kader van de Acht Artikelen. De 12 Zuidelijke leden bleken niet veel behoefte aan verandering
te hebben, maar eisten wel een meerderheid in de Staten-Generaal. Uiteindelijk werd besloten tot een
vertegenwoordiging van 55 leden elk.
Zowel conservatieve als liberale Zuidelijke vertegenwoordigers bleken de Staten-Generaal te willen splitsen. Deze
werd uiteindelijk verlaagd tot Tweede Kamer waarboven de Eerste Kamer werd gesteld. Aangezien de leden van de
laatste door de koning werden benoemd, nam de macht van de koning toe, hoewel de vertegenwoordigers eigenlijk
het tegenovergestelde hadden willen bereiken.
In betrekkelijke overeenstemming had de commissie zo de grondwet van 1815 ontworpen, die in het noorden door
de oude Staten-Generaal werd aangenomen. Bij het vooralsnog ontbreken van deze instelling in het zuiden, werd
hier door een college van 1604 notabelen over gestemd. Door het episcopaat werd stelling genomen tegen de
grondwet. Ook was er weerstand tegen de gelijke verdeling van de staatsschuld. Van de 1323 stemden dan ook
slechts 527 voor, terwijl 796 tegen stemden. Overigens was een ruime meerderheid van de Nederlandstalige
gewesten tegen, terwijl een kleine meerderheid van de Waalse gewesten voor was. Om hier uit te komen telde
Willem I de 126 tegenstemmen, die gebaseerd waren op de vrijheid van godsdienst, bij de ja-stemmen, zich hierbij
beroepend op het dwingende karakter van de Acht Artikelen op dit vlak. Omdat er ook nu nog geen meerderheid
was, telde hij de 281 afwezigen ook als ja-stemmen, zodat hij met deze beruchte "Hollandse Rekenkunde",
Arithmtique hollandaise, toch nog aan een meerderheid kwam.

De macht van de koning


De grondwet gaf de koning bijzonder veel macht. De noordelijke provincies van het Koninkrijk hadden indertijd
ruim twee miljoen inwoners, de zuidelijke provincies bijna drie-en-een-half. De Tweede Kamer kreeg 110 leden,
waarvan er, ondanks het grotere inwonertal in het zuiden, 55 door de noordelijke en 55 door de zuidelijke provincies
werden gekozen. De Eerste Kamer bestond uit oude en nieuwe adel, van wie velen hun benoeming aan de koning te
danken hadden. Dat de koning veel macht had, bleek ook uit het feit dat de acht ministers zelf geen verantwoording
aan de Staten-Generaal hoefden af te leggen, maar slechts aan de koning. In feite voerden zij de bevelen van de
koning uit, en bracht de volksvertegenwoordiging daar weinig tegenin. Ook kon de vorst regeren per Koninklijk
Besluit.

241

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

242

Bestuurlijke indeling
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden telde 17
provincies:

De provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van


1816-1830 nadat op 1 juni 1816 ook de voormalige Kleefse enclaves bij
Nederland waren gekomen en met het Groothertogdom Luxemburg in
personele unie.

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

243

Het verenigd Koninkrijk en zijn provincies in


1816. Merk de provinciegrenzen van Luik,
Namen en Luxemburg op; deze werden later
gewijzigd.

Antwerpen

Namen

Drenthe

Noord-Brabant

Friesland

Oost-Vlaanderen

Gelderland

Overijssel

Groningen

Utrecht

Henegouwen

West-Vlaanderen

Holland

Zeeland

Limburg

Zuid-Brabant (in 1831 hernoemd tot Brabant)

Luik

Het Verenigd Koninkrijk onderhield bovendien een personele unie met het Groothertogdom Luxemburg, waarvan
koning Willem I de groothertog was.
Sittard wilde Duits blijven, maar kwam bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Hertogenrade wilde
Nederlands blijven maar kwam bij Pruisen. Meestal wordt vergeten dat de vorming van het grondgebied van het
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden pas was voltooid nadat in 1816 ook de voormalige Pruisische gebieden in de
Liemers en de Over-Betuwe tot Nederland toetraden en de laatste grensproblemen met Pruisen in 1817 waren
opgelost.
Het hoogste punt in het Verenigd koninkrijk was tot 1830/1839 de Baraque Michel van 674 m en vanaf 1830/1839
tot 1890, de Kneiff van 560 m. Met de overzeese gebieden meegerekend de Carstensztop van 4887 m (in de Oost) en
de Julianatop van 1280 m (in de West).

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

Bestuurlijke eigenaardigheden
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden had twee regeringscentra; Den Haag en Brussel. Om het jaar zetelde de
regering een jaar in Den Haag en een jaar in Brussel. Dat betekende dat de ministers en ambtenaren huizen moesten
bezitten of huren in beide steden.
De koning drong erop aan dat Nederlands de algemene bestuurstaal moest zijn, maar in de Tweede Kamer spraken
alle Belgische afgevaardigden Frans (dat ook door de meeste Nederlandse afgevaardigden werd verstaan). In de
Eerste Kamer, waarin uitsluitend leden van de adel zitting hadden, spraken ook de meeste Nederlandse
afgevaardigden Frans om beter door hun zuidelijke (en vooral Waalse) collega's te worden verstaan. Deze
Noord-Nederlandse aristocraten noemden dat "Dfendre les intrts nationaux en langue trangre" (De nationale
belangen in een vreemde taal verdedigen).
De zuidelijke Nederlanden hadden ruim 60% van de totale bevolking en van de soldaten was dan ook ruim 60% uit
het zuiden afkomstig. Van de officieren en hoge ambtenaren was evenwel de grote meerderheid uit het noordelijk
landsdeel afkomstig.

Economische en sociale ontwikkelingen


Economisch ging het de nieuwe staat voor de wind, hoewel vooral het noorden in het begin te maken kreeg met veel
werkloosheid en armoede, nadat een vloed aan Britse goederen de handelsmarkt had gedestabiliseerd. Een op de
negen mensen leefde er van een soort bijstand, nauwelijks genoeg om van te overleven. Verzwakte arbeiders werden
vervangen door frisse, geschoolde werknemers uit andere Europese landen, wat het werkloosheidscijfer verder
opjoeg. Via een nieuwe instelling, de Maatschappij van Weldadigheid, een initiatief van generaal Van den Bosch,
werden gestichten voor weeskinderen, armen- en veenkolonin in Drenthe opgericht. Hier werden duizenden
verpauperde mensen onder barre omstandigheden aan het werk gezet.
Het financieel redelijk stabiele zuiden moest weliswaar de grote schuldenlast van het noorden meedragen, maar
profiteerde ook mee van de opbrengsten en afzetmogelijkheden van de Nederlandse kolonin. Toch had ook het
zuiden te maken met grote verschillen tussen rijk en arm. De grote winsten van de handel en nijverheid werden in
nieuwe projecten gestoken, of verdwenen in de zakken van de directeuren. Een zevende van de bevolking leefde er
in grote armoede.
De koning deed zijn best wat meer eenheid te brengen en voerde bijvoorbeeld het metrisch stelsel in. Dit was een
niet zo voor de hand liggende daad omdat dat stelsel een product van de woelige jaren van de Franse revolutie was
dat om de lieve vrede door Napoleon weer afgeschaft was. De koning stelde nieuwe in- en uitvoertarieven vast om
de sukkelende, verouderde Amsterdamse handel nieuw leven in te blazen en liet kanalen graven of verdiepen en
verbreden in zowel het noorden als het zuiden (het Noordhollandsch Kanaal, het Kanaal van Gent naar Terneuzen,
het Kanaal van Brussel naar Charleroi, en het Ourthekanaal). Een positief effect had de aanleg van verharde wegen,
de uitbouw van de staalindustrie in Walloni, de ontsluiting van de haven van Antwerpen en de stimulering van de
zuidelijke textielnijverheid. Dit alles maakte een grote export-omzet in laken, wapens, ijzerproducten en vlas
mogelijk, en import van wol en katoen. De handelsvloot van Antwerpen groeide uit tot 117 schepen. Veel van deze
economische projecten financierde de koning vanuit het door hem ingestelde Amortisatiesyndicaat, een fonds dat hij
tot ergernis van de notabelen buiten de controle van de Staten-Generaal hield. Ook het onderwijs werd uitgebouwd;
vooral in het zuiden was dit nodig wegens de grote ongeletterdheid.
In 1825 richtte de koning, met kapitaal vanuit het zuiden, het noorden en zijn eigen portemonnee, de Nederlandsche
Handel-Maatschappij op, ter bevordering van de handel vanuit de kolonin. Vlak daarop brak op Java een grote
opstand uit die bloedig werd neergeslagen. Daarna werd in Nederlands-Indi het cultuurstelsel ingevoerd, waarbij
een vijfde van de opbrengsten voor de Nederlandse staat zou zijn.
Het Noorden profiteerde van het synergetische effect van de eenmaking en de verlichting van de staatsschuld. Door
alle inspanningen nam de welvaart toe, maar daar waren ook andere initiatieven voor nodig. Waar Engeland al lang

244

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden


de industrile revolutie had omarmd, hielden de Hollanders nog lange tijd vast aan traditionele middelen. Zo
introduceerde de oud-officier Paul van Vlissingen de stoomboot in Nederland, die hij inzette voor veerdiensten. Met
Engelse hulp richtte hij de eerste machinefabriek op. Daaruit kwamen later de eerste scheeps- en
werktuigbouwkundige projecten voort, zoals het eerste stoomschip van Nederlandse makelij (werf Fijenoord).
Pas in 1835, na de scheiding, kreeg het zuiden zijn primeur voor het Europese vasteland: de eerste lijn voor
stoomtreinen tussen Brussel en Mechelen. Het noorden volgde in 1839 met de lijn Haarlem-Amsterdam.

Aanleidingen voor de scheiding


De eenwording verliep in maatschappelijk opzicht minder goed. De zuidelijke en de noordelijke mentaliteit, het
Bourgondische en het calvinistische, bleken elkaar niet goed te verdragen. Willem I regeerde als een verlicht
despoot, wat in het traditionele zuiden vaak wrevel opwekte. Al had het Zuiden getalsmatig iets meer
volksvertegenwoordigers dan het noorden, vele zuiderlingen gingen wat voelen voor autonomie, onder meer door de
relatieve ondervertegenwoordiging van het zuiden op hoge overheidsposten en in de legertop.

De taalkwestie
In de Zuidelijke Nederlanden was de administratieve taal en die van de elite het Frans. Het Nederlands was er enkel
de taal van de bedienden en arbeiders.
Maatregelen om in het hele Nederlandstalige deel van het koninkrijk het Nederlands als overheidstaal in te voeren,
leidden tot grote wrevel bij het Waalse volksdeel en bij de verfranste elite van de Vlaamse gewesten. De invoering
van het Taalbesluit van 15 september 1819 bepaalde dat alle inwoners van Antwerpen, Limburg, Oost- en
West-Vlaanderen zich in het Nederlands moesten kunnen wenden tot de gemeente, de rechter en de notaris. Vanaf 1
januari 1823 zou het de autoriteiten in deze provincies tevens definitief verboden zijn het Frans te gebruiken. Deze
maatregel kon bij de elite in de zuidelijke Nederlanden op weinig bijval rekenen.
De Franstalige elite probeerde verschillen in geloof, communicatie, mentaliteit en leefstijl te gebruiken voor eigen
politiek gewin. Beide rijksdelen hadden een verschillende historische bagage. Wederzijdse beduchtheid voor
overheersing van de ene of andere taal en godsdienst bleken eveneens conflicten in de hand te werken. De Fransen
speelden op de achtergrond een doorslaggevende rol. Zo werd in Frankrijk het Lgion belge parisienne opgericht,
dat met priv-steun gefinancierd werd (o.a. van de broers Flix en Frdric de Merode) en twee bataljons van telkens
400 vrijwilligers leverde. Dit gebeurde met instemming van de Franse regering, die zo een eventuele aanhechting
van Belgi bij Frankrijk in de hand wou werken.
Als gevolg van de blijvende wrevel schafte Willem I op 4 juni 1830 de taaldwang in de Zuidelijke Nederlanden af.
Van dan af was het opnieuw toegestaan om zich in Vlaanderen te laten verdedigen door een Franstalige advocaat,
een Franstalig testament op te maken of het Frans te gebruiken als bestuurstaal.

Godsdienstige problemen
De afkeer van het homogeen katholieke zuiden tegen het 'protestantse' noorden (in feite was 40% in het noorden ook
katholiek maar al sinds de Tachtigjarige Oorlog in een achtergestelde positie), en de zuidelijke wens tot invoering
van het Rooms-katholicisme als staatsgodsdienst (in strijd met de grondwet) versterkten de roep om autonomie. Zeer
tegen het zere been van de katholieke clerus was het verlies van kerkelijke greep op het onderwijs. Zo liet de koning
met een beroep op de vrijheid van onderwijs de bisschoppelijke seminaries sluiten in ruil voor de oprichting van een
minder van de kerk afhankelijk Collegium Philosophicum.
Onder aanvoering van de (Franse) bisschop van Gent, Maurice de Broglie, kwamen de zuiderlingen steeds meer in
opstand. De koning probeerde dit verzet in de kiem te smoren, onder meer door de persvrijheid enigszins te
beknotten en hier en daar de marechaussee in te zetten, maar dit alles was olie op het vuur van het verzet.

245

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

246

Koning Willem had gedacht dat hij de liberalen en katholieken in het zuiden van zijn land tegen elkaar kon uitspelen.
Vele jaren lang lukte dit, maar uiteindelijk kwam het tot een monsterverbond van katholieken en liberalen tegen de
koning. Omdat het liberale verzet in het noorden niet van de grond kwam - er overheerste meer een antipapistische
stemming - leidde dit enkel in het zuiden tot een algemene opstand, de Belgische Revolutie van 1830, die vrij snel
een proces op gang bracht waardoor Belgi een apart koninkrijk werd.

Ontwikkelingen na 1830
Pas in 1848 kwam in het noorden het verzet tegen de
grote macht van de koning van de grond, wat onder
koning Willem II leidde tot een nieuwe grondwet, een
ontwerp van de liberaal Johan Thorbecke.
In 1860 kwam Belgi op vrijersvoeten terug bij
Nederland omwille van de dreiging met annexatie door
Napoleon III. Premier Charles Rogier van Belgi
verklaarde zelfs dat het oude Koninkrijk der
Nederlanden hersteld moest worden onder twee
regeringen (dus als een confederatie) en liet de
Brabanonne
aanpassen
opdat
die
de
vriendschapsbanden tussen Nederlanders en Belgen
(lett: Bataven en Belgen) zou benadrukken.
Met de dood van koning Willem III stierf de Ottoonse
tak van de Nassaus in de mannelijke linie uit. De
Nederlandse kroon ging over op de vrouwelijke
erfgenaam, Wilhelmina, in Luxemburg vanwege de
daar geldende Salische wet echter op Adolf van
Nassau-Weilburg, waardoor de personele unie
verbroken werd.
In de jaren 1920 ontstond er in Belgi en Nederland
een streven naar hereniging: de Groot-Nederlandse
gedachte. De voortrekker van deze beweging was de
historicus Pieter Geijl, hoogleraar geschiedenis aan de
Universiteit van Utrecht.
Hoewel er natuurlijk nog tal van banden waren tussen
Nederland en Belgi kwam er pas een hernieuwde
sterke samenwerking tussen beide bij de oprichting
van de Benelux na de Tweede Wereldoorlog.

Nederland, Belgi, Luxemburg en Limburg in 18391, 2 en 3


Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (tot 1830)1 en 2 Koninkrijk der
Nederlanden (sinds 1830)2 Hertogdom Limburg (in 1839 bij de
Duitse Bond ter compensatie voor Waals-Luxemburg)3 en 4
Koninkrijk Belgi (sinds 1830)4 en 5:Groothertogdom Luxemburg
(grenzen tot 1830) 4 Provincie Luxemburg (Waals-Luxemburg, in
1839 bij Belgi)5 Groothertogdom Luxemburg (Duits-Luxemburg;
grenzen sinds 1839)Blauw de grens van de Duitse Bond.

Na de recente staatshervormingen werd Belgi een federatie van gewesten en gemeenschappen. Het Vlaams Gewest
en de Vlaamse Gemeenschap ("Vlaanderen") zoeken steeds meer de samenwerking met Nederland. Er gaan zelfs
stemmen op voor hereniging met de noorderburen, het Grootneerlandisme. Er is ook een stroming die de
staatkundige eenheid, inclusief Walloni en Luxemburg, van het Verenigd Koninkrijk wil herstellen, het
Heelneerlandisme.
Noten
[1]
[2]

Destijds werd het woord koninkrijk nog geschreven als koningrijk; de g is later vervangen door een k.
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden is nooit de officile naam geweest. Deze naam is gangbaar gebleven om
het onderscheid te maken met rest-Nederland van na 1830/1839. In internationale verdragen werd het land

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

247

bovendien als 'Royaume des Belgiques' aangeduid (Belgiques als een meervoud); van de 17e eeuw tot aan de
omwenteling van 1830 waren de benamingen Nederlanden en Belgica of Belgique(s) min of meer inwisselbaar,
zoals de kolonie Nieuw-Nederland ook Nova Belgica heette.
[3] Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden is in wezen gelijk aan het Koninkrijk der Nederlanden en heeft dus
formeel geen einddatum.
In 1830 verklaarde Belgi zich onafhankelijk, in 1839 werd dit door Nederland erkend.
[4] Thewes, Guy (2006) (PDF). Les gouvernements du Grand-Duch de Luxembourg depuis 1848 (2006), p. 208
[5] http:/ / www. landenweb. net/ luxemburg/ geschiedenis/
[6] https:/ / www. cia. gov/ library/ publications/ the-world-factbook/ fields/ 2088. html
[7]

Microsoft Encarta Encyvlopedia 1997


Provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830/1839)
Antwerpen Drenthe Friesland Gelderland Groningen Henegouwen Holland Limburg Luik Namen
Noord-Brabant Oost-Vlaanderen Overijssel Utrecht West-Vlaanderen Zeeland Zuid-Brabant (1831 Brabant)
Personele unie met: Groothertogdom Luxemburg

Bronnen die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Aanvaarding van de souvereiniteit door Willem I op Wikisource

Grondwetsherziening van 1848


De Grondwetsherziening van 1848 legde de basis voor het huidige
stelsel van parlementaire democratie in Nederland. Sedert deze
herziening der Nederlandse Grondwet is niet langer de koning, maar
zijn de ministers verantwoordelijk voor het beleid. De Tweede Kamer
der Staten-Generaal kreeg veel meer invloed en wordt bovendien
rechtstreeks - weliswaar voorlopig nog door een beperkte groep kiezers
- gekozen.
De herziening was in zekere zin een vreedzame revolutie, waarbij
Thorbecke en koning Willem II belangrijke rollen speelden. Op 17
maart 1848 benoemde koning Willem II een staatscommissie onder
leiding van de liberale voorman Thorbecke, die de
Grondwetsherziening moest voorbereiden. Het ontwerp van de
commissie vormde de basis van de regeringsvoorstellen.
De Koning zorgde er daarna met minister Donker Curtius voor dat die
voorstellen werden aangenomen door de in meerderheid nog
conservatieve Kamers. Op 3 november 1848 kon de nieuwe Grondwet
worden afgekondigd.

Johan Rudolph Thorbecke


Geportretteerd door Johan Heinrich Neuman

Inleiding
In 1844 vroeg de Tweede Kamer aan de koning om een Grondwetsherziening, maar dat weigerde hij. Daarop namen
negen Kamerleden, de Negenmannen het initiatief. Zij dienden onder leiding van Thorbecke wetsvoorstellen in om
rechtstreekse verkiezing van de Tweede Kamer in te voeren en eisten ministerile verantwoordelijkheid. De koning
reageerde hierop met de uitspraak dat hij "dit voorstel nooit, al ware het schavot ernaast geplaatst" zou inwilligen.
Het voorstel kwam niet door de Eerste Kamer, die voltallig door de koning was benoemd. De Eerste Kamer stelde
dat elke grondwetswijziging van de koning uit diende te gaan. In 1845 strandde het voorstel tevens in de Tweede
Kamer.

Grondwetsherziening van 1848

248

In de troonrede van 1847 kondigde de koning een Grondwetsherziening aan en begin 1848 werden 27 voorstellen
ingediend. Die hadden staatsrechtelijk te weinig betekenis en het regeringsstelsel bleef zodoende grotendeels
hetzelfde.
De Grondwetsherziening van 1848 werd echter genitieerd en sterk benvloed door de revolutionaire gebeurtenissen
in Europa. In februari 1848 brak in Frankrijk de revolutie uit, die oversloeg naar Duitse staten als Baden en Pruisen,
maar ook naar Oostenrijk, Hongarije en Itali. Ook in Amsterdam en Den Haag braken rellen uit, onder meer door de
slechte economische toestand. Gegrepen door het revolutionaire Europa werd de geschrokken Koning hierdoor in
n nacht van uiterst conservatief uiterst liberaal. Het zou het gehele jaar onrustig blijven in het revolutionaire
Europa, waarbij er in juni 1848 in Frankrijk nog een oproer uitbrak en de strijd in Hongarije voortduurde. Willem II
nodigde de Tweede Kamervoorzitter, Boreel van Hogelanden, uit om de mening van de Tweede Kamer over een
gewenste Grondwetsherziening te geven. De ministers wisten niets van deze stap van de koning en vroegen ontslag.
Er kwam nu een nieuwe ministersploeg, waarbij de gezant in Londen, Schimmelpenninck, als formateur optreedde.
Op 17 maart werd tevens een grondwetscommissie benoemd. Sommige leden daarvan waren tevens minister. De
voorzitter van de commissie, Thorbecke, was dat echter niet. Bovendien bleek minister-president Schimmelpenninck
heel andere ideen te hebben, dan de commissieleden.

Grondwetscommissie
De Grondwetscommissie bestond behalve Johan
Rudolph Thorbecke, Dirk Donker Curtius, De
Kempenaer, Lodewijk Caspar Luzac en Lambertus
Dominicus Storm. Donker Curtius en Luzac waren
tevens minister; De Kempenaer werd dat in mei 1848.
De commissie was op 11 april 1848 gereed met haar
werkzaamheden. De voorstellen gingen deels verder
dan hetgeen de conservatieve Tweede Kamer wilde. Zo
stelde de commissie voor Tweede Kamer, maar ook
Gemeenteraden en Provinciale Staten, rechtstreeks te
laten kiezen door burgers die een bepaald bedrag aan
belasting betalen. De Eerste Kamer moest volgens de
commissie worden afgeschaft. De Tweede Kamer wilde
dit niet. Het compromis was dat de Eerste Kamer bleef
bestaan en zou worden gekozen door de Provinciale Staten.

Gedenksteen in de zijgevel van paleis Kneuterdijk ter herinnering


aan de beraadslagingen

De ministers konden niet allemaal instemmen met de voorstellen van de commissie-Thorbecke. Vooral
Schimmelpenninck en de conservatieve ministers van Oorlog en Marine hadden bezwaren. Schimmelpenninck wilde
dat de koning meer macht zou houden en dat die bijvoorbeeld de Eerste Kamerleden zelf mocht blijven benoemen.
De meerderheid deelde die opvattingen niet. Schimmelpenninck en minister Nepveu van Oorlog traden daarom af.
Donker Curtius werd nu de belangrijkste minister.

Grondwetsherziening van 1848

Wetsvoorstellen
Op 19 juni 1848 werden de 12 wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer aangeboden. Ten opzichte van de voorstellen
van de grondwetscommissie werden enkele wijzigingen aangebracht. Zo mocht het ministersambt gecombineerd
worden met het lidmaatschap van de Tweede Kamer en kregen afgestudeerden aan een universiteit niet automatisch
het kiesrecht. De hoofdlijnen bleven echter overeind.

Parlementaire behandeling
Tijdens de parlementaire behandeling vond nog een belangrijke wijziging plaats. Vanwege bezwaren uit de Tweede
Kamer schrapte de regering het voorstel om de Eerste Kamer rechtstreeks te laten kiezen. In plaats daarvan kwam er
een getrapte verkiezing door de Provinciale Staten.
Alle voorstellen werden hierna door de Tweede Kamer goedgekeurd. Ook de uiterst conservatieve Eerste Kamer
stemde in. Daarbij was wel de nodige druk gebruikt. Bovendien waren enkele conservatieve leden door de regering
vervangen door hervormingsgezinden. Pas nadat eerst de stemmen hebben gestaakt, was er een meerderheid. De
koning wist n lid, Arnoud Willem van Brienen van de Groote Lindt, van mening te laten veranderen, waardoor in
de Eerste Kamer bij een tweede stemming alsnog de kleinst mogelijke meerderheid vr was.
De tweede lezing moest plaatsvinden in de Dubbele Tweede Kamer. Er werden hiertoe naast de 58 zittende leden
nog eens 58 leden gekozen. Alle voorstellen kregen vervolgens de vereiste driekwart meerderheid. In de Eerste
Kamer stemden dezelfde leden als bij de eerste lezing over de voorstellen. Wederom had de koning nieuwe leden
benoemd, en ook in de Senaat was er een meerderheid vr de Grondwetsherziening.

Reactie van koning Willem III


Kroonprins Willem keerde zich in 1848 tegen het besluit van zijn vader om een liberale Grondwet in te voeren.
Bovendien verzocht hij op 19 oktober 1848 schriftelijk aan koning Willem II hem afstand te verlenen van zijn
rechten als prins van Oranje en als erfgenaam der Kroon. De koning weigerde dit verzoek.[1] Na het overlijden van
Willem II op 17 maart 1849 werd koning Willem III naar eigen zeggen geconfronteerd met de nieuwe grondwet: de
bepalingen van de Grondwet hadden hem de handen gebonden, hij droeg daarvoor geen verantwoording, daar hij in
1848 als Prins van Oranje daarover niet gekend was, die grondwet bij zijn troonsbeklimming zo had gevonden en
had moeten bezweren, en thans daardoor in deze weinig vermocht... Willem III heeft zich tijdens de audintie op 15
april 1853 in het openbaar van de grondwet van 1848 gedistantieerd. Willem III wist dat de ministers zijn
constitutionele boutade niet voor hun verantwoording konden nemen. Hij heeft hen in een onmogelijke positie
gebracht. Van de Aprilbeweging heeft hij welbewust gebruikgemaakt om zich van Thorbecke en de zijnen te
ontdoen. De ironie wilde echter dat diens opvolgers, Van Hall c.s., de liberale grondwet niet wilden of durfden
wijzigen.[2] Willem III keerde zich in 1853 openlijk tegen het herstel van de Rooms-katholieke kerkelijke hirarchie
in Nederland en negeerde daarbij de door het kabinet opgestelde reactie. De conflicten tussen koning Willem III en
de liberalen in de Tweede Kamer zouden de gehele 19de eeuw een rol spelen. In 1867 leidde de Luxemburgse
kwestie tot de staatsrechtelijk belangrijke vertrouwensregel. Vanaf dat moment zou geen enkel kabinet meer tegen
de wens van een Kamermeerderheid blijven zitten.

249

Grondwetsherziening van 1848

De Grondwetsherziening
De belangrijkste wijzigingen waren:
invoering van de politieke ministerile verantwoordelijkheid: de ministers zijn verantwoordelijk, de koning is
onschendbaar;
rechtstreekse verkiezing van Tweede Kamer, gemeenteraden en Provinciale Staten op grond van het
censuskiesrecht;
verkiezing van de Eerste Kamer door de Provinciale Staten, die per provincie alleen uit de rijksten kunnen kiezen;
openbaarheid van vergaderingen van alle vertegenwoordigende lichamen;
mogelijkheid om de Kamers te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven;
invoering van het recht van amendement voor de Tweede Kamer;
verlening van het recht van onderzoek (enqute) aan de Tweede Kamer;
invoering van een inlichtingenrecht voor beide Kamers, waardoor interpellaties mogelijk worden;
de begroting wordt ieder jaar in plaats van tweejaarlijks vastgesteld en ook daarbij geldt het recht van
amendement.
het parlement krijgt meer invloed op het koloniale beleid: jaarlijks moet een koloniaal verslag worden uitgebracht
en de koning heeft niet meer alleen het opperbestuur;
vrijheid van onderwijs;

vrijheid van vereniging en vergadering;


vrijheid van meningsuiting;
vrijheid van drukpers;
De koning heeft geen invloed meer op besluiten van de Rooms-katholieke Kerk;
Een andere procedure voor herziening van de Grondwet: na aanneming van een wijzigingsvoorstel worden
verkiezingen voor Tweede en Eerste Kamer gehouden, waarna de nieuw gekozen Kamers met
tweederdemeerderheid over dat voorstel beslissen.

Externe link
Het verslag van de grondwetscommissie [3] waarvan Thorbecke voorzitter was, alsmede Thorbeckes Dagverhaal.
Bronnen, noten en/of referenties

De informatie op deze pagina, of een eerdere versie daarvan, is geheel of gedeeltelijk afkomstig van www.parlement.com [4].
Overname is toegestaan met bronvermelding.
[1]

De Nederlandse Grondwet, lemma koning Willem III (http://www.denederlandsegrondwet.nl/9353000/1/j9vvihlf299q0sr/


vg09llxqm0r6)

[2]

G.J. Hooykaas, Koning Willem III en de grondwet in april 1853 (http://www.knhg.nl/bmgn2/H/Hooykaas__G._J.

_-_Koning_Willem_III_en_de_grondwet_in_april_. pdf)
[3] http:/ / home. kpn. nl/ ~dmjanssen1960/ thorbeckiana. html
[4] http:/ / www. parlement. com
Meer bronnen die bij dit onderwerp horen, kan men vinden op de pagina Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1848) op de
Nederlandstalige Wikisource.

250

Paginabronnen en auteurs

Paginabronnen en auteurs
Geschiedenis van Nederland Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38634917 Auteurs: .Koen, .marc., 2NG, AGL, AJW, Abnormaal, Adnergje, Advance, Akoni, Al, Aleichem,
AleichemAWB, Algont, Aliter, Amarant, Andre Engels, Andries, Arch, ArthurKing, Bartflikweert, Bartux, Baudouin, Bdijkstra, Beachcomber, Bemoeial, Berendvd, BertS, Bestevriend, Blukske,
BoH, Boekhorst, Bontekoe nl, Broederhugo, Buzz-tardis, Canid, Capt jo, Casper, Casperinfo, CaspervdVeen, Caudex Rax, Chemical Brother, Chielio, Chingon, Chris, ChristiaanPR, Ciell,
CommonsDelinker, Daaf, Daka, Datu, David.496, De Wikischim, DeVrolijkeSchrijver, Den Hieperboree, DennisPeeters, Divus Augustus, Dolfy, Domie, Douglas, Druifkes, Dryke, DRahier,
Edwinb, Ellywa, Emelha, Emmelie, Empoor, Emvee, Erik Springelkamp, Erik1980, ErikWarmelink, Eriksw, ErikvanB, Erwin, Eve, Falcongj, Floris V, Fontes, Fr33ke, Fransvannes, Freek
Verkerk, Furore, Galwaygirl, Gasthuis, Gerben1974, Gerbennn, GijsvdL, Gio, Gitaarfreak, Golradir, Goudsbloem, Grmbl76, Guusb, Gvn02, Hajo, Handige Harrie, Hannes Karnoefel, Hardscarf,
Hein Eken, HenkvD, Henricus, Henxter, Hjvannes, Iamthestig, Ilonamay, Ilse(a), Islanublar, JJM, JRB, JWZG, Jan Arkesteijn, JanB46, JanTurin, Japiot, Jarune, Jcwf, Jeroen, Jerre, Joep
Vullings, John-c, Joost 99, Joplin, Joris, Jpwaag, JurgenNL, JurriaanH, Just a member, Justhg, KKoolstra, Kattenfan, Kingsnake, Kleuske, Knillis, Knowledge, Kobuel, Krisgrotius, Kwibus,
Kwiki, Knsterle, Laban, LeonardH, Leopard, Lexw, Limburg1991, Lolsimon, Looi, Look Sharp!, Lost, Luctor, Lymantria, MWAK, Maartentje, Magalhes, Maniago, Marco de Mol, MarcoVD,
MartinD, Martinus, Math1985, Mexicano, Michiel1972, MichielDMN, Migdejong, Migiloviz, Mixcoatl, Mnwep, MoiraMoira, Moose1960, MrBlueSky, Mtcv, Muijz, Nederlandse Leeuw, Neet,
Nemesis, Notum-sit, Obarskyr, Oscar, Oskkar, PFJM, Patrick, Paul Hermans, Paul K., Paul2, Pepijntje, Peter b, Peterbr, Peti me, Phalene, Phewiki, Phidias, Pieter Kuiper, Pietje Puk, Pjetter,
Pompidom, Puckly, Quasar, Quistnix, Qwertyus, RToV, Ravingwolf, Red4tribe, Rening, Renke, Rex, Richardw, Rikipedia, Rob Bartholomees, Rob Hooft, Robb, Roland Tjardo, RonaldB,
Ronn, Roppo, Rubietje88, S.Kroeze, Sally Mens, SanderK, Saschaporsche, Schweigfurt, Serassot, Servien, Sherlock Holmes, Sietske, Sijmentje, Sir Iain, Skuipers, Smile4ever, Sonty567,
Spraakverwarring, Starfish69, Stormshadownl, Streppel, Stuntelaar, Suikerbeessie, T. Tichelaar, TBloemink, TVilkesalo, TacoTichelaar, Taka, Tdevries, TeunSpaans, ThomasvanOutheusden,
Tuvic, Tuxtux, Ucucha, Vanspildam, Venullian, Vis met 1 oog, Vransiscus, WDVLWD, WH1953, Waerth, Warddr, Watisfictie, Webnetprof, Wiki13, Wiki213ip, Wikiklaas, Wikix, Wilfried
Derksen, Willemo, Wjd, Wolf Lambert, Woudloper, Wouterjanss, Woutmans, XentraX, Xyboi, Ype, Zanaq, Zwambornbob, chsfpc10.chem.ncsu.edu, conversion script, 311 anonieme
bewerkingen
Romeinen in Nederland Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37909641 Auteurs: Advance, Arwin7, BoH, Bravinsky, Bruxellensis, CaAl, Casper, Chavanarchy, Cycn, Davin,
DennisPeeters, Douglas, Edoderoo, Elbereth, Ellywa, Erik Baas, Eve, Evil berry, Frank0765, Freaky Fries, Galwaygirl, GeeKaa, GijsvdL, Glemmens1940, Goudsbloem, Gouwenaar, Grmbl76,
Halandinh, Hanhil, Hannes Karnoefel, Hans Erren, Hansmuller, Henna, Herodotus, Ilse Winter, JRB, JZ85, Jaapvdv, Japiot, Jelte, Jeroen, John-c, Joop Rotte, Joris, JurgenNL, JurriaanH,
Kamayap, Karel Anthonissen, Kleuske, Knowledge, Kthoelen, Lars Washington, LondenpAWB, Look Sharp!, Loranchet, MRY, Machaerus, MartinD, Mathonius, Maximefritsjanrik, Mexicano,
Michiel1972, MoiraMoira, Muijz, NFSreloaded, NielsB, Ninane, Nio17, Notum-sit, O E P, Pieter, Puckly, Quistnix, Rex, Rijnstraat, Robb, Robinv, Romaine, Ron4, RonaldB, Rp, SPQRobin,
Saviour, Simon-sake, Sindala, Snabel, Sonty567, Sonuwe, Streppel, Sumurai8, Svdmolen, TBloemink, Taketa, The MacXorcist, Tuvic, Venullian, Vertrokken, Vinvlugt, Voortman, Wilfried
Derksen, Willemo, Woudloper, Woudpiek, Wutsje, Ype, 153 anonieme bewerkingen
De Nederlanden in de Middeleeuwen Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38662721 Auteurs: 3wisemen, AGL, Advance, Algont, Arch, Beachcomber, Bean 19, Ben Pirard, BertS,
BoH, Brimz, Campanile, Ciell, CommonsDelinker, Datu, De Wikischim, Den Hieperboree, DennisPeeters, Dolfy, Druifkes, DRahier, Edoderoo, Edwinb, Enormekever, ErikvanB, Flinus,
Frank0765, GDK, Gasthuis, Geoffrey F, GijsvdL, Goodness Shamrock, Goudsbloem, Grmbl76, Halandinh, Hannes Karnoefel, Hardscarf, Heer van Robaais, Heureka, Horus, Iamthestig,
Ilonamay, JRB, JanB46, Japiot, Jasper Rijk, Jean-Pierre Remy, JoJan, John Campo, Joostik, Jvhertum, Karel Anthonissen, Kippenvlees1, Koen Amatata, Koosg, Kweniston, Kwiki, Looi,
Mbch331, Mdd, Meglosko, Mexicano, Migdejong, MrBlueSky, Nederlandse Leeuw, Notum-sit, Okkytrooi, Pannenkoek, Paul2, Peter b, Peti me, Ringo1999, Rmgs, Robb, Romaine,
Rood-geel-blauw, RosmalennelamsoR, S.Kroeze, Sindala, Sir Iain, SomeHuman, Sonty567, Stuntelaar, Stunteltje, Suikerbeessie, Tekstman, Vanveghel, Vels, Vincent Steenberg, Vinkje83,
Vinvlugt, Vis met 1 oog, Wikix, 70 anonieme bewerkingen
Grote Volksverhuizing Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37922596 Auteurs: Advance, Algont, Beachcomber, Bean 19, Bedwyr, BertS, BoH, Casperinfo, David.496, Davin,
DRahier, Flamenc, Galiz, Geoffrey F, GerardM, Gidonb, Gitaarfreak, Gpvos, Hannes Karnoefel, Hardscarf, Heureka, Jan Bontje, Jintro, Karel Anthonissen, Lexw, Look Sharp!, Lymantria,
Mexicano, Michiel1972, NInTeNdO, NeoRetro, Niels, Notum-sit, Oscar, Plafeix, Quistnix, Rex, Robb, Romaine, S.Kroeze, Serassot, Simon-sake, SimonDeDanser, The Banner, Vels, Vincentsc,
Willemo, ZZyXx, Ziyalistix, 24 anonieme bewerkingen
Grote hongersnood van 1315-1317 Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38378084 Auteurs: Advance, BoH, Edoderoo, ElComandanteChe, Goudsbloem, Groucho NL, JRB, JWZG,
JanB46, MrBlueSky, Woudloper
Zwarte Dood Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38682957 Auteurs: .Koen, Andre Engels, Arthal, Arvey, AvB, BKannen, Bluma, Carl Willems, Controle, Danielm, DavidD,
Dolfy, Dolledre, Droes, Edwinb, Edwtie, Encyacht, Evanherk, Familieman, GerardM, Grmbl76, Hanhil, Hardscarf, Heureka, Inge Habex, Itsme, JRB, JanB46, Japiot, Jean-Pierre Remy, JessevA,
Just a member, Kasper3011, Klaas1978, Kleuske, Lymantria, Maiella, Maniago, Mexicano, Michiel1972, Mixcoatl, MoiraMoira, Muijz, Ninane, Obarskyr, Oscar, Paul-MD, Peterson, Puckly,
Quasar, RenV, Repeater, Rex, Riki, Romaine, Spraakverwarring, Svdmolen, Template namespace initialisation script, Tflad, Tim Auke Kools, Timk70, Truckerruud, Tukka, Wammes Waggel,
Wester, Wiki13, Willemo, Wutsje, 80 anonieme bewerkingen
Honderdjarige Oorlog Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37884052 Auteurs: AGL, Adelbrecht, Advance, Algont, Andre Engels, Bartux, Benscheelings, Benzebuth198, BertS,
Bouwe Brouwer, BrumD, Cerberus, ChrisN, Christoffel K, Cycn, Davv69, De Jaren, Diogenes, Druifkes, DustSpinner, DRahier, EdBever, Erik Wannee, Eriksatie, Floris V, Fred Lambert,
George4, Goudsbloem, Gpvos, Hajo, Hannes Karnoefel, Heer van Robaais, Heiko, Henk van Haandel, Henxter, Hoopje, Ilse(a), JRB, JWZG, Jcwf, Jeroen, Jornvanloon, Kameraad Pjotr, Karen
van Linden, Kleuske, Knsterle, Lexw, Ma'ame Michu, Marjoke, Michiel1972, MoiraMoira, MrBlueSky, Muijz, Munni, Napoleon Vier, Nederlandse Leeuw, Niels, Otto ter Haar, Palica, Paul
Hermans, Puckly, Qwertyus, RickRoll, Rob Bartholomees, Robrecht DAVID, Ronald, Rood-geel-blauw, Silver Spoon, Sir Iain, SomeGuy, Spraakverwarring, Steinbach, Sumurai8, Taalvos,
Takk, Tdevries, Tfa1964, Toth, Tubantia, Tukka, Vinvlugt, WDVLWD, Wasily, Webkid, Wikix, Willemdd, Willemo, Yorian, Zanaq, Zwambornbob, 102 anonieme bewerkingen
Heilige Roomse Rijk Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37952343 Auteurs: -robert-, AGL, AJW, Advance, Alankomaat, Aleichem, Andre Engels, Bemoeial, BertS, BoH,
Bob1971, Brynnar, BvdValk, Carolus, Casperinfo, Chaemera, Chris, CommonsDelinker, Corbertholt, Denial, DennisPeeters, DexieBoy, Domie, Dryke, Eanos, EdBever, Edwinb, ElfjeTwaalfje,
Emiel, ErikvanB, Errabee, Evil berry, Floris V, Flyingbird, Gertjan R., Glatisant, Goodness Shamrock, Gpvos, Guss, Hanhil, Hannes Karnoefel, Hardloper, Hardscarf, Henk van Haandel, Hubertl,
Ianrr, JCIV, Jan Arkesteijn, Japiot, Jcb, JePeAWB, Joopwiki, Jvhertum, Kameraad Pjotr, Karel Anthonissen, Klaas1978, Kleuske, Knowledge, Knuga, Kooij, Ktsquare, Kwaremont, Knsterle,
LennartBolks, Lexw, Lievinie, Lignomontanus, Maartentje, Mexicano, Michiel1972, Minuteman, Mister J., Mtcv, Murkzn, Napoleon Vier, Nederlandse Leeuw, Netraam, Ninane, Norbert
zeescouts, O E P, Otto ter Haar, Pantalone, Paparodo, Paul2, Planetarium, Puckly, Pucky, Qantum, Quistnix, Qwertyus, Rainer, Rex, Robert Prummel, RoboRex, Roffel, Romanist,
Rood-geel-blauw, Sabatain, Sardur, Siebrand, Sir Iain, Sixtus, Sonuwe, Taalvos, Taffy, Tdevries, Teysz Kamieski, Thomas-, Tropische Storm Sven, Tubantia, W.D. Sparling, WO2,
Waterloo1974, WikiFB2, Witger, 66 anonieme bewerkingen
Grote Ontginning Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37966215 Auteurs: Arch, BoH, DRahier, Erik Wannee, Eriksw, ErikvanB, Heureka, JRB, JanB46, Jarune, Kliek, Lars-f-94,
Maiella, Maniago, Mexicano, MrBlueSky, Sonty567, Steinbach, The Banner, Vis met 1 oog, Wutsje, Zeppo, 8 anonieme bewerkingen
Hanze Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37904795 Auteurs: Adamhawk, Advance, Albert Noniem, Algont, Altoos, Andre Engels, Anniversaires, Bartvs, Bdijkstra, Bijltjespad,
BoH, Campanile, Capaccio, Davin, Den Hieperboree, DennisPeeters, Dinsdagskind, Doc Brown, Dolledre, Door de wol geverfd, Dryke, Dz, EdBever, Ellywa, ErikvanB, Evanherk, Eve, Evil
berry, F-j123, Flinus, Fred Lambert, Glatisant, Gpvos, Hanhil, Hardscarf, Hoopje, Ilse Winter, ImmenselyFastAudi, JWZG, Jan Arkesteijn, Japiot, JePeAWB, Jeroen linderhof, Johan N, Josq,
Jutten, Jvhertum, Kameraad Pjotr, Karel Anthonissen, Kthoelen, Le Fou, Lexw, Look Sharp!, M. Wannet, Mallerd, Mathonius, Mexicano, Michiel1972, Migdejong, Mikespaans, Minuteman,
MoiraMoira, MrBlueSky, Narayan, Neet, Onderwijsgek, Pelikana, Peter b, Pimbrils, Pompidom, Prlwytzkofski, Pucky, RoboRex, Roepers, Romaine, Sijtze Reurich, Silver Spoon, Sir Iain,
Sonuwe, TOM, Tdevries, Tegel, Tjako, Tomscheer, Tukka, VanBeem, Vincentsc, Vransiscus, We El, Woudloper, Wutsje, Yeremy78, 82 anonieme bewerkingen
Bourgondische tijd Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=35456438 Auteurs: 3wisemen, AGL, Aigremont, Andre Engels, Beachcomber, BoH, Ciell, Dolfy, Domie, Dryke, Emiel,
Hannes Karnoefel, Heer van Robaais, Jcwf, Karel Anthonissen, Karen van Linden, Le Fou, Maniago, Michiel1972, Nederlandse Leeuw, Nick, Paparodo, Paul Hermans, Paul2, Peter b,
PeterMeuris, Puckly, Riki, Rob Hooft, Rood-geel-blauw, Ruloh01, Serassot, Sijmentje, Skuipers, Snoop, Sonuwe, Stijn Calle, Streber, Stuntelaar, Tdevries, Teysz Kamieski, Tfa1964, Torero,
Verrekijker, Vinvlugt, Wikix, Willemdd, 22 anonieme bewerkingen
Habsburgse Nederlanden Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38667381 Auteurs: AGL, Adelbrecht, AleichemAWB, Algont, Bean 19, BesselDekker, Bjankuloski06nl,
Cherurbino, Datu, Dirck, Druifkes, Dryke, Falcongj, Flyingbird, Gpvos, Henk van Haandel, JWZG, Jan Lapre, Jeroen, Just a member, Karel Anthonissen, Kleparz, Michiel1972, Nederlandse
Leeuw, Olivier Bommel, Paul2, Serassot, Siebrand, Skuipers, Spraakverwarring, Stijn Calle, Stuntelaar, Tdevries, Technische Fred, Trijnstel, Vis met 1 oog, 27 anonieme bewerkingen
Nederlandse Opstand Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38106759 Auteurs: .Koen, AGL, Advance, Artaynte, B kimmel, BoH, Chris, ChristopheS, Classical geographer, Datu,
Druifkes, DustSpinner, Edwinb, ErikWarmelink, Falcongj, Fantasia, JanB46, Jarii94, Jasper Coenraats, Khx023, Lolboykid, Mexicano, Michiel1972, MoiraMoira, MrBlueSky, Nederlandse
Leeuw, Niels, Obarskyr, Oscar, Oszzz, RToV, Richardw, Riki, Robb, RonaldB, Theobald Tiger, Torval, Tubantia, Vysotsky, Wiki13, Wikix, Willem Haze, Wvr, 34 anonieme bewerkingen

251

Paginabronnen en auteurs
Tachtigjarige Oorlog Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38584309 Auteurs: .Koen, .marc., 3wisemen, A1979s, AGL, Aart-Teun, Advance, Al, Aleichem, Algont, Andre Engels,
Arch, Arend041, Arnolduszelf, BArendbentvelsen, Ballie19, Bart van der Pligt, Baswerkhoven, Benscheelings, Berendvd, BertS, Bic, BoH, Bob.v.R, Bzoen, Calorshear, Chris, ChristiaanPR,
CommonsDelinker, Corriebert, CrazyPhunk, Da dinges, Daka, Dartelaar, Datu, Davin, De Wikischim, Dimitri, Dirckoen, Dolfy, Dolledre, Domie, DrBorka, Dragon1394, Drs F.F.F. Koelestier,
Druifkes, DRahier, Edoderoo, Effeietsanders, Ellywa, Elshout, Emiel, Emmelie, Empoor, Encyacht, Ereunetes, Erik Baas, ErikWarmelink, ErikvanB, Erwin, Eve, Falcongj, Floris V, Flurp,
Flyingbird, Forrestjunky, Foxie001, Fred Lambert, Fruggo, Galoubet, Gerben1974, Gerbennn, GijsvdL, Goudsbloem, Goudsh, Grmbl76, Groucho NL, Haarajot, Hablous, Halandinh, Hannes
Karnoefel, Hansmuller, Hardscarf, Henk Boelens, Henks, Heureka, Hoopje, Hwb, J.A.Bergeijk, JRB, JWZG, JackSparrow Ninja, Jan Arkesteijn, JanB46, Janky, Janus Magnus, Japiot, Jasper
Coenraats, Jc kortekaas apotheker, Jesper, Joeklag, Johan N, Joopr13, Jooprjoopr, Joostik, Josjojo, JurgenNL, Just a member, Jvhertum, Kameraad Pjotr, Karel Anthonissen, Kattenfan, Ken123,
Khx023, Kingsnake, Kjetil r, Kleuske, Koektrommel, Koen Amatata, Koosg, Kristof vt, Kweniston, Knsterle, Lars-f-94, Leopard, Lexw, Lignomontanus, Look Sharp!, Lotje, Luminarius, Lvg,
Lymantria, M0, MRY, Maiella, Maniago, MartinD, Mathonius, Mexicano, Mezelf14, Michiel1972, Miho, MoiraMoira, MrBlueSky, MrSparta, Myr, Nederlandse Leeuw, Niels Brons, Ninane,
Norbert zeescouts, Notum-sit, Obarskyr, Oscar, Oszzz, PHouben, PJ Geest, Paul B, Paul2, Peter b, Peterheirman, Peterson, Pieter1, Pinopower, Pompidom, Puc conDoin, Pven, RJB,
RemterHofstede, Renierius, RenV, Rexsumego, Richardkiwi, Richardw, Riki, Rikipedia, Rmfloris, RoboRex, Robrecht, Romaine, RonaldB, Ronn, Rood-geel-blauw, Rozemarijn vL,
Rudolphous, S.Kroeze, Savh, Scooper, Seolnew, Serassot, Siebrand, Sindala, Sir Iain, Sjoerd22, Sjouker, Spraakverwarring, Stefansturm, Stofvdw, Streber, Stuntelaar, SuperZjozz, TBloemink,
Tdevries, The Banner, Theobald Tiger, Trewal, Trijnstel, VanBeem, Viajero, Vincent Steenberg, Vis met 1 oog, Vliegenmepper, Vransiscus, WH1953, Wammes Waggel, We El,
Wetenschapper1, Wiki13, Wikix, Willem Haze, Willemo, Wutsje, Wvr, Xaphire, Xyboi, Yorian, Zaanstreek, Zirland, Zonne, Zwambornbob, 293 anonieme bewerkingen
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38085585 Auteurs: 3wisemen, AGL, Adamhawk, Advance, Aiko, Ajox, Al, Aleichem, Andre
Engels, Apdency, Arch, ArjanH, Bartflikweert, Bean 19, BenTels, Benedict Wydooghe, Benscheelings, BertS, Bertrand Wacker, BoH, Chielbuseyne, ChrisN, CommonsDelinker, Corbertholt,
Daimanta, Damien, Dapsv, David de Cooman, Debaser, Defcon, Demophon, DennisPeeters, Dimitri, Dinsdagskind, Dirckoen, Dirkvanherzeele, Domie, Donarreiskoffer, Druifkes, Dryke, Dz,
Edoderoo, Edwinb, Edwtie, Ellywa, ErikvanB, Erwin, FakirNL, Falcongj, Fentener van Vlissingen, Foxie001, Franzcourtens, Freako, Galoubet, Gasthuis, Gerrit003, Gielles, GijsvdL, Golradir,
Goudsbloem, Grmbl76, Groucho NL, Hannes Karnoefel, Hansmuller, Happytravels, Hardscarf, Helanhuaren, Hendrik F K, Henk Boelens, HenkvD, Heureka, Homan, Hoopje, Hopjesvla,
Iamthestig, JRB, JZ85, Jan Arkesteijn, JanB46, Japiot, Jaronis, Jeroen, Jfresen, Johannes49, Joost 99, Joostik, Joplin, Josq, JrPol, JurgenNL, Jvhertum, Karel Anthonissen, Katepanomegas,
Kleparz, Kleuske, Knowledge, Koen Amatata, Kweniston, Knsterle, Laban, Larzzz, Leopard, Lignomontanus, LimoWreck, Look Sharp!, Lymantria, MADe, MWAK, MYRZ.net, Maartentje,
Magere Hein, Mexicano, Michiel1972, Minuteman, Mixcoatl, Moddereter, Mvdleeuw, Nachtwerker, Nederduivel, Nederlandse Leeuw, Niekemans, Niels, O E P, Otto ter Haar, Paul B, Paul K.,
Paul2, Peter b, Planetarium, Pompidom, Puckly, Redmar, Richardw, RickRoll, Rikipedia, Rmgs, Robbtj, Robby, Romaine, SanderK, Serassot, Sir Iain, Sjoerd22, Skuipers, Snabel, SomeGuy,
Spraakverwarring, Stuntelaar, Tdevries, Tomgreep, Trijnstel, Uraniawizard, Vincent Steenberg, Vinvlugt, Vis met 1 oog, Webnetprof, Wenceslas, Wester, Wikix, Woudloper, Woudpiek, Wutsje,
YoshiDaSilva, ZZyXx, Ziko, Zwambornbob, 131 anonieme bewerkingen
Gouden Eeuw (Nederland) Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37940614 Auteurs: 1Veertje, 3wisemen, A Duck, AGL, AJW, Advance, Ahaeser, Al, Aleichem, Andre Engels,
Annabel, Apdency, ArmTheInsane, Astrion, BKannen, Barbaar, Beachcomber, Bemoeial, BertS, Bertrand77, Blueknight, BoH, Bob.v.R, Casper, Casperinfo, Ceescamel, ChrisN, Ciell,
CommonsDelinker, Davin, De Wikischim, Dick Bos, Diderot, Dolledre, Donarreiskoffer, Douglas, DrBorka, Druifkes, EdBever, Edoderoo, Edwinb, Ellywa, Emiel, Emmelie, Empoor, Erik
Zachte, Erik1980, Eriksw, ErikvanB, EvG, Eve, Evil berry, Extinguished Fire, FKvS, Falcongj, Fnorp, Forrestjunky, Foxie001, Flix, G.Lanting, Gar onn, Gasthuis, Grmbl76, Grff Matthias,
Hajo, Hanhil, Hans B., Hansmuller, Harry Kuiper, Herodotus, Iamthestig, JRB, JWZG, JZ85, JanB46, Japiot, Jarii94, Jasper Coenraats, Jeroen, Johan N, Jonas, Joopwiki, Joost, Joost 99, Joplin,
Joris, JurgenNL, Jvhertum, Kagaherk, Kameraad Pjotr, Ken123, Kingsnake, Kleuske, KoKiv, Koos Jol, Koosg, Kordas, Kristof vt, LennartBolks, Lexw, Look Sharp!, Lymantria, M48b, Maarten
Jansen, Maartentje, Maasje, Machaerus, Manecke, Maniago, MarkBeckers, MartinD, Mathonius, Mexicano, Michiel1972, MigGroningen, Migdejong, Mion, MoiraMoira, MrBlueSky, Narayan,
Niels, Ninane, O E P, Obarskyr, Oscar, PJ Geest, Paul B, Pepijntje, Peter b, Pieter19, PizzaMan, Pompidom, Praseodymium, Quistnix, R. Veenman, R.schwab, RJB, RToV, Rasbak, ReWinD,
RenV, Richardw, Rietvogel, Rmgs, Rob Hooft, Robberty, Robert Prummel, RoboRex, Roelzzz, RonaldB, Ronaldvd, Rood-geel-blauw, S.Kroeze, SanderK, Savh, Serassot, Silver Spoon,
Simon-sake, Sir Iain, Sixtus, Sjoerd24, Snoop, Sonty567, Sonuwe, Spraakverwarring, Stuntelaar, T. Tichelaar, TBloemink, TacoTichelaar, Tdekleyn, Theobald Tiger, Trijnstel, Tubantia, TuurDS,
Tuvic, Veel te veel, Venullian, Victor LP, Vincent Steenberg, Vincentsc, Vinvlugt, VvU, WDVLWD, Waerth, Walter, Wammes Waggel, Warddr, Webnetprof, Wiki13, Wikimo, Wikix, Willemo,
Wimpi, Wutsje, Wvr, Xyboi, YoshiDaSilva, Youbuntu, Ype, Zanaq, Ziko, Zozie, conversion script, node-c-2246.a2000.nl, 383 anonieme bewerkingen
Franse tijd in Nederland Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38394638 Auteurs: Advance, Agora, Aiko, Aleichem, Beachcomber, Casperinfo, Cycn, Encyclopedist, ErikvanB,
Friedricheins, Geoffrey F, Hansmuller, Joostik, Jvhertum, Kleuske, Maarten1963, Machaerus, Mathonius, Ninane, Pelikana, Robb, Rozemarijn vL, SchrijverVanArtikelen, Skuipers, 11 anonieme
bewerkingen
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=38682005 Auteurs: 3wisemen, AGL, Adamhawk, Advance, Aiko, Akoopal, Amarant, Arch, Arjan
Groters, BasFey, Beachcomber, Bemoeial, Berendvd, Berkoet, BoH, Bontenbal, Canid, Cicero, Clockwork Orange, Connectinganimals, Corriebert, De Wikischim, Devon1980, Domie,
Douglas, Dqfn13, DRahier, ESub, Edwinb, Erik Baas, ErikWarmelink, ErikvanB, Eve, Falcongj, Farhendae, Fit, Fontes, Fredo, Friedricheins, FriedrickMILBarbarossa, GijsvdL, Gmhogervorst,
Golradir, Goudsbloem, Gpvos, Guaka, Hanhil, Hannes Karnoefel, Hardscarf, Hebel, Henk van Haandel, Henricus, Hiervista, Hoihoi1234567890, Hoopje, Hpvpp, Jaapvdv, Jan Arkesteijn, Jan o b,
JanDeFietser, Japiot, JePe, Jeroen, Jeroen linderhof, JoJan, Joep Vullings, Joostik, Jvhertum, KKoolstra, Kameraad Pjotr, Karel Anthonissen, Kleparz, Krinkle, Knsterle, Lennart97, LeonardH,
Lignomontanus, Looi, LvdMoosdijk, M0, Magere Hein, Maiella, Mamaberry11, Marwijk, Mexicano, Michiel1972, Migdejong, Minuteman, Mofrikaantje, MoiraMoira, Muijz, Nachtwerker,
Narayan, Nederlandse Leeuw, Olivier Bommel, Ortjens, Patrick, Paul K., PeterMeuris, Pompidom, Rachelom, Rex, Richardw, RickRoll, Rikipedia, Robbtj, RoboRex, Romaine, RonaldB,
Sabatain, Sally Mens, SanderSpek, Serassot, Servien, Silver Spoon, Sir Iain, Skuipers, Sonuwe, TaalVerbeteraar, Taalvos, Taketa, Tnd, Troefkaart, Tropische Storm Sven, VanBuren, Verrekijker,
Vinvlugt, Wenceslas, Wester, Wester2005, Woodcutterty, Woudpiek, , 63 anonieme bewerkingen
Grondwetsherziening van 1848 Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?oldid=37957169 Auteurs: 3wisemen, AleichemAWB, Bemoeial, Dolfy, Donjanssen, DRahier, Edoderoo, Edwinb,
Emelha, ErikvanB, Falcongj, Grmbl76, JanB46, Johan Kwisthout, Joostik, Karel Anthonissen, Linkin, Looi, Luc., Luijt, Mexicano, MrBlueSky, Mtcv, Patrick, Qwertyus, TRBlom, Tdevries,
Trafo, 12 anonieme bewerkingen

252

Afbeeldingsbronnen, licenties en bijdragers

Afbeeldingsbronnen, licenties en bijdragers


Bestand:Fairytale bookmark.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Fairytale_bookmark.png Licentie: GNU General Public License Auteurs: Caihua (
http://www.magiclinux.org)
Bestand:Hendrick Avercamp - Winterlandschap met ijsvermaak.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hendrick_Avercamp_-_Winterlandschap_met_ijsvermaak.jpg
Licentie: Public Domain Auteurs: BoH, Bukk, CommonsDelinker, Shakko, Vincent Steenberg
Bestand:Portal icon.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Portal_icon.svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0 Auteurs: damian en pascal
Afbeelding:Nuvola single chevron right.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Nuvola_single_chevron_right.svg Licentie: GNU Lesser General Public License Auteurs:
en:David Vignoni, User:Stannered
Bestand:5500vc ex leg.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:5500vc_ex_leg.jpg Licentie: onbekend Auteurs: RACM & TNO
Bestand:Schema Villa Rustica.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Schema_Villa_Rustica.jpg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 2.0 Auteurs:
de:User Manuel Heinemann
Bestand:50nc ex leg copy.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:50nc_ex_leg_copy.jpg Licentie: onbekend Auteurs: RACM & TNO
Bestand:Les Trs Riches Heures du duc de Berry mars.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Les_Trs_Riches_Heures_du_duc_de_Berry_mars.jpg Licentie: Public
Domain Auteurs: AndreasPraefcke, Bukk, Hekerui, Jastrow, MatthiasKabel, Mel22, Petrusbarbygere, Ranveig, Xenophon, Zolo,
Bestand:Codex egberti - egbert.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Codex_egberti_-_egbert.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Cancre, Dsmdgold, Felistoria,
GDK, OsamaK
Bestand:Werken van Barmhartigheid, Meester van Alkmaar (1504).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Werken_van_Barmhartigheid,_Meester_van_Alkmaar_(1504).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Jdsteakley, Kameraad Pjotr, Mattes,
Shakko, Vincent Steenberg
Bestand:Verovering van Rhenen.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Verovering_van_Rhenen.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: BoH, Stomme, Vincent
Steenberg, 3 anonieme bewerkingen
Bestand:Master of the St Elizabeth Panels 001.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Master_of_the_St_Elizabeth_Panels_001.jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
Dinsdagskind, Vincent Steenberg, Zolo
Bestand:VROOM Hendrick Cornelisz The Arrival at Vlissingen of the Elector Palatinate Frederick V.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:VROOM_Hendrick_Cornelisz_The_Arrival_at_Vlissingen_of_the_Elector_Palatinate_Frederick_V.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue
Tulip, Bukk, Jan Arkesteijn, Mattes, Mcke, Rlbberlin, Sterntreter, Stunteltje, Vincent Steenberg
Bestand:Thetriumphofdeath.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Thetriumphofdeath.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Balbo, Bogomolov.PL, Danny-w, Dfred,
Evrik, G.dallorto, Lewenstein, Marvinus, Mattes, Pufacz, Quibik, Rythin, Testus, 3 anonieme bewerkingen
Bestand:De Bry 1c.JPG Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:De_Bry_1c.JPG Licentie: Public Domain Auteurs: AtelierMonpli, Ecelan, Fredou, Jarekt, Joop Rotte,
Omegastar19, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Rembrandt - Judas repentent.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Rembrandt_-_Judas_repentent.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Auntof6, BoH, Ham,
Testus, Vincent Steenberg
Bestand:De zielenvisserij - Fishing for souls (Adriaen Pietersz. van de Venne).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:De_zielenvisserij_-_Fishing_for_souls_(Adriaen_Pietersz._van_de_Venne).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Bukk,
Kweniston, Mattes, Vincent Steenberg, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Jan Steen - Adolf en Catharina Croeser aan de Oude Delft 1655.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Jan_Steen_-_Adolf_en_Catharina_Croeser_aan_de_Oude_Delft_1655.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Docu, Ilse@, Jan Arkesteijn,
Mcke, Rudolphous, Shakko, Thib Phil, Vincent Steenberg
Bestand:Hendrik Willem Schweickhardt - Landschap met vissers en turfstekende boeren in het laagveen.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hendrik_Willem_Schweickhardt_-_Landschap_met_vissers_en_turfstekende_boeren_in_het_laagveen.jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
BoH, Bukk, Bullenwchter, JanB46, Vincent Steenberg, Zolo
Bestand:Jan Asselijn - The Threatened Swan.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Jan_Asselijn_-_The_Threatened_Swan.jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
BeatrixBelibaste, Bukk, Davepape, Dcoetzee, Ilse@, Mattes, Mr.Dantes, Pitke, Vincent Steenberg
Bestand:The IJ at Amsterdam with the former flagship 'Gouden Leeuw' (Willem van de Velde II).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:The_IJ_at_Amsterdam_with_the_former_flagship_'Gouden_Leeuw'_(Willem_van_de_Velde_II).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue
Tulip, Bukk, Kweniston, Lna, Martin H., Mattes, Rudolphous, Sterntreter, Stunteltje, Vincent Steenberg
Bestand:Het Groote Tafereel der Dwaasheid, Wie redeneeren wil is mis, men vind de Lapis by de gis.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Het_Groote_Tafereel_der_Dwaasheid,_Wie_redeneeren_wil_is_mis,_men_vind_de_Lapis_by_de_gis.jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
BoH, Mdd, J
Bestand:Runderpest in Nederland 18e eeuw.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Runderpest_in_Nederland_18e_eeuw.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Jacobus
Eussen
Bestand:Amsterdam 1787.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Amsterdam_1787.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, Arch, Avron, Bukk, Jane023,
Jarekt, Joop Rotte, Jvhertum, Mattes, Vincent Steenberg, Zolo
Bestand:Christiaan Andriessen - Een jongen op straat aangevallen door een slagersjongen met een hakmes.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Christiaan_Andriessen_-_Een_jongen_op_straat_aangevallen_door_een_slagersjongen_met_een_hakmes.jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
Christiaan Andriessen
Bestand:Stedman-hanging.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Stedman-hanging.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Cristoforo dall'Acqua
Bestand:Elias Spanier - Leve mijnheer Van Houten.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Elias_Spanier_-_Leve_mijnheer_Van_Houten.jpg Licentie: Public Domain
Auteurs: Elias Spanier (printer), Dirk Anthonie Thieme & Martinus Nijhoff (publishers)
Bestand:Afsluitdijk 01.JPG Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Afsluitdijk_01.JPG Licentie: Public Domain Auteurs: Alfredobi
Bestand:Johan Braakensiek-Doovemansdeur.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Johan_Braakensiek-Doovemansdeur.jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
AndreasPraefcke, BoH, Oursana
Bestand:Buchenwald Prisoners 83718.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Buchenwald_Prisoners_83718.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Mtsmallwood, Pieter
Kuiper, USHMM, 3 anonieme bewerkingen
Bestand:T.goy.luchtfoto.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:T.goy.luchtfoto.jpg Licentie: Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 Unported Auteurs: China
Crisis
Bestand:Kraakpand ontruiming Damrak.jpeg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Kraakpand_ontruiming_Damrak.jpeg Licentie: Creative Commons
Attribution-Sharealike 2.0 Auteurs: Karen Eliot
Bestand:Ministerie van VROM Den Haag.jpeg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Ministerie_van_VROM_Den_Haag.jpeg Licentie: Creative Commons Attribution 2.0
Auteurs: Jason Turner
Bestand:Flag of Europe.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_Europe.svg Licentie: Public Domain Auteurs: User:Verdy p, User:-xfi-, User:Paddu,
User:Nightstallion, User:Funakoshi, User:Jeltz, User:Dbenbenn, User:Zscout370
Bestand:portal.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Portal.svg Licentie: Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 Unported Auteurs: Portal.svg: Pepetps
derivative work: Bitplane (talk)
Bestand:Romeinse wachttoren fort vechten netherlands.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Romeinse_wachttoren_fort_vechten_netherlands.jpg Licentie: Creative
Commons Attribution-Sharealike 3.0 Auteurs: Niels Bosboom

253

Afbeeldingsbronnen, licenties en bijdragers


Bestand:Modern boundary stone of the Roman Empire.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Modern_boundary_stone_of_the_Roman_Empire.jpg Licentie: Creative
Commons Attribution 2.0 Auteurs: Bibi Saint-Pol, Closeapple, ComputerHotline, Flamarande, FlickrLickr, FlickreviewR, Foroa, G.dallorto, Gerardus, JanB46, Mac9, Man vyi, Wimpi, Wst
Bestand:Solidus-Constantius Gallus-thessalonica RIC 149.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Solidus-Constantius_Gallus-thessalonica_RIC_149.jpg Licentie: GNU
Free Documentation License Auteurs: AnRo0002, Carlomorino, Cristiano64, G.dallorto, Paradoctor, Saperaud, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:romeinen kaart.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Romeinen_kaart.png Licentie: Creative Commons Attribution 3.0 Auteurs: Arwin Kossen
Bestand:Spiegel Historiael.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Spiegel_Historiael.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Jacob van Maerlant
Bestand:800nc ex leg.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:800nc_ex_leg.jpg Licentie: onbekend Auteurs: RACM & TNO
Bestand:Lex Salica Vandalgarius.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Lex_Salica_Vandalgarius.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Vandalgrius
Bestand:Karl Martell.JPG Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Karl_Martell.JPG Licentie: Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 Unported Auteurs: J. Patrick
Fischer
Bestand:Willibrord.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Willibrord.jpg Licentie: onbekend Auteurs: User Jeronimus72 on nl.wikipedia
Bestand:Charlemagne denier Mayence 812 814.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Charlemagne_denier_Mayence_812_814.jpg Licentie: Creative Commons
Attribution-Sharealike 3.0 Auteurs: PHGCOM
Bestand:Lothar I.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Lothar_I.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Acoma, Mhmrodrigues, Michail
Bestand:Gravensteengent22042008.JPG Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Gravensteengent22042008.JPG Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: Paul
Hermans
Bestand:Lotharingen-959.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Lotharingen-959.svg Licentie: Creative Commons Zero Auteurs: User:Joostik
Bestand:Domburg-Nehalennia-Wd.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Domburg-Nehalennia-Wd.jpg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike
3.0,2.5,2.0,1.0 Auteurs: Ben Pirard
Bestand:Aken dom.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Aken_dom.jpg Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: AnRo0002, Error, LambaJan,
Till.niermann, Ultratomio
Bestand:Karolingischer Buchmaler um 820 001.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Karolingischer_Buchmaler_um_820_001.jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
AnRo0002, AndreasPraefcke, Batchheizer, Dsmdgold, Kurpfalzbilder.de, Mattis, Vol de nuit, 2 anonieme bewerkingen
Bestand:Sint Elisabethsvloed 1421.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Sint_Elisabethsvloed_1421.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, Deadstar,
Dinsdagskind, Gouwenaar, Kameraad Pjotr, Kresspahl, Mattes, Vincent Steenberg, Zolo, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Bubonic plague map 2.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Bubonic_plague_map_2.png Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: Original
uploader was Bunchofgrapes at en.wikipedia
Bestand:Aardenburg - Sint-Baafskerk 5.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Aardenburg_-_Sint-Baafskerk_5.jpg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike
3.0 Auteurs: LimoWreck
Bestand:Septem-artes-liberales Herrad-von-Landsberg Hortus-deliciarum 1180.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Septem-artes-liberales_Herrad-von-Landsberg_Hortus-deliciarum_1180.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Herrad von Landsberg
Bestand:Bruge Belfry.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Bruge_Belfry.jpg Licentie: Creative Commons Attribution 3.0 Auteurs: Graham Richter
Bestand:Godfrey_of_Bouillon,_holding_a_pollaxe._(Manta_Castle,_Cuneo,_Italy.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Godfrey_of_Bouillon,_holding_a_pollaxe._(Manta_Castle,_Cuneo,_Italy.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Maestro del Castello della
Manta
Bestand:Friezen vallen de toren van Damiate aan.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Friezen_vallen_de_toren_van_Damiate_aan.jpg Licentie: onbekend Auteurs:
Original uploader was Arwin7 at nl.wikipedia
Bestand:Political map of the Low Countries (1350)-NL.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Political_map_of_the_Low_Countries_(1350)-NL.svg Licentie: Creative
Commons Attribution-Sharealike 3.0 Auteurs: User:Sir Iain
Bestand:Upstalsboommeyer.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Upstalsboommeyer.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Pixelfehler 16:24, 21 August 2006 (UTC)
Bestand:Siegfried van Luxemburg.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Siegfried_van_Luxemburg.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Original uploader was Mister
J. at nl.wikipedia
Bestand:Ghent cannon.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Ghent_cannon.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Karelj
Bestand:Castle Arenberg, Katholieke Universiteit Leuven adj.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Castle_Arenberg,_Katholieke_Universiteit_Leuven_adj.jpg
Licentie: Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 Unported Auteurs: Juhanson
Bestand:Retable de l'Agneau mystique.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Retable_de_l'Agneau_mystique.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Bukk, Erwin,
Mel22, Olivier2, Petrusbarbygere, Sailko
Bestand:Philippe IV Le Bel.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Philippe_IV_Le_Bel.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Beria, Bibi Saint-Pol, Ecummenic, Lna,
Muriel Gottrop, Olivier2, Powerek38, (Searobin), 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Goedendag flamenco.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Goedendag_flamenco.jpg Licentie: Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 Unported
Auteurs: Nazanian
Bestand:Charles the Bold 1460.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Charles_the_Bold_1460.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Beek100, Flcelloguy, HBook,
Jagrob, JdH, Lupo, Mel22, Montmorency1, Oursana, Rootology, Shakko, Sidonius, Sir Gawain, 4 anonieme bewerkingen
Bestand:Bernhard Strigel 003.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Bernhard_Strigel_003.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Albertomos, BoH, Dierker, Docu,
Ecummenic, Elphion, Gryffindor, Iustinus, Krschner, Louis le Grand, Mattes, Mhmrodrigues, Michail, PKM, Shakko, Thomas Mirtsch, Werckmeister, Wolfmann, 5 anonieme bewerkingen
Bestand:Rudolf Agricola.JPG Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Rudolf_Agricola.JPG Licentie: Public Domain Auteurs: Jonathan Gro, Marcus Cyron, Mutter Erde
Bestand:Voelkerwanderungkarte.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Voelkerwanderungkarte.png Licentie: Public Domain Auteurs: Alno, Euku, FJ-de, Jungpionier,
Ulamm, Ultrogothe, Warburg, 3 anonieme bewerkingen
Bestand:Karte vlkerwanderung.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Karte_vlkerwanderung.jpg Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: Sansculotte
Bestand:Banner of the Holy Roman Emperor (after 1400).svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Banner_of_the_Holy_Roman_Emperor_(after_1400).svg Licentie:
Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 Unported Auteurs: N3MO
Bestand:Flag of Germany (3-2 aspect ratio).svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_Germany_(3-2_aspect_ratio).svg Licentie: Public Domain Auteurs:
User:Mmxx
Bestand:Flag of the German Empire.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_the_German_Empire.svg Licentie: Public Domain Auteurs: User:B1mbo and
User:Madden
Bestand:Flagge Preuen - Provinz Ostpreuen.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flagge_Preuen_-_Provinz_Ostpreuen.svg Licentie: Public Domain Auteurs:
David Liuzzo
Bestand:Flag of Germany (1946-1949).svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_Germany_(1946-1949).svg Licentie: Public Domain Auteurs: User:B1mbo
Bestand:Flag of Germany.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_Germany.svg Licentie: Public Domain Auteurs: User:Madden, User:SKopp
Bestand:Flag of East Germany.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_East_Germany.svg Licentie: Public Domain Auteurs: Flaggenentwurf: unbekannt diese
Datei: Jwnabd
Bestand:Great famine.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Great_famine.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AndreasPraefcke, Bukk, Cirt, Dsmdgold, Howcheng,
JMCC1, Jonkerz, Mariule, Mattes, Shakko, Warburg, Wst,
Bestand:Il Morbetto.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Il_Morbetto.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Cirt, Mattes, Wst, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Doktorschnabel 430px.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Doktorschnabel_430px.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Paul Frst (after J Columbina)
Bestand:Plague hospital in Vienna 1679.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Plague_hospital_in_Vienna_1679.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Celsius,
DO11.10, Eknuf, G.dallorto, Gryffindor, Paddy, Wst
Bestand:The Plague, 1898.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:The_Plague,_1898.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Hendrike 09:15, 27 November 2007 (UTC)

254

Afbeeldingsbronnen, licenties en bijdragers


Bestand:Siege orleans.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Siege_orleans.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Cecil, Dake, Ec.Domnowall, FSII, Multichill, Olivier2,
Pe-Jo, Picture Master, Shakko, Thib Phil, Traumrune, , 2 anonieme bewerkingen
Bestand:France moderne.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:France_moderne.svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0,2.5,2.0,1.0 Auteurs:
Adelbrecht
Bestand:Blason Castille Lon.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Blason_Castille_Lon.png Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: user:Odejea
Bestand:Royal arms of Scotland.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Royal_arms_of_Scotland.svg Licentie: Public Domain Auteurs: BrightRaven, Darwinius,
DrKiernan, Ewan McTeagle, Fry1989, Karol007, Lokal Profil, Zigeuner, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Armoiries Majorque.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Armoiries_Majorque.png Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: user:Odejea
Bestand:Blason Jean de Bohme.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Blason_Jean_de_Bohme.svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0,2.5,2.0,1.0
Auteurs: User:Manassas
Bestand:Armas de Aragon.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Armas_de_Aragon.png Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: User:Willtron
Bestand:COA fr BRE.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:COA_fr_BRE.svg Licentie: Public Domain Auteurs: User:Brieg
Bestand:Royal Arms of England (1399-1603).svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Royal_Arms_of_England_(1399-1603).svg Licentie: Creative Commons
Attribution-Sharealike 3.0,2.5,2.0,1.0 Auteurs: Sodacan
Bestand:Blason fr Bourgogne.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Blason_fr_Bourgogne.svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0,2.5,2.0,1.0
Auteurs: Zigeuner
Bestand:Blason de l'Aquitaine et de la Guyenne.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Blason_de_l'Aquitaine_et_de_la_Guyenne.svg Licentie: Creative Commons
Attribution 2.5 Auteurs: Peter17
Bestand:PortugueseFlag1385.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:PortugueseFlag1385.svg Licentie: Creative Commons Attribution-ShareAlike 1.0 Generic Auteurs:
User:Brian Boru, User:Nuno Tavares
Bestand:Navarre Arms.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Navarre_Arms.svg Licentie: onbekend Auteurs: Ipankonin
Bestand:Blason comte-des-Flandres.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Blason_comte-des-Flandres.svg Licentie: Creative Commons Zero Auteurs: Benzebuth198
Bestand:Hainaut Modern Arms.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hainaut_Modern_Arms.svg Licentie: onbekend Auteurs: Ipankonin
Bestand:Luxembourg New Arms.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Luxembourg_New_Arms.svg Licentie: onbekend Auteurs: Ipankonin
Bestand:Holy Roman Empire Arms-single head.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Holy_Roman_Empire_Arms-single_head.svg Licentie: onbekend Auteurs:
Ipankonin
Bestand:Battle of crecy froissart.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Battle_of_crecy_froissart.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: BeatrixBelibaste, Beyond My
Ken, Bibi Saint-Pol, Bkwillwm, Bukvoed, Interpretix, Kirill Lokshin, Markus3, Shakko, Urban, William Jexpire, 3 anonieme bewerkingen
Bestand:Agincour.JPG Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Agincour.JPG Licentie: Public Domain Auteurs: Dsmdgold, EugeneZelenko, Kirill Lokshin, Martin H.,
Neuceu, Sebastian Wallroth, Shakko, William Jexpire, 3 anonieme bewerkingen
Bestand:Europe in 1430.PNG Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Europe_in_1430.PNG Licentie: Public Domain Auteurs: Lynn H. Nelson
Bestand:Flag of None.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_None.svg Licentie: Public Domain Auteurs: concept: Rainer Zenz (2005) SVG and small adaptions:
Guillermo Romero (Huhsunqu) and user Zscout370
Bestand:Flag of the Confederation of the Rhine.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_the_Confederation_of_the_Rhine.svg Licentie: Public Domain Auteurs:
Antemister,
Bestand:Flag of the Habsburg Monarchy.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_the_Habsburg_Monarchy.svg Licentie: Public Domain Auteurs: Sir Iain,
earlier version by ThrashedParanoid and Peregrine981.ThrashedParanoid
Bestand:Flag of Prussia (1803).gif Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_Prussia_(1803).gif Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: Jaume Oll
Bestand:Early Swiss cross.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Early_Swiss_cross.svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0 Auteurs:
User:Dbachmann
Bestand:Prinsenvlag.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Prinsenvlag.svg Licentie: Public Domain Auteurs: Artem Karimov, Bender235, Cirt, Cycn, Erlenmeyer,
Golradir, Havang(nl), Homo lupus, JdH, Ludger1961, Mattes, Miyamaki, Oren neu dag, Rene Bekker, Sceptic, TRAJAN 117, Vincent Steenberg, 4 anonieme bewerkingen
Bestand:Banner of the Holy Roman Emperor with haloes (1400-1806).svg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Banner_of_the_Holy_Roman_Emperor_with_haloes_(1400-1806).svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0 Auteurs: David
Liuzzo, eagle by N3MO
Bestand:CoA-Holy-Roman-Empire.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:CoA-Holy-Roman-Empire.png Licentie: Creative Commons Attribution 3.0 Auteurs:
Original by User:David_Liuzzo, modified by User:Paul2
Bestand:Holy-Roman-Empire-1550.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Holy-Roman-Empire-1550.jpg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike
3.0,2.5,2.0,1.0 Auteurs: Paul2
Bestand:Imperial Circles-2005-10-15-de.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Imperial_Circles-2005-10-15-de.png Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike
2.0 Auteurs: Electionworld, Erik Warmelink, Michail, Romanm, Zykasaa
Bestand:Austrian imperial crown dsc02787.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Austrian_imperial_crown_dsc02787.jpg Licentie: Creative Commons
Attribution-Sharealike 2.0 Auteurs: User:David.Monniaux
Bestand:Map of the Holy Roman Empire in the 10th century.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Map_of_the_Holy_Roman_Empire_in_the_10th_century.png
Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: Billinghurst, David Liuzzo, Kintetsubuffalo, Ras67, Rex Germanus, RobNS, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Weltliche Schatzkammer Wien (189).JPG Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Weltliche_Schatzkammer_Wien_(189).JPG Licentie: Public Domain Auteurs:
MyName (Gryffindor)
Bestand:Wappen Kaiser Joseph II. 1765 (Gro).png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Wappen_Kaiser_Joseph_II._1765_(Gro).png Licentie: Public Domain Auteurs:
Hochgeladen von David Liuzzo
Bestand:Commons-logo.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Commons-logo.svg Licentie: logo Auteurs: SVG version was created by User:Grunt and cleaned up by
3247, based on the earlier PNG version, created by Reidab.
Bestand:Montfoort Willeskop Natuurgebied.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Montfoort_Willeskop_Natuurgebied.jpg Licentie: Creative Commons
Attribution-Sharealike 2.5 Auteurs: Onderwijsgek
Bestand:Historical map of Waddinxveen the Netherlands.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Historical_map_of_Waddinxveen_the_Netherlands.jpg Licentie:
Creative Commons Attribution 3.0 Auteurs: ErfgoedZH
Bestand:Kaart Hanzesteden en handelsroutes.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Kaart_Hanzesteden_en_handelsroutes.jpg Licentie: Creative Commons
Attribution-Sharealike 3.0,2.5,2.0,1.0 Auteurs: Doc Brown
Bestand:Hansehausantwerpen.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hansehausantwerpen.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: unknown, probably working in Bremen
Bestand:Bryggen, Bergen3.JPG Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Bryggen,_Bergen3.JPG Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 2.5 Auteurs:
User:Agtfjott
Bestand:Hanseatic league.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hanseatic_league.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Bukk, Flominator, Mattes, Schimmelreiter,
Tolanor, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Haupthandelsroute Hanse.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Haupthandelsroute_Hanse.png Licentie: Public Domain Auteurs: Flo Beck, Ies, Kresspahl,
OwenBlacker, Piotrus, Ras67, Thuresson, 2 anonieme bewerkingen
Bestand:Carta Marina.jpeg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Carta_Marina.jpeg Licentie: Public Domain Auteurs: Olaus Magnus
Bestand:Tallinn & Helsinki 046 - Tallinn Town Hall.jpeg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Tallinn_&_Helsinki_046_-_Tallinn_Town_Hall.jpeg Licentie: GNU Free
Documentation License Auteurs: Original uploader was Luis rib at en.wikipedia
Bestand:Vitalienbrueder.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Vitalienbrueder.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: r_gassenhower

255

Afbeeldingsbronnen, licenties en bijdragers


Bestand:Luebeck-1641-Merian.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Luebeck-1641-Merian.jpg Licentie: onbekend Auteurs: BLueFiSH.as, Kresspahl, Mogelzahn,
Nairem, Oursana, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Holstentor04.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Holstentor04.jpg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 2.0 Auteurs: Glenn Strong
Bestand:Pl gdansk zuraw dlugiepobrzeze2006.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Pl_gdansk_zuraw_dlugiepobrzeze2006.jpg Licentie: Creative Commons
Attribution-Sharealike 2.5 Auteurs: Rafal Konkolewski
Bestand:Heinrich Sudermann.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Heinrich_Sudermann.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AndreasPraefcke, Der Bischof mit der
E-Gitarre, Kresspahl, Krschner, Raymond
Bestand:Luebische Mark.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Luebische_Mark.jpg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0,2.5,2.0,1.0 Auteurs:
Sebastian Sonntag
Bestand:Behrens 66.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Behrens_66.jpg Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: Carlomorino, Drdoht, Kresspahl,
Saperaud, Shakko, Xenophon, 2 anonieme bewerkingen
Bestand:Wendentaler lueneburg1541.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Wendentaler_lueneburg1541.png Licentie: Public Domain Auteurs: Bookscan by Herrick
Bestand:Wismar Witten 1379 788425.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Wismar_Witten_1379_788425.jpg Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs:
CNG
Bestand:Hansa ships of the XIVth and XVth centuries.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hansa_ships_of_the_XIVth_and_XVth_centuries.png Licentie: Public
Domain Auteurs: Credited as "Original Drawings by Willy Stwer"
Bestand:Hanse Hamburg.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hanse_Hamburg.svg Licentie: Public Domain Auteurs: N3MO
Bestand:Flag of Hamburg.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_Hamburg.svg Licentie: Public Domain Auteurs: User:Greentubing
Bestand:Hanse Danzig.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hanse_Danzig.svg Licentie: Public Domain Auteurs: N3MO
Bestand:Gdansk flag.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Gdansk_flag.svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 2.5 Auteurs: User:Pitert
Bestand:Karte Haus Burgund 4 EN.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Karte_Haus_Burgund_4_EN.png Licentie: onbekend Auteurs: Marco Zanoli (sidonius 12:09,
2 May 2008 (UTC))
Bestand:Escut d'armes dels Blanes.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Escut_d'armes_dels_Blanes.svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0
Auteurs: User:Xavigivax, Xavigivax (Taller de Herldica y Vexilologa in the Spanish Wikipedia )
Bestand:Guelders-Jlich Arms.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Guelders-Jlich_Arms.svg Licentie: onbekend Auteurs: Ipankonin
Bestand:Arms of the Duke of Burgundy (1364-1404).svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Arms_of_the_Duke_of_Burgundy_(1364-1404).svg Licentie: Creative
Commons Attribution-Sharealike 3.0,2.5,2.0,1.0 Auteurs: Heralder
Bestand:Flag of the Low Countries.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_the_Low_Countries.svg Licentie: Creative Commons Attribution 3.0 Auteurs:
Adelbrecht
Bestand:Oostenrijkse Nederlanden Vlag.gif Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Oostenrijkse_Nederlanden_Vlag.gif Licentie: GNU Free Documentation License
Auteurs: Stijn Calle?
Bestand: Flag of the Brabantine Revolution.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_the_Brabantine_Revolution.svg Licentie: Public Domain Auteurs: Anno16
Bestand:Flag of the Batavian Republic.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_the_Batavian_Republic.svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike
3.0 Auteurs: Adelbrecht (talk)
Bestand:Flag of France.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_France.svg Licentie: Public Domain Auteurs: User:SKopp, User:SKopp, User:SKopp,
User:SKopp, User:SKopp, User:SKopp
Bestand:Flag of the Netherlands.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_the_Netherlands.svg Licentie: Public Domain Auteurs: Zscout370
Bestand:Flag of Belgium.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_Belgium.svg Licentie: Public Domain Auteurs: Aaker, Anime Addict AA, Artem Karimov,
Avala, Bean49, Calandrella, Cathy Richards, Cristan, David Descamps, David1010, Denelson83, Docu, Erlenmeyer, Evanc0912, F. F. Fjodor, Fry1989, Homo lupus, IvanOS, Juetho, Klemen
Kocjancic, Lennart, MAXXX-309, Mattes, Megaman en m, Ms2ger, Neq00, Oreo Priest, Reisio, Ricordisamoa, Rinkio, Rocket000, SKopp, Sarang, SiBr4, Sir Iain, Sojah, TeunSpaans,
ThomasPusch, Warddr, Wester, Zscout370, 9 anonieme bewerkingen
Bestand:flag of Luxembourg.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_Luxembourg.svg Licentie: Public Domain Auteurs: User:SKopp
Bestand:CoA-Habsburg-Netherlands.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:CoA-Habsburg-Netherlands.png Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike
3.0,2.5,2.0,1.0 Auteurs: original by Buho07 modification by Paul2
Bestand:Charles I and V empire.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Charles_I_and_V_empire.png Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: Mikel
Gonzlez
Afbeelding:Spanish_Netherlands.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Spanish_Netherlands.svg Licentie: Creative Commons Attribution 3.0 Auteurs: David
Descamps
Bestand:3 Geuzenpenning, halve maan.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:3_Geuzenpenning,_halve_maan.jpg Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs:
Original uploader was Kees38 at nl.wikipedia
Bestand:BattleOfHeiligerlee.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:BattleOfHeiligerlee.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, AndreasPraefcke, Blue Tulip,
Conscious, HenkvD, JdH, Joop Rotte, Kweniston, Man vyi, Nicke L, Voyager, 2 anonieme bewerkingen
File:Habsburg Map 1547.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Habsburg_Map_1547.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: edited by Sir Adolphus William Ward, G.W.
Prothero, Sir Stanley Mordaunt Leathes
Bestand:Martin Luther 2.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Martin_Luther_2.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Fedi, Jmabel, Wst
Bestand:Calvinus.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Calvinus.jpg Licentie: onbekend Auteurs: Original uploader was Andre Engels at nl.wikipedia
Bestand:Antonio Moro - Willem I van Nassau.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Antonio_Moro_-_Willem_I_van_Nassau.jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
Beria, Boo-Boo Baroo, Bukk, Dedden, Diomede, Ecummenic, JdH, Mattes, Shakko, Sir Gawain, Vincent Steenberg, YPS, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Portrait of Philip II of Spain by Sofonisba Anguissola - 002b.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Portrait_of_Philip_II_of_Spain_by_Sofonisba_Anguissola_-_002b.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: User:ADGE, User:Gryffindor,
User:YK Times
Bestand:Capture of Valenciennes in 1566-67 (Frans Hogenberg).jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Capture_of_Valenciennes_in_1566-67_(Frans_Hogenberg).jpg
Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Kweniston, Mica, Olivier2, Omegastar19
Bestand:Tizian 060.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Tizian_060.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Aavindraa, Beria, Blacklake, Bukk, Ecummenic, LTB,
Mattes, Oursana, Pe-Jo, Razr, Sailko, Shakko, Testus, Zaqarbal, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Capture of Brielle, April 1 1572 (Frans Hogenberg).jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Capture_of_Brielle,_April_1_1572_(Frans_Hogenberg).jpg
Licentie: Public Domain Auteurs: AndreasPraefcke, Blue Tulip, Christian1985, Kweniston, Mcke, Vincent Steenberg, Zolo
Bestand:Tachtigjarigeoorlog-1572a.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Tachtigjarigeoorlog-1572a.png Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike
3.0,2.5,2.0,1.0 Auteurs: Stuntelaar, gebaseerd op onder andere en
Bestand:Veen01.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Veen01.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Mattes, Mcke, Sandik, Vincent Steenberg
Bestand:Spaansefurie.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Spaansefurie.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Original uploader was Ellywa at nl.wikipedia
Bestand:John of Austria portrait.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:John_of_Austria_portrait.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Beria, Brandmeister,
Ecummenic, Scewing, Thomas Gun
Bestand:Batalla de Gembloux 1578.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Batalla_de_Gembloux_1578.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Jeanhousen,
Kweniston, Mikelele, 2 anonieme bewerkingen
Bestand:Tachtigjarigeoorlog-1579.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Tachtigjarigeoorlog-1579.png Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0
Auteurs: User:Stuntelaar

256

Afbeeldingsbronnen, licenties en bijdragers

257

Bestand:Intocht hertog van Anjou in Antwerpen.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Intocht_hertog_van_Anjou_in_Antwerpen.jpg Licentie: Public Domain
Auteurs: Blue Tulip, BoH, Jeanhousen, Kweniston, Vincent Steenberg, Zil, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Vaenius - Alexander Farnese.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Vaenius_-_Alexander_Farnese.png Licentie: Public Domain Auteurs: Bukk, Frank
Schulenburg, G.dallorto, Lencer, Marv1N, Mattes
Bestand:Invincible Armada.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Invincible_Armada.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: English School, 16th century
Bestand:Michiel Jansz van Mierevelt - Maurits van Nassau, prins van Oranje en Stadhouder.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Michiel_Jansz_van_Mierevelt_-_Maurits_van_Nassau,_prins_van_Oranje_en_Stadhouder.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Bukk,
Dedden, JdH, Tancrde, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Slag bij Nieuwpoort.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Slag_bij_Nieuwpoort.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Druifkes, JoJan, Kameraad
Pjotr, Kweniston, Labattblueboy, Mattes, Vincent Steenberg, Zeisterre, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Sitio de Ostende.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Sitio_de_Ostende.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Bukk, DenghiComm, JoJan,
Kweniston, LTB, Vincent Steenberg
Bestand:Decaptitation of Johan van Oldenbarnevelt - Onthoofding van Oldenbarnevelt (Iustitie aen Ian van Oldenbarnevelt geschiet )(1619, Claes Jansz. Visscher).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Decaptitation_of_Johan_van_Oldenbarnevelt_-_Onthoofding_van_Oldenbarnevelt_(Iustitie_aen_Ian_van_Oldenbarnevelt_geschiet_)(1619,_Claes_Jansz._Visscher).jpg
Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Denniss, Jarekt, Kweniston, Vincent Steenberg, Wst
Bestand:De overgave van breda Velazquez.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:De_overgave_van_breda_Velazquez.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: user:Kjetil
r
Bestand:Hertogenbosch1629.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hertogenbosch1629.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Bukk, Jane023, Kweniston, LTB, Mattes,
Vincent Steenberg, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Reinier Nooms - Before the Battle of the Downs - c.1639.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Reinier_Nooms_-_Before_the_Battle_of_the_Downs_-_c.1639.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, Bukk, Jan Arkesteijn, JdH,
Kweniston, Siebrand, Vincent Steenberg
Bestand:De verovering van Hulst - The siege and capture of Hulst in 1645 (Hendrick de Meijer).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:De_verovering_van_Hulst_-_The_siege_and_capture_of_Hulst_in_1645_(Hendrick_de_Meijer).jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
AnRo0002, Blue Tulip, Jarekt, Kweniston, Mr.Dantes, Vincent Steenberg
Bestand:Westfaelischer Friede in Muenster (Gerard Terborch 1648).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Westfaelischer_Friede_in_Muenster_(Gerard_Terborch_1648).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, BlackIceNRW, Georg
Slickers, Ilse@, Jan Arkesteijn, JdH, Kameraad Pjotr, Kresspahl, Kweniston, Mattes, STBR, Schlendrian, UV, Vincent Steenberg, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Wikisource-logo.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Wikisource-logo.svg Licentie: logo Auteurs: Guillom, INeverCry, Jarekt, MichaelMaggs, NielsF,
Rei-artur, Rocket000
Bestand:Coat of arms of the republic of the united Netherlands (after 1665).svg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Coat_of_arms_of_the_republic_of_the_united_Netherlands_(after_1665).svg Licentie: onbekend Auteurs: Katepanomegas
Bestand:Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Republiek_der_Zeven_Verenigde_Nederlanden.svg Licentie: Creative
Commons Zero Auteurs: User:Joostik
Bestand:Locator Burgundian Circle.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Locator_Burgundian_Circle.svg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0
Auteurs: Sir Iain
Bestand:Frans Hogenberg - Aanbieding van het Smeekschrift van de edelen.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Frans_Hogenberg_-_Aanbieding_van_het_Smeekschrift_van_de_edelen.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, BoH, Quibik,
Vincent Steenberg, Zolo
Bestand:Massacre of Naarden (1572) - Bloedbad van Naarden (Frans Hogenberg).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Massacre_of_Naarden_(1572)_-_Bloedbad_van_Naarden_(Frans_Hogenberg).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Anne97432, Blue Tulip,
Kweniston, Mcke, Vincent Steenberg, Zolo
Bestand:Unie van Utrecht.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Unie_van_Utrecht.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: unknown
Bestand:Grand Pensionary Johan de Witt.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Grand_Pensionary_Johan_de_Witt.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Boo-Boo
Baroo, Ecummenic, Ilse@, Kweniston, Lord Horatio Nelson, Mr.Dantes, Patstuart, Shakko, Vincent Steenberg
Bestand:Arrival of William III of Orange in England.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Arrival_of_William_III_of_Orange_in_England.jpg Licentie: Public
Domain Auteurs: "After a contemporary copperplate by Romain de Hooghe."
Bestand:Pachtersoproer.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Pachtersoproer.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Arend Fokke Sz.
Bestand:Vrijheidsboom Groningen 1795.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Vrijheidsboom_Groningen_1795.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: J.L. Hauck
Bestand:Seven United Netherlands Janssonius 1658.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Seven_United_Netherlands_Janssonius_1658.jpg Licentie: Public Domain
Auteurs: BenTels, Dedden, Electionworld, Frank Schulenburg, Joopr, Kintetsubuffalo, Slomox, TRAJAN 117, Vincent Steenberg, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:Great Assembly of the States-General in 1651 01.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Great_Assembly_of_the_States-General_in_1651_01.jpg Licentie:
Public Domain Auteurs: AnRo0002, Apdency, BoH, Bukk, CommonsDelinker, Ilse@, Jane023, Man vyi, Mattes, Mcke, MishaPan, Robert Prummel, Shakko, Vincent Steenberg, 1 anonieme
bewerkingen
Bestand:Staten van Holland (1625).jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Staten_van_Holland_(1625).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, BoH, Jan
Arkesteijn
Bestand:Cornelis Dusart Vismarkt.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Cornelis_Dusart_Vismarkt.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Mattes, Staszek99, Vincent
Steenberg
Bestand:Dutch V.O.C. factory in Hoegly (Hugli-Chuchura, Bengal)(Hendrik van Schuylenburgh, 1665).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Dutch_V.O.C._factory_in_Hoegly_(Hugli-Chuchura,_Bengal)(Hendrik_van_Schuylenburgh,_1665).jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
Ilse@, Jarekt, Kweniston, Roland zh, Smiley.toerist, Vincent Steenberg, Zolo
Bestand:Allegorie op visserij.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Allegorie_op_visserij.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Blue Tulip, BoH, Ilse@, Jan Arkesteijn,
Jarekt, Mattes, Rubenescio, Vincent Steenberg
File:Isaac Claesz. van Swanenburg - Het spinnen, het scheren van de ketting, en het weven.JPG Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Isaac_Claesz._van_Swanenburg_-_Het_spinnen,_het_scheren_van_de_ketting,_en_het_weven.JPG Licentie: Public Domain Auteurs: Druifkes
Bestand:Job Adriaensz. Berckheyde 001.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Job_Adriaensz._Berckheyde_001.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Vincent
Steenberg
Bestand:The-Synod-of-Dort-in-a-seventeenth-century-Dutch-engraving.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:The-Synod-of-Dort-in-a-seventeenth-century-Dutch-engraving.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, Liftarn, Luestling, Man vyi,
Ranveig, Umherirrender, Wst
File:Hendrick Cornelis Vroom Het uitzeilen van een aantal Oost-Indivaarders (1600).jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Hendrick_Cornelis_Vroom_Het_uitzeilen_van_een_aantal_Oost-Indivaarders_(1600).jpg Licentie: Public Domain Auteurs: A1000, Bukk, Jan
Arkesteijn, Kweniston, Mattes, Sterntreter, Stunteltje, Takeaway, Vincent Steenberg
File:Emanuel de Witte - De binnenplaats van de beurs te Amsterdam.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Emanuel_de_Witte_-_De_binnenplaats_van_de_beurs_te_Amsterdam.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, BoH, Bukk, Ixtzib,
Vincent Steenberg
Bestand:Amsterdam westerkerk met keizerskroon februari 2003b.jpg Bron:
http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Amsterdam_westerkerk_met_keizerskroon_februari_2003b.jpg Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: Original uploader was
Erik Zachte at nl.wikipedia Later versions were uploaded by Jcwf at nl.wikipedia.

Afbeeldingsbronnen, licenties en bijdragers


Bestand:The Nightwatch by Rembrandt.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:The_Nightwatch_by_Rembrandt.jpg Licentie: onbekend Auteurs: Bjankuloski06en,
Darkbosal, DeeMusil, Docu, Duesentrieb, Grff Matthias, Herald Alberich, Julia W, Kathovo, Mattes, Mcke, Mormegil, QWerk, Shakko, Takabeg, Tony Wills, UpstateNYer, Vincent Steenberg,
biczek
Bestand:VermeerMilkmaid.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:VermeerMilkmaid.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Calliopejen1, Decategorizer, Hohum, Ilse@,
Vincent Steenberg, Yuval Madar
Bestand:Balthasar van der Ast - Flowers and Fruit - WGA1040.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Balthasar_van_der_Ast_-_Flowers_and_Fruit_-_WGA1040.jpg
Licentie: Public Domain Auteurs: AnRo0002, Mattes, Vincent Steenberg
Bestand:Mercurius.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Mercurius.jpg Licentie: Bmz Auteurs: Fusslkopp, G.dallorto, Gerardus, Jane023, Jastrow, Paulbe,
QuartierLatin1968, Siebrand, Silence, Xenophon
File:Jan Verkolje - Antonie van Leeuwenhoek.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Jan_Verkolje_-_Antonie_van_Leeuwenhoek.jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
BoH, Bukk, Editr, Jan Arkesteijn, Jane023, Mattes, Shakko, Vasi, Vincent Steenberg, 1 anonieme bewerkingen
Bestand:LeidenOudeRijn.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:LeidenOudeRijn.jpg Licentie: Creative Commons Attribution-Sharealike 3.0 Auteurs: Erik Zachte
Bestand:LouisBonaparte Holland.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:LouisBonaparte_Holland.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Bohme, Darwinius,
Ecummenic, Gouwenaar, Ilse@, Jan Arkesteijn, Jimmy44, Mattes, McZusatz, TRAJAN 117, Vincent Steenberg, Wanduran, 3 anonieme bewerkingen
Bestand:Flag of Belgium (1830).svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_Belgium_(1830).svg Licentie: Public Domain Auteurs: Cycn, David Descamps, J. Patrick
Fischer, Madden, Mofrikaantje, Ms2ger, Sir Iain, TRAJAN 117, The RedBurn, Wouterhagens, 5 anonieme bewerkingen
Bestand:Flag of Luxembourg.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Flag_of_Luxembourg.svg Licentie: Public Domain Auteurs: User:SKopp
Bestand:Coat of arms of the Netherlands (1815-1907).svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Coat_of_arms_of_the_Netherlands_(1815-1907).svg Licentie: onbekend
Auteurs: Katepanomegas
Bestand:Map-Europe 1815-Netherlands.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Map-Europe_1815-Netherlands.svg Licentie: Creative Commons Attribution 3.0
Auteurs: User:Sir_Iain, User:52_Pickup
Bestand:1815-VerenigdKoninkrijkNederlanden.svg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:1815-VerenigdKoninkrijkNederlanden.svg Licentie: Creative Commons Zero
Auteurs: User:Joostik
Bestand:Het Koningkrijk der nederlanden 1816.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Het_Koningkrijk_der_nederlanden_1816.jpg Licentie: Public Domain Auteurs:
Weygand, F. J. Baarsel, Cornelis van Baarsel, Willem Cornelius van
Bestand:Vereinigteskoenigreich.png Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Vereinigteskoenigreich.png Licentie: GNU Free Documentation License Auteurs: User:Knsterle
Bestand:Thorbecke.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Thorbecke.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: Ilse@, Makthorpe, Rlbberlin, Stullkowski, Thuresson,
Vincent Steenberg
Bestand:Kneuterdijkconstitution.jpg Bron: http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Bestand:Kneuterdijkconstitution.jpg Licentie: Public Domain Auteurs: LooiNL

258

Licentie

Licentie
Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported
//creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/

259

You might also like