You are on page 1of 9

Kritische reflectie

Naam en klas Naam SLB: Naam


student: Peter Smedts Werkplekbegeleider:
Dana Sprengers Myrthe van Agt
PEH16DA
Stagegroep: Datum: Werkplek (naam
1/2 8-4-2017 school):
De Regenboog

Wat wilde ik leren?


A.1 Bespreken van en omgaan met regels
De student is op de hoogte van de regels die binnen de groep gehanteerd worden en kan deze
bespreekbaar maken met de kinderen, zodat ze allemaal de boodschap begrijpen.
2.1 Fysiek en sociaal-emotioneel veilige leeromgeving
De student is mede verantwoordelijk voor het realiseren van een fysiek en sociaal-emotioneel
veilige leeromgeving, met betrekking tot eigen gedrag, de dagelijkse omgang met leerlingen en de
omgang van leerlingen met elkaar.

Wat deed ik?


Tijdens mijn stage dagen heb ik de regels binnen de groep gehanteerd die
mijn werkplekbegeleidster ook hanteerde. Dat is bijvoorbeeld je vinger op
steken als je iets wil vragen, elkaar laten uitpraten, samen spelen enz. Ik
ben elke keer mijn les begonnen met drie regels: 1. De leerlingen steken
hun vinger op als ze een vraag hebben.
2. Als er een vraag wordt gesteld, steken de leerlingen hun vinger op als
ze het antwoord weten en 3. De leerlingen mogen niet door elkaar praten.
Om een veilige leeromgeving te creren heb ik de leerlingen positieve
aandacht gegeven door de leerlingen een compliment te geven of een
stikker, maar ook de leerlingen erop gewezen om goed met elkaar om te
gaan als ze elkaar sloegen of leerlingen een ander buiten sloten.
Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?
Op welke praktijksituatie ben ik het meest trots met betrekking tot mijn
handelen?
De eerste dag na de carnavalsvakantie was mijn werkplekbegeleidster ziek
en mocht ik de klas draaien. Er kwam elke keer een andere leerkracht
kijken of het allemaal lukte. Natuurlijk ging niet alles zoals het hoorde,
maar ik merkte dat de leerlingen naar me luisterde en naar mij toe
kwamen als ze iets wilde vragen.
Wat vonden anderen van mijn handelen (medestudenten, SLB-er,
werkplekbegeleider, kinderen)?
Mijn werkplekbegeleidster gaf aan dat ik goed met de leerlingen omga. Ik
benader de leerlingen op een positieve manier en mijn stemgebruik naar
de leerlingen toe is goed. Ik wijs de leerlingen erop als ze de regels niet
hanteren. Mijn SLB-er is een aantal keer komen kijken en geeft hetzelfde
aan.

Dana Sprengers PEH16DA


Hoe nu verder?
De leerlingen weten dat er bij mij ook regels gelden en ik moet ervoor
zorgen dat als ze dat even zijn vergeten dat ik ze daar op een positieve
manier op wijs. Het is vooral belangrijk dat ik verder ga zoals ik nu bezig
ben.

Wat wilde ik leren?


A.3 Leiding geven aan het groepsproces
De student stimuleert een positieve sfeer in de groep en heeft zicht op de betrokkenheid van de
kinderen. Hij spreekt kinderen aan op hun gedrag, geeft positieve feedback en geeft kinderen
ruimte.
4.7 onverwachte situaties
De student past zijn organisatie aan bij onverwachte situaties op microniveau.

Wat deed ik?


Om aan deze competentie te werken moet het gebeuren. Je kunt je
voorbereiden op dingen die kunnen gebeuren, maar het blijven
onverwachte situaties. Mijn eerste rekenles ging niet helemaal zoals
gepland. Voor een aantal leerlingen was het beneden hun niveau en voor
andere juist boven het niveau. Ik heb de les terug gepakt en de leerlingen
op niveau ingedeeld.

Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?


Op welke praktijksituatie ben ik het meest trots met betrekking tot mijn
handelen?
Tijdens mijn muziekles had ik alle leerlingen een muziek instrument
gegeven. Ik wilde de leerlingen in groepjes verdelen en dat ze dan om de
beurt mochten spelen. Ik merkte dat de ze de instrumenten heel leuk
vonden en sommige vonden het lastig om hun muziek instrument stil te
houden. Ik dacht wat ga ik nu doen om de leerlingen erbij te houden. Op
dat moment had ik de keuze gemaakt om de leerlingen allemaal een keer
op hun muziek instrument te laten spelen. Daarna heb ik gevraagd of ze
allemaal hun muziekinstrument weer konden vasthouden zonder geluid te
maken en dat ging echt super.

Wat vonden anderen van mijn handelen (medestudenten, SLB-er,


werkplekbegeleider, kinderen)?
Mijn werkplekbegeleidster vond dat ik goed gehandeld had tijdens mijn
les. De leerlingen waren nadat ik dat had gedaan betrokken. Ze gaf wel
aan dat ik dingen fout mag laten gaan. Laat dingen maar gebeuren, want
op die momenten leer je er het meeste van. Wat kun je de volgende keer
anders doen als dit gebeurd.
Hoe nu verder?
Onverwachte situaties moet ik laten gebeuren. Laat dingen maar een keer
in de soep lopen om te kijken hoe de leerlingen daarop reageren. Doordat
dingen niet lopen zoals ik het heb voorbereid leer ik hoe ik het de
volgende keer anders kan aanpakken.

Dana Sprengers PEH16DA


Wat wilde ik leren?
A.4 Interactie aangaan met de groep
De student gaat vanuit een onderzoekende houding gesprekken aan met en binnen de groep
waarmee hij laat zien dat hij zich inleeft in de kinderen door actief te luisteren, feedback te geven
en kinderen aan het woord te laten komen.
3.12 feedback aan leerlingen
Toetsing en evaluatie: De student evalueert onderwijsactiviteiten met kinderen en geeft feedback
aan leerlingen op proces en product.

Wat deed ik?


Ik vind dit een moeilijke competentie en heb er goed over moeten
nadenken hoe ik dit ging aanpakken. Ik heb een beeldende vorming les
gegeven en heb dat in twee delen gedaan. De tweede les gingen we het
schilderij afmaken. De leerlingen mochten zelf fantasiefiguren bedenken
en daar een zwarte lijn omheen zetten. Ik heb samen met de leerlingen
gekeken naar elkaars werk. Wat ziet de leerling erin die het heeft gemaakt
en wat zien andere leerlingen erin?

Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?


Op welke praktijksituatie ben ik het meest trots met betrekking tot mijn
handelen?
Ik ben het meest trots op mijn beeldende vorming les. Ik heb het tweede
gedeelte van mijn les in kleine groepjes uitgevoerd. Ik heb samen met de
leerlingen gekeken naar het product. Wat is het proces geweest van het
schilderij. Wat heb je geschilderd en wat zien andere leerlingen in het
schilderij. Aan het einde van de les heb ik gevraagd wat de leerlingen in
hun schilderij zagen en heb ik ze feedback gegeven.

Wat vonden anderen van mijn handelen (medestudenten, SLB-er,


werkplekbegeleider, kinderen)?
Mijn werkplekbegeleidster en SLB-er geven aan dat ik hier nog extra
aandacht aan mag besteden. Bespreek samen met de leerlingen wat ze
hebben gedaan en geef ze daarop feedback.
Hoe nu verder?
Dit is voor mij een competentie waar ik zeker nog aan mag werken. Na

Dana Sprengers PEH16DA


mijn les is het belangrijk dat ik nog even samen kijk met de leerlingen
naar hun werk en dat de leerlingen ook kijken naar elkaars werk.

Wat wilde ik leren?


B.1 Leerdoelen stellen
De student heeft zicht op de inhouden die in de groep aan de orde zijn en maakt in overleg met de
groepsleerkracht kritisch gebruik van het bestaande programma en bestaande bronnen om
eenvoudige leerdoelen voor de leerlingen te formuleren. Vanuit de grondhouding om
opbrengstgericht te werken is hij zich bewust van observatie- en/of toetscriteria om vast te kunnen
stellen in hoeverre een leerdoel is behaald.
7.3 onderzoekende en reflectieve houding
De student toont een onderzoekende en reflectieve houding; onderzoekt systematisch zijn eigen
handelen, reflecteert en maakt gebruik van feedback van kinderen, docenten, medestudenten en
leerkrachten; hanteert onderzoeksinstrumenten.

Wat deed ik?


Om de leerdoelen vast te stellen tijdens mijn lessen heb ik op tule de
leerdoelen van groep 1/2 opgezocht. Ik heb de doelen van de groep
gevraagd aan mijn werkplekbegeleidster en kan daar volgend kwartaal
mee aan de slag.
Voor een onderzoekende en reflectieve houding heb ik mijn lessen
gereflecteerd. Wat ging goed en wat kan ik de volgende keer anders doen?

Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?


Op welke praktijksituatie ben ik het meest trots met betrekking tot mijn
handelen?
Ik heb het meest trost op mijn rekenlessen. De eerste les die ik gaf merkte
ik dat het helemaal in de soep liep. De meeste leerlingen waren er niet bij
waren andere dingen aan het doen. Het viel me op, maar ik wist niet wat
ik daarmee moest. Mijn tweede les heb ik de leerlingen op niveau
ingedeeld en merkte ik dat het al een stuk beter ging. Alleen ik had het
groepje met extra instructie na de gezamenlijke instructie nog een
instructie gegeven. Ik kwam er achter dat het te veel was voor ze. Daar
heb ik veel van geleerd en ik weet nu dat ik dat groepje kan bestreken bij
het basis groepje en daar een andere keer met ze op terug kan komen.

Dana Sprengers PEH16DA


Wat vonden anderen van mijn handelen (medestudenten, SLB-er,
werkplekbegeleider, kinderen)?
Ik heb feedback gekregen van Hanneke (reken/wiskundelerares) dat ik
duidelijk de lesdoelen van de groep formuleer.
Mijn werkplekbegeleidster en SLB-er geven aan dat ik te onzeker ben. Ik
ben erg kritisch naar mezelf en wil alles goed doen, maar dat gaat nog
niet. Als ik reflecteer op mezelf moet ik kijken waar ik de volgende keer
aan kan werken. Niet denken dat ik het niet kan, ik kan het en mag fouten
maken.
Hoe nu verder?
Om de lesdoelen te formuleren ga ik aan de slag met de doelen die ik van
mijn werkplekbegeleidster heb gekregen. Het is voor mij belangrijk dat ik
ze niet alleen formuleer, maar ook kijk hoe ik ze evalueer.
Ik blijf mijn lesvoorbereidingen reflecteren om te kijken naar de dingen die
goed gaan en waar ik de volgende keer aan kan werken.

Wat wilde ik leren?


B.2 Leeractiviteiten ontwerpen
De student bereidt leeractiviteiten voor gebaseerd op het bestaande programma. Hij maakt daarbij
gebruik van kenmerken van de groep, de schoolomgeving en de actualiteit. De student maakt deze
voorbereiding in een ontwerp zichtbaar en maakt daarbij beargumenteerd gebruik van een
lesmodel. De student kan de in zijn voorbereiding gemaakte keuzes toelichten. De student verbindt
persoonlijke leerdoelen aan het ontwerp.
3.6 werkvormen en groeperingsvormen
Vakdidactiek: De student hanteert doelgericht verschillende werkvormen en groeperingsvormen.
4.2 tijdsbewaking
De student bewaakt de tijd tijdens de uitvoering van een activiteit.
4.5 leeromgeving inrichten
De student richt de leeromgeving zodanig in dat hij kan werken met zowel kleine als gehele
groepen; zet hulpmiddelen en materialen klaar voor eigen lessen.

Wat deed ik?


3.6 Ik heb lessen gegeven met verschillende werkvormen zoals:
coperatief, ontdekkend leren, kring, werkbladen etc. Ik heb ook
verschillende groeperingsvormen gebruikt. Ik heb activiteiten gedaan met
heel de klas, met alleen groep 1 of 2 en op niveau van de leerlingen.
4.2 In het begin merkte ik dat ik er helemaal naast zat. Mijn eerste les
geschiedenis was driekwartier in de kring en dat was natuurlijk veel te
lang. Ik heb een rekenles in de kring gegeven die eigenlijk een kwartier
mocht duren en was maar 5 minuten.
4.5 Tijdens mijn tweede les beeldende vorming heb ik een groepje apart
gepakt in de klas. Heb de spulletjes klaar gezet die ik nodig had en ben

Dana Sprengers PEH16DA


daarmee aan de slag gegaan. Tijdens mijn taalles heb ik eerst memorie
gespeeld met de leerlingen en daarna heb ik ze aan tafel laten zitten met
een werkblad op niveau.
Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?
Op welke praktijksituatie ben ik het meest trots met betrekking tot mijn
handelen?
3.6 Ik ben het meest trots op mijn tweede rekenles. Ik had de leerlingen
verdeeld op niveau en ben met groepjes aan de slag gegaan. Het eerste
groepje heb ik een opdracht gegeven. De tweede groep heb ik instructie
gegeven en kregen daarna ook een opdracht en het derde groepje heb ik
extra instructie gegeven.
4.2 De eerste die ik ging geven was een geschiedenisles. Ik had daar
driekwartier voor uitgeteld. Mijn werkplekbegeleidster gaf dat het te lang
was voor de leerlingen om in de kring te zitten. Ik heb mijn activiteit in
tween gesplitst en ben begonnen in de ochtend kring en heb het terug
gepakt in de middag kring.
4.5 Ik ben begonnen in de kring en had voor mijn inleiding een memorie
gemaakt. Aan het einde van de les had ik voor de leerlingen op niveau
allemaal een werkblad.

Wat vonden anderen van mijn handelen (medestudenten, SLB-er,


werkplekbegeleider, kinderen)?
3.6 Mijn werkplekbegeleidster gaf aan dat ik de leerlingen goed had
verdeeld. De volgende keer kan ik zorgen dat er misschien nog meer
spullen buiten liggen. Ze vond het wel goed dat ik de zandbakspullen
buiten had gezet, maar met meer spullen hadden de leerlingen meer
kunnen doen.
4.2 Mijn werkplekbegeleidster gaf aan dat ik daar wel op moet letten. Ik
had namelijk in het begin een les van drie kwartier en daarna een les van
maar vijf minuten.
4.5 Voor mijn beeldende vorming les vroeg mijn werkplekbegeleidster hoe
ik alles precies neer wilde zetten. Ik gaf aan dat de leerlingen gewoon aan
tafel mochten gaan zitten, maar wat bleek nu dat de platen te groot
waren. Ze gaf aan dat het beter is om eerst goed te kijken hoe ik de
leerlingen wil neerzetten of dat het past en hoeveel bakjes je op tafels zet
enz. Als je dat vaker hebt gedaan hoeft dat niet meer, maar voor mij was
dat nu nog wel belangrijk om op te letten.

Dana Sprengers PEH16DA


Hoe nu verder?
3.6 Wat wil ik bereiken met mijn activiteit en hoe ga ik dat aanpakken?
Vanuit daar ga ik kijken of ik dat met de hele groep ga doen of met een
groepje. Uiteindelijk ga ik kijken op welke manier ik het wil doen dat de
leerlingen het meeste informatie oppikken.
4.2 Ik wil dit als leerdoel erbij pakken. Ik merkte dat ik daar in het begin
veel moeite mee had en dat het nu beter gaat, maar ik wil hier wel extra
aandacht aan besteden tijdens mijn voorbereiding/uitvoering.
4.5 Het is voor mij belangrijk dat als ik een activiteit wil uitvoeren waar
veel dingen klaargezet moeten worden dat ik dat goed voorbereid. Hoe ga
ik alles indelen in de klas en wat zet ik precies neer. Voor kleine lessen
gaat dat goed, maar voor een grote knutselopdracht heb ik daar nog
moeite mee en mag ik daar extra aandacht aan besteden.

Wat wilde ik leren?


B.3 Leeractiviteiten begeleiden
De student begeleidt leeractiviteiten vanuit meerdere rollen passend bij de didactische werkvorm.
Hij verzorgt een eenvoudige instructie met visuele en/of schriftelijke ondersteuning. Hij bespreekt
leerdoelen en de structuur van de leeractiviteit met de leerlingen en gaat na of leerlingen dit
begrepen hebben. Hij begeleidt leerlingen bij het leerproces en biedt daarin gerichte hulp, enigszins
rekening houdend met verschillen tussen leerlingen. Hij observeert en evalueert tijdens het
leerproces en bewaakt de voortgang. Hij geeft vanuit een positieve grondhouding feedback aan
leerlingen gericht op het bereiken van het leerdoel en op het opdoen van een succeservaring.
1.1 zicht op groepjes leerlingen
De student houdt zicht op groepjes leerlingen: geeft (bege)leiding aan individuele leerlingen, kleine
groep(en) en grote groep; vangt incidenten met/tussen leerlingen op; zorgt ervoor dat groepjes die
hij begeleidt naar behoren functioneren; rapporteert hierover aan de leraar.
2.6 samenwerking, zelfredzaamheid
De student stimuleert samenwerking, zelfredzaamheid en assertiviteit bij leerlingen.

Wat deed ik?


1.1 Ik heb een aantal lessen gezamenlijk in de kring uitgevoerd met de
hele groep,

Dana Sprengers PEH16DA


maar ik heb ook lessen gegeven op het niveau van de leerlingen. Ik heb de
leerlingen in groepjes verdeeld en vanuit daar heb ik ze een
opdracht/instructie of extra instructie gegeven. Aan het eind van de dag
heb ik samen met mijn werkplekbegeleidster besproken wat goed ging,
wat me opviel etc.

2.6 Ik heb een aantal activiteiten uitgevoerd waar de leerlingen samen


moesten werken, zoals met taal een memorie en met rekenen dingen op
de goede volgorde leggen.

Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?


Op welke praktijksituatie ben ik het meest trots met betrekking tot mijn
handelen?
1.1 Mijn tweede rekenles heb ik de leerlingen op niveau ingedeeld. Ik had
de leerlingen die verdieping krijgen een opdracht gegeven en de
leerlingen met het basisarrangement heb ik instructie gegeven en vanuit
daar een opdracht gegeven. Daarna heb ik nog een aantal leerlingen bij
me gehouden om nog een extra instructie te geven. Ik heb gemerkt dat ik
de extra instructie beter een andere keer kan doen en dat groepje gewoon
mee had laten werken met de opdracht. Dan had ik me meer kunnen
richten op alle groepjes.
2.6 Ik heb een taal les gegeven waarbij ik begon met een memorie over
rijmen. Ik heb alle leerlingen een kaartje gegeven en mochten ze gaan
kijken wie het kaartje had wat rijmde met het kaartje dat ze vast hadden.
Als ze het hadden gevonden mochten ze met zen tween op de grond in
de kring gaan zitten.
Wat vonden anderen van mijn handelen (medestudenten, SLB-er,
werkplekbegeleider, kinderen)?
1.1 Mijn werkplekbegeleidster en een andere leerkracht gaven aan dat het
lastig is als je leerlingen op verschillende niveaus hebt en dan het
overzicht wil blijven houden. Dat leer je alleen maar door te doen en te
ervaren waar je allemaal op moet letten.
2.6 Mijn werkplekbegeleidster gaf aan dat ik de leerlingen meer zelf mag
laten ontdekken en samen laten werken. Als ik ze een duidelijke opdracht
geef dan kunnen ze zelf onderzoeken en aan het einde kan ik het even
terug pakken om samen met de leerlingen te kijken wat ze hebben
gedaan.
Hoe nu verder?
1.1 Door de leerlingen meer op niveau in te delen leer ik om het overzicht
te houden. Ik vind dat nog lastig, maar je leert door het vaker te doen.
2.6 Ik wil de leerlingen meer laten samenwerken. Ze kunnen zo samen tot
de oplossing komen en door dingen te doen leren de leerlingen het beter
onthouden.

Wat wilde ik leren?

Dana Sprengers PEH16DA


E.2 Bespreken van opbrengsten en kwaliteit van leeractiviteiten
met collegas
De student bespreekt met mentoren, docenten en peers de resultaten van zijn eigen
leren en de leeropbrengsten van kinderen. Hij analyseert samen met hen de kwaliteit en
de betekenis van de resultaten van zijn lessen en van zijn leren.
De student kan dit zowel mondeling, in een gesprek, als schriftelijk, bijvoorbeeld via
email, bespreekbaar maken.
5.2 actief bijdragen
De student levert een actieve bijdrage in de samenwerking met collegas (medestudenten,
leerkrachten, docenten): neemt initiatieven; denkt actief mee in het kader van schoolontwikkeling;
verwoordt zijn eigen mening.

Wat deed ik?

Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?


Op welke praktijksituatie ben ik het meest trots met betrekking tot mijn
handelen?
Wat vonden anderen van mijn handelen (medestudenten, SLB-er,
werkplekbegeleider, kinderen)?
Hoe nu verder?
In termen van willen (wat wil ik?) met betrekking tot deze competentie?
In termen van doen (wat ga ik doen?)
Dag
Dana
In je reflectie schrijf je veel over de praktijk. Dat is goed. Zorg wel dat je
ook naar de theorie verwijst.

Kijk steeds of je ook antwoord hebt gegeven op het kopje wat er boven
staat.

Wat betreft de laatste kritische handeling beschrijven hoe je je leren


minder afhankelijk maakt van je mentor. Hoe ga je beter reflecteren op je
eigen handelen? Tip: voortaan eerst zelf een reflectie schrijven en dan
bespreken met je mentor.

Spelling en zinsbouw goed controleren. Laat je uiteindelijke reflectie


controleren door een medestudent of

Zie verder mijn opmerkingen in de tekst.

Succes
Groetjes Peter

Dana Sprengers PEH16DA

You might also like