Professional Documents
Culture Documents
W AT IS PSYCHOLOGIE
Psychologie is een ruim bregrip dat doorheen de geschiedenis vaak andere invullingen
kreeg. Een éénduidige of allesomvattende omschrijving geven is vrijwel onmogelijk. De
psychologie wordt gekenmerkt door verschillende scholen, verschillende visies of
stromingen die elk door hun eigen bril naar de werkelijkheid kijken.
“Psychologie is de wetenschap van het gedrag en de psychische processen, die uit vele,
dikwijls tegenstrijdige tradities is ontstaan.” (Zimbardo, Weber & Johnson).
“Psychologie is een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mansen wordt bestudeerd
als de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de
omstandigheden waarin dat plaatsvindt.” (Rigter, 2004)
ALGEMENE PSYCHOLOGIE
De algemene psychologie richt zich op de ‘normale’, volwassen mens. Men bestudeert
o.a. leerprecessen, het geheigen, de motivatie, probleemoplossend denkek,...
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
De ontwikkelingspsychologie bestudeert de ontwikkelingvan de mens vanaf zijn
geboorte tot de volwassenheid en ouderdom. Men bestudeert o.a. de taalontwikkeling of
de cognitieve ontwikkeling (Piaget) of de ontwikkeling van de psycho-seksualiteit (Freud).
ARBEIDS- OF BEDRIJFSPSYCHOLOGIE
Dit deeldomein probeert vanuit theoretische principes van algemene en sociale
psychologie het leven binnen een organisatie werkbaar te houden voor iedereen. Het
houdt zich bezig met o.a. personeelsselectie, conflicthantering, ontwikkelen van
opleidingsprogramma’s, ergonomie (verbeteren van de organisatie en aanpassing van de
arbeid aan de mens).
Voorbeeldvraag: Wanneer je de werknemers beloont met een financiële premie, heeft dat
dan invloed op hun motivatie?
BIOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
De biologische psychologie onderzoekt de rol van de biologische factoren(hersenen,
zenuwstelsel, hormonen,…) bij de vorming en verandering van gedrag en mentale
processen.
Voorbeeldvraag: Wat gebeurt er ind e hersenen wanneer een persoon een moeilijk wiskundig
probleem probeert op te lossen?
SCHOOLPSYCHOLOGIE
Dit deeldomein legt de klemtoon op diagnose en behandeling van psychische- en
gedragsproblemen. Het kan hierbij gaan om de behandeling van een angststoornis, een
psychotische stoornis, een verslavingsproblematiek, enzoverder. Het verschil tussen een
psycholoog, een psychotherapeut en een psychiater (arts) is dat enkel de psychiater
mediactie mag voorschrijven indien hij/zij dit nodig acht.
DROOMARBEID:
• Verdichting: één droomobject staat voor verschillende dingen
• Verschuiving: iets dat de latente droominhoud een dreigende aard heeft, zal
worden omgezet in iets onschuldigs, iets triviaals
• Inachtneming der plastische mogelijkheden: dit is de omvorming van de
droomgedachten tot voornamelijke visuele voorstelling van de droom
• Secundaire bewerking: er een verhaal van maken.
PSYCHODRAMA
Psychodrama lijkt op een rollenspel, maar er zit veel meer achter. De clienten gaan in
een cirkel zitten. De director begeleidt. Clienten krijgen een soort van opdracht, ze
moeten zich inleven in een bepaald personage en komen zo tot actie. Op het einde is er
de sharing: de clienten worden begrepen, ze hebben feedback nodig.
Over communicatie ise r heel wat gepubliceerd. Een ouder werk (1970) dat nog steeds
erg bruikbaar is, is dat van Paul Watzlawich over de pragmatische aspecten van de
menselijke communicatie. De theorie van Watzlawick past binnen het systeemdenken.
Watzlawick bouwt zijn theorie op rond 5 axioma’s.
Bijvoorbeeld: de leerling die weigert te studeren voor een bepaalde leerkracht zit in een
starre symetrische relatie. Hij tracht met zijn weigering de leerkracht op zijn plaats te
zetten.
SYSTEEMDENKEN
NON-VERBALE COMMUNICATIE
KENMERKEN
Non-verbale communicatie gebruiken we altijd! Verschillende onderzoekers schatten dat
minstens 70% van de communicatie tussen mensen door middel van stemklank en
lichaamstaal plaatsvindt.
Analoge taal: iets herkenbaar uitdrukken met een gebaar of teken dat iedereen
verstaat.
MEHRABIAN
• 55% van de communicatie van gevoelens gebeurt door lichaamssignalen
• 38% wordt geuit door de stemklank
• 7% wordt gecommuniceerd door middel van woorden
Als dit zo is, uiten we ons gevoel dus voor 98% non-verbaal. De meeste non-verbale
signalen worden gegeven via het gelaat. Wenkbrauwen vormen ook een belangrijk
communicatieinstrument.
• Responsivenes (erkenning-negatie)
• Dominance (overheersing-afhankelijkheid)
• Immediacy (genegenheid-afkeer)
ERFELIJK OF AANGELEERD?
• Het uiten en het begrijpen van de door middel van lichaamstaal geuite emoties
wordt erfelijk doorgegeven.
• Een signaal op zich weinig informatie, de context is belangrijk.
• Ondersteunende bewegingen zijn cultuurgebonden.
GEBAREN EN BEWEGINGEN
Onze gevaren zijn belangrijke hulpmiddelen in de communicatie. Met gebaren kunnen we
onze woorden accentueren en in sommige gecallen is het zelfs makkelijker om je uit te
drukken met behulp van gebaren dan met woorden.
Meestal geven gebaren analoge informatie. Dit wil zeggen dat we de betekins kunnen
afleiden aan het gebaar zelf.
OPEN OF GESLOTEN
Gebaren met opgerichte open handpalmen duiden in het algemeen op eerlijkheid,
onschuld, openheid of gastvrijheid. Gesloten handenpalmen het omgekeerdE.
GEBARENTAAL
Een speciale vorm van het gebruik van gebaren is de gebarentaal die dove mensen
gebruiken. Deze taal is een officieel erkende taal die door de gebruikers daarvan
speciaal moet zijn aangeleerd om de beteknissen te kennen. Het is een digitale taal,
vooral bedoeld voor de communicatie op inhoudsniveau.
Gebarentaal is een erkende en volledige taal van gebaren, veelal met de handen en
armen, die de spraak vervangen.
EMBLEEMGEBAREN
Emblaamgebaren zijn gebaren die woorden vervangen. Inj sommige beroepen wordt
gebruk gemaakt van dit soort gebaren, vaak wanneer situatie het minder praktisch maakt
om woorden te gebruiken.
BIJ PRESENTATIES
Wanneer men voor een groep spreekt, zijn ondersteunende gebaren erg belangrijk. De
lichaamstaal van de spreker beïnvloedt constant de groep. De aandacht dient
voortdurend getrokken en vastgehouden te worden.
HOUDING
Door lichaamshouding zegt iemand veel over zichzelf, hoe hij zicht voelt en hoe hij ten
opzichte van de ander staat.
OPEN OF GESLOTEN
Iemand die zich niet zeker voelt in het bijzijn van de ander neemt een gesloten houding
aan. Vele mensen staat eigenlijk altijd met hun armen over elkaar of zitten met hun
benen gekruist. Ze vinden dit juist een gemakkelijke houding. Om te beoordelen in
hoeverrde ander zich bij ons op zijn gemak voelt, moeten we dus op andere
tekens letten.
SYMETRISCH OF ASYMETRISCH
Iemand die een symmetrische houding aanneemt, toont daarme respect. Te symmetrisch
in bijvoorbeeld een solicitatiegesprek is niet goed. De sollicitant komt dan over als een
houten klaas. Als de sollicitant ind e loop van het gesprek een meer asymmetrische
houding aanneemt, toont hij zich ontspannen.
DE ACTIEVE LUISTERHOUDING
• Door je houding laat je de mate van aandacht en betrokkenheid blijken
• Door je houding reageer je ook inhoudelijk op eht verhaal van de ander
• Tijdens het lusiteren zijn de handen meestal minder bewegelijk
BIJ PRESENTATIES
Het gaat niet alleen om de woorden, maar ook om de manier waarop je een presentatie
brengt. De lichaamstaal is dus zeer belangrijk.
De beste lichaamshouding:
STEM
INTONATIE
Door stembuiging kan een tweede boodschap worden meegegeven, die uitdrukt hoe de
boodschap moet worden opgevat of hoe de zender tegenover de ontvanger staat. Door
de gevoelswaarde kan de zin een totaal andere betekenis krijgen.
STEMVOLUME
Hard spreken dient meestal niet alleen om afstand te overbruggen. Meestal geven
mensen sdie hard spreken daarmee een bepaalde dominantie aan.
TUSSENGELUIDEN
Onder de stemtaal vallen ook de geluiden zoals zuchten, keelschrapen, kuchen, snuiven,
lachen, huilen en geeuwen. Om te weten dat het wel degelijk communicatie is, moet je
bijvoorbeeld maar eens denken aan iemand ide de aandacht wenst end at niet wil laten
blijken door een “hé luister eens...”. Het schrapen van de keel is genoeg om de aandacht
op hem te doen richten.
“Eh’s en hm’s”, aarzelingen en pauzes zitten vaak in onze gesprekken. Deze sturen ons
gesprek en geven gelegenheid om na te denken.
STILTES
Behalve spraak en geluiden, zijn ook stiltes een belangrijk aspect in de communicatie. De
hoeveelheid en lengte van de stiltes in een gesprek wordt door verschillende factoren
bepaald.
AFSTAND EN ORIËNTATIE
Elke plaats neemt een bepaald idee of verwachting met zich mee.
BIJ PRESENTATIES
• Contact en interactie: Communiceer met je publiek!
• Het gebruik van ruimte: Stoelen in een halve kring nodigt uit tot actieve
deelname en zicht op de groep. Voor ene groter publiek beter een
hoefzijzervormige opstelling. Een publiek met minstens 100 mensen, presentatie
vanuit een hogere positie.
• Vermijd varricades: Tafel, ...
• Oogcontact: Aankijken wegijken regelt het verloop van het gesprek.
Via non-verbale communicatie maken wij onze bedoelingen duidelijk aan anderen. We
kunnen daarbij diverse signalen geven die elk een eigen functie hebben. Belangrijke
functies van dez signalen zijn:
Vanuit het non-verbale gedrag kan men snel afleiden of iemand gespannen of onzeker
is. Zowel de stemkleur, dehanden als de benen geven hier duidelijke signalen over.
Het volgende gedrag kan een aanwijzing zijn dat men neit de waarheid spreekt:
De meeste signalen die hier zijn genoemd als indicatie van het spreken van onwaarheid,
geven vooral iemands gespanneheid weer. Als we gespannen zijn zoeken we blijkbaar
zekerheid, door ons gezicht te bedekken en door onze ogen te sluiten of af te keren.
PARADOXALE COMMUNICATIE
Bij paradoxale communicatie ontkent of verbiedt het ene deel van de boodschap wat het
andere deel zegt of gebiedt.
G ROEPSDYNAMICA
WAT IS EEN GROEP?
Groepsdynamica is de studie van het gedrag van mensen in kleine groepen.Heel zijn
leven heeft de mens te maken met groepen: het gezin, leeftijdsgroepen, vrienden,
school, werk,...
SOORTEN GROEPEN
Primaire groep: persoonlijke relaties, direct contact, spontaan gedrag, kleine afstand
tussen leden, vervanging van een groepslid onmogelijk, wie je bent is belangrijk.
Informele groepen: geen vooraf bepaald of voorspelbaar gedrag, geen vaste structuur,
geen duidelijke afspraken en regels, spontaan onstaan
• De groepstaak voltooien
• De relatieve binnen de groep verbeteren
• Een privé-behoefte of een privé-doel nastreven
De sociomtrie wil e bestaande relaties in een groep aan het licht en in kaart brengen. Een
sociometrische onderzoeksmethode is dus een middel om gegevens te verkrijgen over de
betrokkenheid van de verschillende groepsleden op elkaar en in het groepsproces.
MORENO
Een voorbeeld van zo een methode is deze die ontwikkeld werd door Moreno. Binnen
deze methode maakt men tevens gebruik van een criterium: de interactiefrequentie: hoe
vaak spreekt men tot iemand?
De methode van Moreno maakt gebrik van drie voorstellingswijzen om de relaties binnen
een groep weer te geven.
1. Sociomatrix: Wiskundig cijfertabel die interactiefrequenties weergeeft
2. Sociogram: Grafische weergave met pijlen die mogelijke subgroepen weergeeft
en toont wie de sterren de geïsloeerde leden zijn in het groepsproces
3. Index-analyse: Cijfers die betrokkenheid in het groepsproces weergeven. Hoe
hoger het cijfer, hoe hoger de mate van betrokkenheid
Voorfase: Groep begint vanuit een idee, van individuen apart: hebben samen hetzelfde
niveau of idee.
Contextfase:
Oriëntatiefase:
Het onstaan van de neiwue groep brengt meestal heel wat problemen met zich mee
• Algemene onzekerheid
• Situatie wordt bedreigend ervaren
• Onttrekking aan de groep
• Centralisatie
• Subgroepvorming
• Te laten accepteren dat he tnormaal is dat er in deze fase van het groepsproces
nog onduidelijkheden zijn
• Ruimte te creëren om gevoels uit te spreken en standpunten uit te leggen
• Zoeken naar werkafspraken en een werkstructuur.
Machtsfase of regelfase:
In deze fase worden de regels zowel impliciet als expliciet vastgesteld. De meeste
regels worden door de leider vastgelegd, al dan niet in samenspraak met de groep.
• Interactieniveau
○ Aandacht voor het inern functioneren neemt toe
○ Betrekkingsnivueau komt meer centraal te staan
○ De groep vervangt de opgelegde leiderschapsstructuur door een
passende eigen invloedsverdeling
○ Inclusievragen rondom controle (boven/onder): vragenrondom macht,
dominantie, gezag en verantwoordelijkheid
○ Accepteren van de groepsactiviteit
• Belangrijke regels opstellen
• Belangrijke implicitie afspraken
○ Groepsverantwoordelijheid
○ Wederzijdsrespect
○ Streven naar samenwerking
○ ...
Conflictfase of Affectiefase
• Interactieniveau:
○ Vragen rondom persoonlijke betrokkenheid van ieder en vragen rondom
afstand en nabijheid (dichtbij/veraf)
• Inzake conflict: verschillende basishoudingen mogelijk:
○ Negatie
○ Forceren van één punt
○ Toegeving
○ Provleemoplossend handelen (confrontatie)
○ Een compromis zoeken
• Dan is het belangrijk om bijvoorbeeld:
○ Zinnen in de ik-vorm te gebruiken
○ De viertrapsstrategie
○ Rolwisseling
○ 3W strategie
Productiviteitsfase:
De groep werkt naar deze fase toe. In deze fase kunnen de groepsleden samenwerken
om hun taken te vervullen en kunnen zij op een constructieve wijze omgaan met de
meningsverschillen in de groep.
In deze fase is het doorgaans een toename van de vertrouwelijke omgang van de
groepsloeden onderling en de omgang met de groepsleider.
Slotfase:
De slotfase wordt vooral gekenmerkt door de evaluatie van het bereikte eindresultaat en
het uit elkaar van de groep. Dit gaat meestal gepaard met heel wat emoties en het
terugblikken op voorbije ervaringen.
S CHOLEN BINNEN DE PSYCHOLOGIE
GESCHIEDENIS
Geboorte van de Psychologie in 1879 wanneer Wilhelm Wundt een laboratorium opricht
voor experimentele psychologie in Leipzig, Duitsland. Wundt wordt hierdoor de vader van
de wetenschappelijke psychologie genoemt.
HET BEHAVIORISME
Het basisidee van het behaviorisme is dat de psychologie uitwendig
waarneembaar gedrag dient te bestuderen en gedrag dient te verklaren op
basis van objectief waarneembare feiten.
John watson is de grondlegger van het behaviorisme dat ontstaan is in Amerika. Watson
wil van de psychologie een positieve wetenschap maken naar analogie met de
natuurwetenschappen. Het bestuderen van het innerlijke is niet waarneembaar en dus
niet objectief. De psychologie dient als studieobject het uiterlijk waarneembaar gedrag te
bestuderen.
Watson is geïnteresseerd in wat mensen en dieren doen, wat hun respons of reactie (R) is
op de binnenkomende stimuli of prikkels ui de omgeving (S). Het behaviorisme
bestudeerd gedrag als S-R verbindingen.
Klassieke conditionering: G = S – R
John Watson:
Ivan Pavlov
Er komt vanuit verschillende hoeken kritiek op deze theorie omwille van de simpliciteit
van de redenering. Zo ontstaat er snel een stroming die we het neo-behaviorisme
noemen. De Neo-behavioristen introduceren de term organisme (O) die zich tussen de S-
R bevindt. We krijgen dus een S-O-R verbinding aarbij O staat voor allerlei zaken die zich
binnenin het organsiem bevinden en die wel een invloed hebben op de respons, de
reactie. Bijvoorbeeld: aandacht, vermoeidheid, emoties, behoeften ...
Operante conditionering: G = S – O – R
Edward Thorndike:
DE PSYCHO-ANALYSE
Sigmund Freud is de grondlegger van de psychoanalyse. Freud werkte als arts in Wenen
maar is van joods afkomst. Veel wvan zijn inzichten komen uit het werk met zijn
patiënten en de analyses van zijn eigen gedrag en dromen.
1. Elke mens beschikt over een onderbewuste. Elk gedrag heeft een beteknis
en is niet toevallig. Freud onderscheidt 3 bewustzijnstoestanden:
a. Het bewustzijn: alle elementen waar een mens zich van bewust is.
b. Het voorbewuste: bevat datgene waar men niet duidelijk maar uiteindelijk
toch bewust van is.
c. Het onbewuste: bevat ellementen waar men zich niet bewust van is.
2. Psychoanalyse hecht veel belang aan de kindertijd. Wat er in de kinderjaren
gebeurt, bepaalt mede je psychich functioneren op latere leeftijd.
3. Frued ontwikkelt ene theorie over het psychisch apparaat dat bij iedere
mens voorkomt. Het bestaat uit het Es (Id), het Ich (Ego) en het Uber-Ich (Super-
ego).
Es (Id): lustprincipe: Het Es streeft zoveel mogelijk lust na en zo weinig mogelijk onlust.
Het bestaat enkel uit biologisch aangeboren drigten die Freud onderscheidt in de ik-
driften.
De Eros is de seksuele of levensdrift. Dit is de motor van al het gedrag dat als fijn of
plezierig wordt ervaren. De Thanatos zijn de agressieve en destructieve driften.
Wanneer deze driften van het Es naar boven komen heeft de mens 3 mogelijkheden:
bevrediging, sublimatie en verdringing.
Ich (Ego): realiteitsprincipe. Het Ich staat voor redelijkheid. Het heeft de zware taak om
een evenwicht te vinden tussen het Es, het Uber-Ich en de externe realiteit. Het Ich
ontwikkelt een secundair proces of realistisch denken: het overwegen van de
verschillende mogelijkheden, het opstellen van een actieplan, het toetsen van de
resultaten, eventueel het opstellen een nieuw plan.
Über-ich (Super-Ego): moraliteitsprincipe. Het Über-Ich ontstaat enrzeijds door de
pogingen van de ouders om het kind waarden ne normen aan te leren en anderszijds bij
de oplossing van het oedipale conflict waarbij het kind zich indentificeert met de ouder
van hezelfde geslacht en aldus ook zijn waarden en normen incorporeert.
DE COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
Cognitieve psychologie is een reactie tegen het klassieke behaviorisme.
Uitgangspunten:
RET: Albert Ellis – Rationeel emotieve therapie. De situatie maakt een persoon niet triest
maar hij over die situatie nadenkt.
Een Gestalt is een configuratie van delen, waarin die delen een typische relatie met
elkaar onderhouden op zondanige wijze dat wanneer men één deel van het geheel
verandert, het geheel totaal verandert.
Enkele basisprincipes:
DE HUMANISTISCHE PSYCHOLOGIE
Ontstond rond 1960 in de Verenigde Staten. Men noemt de humanistische psychologie
ook de psychologie vvan de 3de weg of 3de kracht. Ze reageert tegen de 2 bestaande grote
scholen op dat moment, namelijk de psychoanalyse en het behaviorisme.
De voornaamste kenmerken:
Non directief: “Hoe zie jij het? Wat zou jij doen?”
Directief: “Doe dat eens, dan kunnen we dat zien...”