You are on page 1of 18

Eupalinos of architectuur

Ludwig Mies van der Rohe, kantoorgebouw Friedrichstrasse, Berlijn


Massimo Cacciari


Eupalinos of architectuur* Vertaling naar Oppositions
21, N e w Y o r k , 1981,
pp. 106-116. O o r s p r o n k e -
lijke Italiaanse versie in de
Heidegger-special van
Nuova Corrente, nr. 76-77,
Het boek Architettura contemporanea van M a n f r e d o Tafuri en Francesco 1978. E e n Franse vertaling,
Dal C o eindigt m e t de naam van Heidegger. 'Verschil' en Verzaking' v o r m e n 'L'object architecture',
het tragische gezichtspunt vanwaaruit de ontwikkelingen van deze architectuur verscheen in Critique,
nr. 476/477, Parijs,
beschreven w o r d e n . 1 H e t b o e k heeft daarom niets van doe n m e t 'geschiedenis' januari/februari 1987.
- maar eerder m e t het probleem van de m o d e r n e architectuur, m e t haar I
Fragwrdiges: haar fundamentel e relatie tot de wereld en de dingen, haar taal M a n f r e d o Tafuri en Fran-
cesco Dal C o , Architettura
als het bestaan van een dergelijke relatie. H e t is dus noodzakelijk o m een beroep
contemporanea, Milaan,
te doen op Heidegger. N i e t alleen had hij al eerder aandacht geschonken aan Eclecta, 1976; Engelse vert.
precies dat wat 'het vragen waard' lijkt te zijn in de architectuur in haar Modem architecture, N e w
York, Abrams, 1979,
huidige situatie, hij formuleerde het b o v e n d i e n op z o ' n wijze dat de Waarden
h e r d r u k , in t w e e delen,
en D o e l e n waarin deze architectuur zich koestert, onmogelijk of onvoorstel- N e w Y o r k , Rizzoli, 1988,
baar gemaakt w e r d e n . D e 'wanhopige' analyse van die onvoorstelbaarheid P- 391.

vormt het scharnierpunt van het w e r k van Tafuri en Dal C o . D e relaties m e t


de Heideggeriaanse kritiek zijn echter complex, talrijk en onherleidbaar tot
verzoenbare eenheden. D o o r deze relaties te deconstrueren, ze aan een analyse
te o n d e r w e r p e n , k u n n e n w e misschien de fundamentele aspecten van die
ontwikkeling die wij 'hedendaagse architectuur' n o e m e n in een disciplinair
minder zwak licht zien. N i e t de oud e criteria het politieke, het sociologi-
sche, het esthetische, die van tijd tot tijd van deze 'naam' gebruik m a k e n -
staan op het spel, maar deze 'naam' zelf W a a r o m 'architectuur' vandaag?
Wofr Dichter?

Wat Heidegger interesseert is het tektonische aspect van de architectuur.


Architectuur produceert - in de Griekse betekenis van 'techniek' (tekn).
'Techniek' beteken t hier 'evenmin kunst als ambacht, maar wel: iets (...)
in het aanwezige laten verschijnen'. 2 Architectuur b o u w t voor zover ze
produceert, v o o r zover ze iets tot aanwezigheid brengt. Dit iets is het w o n e n .
W o n e n is niet het resultaat van het b o u w e n , maar is datgene wat het b o u w e n
tot aanwezigheid pro-duceert. H e t w o n e n w o r d t gepro-duceerd, tot
verschijning gebracht, maar niet bepaald d o o r het b o u w e n . 'Alleen als w e
vermogen te w o n e n , k u n n e n w e b o u w e n . ' 3
H e t huisvesten (Vallogiar), en niet het w o n e n , kan b e s c h o u w d w o r d e n als
het resultaat van b o u w e n . B o u w e n als de pro-duktie van het w o n e n , v e r o n -
derstelt echter een oorspronkelijke vereenzelviging tussen de termen ' b o u w e n '
en ' w o n e n ' . D o o r middel van een v o o r h e m typerende etymologisch-allegori-

2 n a w o o r d , verscheen in 1986 M . Heidegger, Gelatenheid, telijke herdruk: Mensch und


Martin Heidegger , ' B a u e n als C a h i er nr. 2 bij Oase nr. Tielt/Amsterdam, Lannoo, Raum. Das Darmstadter
W o h n e n D e n k e n ' , in: 12. Heidegge r behandelt 1979. D e voordracht 'Bauen Gesprach 1951, mit dem
Vortr'dge und Aufsatze, hetzelfde o n d e r w e r p in W o h n e n Denken' werd wegweisenden Vortragen von
Pfullingen, G n t h e r N e s k e , Einfhrung in die Metaphysik d o o r H e i d e g g er in 1951 Schwarz, Schweizer, Heide-
1954; N e d . vert. ' B o u w e n (1953), N e d . vert, van H . M . uitgesproken op een congres gger, Ortega y Gasset, B r a u n -
W o n e n D e n k e n ' van H . M . Berghs en M . de Tollenaere: te Darmstadt. [ N o o t van de schweig, Vieweg, 1991.]
Berghs, in: M . Heidegger, M . Heidegger, Inleiding in de vertaler: D e voordracht 3
Over denken, bouwen, wonen. metafysica, N i j m e g e n , SUN, w e r d o p g e n o m e n in de Heidegger, ' B o u w e n
Vier essays, N i j m e g e n , SUN, 1996, en in Gelassenheit verslaglegging van dit W o n e n D e n k e n ' , p. 62.
1991, p. 62. D e eerste ( I 959)> N e d . vert., inleiding congres: O . Bartning (red.),
Nederlandse vertaling van en c o m m e n t a a r van Mensch und Raum, D a r m -
Geert H o v i n g h , m e t een E. van Doosselaere: stadt, 1952, en in de gedeel-
sche ketting verklaart Heidegger: b o u w e n (bauen) betekende oorspronkelijk
o o k 'zich o p h o u d e n ' , verblijven op een plaats - maar verblijven is de v o r m
waarin 'ik b e n ' (bin). D e wijze waarop 'ik b e n ' is de 'cyclus': w o n e n - b o u w e n -
w o n e n . N o c h het w o n e n in een o n d e r k o m e n , n o c h het b o u w e n van een
o n d e r k o m e n ; maar verblijven, als colere of cultiveren, als cultura of cultivatie:
in het Geviert, het viertal, zijn - op de aarde en o n d e r de hemel, voor de goden en
in het samenzijn van de mensen. B o u w e n is het p r o - d u c e r e n van w o n e n , maar
w o n e n is in het Geviert zijn: architectuur is een tektonische activiteit voor
zover deze het Geviert plaats laat vinden, het tot verschijning brengt en het
bewaart,4
4
Heidegger, ' B o u w e n
W e k u n n e n ook vragen: wat is een g e b o u w d ding? Een brug. D e brug
W o n e n D e n k e n ' , p. 53.
brengt de oevers tot verschijning, verbindt o p n i e u w de aarde o m zich heen
en 'verzamelt' haar elementen; zij herenigt 'op haar manier aarde en hemel,
5 goddelijken en de stervelingen'. 5 D e brug is een oord: ' H e t b o u w e n richt
Ibidem, p. 55. oorden in die v o o r het viertal een plek i n r u i m e n ' , 6 die het beschermen, die
6
ervoor zorgen. V o o r de brug bestaan er enkel ruimten - een ruimte w o r d t een
Ibidem, p. 61.
plaats dankzij de brug. B o u w e n betekent plaats maken, ruimte geven aan.
B o u w e n is een plaats m a k e n v o o r het Geviert en er verblijven.
Maar waarin ligt nu het problematische van dit alles? W a a r o m zou het
b o u w e n - w o n e n d o o r dit vertoog in twijfel w o r d e n getrokken? Dit deel van
Heidegger kan op een vulgaire, idioot rationalistische manier gelezen w o r d e n ,
een manier die h e m reduceert tot een 'filosoof van de architectuur' a la
Spengler. Spengler sprak over de afwezigheid van het 'huis' in de wereld-stad,
de afwezigheid van huizen waar 'Vesta en Janus, Penatus en Larus' zouden
k u n n e n verblijven. H e t huis lijkt ontworteld en de mens leeft er enkel als
h u u r d e r of gast. D e geest is een vreemdeling in deze ruimte waarvan het land-
schap systematisch vernietigd is door de pure aedificare, door pure ars aedificandi.
Deze geest, die niet langer een 'plant' is en die niet langer organisch verbonde n
is met 'hemel en aarde', w o r d t onvruchtbaar en leidt een dolend bestaan tussen
de 'kunstmatige naturen' van de metropool. 7 Dit alles v o r m t de oorsprong van
7
OswaJd Spengler, Die Unter- de 'radicale' architectuur en de miljarden pseudo-sociologische bladzijden die
gangdes Abendlandes. Umriss aan 'vervreemding' zijn gewijd. Maar Heideggers vertoog impliceert precies
einer Morphologic der Weltge- het tegenovergestelde. D e ontwortelde geest van de m e t r o p o ol is niet
schichle. Deel 1, Gestall und
Wirklichkeit (1918), deel 2,
'onvruchtbaar', maar juist produktief par exellence. H e t is de definitieve breuk
Wehhistorische Perpektiven van het natuurlijke zijn van het Subject die zijn wil-tot-macht over de natuur
(1922). mogelijk maakt. Heidegger w e e t dit. En Simmel had het reeds gezegd. Maar er
is een subtieler verschil. H e t probleem zit h e m niet in de v o r m van het
b o u w e n zelf. W a t ontbreekt is niet de 'geschiktheid' van het b o u w e n voor de
geest, in welk geval de geest v r e e m d zou zijn aan zijn huis. H e t probleem zit
h e m in het feit dat de geest niet langer kan w o n e n - hij is van het w o n e n
vervreemd geraakt. En daarom kan het b o u w e n het Huis (Dimora) niet 'tot

verschijning brengen'.
H o e gaat Heidegger te werk? D o o r e e n v o u d i g w e g de pretenties en de inten-
ties van de architectuur radicaal v o o r waar te h o u d e n o m ze zo tot h u n logisch
extreme consequenties te voeren .Je zegt bouwen. Maar misschien is bouwen enkel
een middel om te wonen? Je bouwt onderkomens en tegelijk beweerje dat de mens in
deze onderkomens 'verblijft'. Jouw doel is de mens te laten 'verblijven'. Maar hoe kun je
je met dit doel vereenzelvigen als je je niet van hetfeit bewust bent dat het pro-duceren
van het wonen pas gedacht kan worden als het wonen met het bouwen verbonden is?
Je zult me dan het bestaan van deze verbinding moeten aantonen. En betekent
'verblijven' enkel 'zich beschermen' en niet ook 'cultiveren' en het 'bouwen van
bruggen' tussen de elementen van het Geviert? Z o klinkt inderdaad het a n t w o o r d
van de architectuur: zij predikt de relatie tussen huisvesten en arbeid, tussen
beschutting en natuur. Zij lijkt tot dit doel aan te sporen. En juist dit doel
w o r d t nooit in twijfel getrokken. H e t w o r d t als 'natuurlijk' verondersteld
terwijl het juist deel uitmaakt van het Fragwrdiges van de huidige situatie van
de architectuur niet als middel o m het Fragwrdiges op te lossen, maar als een
doel in zichzelf en voor zichzelf. Bij Heidegger dus geen nostalgie, integen-
deel. Hij radicaliseert het vertoog dat elke mogelijke 'nostalgische' h o u d i n g
ondersteunt, legt de logica ervan bloot en benadrukt meedogenloos de
onoverkomelijke afstand ervan tot de hedendaagse conditie.
H e t gaat er niet o m de v o r m e n te veranderen waarmee de architectuur
denkt huizen te b o u w e n . W e m o e t e n ons afvragen wat v o o r een ding het huis
(Dimora) is. H e t Huis is enkel v o o r zover het verblijven (dimorare) bestaat als
een voorwaarde voor het b o u w e n , v o o r zover het verblijven oorspronkelijk
verbonden is m e t b o u w e n . H e t Huis is, voor zover b o u w e n de plaats van het
Geviert pro-duceert. 'Esthetische' o f ' e c o n o m i s c h e ' o n d e r k o m e n s v o r m e n
geen oplossing v o o r deze dringende behoefte. W a t niet wil zeggen dat derge-
lijke o n d e r k o m e n s niet bestaan; maar het is illusoir en misleidend o m te
denken dat een interieurontwer p of het b o u w e n van w o n i n g e n het probleem
van het w o n e n zou k u n n e n oplossen. H e t keren van de w o n i n g n o o d is n o o d -
zakelijk en belangrijk. Maar dit programma m o e t radicaal gescheiden blijven van
elke andere pretentie, in het bijzonder van het probleem van het huis. H e t
probleem van het w o n e n is niet gelegen in de kwaliteit van het b o u w w e r k ,
van de voorzieningen, of van het o n t w e r p. W e m o e t e n erover spreken in zijn
eigen taal of erover zwijgen: w o n e n is zijn in het Geviert, het ervaren van het
w o n e n als een fundamentele conditie van het eigen zijn, jezelf een ' b e w o n e r '
voelen. Maar is het mogelijk o m voor 'bewoners' te b o u w e n ? Enkel 'bewoners'
k u n n e n dit. En juist de ' b e w o n e r ' bestaat vandaag de dag niet meer.
Heidegger beperkt zichzelf tot de herbevestiging van de ontworteldheid
van de mens in het aanzicht van diens valse en zinloze pogingen o m zich orga-
nisch o m te v o r m e n , o m w e e r een organisme, een plant, een wortel van zich-
zelf te maken . Aan de architectuur die deze 'hervorming' voorstaat m o e t m e n
vragen: 'Jij wilt huizen [dimore] produceren? D a n w e e t j e dus hoe j e m o e t
M. Tafuri, L'architettura
moderna in Giappone, Bologna, 1964.
w o n e n ? ' Volgens Heidegger is het noodzakelijk dat w e 'leren te w o n e n ' .
Hij blijft luisteren naar de roep o m het w o n e n . Maar het is geen god die roept.
H e t is eerder de huidige n o o d zelf die roept. Maar h o e kan de n o o d roepen o m
te w o n e n ? Heidegger weet het niet. Sterker nog, zijn opstel bevestigt zelfs de
niet-bestaande logica van de w o n e n - b o u w e n - w o n e n c y c l u s . Daarmee ontmantelt
hij a priori elke b e w e r i n g die veronderstelt dat een dergelijke logica zinvol zou
zijn en betekenis zou hebben. Deze logica zegt, op Wittgensteiniaanse wijze,
niets. Zij v o r m t enkel veronderstellingen.
Heidegger maakt ons dusdanig los van het idee van b o u w e n - w o n e n dat hij
niet alleen de doelmatigheid ervan volledig problematiseert, maar vooral de
nostalgie ernaar. T o c h is er geen twijfel dat Heidegger blijft luisteren naar de
roep o m te w o n e n . Maar dit luisteren is enkel een stilte. W a t spreekt is niet het
w o n e n maar de crisis van het w o n e n . En haar taal is kritisch, o m precies te zijn:
scheiding, o n t h e c h t i n g en verschil. D o o r de condities van het w o n e n te
verduidelijken, beschrijft Heidegger het verschil dat ons scheidt van het
w o n e n d o o r het g e b o u w d e ding te beschrijven in termen van een brug,
t o o n t hij ons de feitelijke onvoorstelbaarheid van een brug. Sterker, hij t o o n t
ons de feitelijke betreurenswaardigheid van de o n d e r k o m e ns die zichzelf
bruggen willen n o e m e n . Hij vertelt ons van het totale o n v e r m o g e n van schuil-
plaatsen die v e r m o m d zijn als huizen, van steden v e r m o m d als plaatsen.

Bij Heidegger verschijnt de kritiek in de v o r m van een luisteren, een


afwachten. Maar hij w e e t dat dit w a c h t e n a priori ondefinieerbaar is. D e
redenen van de verwijdering tussen de mens en het b o u w e n - w o n e n ligt
besloten in de geschiedenis van het westerse denken - in de vertaling van het
Griekse w o o r d tekn naar het Europese w o o r d techniek. D e representatie, de
presentatie van de aanwezigheid, heeft tot op de dag van vandaag het f u n d a -
mentele karakter van het denken bepaald. H e t westerse denken beschouwt het
zijn als aanwezigheid.
Maar waar naartoe verbant ons denken datgene wat wij aanwezigheid
8 n o e m e n ? 8 Aanwezig-zijn veronderstelt een 'onverborgenheid'. In het zijn,
Martin Heidegger, Was
opgevat als aanwezigheid, is een fundamentele onverborgenheid aan het werk,
heisst Denken, T b i n g e n ,
N i e m e y e r , 1954. die het westerse d e n k e n echter niet kan bevatten. H e t westerse denken
b e s c h o u w t de gelijkwaardigheid van zijn en aanwezigheid als iets natuurlijks,
en zijn inspanningen concentreren zich op de technische analyse van deze
aanwezigheid, op het begrijpen en op het gebruik ervan. M e t deze gedachte
eindigt Heideggers opstel ' W a t heet denken?' Maar is b o u w e n niet het tot
aanwezigheid brengen van de fundamentel e onverborgenheid van het wonen?
H e t w o n e n en het d e n k e n over de wezenlijke oorsprongen van het zijn zijn
m e t elkaar v e r b o n d e n: d e n k e n voor het w o n e n . Maar deze wezenlijke
oorsprong blijft v o o r Heidegger verborgen en mysterieus - zijn denken reikt
niet zover. B o v e n d i e n b e w e g e n de geschiedenis en het lot van het westerse
denken zich in de richting van de techniek - niet in de richting van p r o -
duktie, maar in die van de wetenschappelijke produktiviteit. Is het mogelijk
dat in dit lot een zekere zin van w o n e n o p n i e u w verschijnt, een zekere zin van
b o u w e n als de p r o - d u k t i e van de onverborgenheid van het w o n e n ? D o o r te
wachten ontmaskert Heidegger alle valse aanspraken - maar hij blijft wachten,
luisteren. D e implicaties van zijn onderzoek k u n n e n ook niet ten gunste van
iets anders w e r k e n . D e o n o m k e e r b a r e 'vertalingen' die de geschiedenis van het
denken markeren, h e b b e n ook h u n sporen in de geschiedenis van het w o n e n
nagelaten.
Nogmaals: het gaat hier niet o m de v o r m en de kwaliteit van het b o u w -
werk. In werkelijkheid k u n n e n w e alleen daarover spreken; echter, v o r m en
kwaliteit h e b b e n niets van doen m e t het Fragwrdiges van de architectuur:
b o u w e n is w o n e n , w o n e n is b o u w e n . Maar omdat vandaag de dag dit idee niet
begrepen en zelfs niet gehoor d kan w o r d e n , rest ons enkel n o g het v o o r t d u -
rende w a c h t e n in de stilte van het luisteren, of anders de keuze o m o n d e r k o -
mens of g e b o u w e n te b o u w e n . Heidegger vraagt ons niet huizen te b o u w e n
hij bekritiseert niet, zoals Spengler, de afwezigheid van huizen. Hij ontmaskert
daarentegen de pretentie o m die b o u w w e r k e n huizen te n o e m e n die in
werkelijkheid slechts o n d e r k o m e n of g e b o u w zijn. Hij ontmaskert de o n v o o r -
stelbare lingustische verwarring tussen o n d e r k o m e n en de nostalgie naar het
huis, die de specifieke v o r m van architectonische ideologie uitmaakt. 9 H o e 9
zou Heidegger n o g k u n n e n vragen o m huizen te b o u w e n aan hen die niet Vgl. M a n f r e d o T a f u r i ,
' P e r u n a critica d e l l ' i d e o -
langer bewoners zijn, in de wetenschap dat dit een wezenlijke conditie is, het logia a r c h i t e t t o n i c a ' , in:
lot van de hedendaagse mens? Contropiano 1,1969.

Maar Heidegger blijft natuurlijk wachten, luisteren, h o p e n op de aanroep.


H e t w e z e n van het w o n e n ligt in het 'blijven', in het 'ver-blijven' niet op zo
maar een plaats, maar op een plaats die vrede geeft. W o n e n is in-vrede-zijn;
het is geen passieve bescherming, maar eerder het te voorschijn brengen van
het viertal daar waar de stervelingen w o n e n . Hier, en niet in schuilplaatsen,
niet in verborgen plaatsen, maar hier, in de onverborgenheid zelf, bevindt zich
het thuis-zijn.
Herders, aldus Heidegger, w o n e n in deze onverborgenheid buiten de
woestijn van de troosteloze aarde. 1 0 Zij beschermen 'de verborgen w e t van de 10

aarde' tegen het geweld van de wil van de techniek die de aarde tot uitputting Martin Heidegger, ' b e r -
windung der Metaphysik',
brengt d o o r haar voorbij haar mogelijkheden te dwingen. Maar deze herders
in: Vortr'dge und Aufs'dtze,
zijn onzichtbaar en de w e t die zij beschermen, en die ervoor zorgt dat de aarde P- 97.
binnen de veilige grenzen van haar eigen k u n n e n blijft, is ook onzichtbaar.
Nostalgie verdwijnt op hetzelfde m o m e n t dat er v o o r het eerst een glimp van
opgevangen w o r d t . G e e n enkel subject verblijft in het huis in een wezenlijke
relatie tot de aarde. H e t subject is enkel aanwezig in zijn relatie tot de wil tot
macht over de aarde. In zijn definitie van het w o n e n beschrijft Heidegger de
mogelijke voorwaarden van een v o r m van leven die vandaag de dag o n m o g e -

M. Tafuri,
L'architettura del Manierismo
nel Cinquecento europeo,
Rome, Officina, 1966,
lijk is. Thuis-zijn betekent onzichtbare beschermers zijn van onzichtbare
11 wetten. 1 1
D e verwijzing naar K l e r k e n -
Nietzsches d e n k e n ten overstaan van 'de grote stad' 12 is natuurlijk
gaards 'ridders van het
geloof is hier evident. wranger, zakelijker (nchternes), omdat hij zelfs niet meer luistert. Zijn denken
12 begint daar waar de stilte van het wachten verbroken w o r d t en de analyse van
Vgl. mijn eigen Metropolis, de o n t h e e m d i n g (Heimatlosigkeit) begint.
R o m e , 1972; Engelse vert.
in: Architecture and nihilism, W a t w o r d t er bedoeld m e t niet-thuis-zijn, geen ' b e w o n e r ' zijn? W i j
N e w H a v e n / L o n d e n , Yale Subjecten, die de natuur mathmata maken, die de aarde voorbij haar mogelijk-
University Press, 1993,
heden geweld aandoen, wij zijn de niet-bewoners. W a t voor ons Subjecten
pp. 3-22, en G. Pasqualotto,
'Considerazioni attuali', in: telt, is de wezenlijke ontworteldheid van de techniek, van de wil tot macht.
Nuoua Corrente nr. 6 8 / 6 9 , In tegenstelling tot wat in het algemeen gezegd en geloofd wordt , leeft het
1975/1976.
Subject niet in een huis, n o c h verlangt het ernaar. H e t kan alleen bestaan in de
afwezigheid van het huis en in de ontworteldheid: enkel hier is het bij machte
en tot iets in staat, is het produktief. D e taal de functies en conventies
waarmee het Subject zijn wil tot macht tot uitdrukking brengt, is het enige
o n d e r w e r p van het Nietzscheaanse denken. Spengler, en niet Heidegger, is de
aap van Zarathustra, die, w a n n e e r hij w o r d t geconfronteerd m e t de 'grote
stad', de wijze terug wil leiden naar de berg. T o c h blijft Heidegger wachten op
de Gebeurtenis, de Ereignis, die de mens zal h e r v o r m e n en terugleiden naar het
pad van het b o u w e n - w o n e n . Maar dat is niet alles; ondanks dat hij het niet
mogelijk acht dat er huizen g e b o u w d zullen w o r d e n (en hij ontzegt zichzelf
elke illusie tot h o o p hierop), n e e m t hij er soms toch sporen van waar. H e t huis
heeft sporen nagelaten in het w o o r d van de pozie. H e t huis heeft zich terug-
getrokken in de pozie, in de pozie van dit noodlijdende tijdperk. D e pozie
is niet, is onzichtbaar en tegelijk is de pozie W o o r d - het w o o r d van de
13 terugtrekking van het huis, van het viertal. 13 Pozie bewaart (in het niet-zijn
Martin Heidegger, ' W o z u van het woord) dat tektonische element van de architectuur waar het b o u w -
Dichter', in: Holzwege,
Frankfurt a.M., Vittorio
w e r k enkel, v o o r zover het deelneemt aan de vernietiging van de aarde, op een
Klostermann, 1950 (deel 5 tragi-komedische wijze kan zinspelen.
van de Gesamtausgabe die
vanaf 1975 d o o r Vittorio
Klosterman in Frankfurt
D e z e karakteristieke o m k e r i n g van de Heideggeriaanse ontgoocheling of
a.M. is uitgegeven); en ' D i e beter, deze h e en en w e e r slingerende dialectiek tussen Andenken als tragische
Sprache im Gedicht: Eine
theorie en Andenken als nostalgische pro-positie, die ik elders geanalyseerd
Errterung von George
Trankls G e d i c h t ' , in: F . W . h e b I + zoekt een grond v o o r de b o u w e n - w o n e n - b o u w e n c y c l u s in een laat
H e r r m a n n (red.), Unterwegs gedicht van Hlderlin, In lieblicher Bl'due. H e t weze n van het gedicht bestaat
zur Sprache, Pfullingen,
volgens Heidegger uit de bevestiging 'dichterisch w o h n e t der Mensch'
Giinther N e s k e , 1959 (deel
12 van de Gesamtausgabe). dichterlijk w o o n t de mens. W o n e n is dus gegrond in de pozie. H e t w o n e n
14 dat het b o u w e n toestaat is dichterlijk: b o u w e n is dichten, zijn d o en is poisis.
In 'La Vienna di W i t t g e n - H e t wezen van het dichten is het n e m e n van de maat, 'in de strikte betekenis
stein', in: Nuova Corrente nr.
72-73, 1977, en in d e 'Inlei-
van het w o o r d begrepen, maat-neming, waardoor de mens pas de maat v o o r
ding' bij E. Fink, La Filosojia de wijdte [ Wei te] van zijn wezen ontvangt'. 1 5
di Nietzsche, Veneti, 1977. Deze maat is G o d , niet zoals hij in zichzelf gekend wordt, maar zoals hij
15
Martin Heidegger,
' . . . dichterisch w o h n e t der
M e n s c h . . . ' (1951), in:
Vortrdge und Aufsdtze, p. 190;
Nederl. vert, '...dichterlijk
w o o n t de m e n s . . . ' , in:
Over bouwen, wonen, denken,
p. 101. [De vertaling van
Hlderlins 'In lieblicher
Blaue' is van Gijs Wallis de
Vries, Oase 16, 1987,
pp. 16-17; n o o t van de
vertaler.]
kenbaar is als de hemel. D e goddelijkheid is als zodanig afwezig, maar juist in
deze verborgenheid is hij kenbaar als de hemel. D e hemel toont de goddelijk-
heid als onkenbaar: en deze relatie meet het zijn van de mens het is de maat
van poisis. In deze maat w o o n t de mens hierin is hij een ' b e w o n e r ' .
' H e t dichten is dit n e m e n van de maat en wel v o o r het w o n e n van de mens.' 1 6 16

Enkel v o o r zover de mens b o u w t , in de zin van het dichterlijk n e m e n van Ibidem, p. 104.

de maat, w o o n t de mens. Als hij w o o n t , dan w o o n t hij dichterlijk.


W o n e n wij dichterlijk vandaag? Heidegger maakt snel duidelijk dat
Hlderlin niet spreekt over de werkelijke condities van het m o d e r n e w o n e n .
En hij voegt eraan toe dat het dichterlijk n e m e n van de maat ons vandaag de
dag v r e e m d is, en dat enkel onze intutie van de pozie ons in staat stelt te
ervaren dat w e vandaag de dag in een volledig ondichterlijke wereld w o n e n :
undichterisch wohnet der Mensch. Maar hij spreekt wel de h o o p uit dat deze
conditie zal omslaan. D e aandacht verschuift naar het dichterlijke en laat hoop
toe. M e t dit in gedachten geeft hij c o m m e n t a ar bij de strofen van Hlderlin,
maar deze intentie is volgens mij echter volledig ontoereikend. In het begin
van het gedicht w o r d t de onverborgenheid van een plaats beschreven:
'In lieve blauwte bloeit' de kerktoren; de vensters van waaruit de klokken
luiden zijn 'als p o o r t e n van schoonheid'. Z o 'eenvoudig' en 'heilig' zijn de
beelden, 'dat m e n werkelijk vaak vreest die te beschrijven'. Dit is de plaats van
het w o n e n het is het viertal. Maar de mens mag er zichzelf enkel aan afmeten
'zolang de vriendelijkheid n o g aan het hart, de Zuivere, duurt' (50 lange die
Freundlichkeit noch am Herzen, die Reine, dauert). Freundlichkeit, zo maakt
Heidegger duidelijk, is de vertaling van karis, een toestand van wederzijds
aan elkaar t o e b e h o r e n van mens en landschap, mens en huis. Maar de maat
waarvan Heidegger spreekt is enkel hier mogelijk, in het gedicht. O p de aarde
die de brug samen m e t de andere elementen van het Geviert vernietigd heeft,
op deze aarde die niet langer ' o n d er de hemel' is, is geen maat denkbaar,
i s er op aarde een maat? Er is er geen.' H e t leven van de mens als w o n e n , het
wohnend Lehen, vervaagt in de verte, in die Femegeht. H e t roept het niet terug,
maar maakt het los - het is niet terug te w i n n e n . Enkel als v o r m is het n o g
denkbaar, als een v o r m die het verschil meet.
17
Undichterisch wohnet der Mensch... D e verscheidenheid van v o r m e n van dit Paul Valry, Eupainos ou
Varchitect verscheen in 1921,
undichterisch wohnen v o r m t het o n d e r w e r p van de 'geschiedenis' van Tafuri en nu o p g e n o m e n in Oeuvres,
Dal C o . H o e w e l dichterisch wohnen als zodanig nooit g e n o e m d wordt, is het deel 11, Parijs, Bibliothque
juist deze 'afwezige v o r m ' die het mogelijk maakt een kritiek te schrijven van de la Pliade 148, i960,
pp. 79 e.v. Dit opstel was in
de ideologie van het huis en de belachelijke pretenties die de architectuur heeft het algemeen gericht aan 'de
(en die zelf architectuur zijn) ten aanzien van de verzoening tussen mens en dichters van de architectoni-
landschap, mens en stad. sche v o r m ' tussen de twee
wereldoorlogen. D e
H e t is v r e e m d dat Tafuri en Dal C o in dit verband naast de naam van tragisch-onttoverende visie
Heidegger niet die van Paul Valry n o e m e n . 1 7 E n dit terwijl Heidegger in zijn ervan bleef echter volledig
onbegrepen, en deze visie
zou ik hier willen b e n a -
drukken. Waarschijnlijk is
o m deze reden het w e r k niet
d o o r Tafuri en Dal C o
geanalyseerd. P a g i n a n u m -
mers verwijzen naar de
Nederlandse vertaling
'Eupainos of de architect'
van Piet Meeuse, o p g e -
n o m e n in: Paul Valry,
Leonardo en Socrates,
Amsterdam, D e Bezige Bij,
1991, pp. 62-140.
opstellen over architectuur de fundamentele thema's van Eupalinos waarvan
het m o t t o luidt: 'prs karin' w e e r o p n e e m t. Phaedrus vertelt Socrates het
verhaal van Eupalinos van Megara en zijn architectonische w e r k. M e t niets
anders dan 'orden en getallen', dat wil zeggen, d o o r te meten, b o u w d e hij
18 huizen. In de uitvoering bestonden geen 'details' 18 - alles was wezenlijk, van
Valry, 'Eupalinos of de
gelijke waarde. B o u w e n betekende v o o r Eupalinos jezelf k e n n e n - omdat
architect', p. 67.
b o u w e n w o n e n is, en w o n e n zijn, zijn-in-vrede, thuis-zijn. B o u w e n is jezelf
k e n n e n als een b e w o n e r . En huizen w o r d e n door de b e w o n e r als geliefde
objecten gekoesterd.
Eupalinos brengt de oorspronkelijke, tektonische betekenis van de archi-
tectuur tot uitdrukking. B o u w e n is poisis. Er bestaan stomme g e b o u w e n -
constructies en w o n i n g e n ; en er bestaan g e b o u w e n die spreken; maar er zijn
o o k andere en die zijn het zeldzaamst - die zingen. D e g e b o u w e n die spreken
m o e t e n zichzelf beperken tot het helder preken: 'Hier beraadslagen de rechters.
Hier zuchten de gevangenen.' In de gerechtsgebouwen m o e t alles de
vonnissen uitdrukken en spreken van straffen. ' H e t steen spreekt plechtig uit
wat het bevat; de m u u r is onverbiddelijk; en dit werk, zo t r o u w aan de waar-
19 heid, verkondigt krachtig zijn strenge bestemming.. . ' I 9 Markten, gerechtsge-
Ibidem, p. 79. b o u w e n , gevangenissen, theaters, ze spreken van strenge bestemmingen - en ze
k u n n e n over niets anders spreken, niet zonder zichzelf te ' v e r m o m m e n ' .
D e architect m o e t deze bestemmingen beheersen, maar tegelijkertijd m o e t
hij inzien dat ze niet het w e z e n van het w o n e n uitmaken, en ook vervullen ze
niet het wezen van het dichterlijk b o u w e n . Een radicaal onderscheid k o m t
tussen hen en het meesterwerk dat 'voor zichzelf zingt'. D e g e b o u w e n die
zingen zijn H u i z e n . Enkel daar is de mens een b e w o n e r . Zij zijn de m o n u -
m e n t e n die de maat van het zijn van de mens n e m e n : 'Dat w e in een menselijk
w e r k verkeren als vissen in het water, er helemaal in ondergedompeld zijn, dat
20 w e erin leven en eraan zijn overgeleverd.' 2 0 Deze m o n u m e n t e n m o e t e n solide
Ibidem, p. 88.
en duurzaam zijn, 2 1 omdat ze het wederzijdse, oorspronkelijke bij elkaar horen
21
Ibidem, p. 90. van b o u w e n en w o n e n tot uitdrukking brengen. Dit is dezelfde grens die Loos
aan de architectuur van het b o u w w e r k oplegde, de techniek van de w o n i n g -
dezelfde Loosiaanse bevestiging van de vage mogelijkheid van overeenstem-
m i n g tussen muziek en m o n u m e n t a l e architectuur; dezelfde Loosiaanse v o r m
22 in de zin van Hlderlins 'leegte', van architectuur als poisis.22 O o k de dialoog
Vgl. m i j n opstel 'Loos - van Valry vervolgt volgens deze 'Loosiaanse dialectiek' zijn weg.
W i e n ' , in: Francesco A m e n -
dolagine en Massimo Maar welke zijn nu de m o n u m e n t e n die zingen? Waar is de stad als
Cacciari, Oikos. Da Loos a harmonie? In de dialoog van Valry lijkt het tektonische element van de archi-
Wittgenstein, R o m e , O f f i -
tectuur gebruikt te w o r d e n voor zijn effect, in contrast met het dialectische
cina, 1975; N e d . vert, van
Ineke van de Burg en Marga element: ' H e t is niet nuttig, vrees ik, die G o d te zoeken die ik heel mijn leven
van Mechelen in: Oikos. probeerde te o n t d e k k e n , en h e m te achtervolgen in gedachten alleen. (...) D e
Van Loos tot Wittgenstein,
G o d die j e zo vindt is slechts een w o o r d , uit w o o r d e n geboren, en terugkerend
N i j m e g e n , SUN, 1982.
tot de w o o r d e n . ' 2 3 H e t denken is losgeraakt van het b o u w e n - of heeft van het
23
Valry, 'Eupalinos of de
architect', p. 135.
b o u w e n enkel n o g techniek gemaakt. H e t is echter het b o u w e n in de strikt
Heideggeriaanse zin van het w o o r d - dat Socrates van alle handelingen de
meest complete acht; in vergelijking m e t deze 'grote daad van het b o u w e n '
b e s c h o u w t hij het w e r k van de D e m i u r g , die ongelijkheid organiseerde, die 'in
zijn hartstocht o m alles uit elkaar te halen' de elementen v o r m d e en ze van
elkaar scheidde, als onvolledig. ' N u m o e t het o m g e k e e r de gebeuren': 2 4 n a m e - 24

lijk het viertal, het huis 'op de aarde en o n d e r de hemel', de verzoeningsge- I b i d e m , p p . 135-138.

zinde M u z e .
Is dit een o p r o e p o m voorbij het luisterende wachten te gaan? Is dit een
rele mogelijkheid? Volgens Loos k o n enkel in het g r a f m o n u m e n t de architec-
tuur poisis w o r d e n . Socrates richt zijn eigen architectuur op in het w o o r d ,
nadat hij zijn tijd onherroepelijk verspeeld heeft. Hij is een architect die de
o n d e r n e m i n g ziet stranden. Hij b e s c h o u w t de v o r m van het b o u w e n niet
alleen in het w o o r d zijn w o o r d is dat van een dode. H e t is stilte. Socrates en
Phaedrus k o m e n samen op de oevers van de Ilissus, in het doorzichtige scha-
duwrijk, in een hier dat niet bestaat en alles wat ze gezegd hebben 'is even-
zeer een natuurlijk spel van de stilte in dit dodenrijk als de fantasie van een of
andere redenaar uit de andere wereld, die ons als marionetten heeft gebruikt'. 2 5 25
Undichterisch wohnet der Mensch... H e t huis is verleden tijd, het is niet I b i d e m , p . 140.
26
langer. 26 H e t huis, gevorm d d o o r de eenheid van w o n e n en b o u w e n , is tot Vgl. m e t b e t r e k k i n g t o t d e
niets g e w o r d e n . D e opheffing van het huis is een fundamenteel aspect van de volgende paragraafhet

westerse metafysica, welke ervan overtuigd is dat het zuivere zijn (l'ente) niets b e l a n g r i j k e essay van
E. Severino, ' T e m p o r a l i s e
(niente) is. D e scheiding van het o n d e r k o m e n en het huis, waarin het o n d e r - a l e n a z i o n e ' , in: Archivio di
k o m e n enkel in de tijd kan zijn, is geen literaire allegorie van de fundamentel e Filosofia, R o m e , 1975.

scheiding van het zijn-in-de-tijd (esse) en het zuivere zijn (ente) de scheiding
waardoor het Subject van de metafysica bezit n e e m t van het zuivere zijn -
maar het is deze scheiding zelf. H e t huis w o r d t voorgesteld als het niets, of
wordt alleen n o g tot rune of herinnering gemaakt, o m zo n o g duidelijker zijn
nietigheid, zijn opheffing te tonen. Vanuit deze positie is het Subject vrij, kan
het zich vrij bewegen, kan het zijn w e r k voortzetten en zijn lot vervolgen van
het scheiden van al het niet tijdelijke zijn van het zijn-in-de-tijd, van het r e d u -
ceren van al het zijn tot tijd tot de tijd van de b e w e g i n g van het Subject zelf.
H e t Subject verblijft in de tijd het w o o n t niet in huizen. H e t verschil tussen
w o n e n , b o u w e n en pozie is niet omkeerbaar of tot verzoening te brengen; en
de betekenis van dit verschil is essentieel v o o r het begrip van het fundamentele
nihilisme van de westerse metafysica-techniek. D a a r o m speelt architectuur een
belangrijke rol in deze 'geschiedenis'. Zij vertegenwoordigt een van de beslis-
sende krachten die het pure zijn van zijn verbinding m e t het zijn-in-de-tijd
gescheiden heeft, en verdoezelt zo de opvatting van Parmenides, voor wie al
het zijn vanaf zijn oorsprong eeuwig en verenigd is m e t het zijn-in-de-tijd.
Misschien geldt architectuur als een van deze krachten net als de stilte, de stille
hechtenis van de lege v o r m e n van de huizen. W a t de architectuur veroordeelt

M. Tafuri,
Teoria e storia dell'architettura,
Bari, Laterza, 1968.

Theories and history of architecture,


New York, Harper 4 Row, 1980.
tot de meest verachtelijke ellende is de versiering van onze woestijnen met
traditionele v o r m e n en archasche runes, de v e r m o m m i n g van het kunstma-
tige m e t de natuur en van het zijn m e t de eeuwigheid, het als 'dichterlijk'
bestempelen van technische functies, en de 'verheffing' van de hardvochtige
27 conventies van de verscheidene politieken waar de techniek uit is samengesteld. 2 7
Vgl. M . Cacciari, ' H e t
probleem van het politieke
bij D e l e u z e en Foucault', in:
Undichterisch wohnet der Mensch... O n d e r geen beding m o e t dit op een morele
Krisis nr. 8, A m s t e r d a m, of'literaire' wijze begrepen w o r d e n . W a a r het ons hier o m te d o en is, is het
1982, pp. 17-27; oorspr. in: praktische resultaat van de analyse van de v o r m , of de a priori- voorwaarden van
M . Cacciari e.a. (red.), II
dispositivo Foucault, Veneti,
de mogelijkheid van het dichterisch wohnen. Dit resultaat m o e t 'vrij' g e h o u d e n
Cluva, 1977, 1981', pp. 57- w o r d e n van elke v o r m van nostalgie of utopische transcendentie. Hierbij zijn
69 (noot van de vertaler). enkel de voorwaarden en de fenomenologie van het undichterisch wohnen van
belang. Dit is o o k het thema, en de werkwijze, van de 'geschiedenis' van
Tafuri en Dal C o .
Deze 'geschiedenis' beschrijft een resultaat: het resultaat is het undichterisch
wohnen. Maar h o e manifesteert dit n i e t - w o n e n zich nu concreet? H e t niet-
28 w o n e n is de belangrijkste eigenschap van het leven in de metropool. 2 8 N o c h
D e analyses van Simmel en
Heidegger n o c h Valry brengt de metropoo l ter sprake in zijn bespreking van
B e n j a m i n en mijn eigen
studie van dit o n d e r w e r p in het dichterlijk w o n e n , terwijl het w o n e n juist hier zijn waarde daadwerkelijk
Metropolis dienen daarom in verliest. D e 'geschiedenis' van de hedendaagse architectuur is daarom een
deze richting uitgewerkt te
f e n o m e n o l o g i e van het metropolitane n i e t - w o n e n . Althans, dat zou het
worden.
29
m o e t e n zijn, want de hedendaagse architectuur tracht door zichzelf te
D e kracht van de antistede- herstructureren het w o n e n in de metropoo l weer mogelijk te maken. 2 9 H e t
lijke ideologie is niet alleen bepleiten van een dergelijke mogelijkheid v o r m t de basis van de 'stedelijke
te wijten aan d e ideologie
van de architectuur. H e t is
planologie' als discipline binnen de huidige architectuur. D e erkenning van dit
een algemeen onderdeel van geschakeerde veld impliceert dan ook de noodzaak van een structurele analyse
de hedendaagse cultuur - tot van de functies van de metropool. D o o r haar oorsprong en wezen creert de
en m e t de ' n i e u w e filo-
sofen'. H e t ' n o m a d i s m e ' dat
'stedelijke planologie' een verandering van perspectief: het o n v e r m o g e n van
zij prediken, en dat niet d o o r het 'klassieke' w o n e n . Zij beschouwt echter ook de meertaligheid van de
de institutie v e r h o l p e n kan
metropolitane functies (en de vernietiging van de mogelijkheid van het w o n e n
w o r d e n , is omschreve n d o o r
D . Grisoni in Politiques de la als gevolg hiervan) als talen die vanuit h u n aard in een logisch systeem 'gesubli-
philosophie (Parijs, 1976) als m e e r d ' k u n n e n w o r d e n , in de logica die vertegenwoordigd of belichaamd zou
een weerlegging van de
w o r d e n d o o r die 'stedelijke planologie'. Alhoewel m e n erkent dat het 'klas-
codes van de t e c h n o - s t e d e -
lijke beschaving. Zelfs de sieke' w o n e n nu niet m e e r mogelijk is, blijft het idee van de stad als een orga-
d i c h o t o m i e Zivilisation - nisme mogelijk: een Plant die groeit vanuit de wortel van de Logos van de archi-
Kultur w o r d t d o o r deze
tectonisch-stedelijke planologie. H e t idee van een dergelijke Plant vertegen-
' n i e u w e n ' opgelost! O m
maar niet te spreken van de w o o r d i g t het imperatief, het Sollen, van de metropolitane orde.
'reactionairen par excel- J e zou k u n n e n zeggen dat de '"stedelijke planologie" v o o r t k o m t uit de
lence', de 'Duitsers' van
Nietzsche! E n natuurlijk de
poging o m het hedendaagse undichterisch wohnen uit te leggen als een organisme'.
avant-garde! Zelfs de ellende Maar uit wat anders bestaat dit 'ondichterlijke w o n e n ' dan uit de veelheid en
van de ideologie presenteert de ' o n t h e e m d i n g ' , het heimatlos w o r d e n , van de verschillende disciplines
zichzelf w e e r enkel als een
klucht.
waaruit de m e t r o p o o l bestaat? M e t haar bewering het 'ondichterlijke w o n e n '
op een 'organische wijze' te organiseren, bevestigt de 'stedelijke planologie' de
mogelijkheid van het terugbrengen van de meertaligheid en de veelheid van
functies tot een eenheid - zij beweert een soort van logica v o o r hen te verte-
genwoordigen. Maar waarop deze b e w e r i n g gebaseerd is kan de 'stedelijke
planologie' niet laten zien, omdat zij zelf een taal is tussen al die andere, en
evenmin kan zij aantonen dat haar Logica functioneert. D a a r o m is zij
g e d w o n g e n deze Logica o m te zetten in een Sollen, in een ethisch imperatief,
in een paradoxale ethiek - of o m het te doen gelden als pure vorm, binnen het
andere-dan-de v o r m , in het spel van de rede dat draait o m het c o m p o n e r e n,
d e - c o m p o n e r e n , en h e r - c o m p o n e r e n van de tekens van de metropool. In de
b e w o o r d i n g e n van de hedendaagse 'stedelijke planologie' volgen logica, ethiek
en spel elkaar op deze manier op als min of m e e r ontgoochelde varianten van
een wezenlijke 'ellende': de idee van het 'harmoniseren' van de functies van de
metropool, van het creren van een 'thuisland' dat eraan ten grondslag ligt
en van de b e w e r i n g dat h u n eigenlijke conflict slechts een schijn is die een
'diepere', 'wezenlijke' Gemeinschaft verbergt en verhult. Dit 'thuisland' zou de
'stedelijke planologie' verkondigen. E n deze 'verkondiging' levert de basis
voor haar verschillende 'compositionele' voorstellen. Maar wat zou deze
compositie n u eigenlijk ' h e r c o m p o n e r e n ' ? Waaruit is deze compositie samen-
gesteld, als het niet uit de 'wezenlijke' gemeenschap van het w o n e n is?
D e taal van de 'stedelijke planologie' is qua logica net zo ongefundeer d als
ze historisch blind is. D e hedendaagse 'stedelijke planologie' kan, op basis van
haar 'logica', niet zien. O f beter, zij ziet de 'vampier van de speculatie' daar
waar de industrile kapitalistische m e t r o p o o l gedijt. Z e ziet sociale en politieke
desintegratie daar waar de functionele veelheid van de 'disciplines' van de
metropool uiteindelijk al haar tegenstrijdige waarden weet te 'bevrijden'. Zij
ziet individuele eenzaamheid en nostalgie naar het dichterisch wohnen, daar waar
de samenstelling van de klassen is veranderd en de verschillende politieke organi-
saties van de Gesellschaft zijn ontstaan. Tussen deze 'visie' en de metropool zelf
w o r d t een onoplosbare spanning tot stand gebracht een onoverbrugbare
tegenstelling b i n n e n een specifiek historische context. H e t vertoog verandert
niet w a n n e e r de 'stedelijke planologie' 'toegeeft' aan de metropool, omdat ook
dit geen zien, geen zichtbaar-maken is: de metropoo l w o r d t verondersteld een
natuurlijk en v o o r de hand liggend veld te zijn van compositionele plannings-
participatie. Haar arbitraire v o r m e n w o r d e n opgevat als wetten, en haar
conventies als onveranderlijke regels van het spel. En deze opvatting raakt
uiteindelijk verstrengeld in de bedrieglijke ontnuchtering van het spel van de
stedelijke planning.
Natuurlijk hebben 'ethisch-compositionele' waarden de overhand in het
ontstaan van de hedendaagse 'stedelijke planologie'. ' D e depersonalisering,
vervreemding en desintegratie in de grote m e t r o p o o l lijken o v e r w o n n e n te
k u n n e n w o r d e n d o o r het o p n i e u w helder en georganiseerd verschijnen van

M. Tafuri,
L'architettura dell'umanesimo,
Bari, Laterza, 1969.
k e r n e n waarin "kwaliteit" en "gemeenschap" w e e r de dragers v o r m e n '
30 Parker, U n w i n en H o w a r d w e r k t e n vanuit deze visie. 30 Maar dit 'model' heeft
Tafuri en Dal C o , Modern
al snel de neiging o m zich af te w e n d e n van het 'ethisch-compositionele', o m
architecture, p. 39.
de bovenstaande t e r m e n te gebruiken. D e 'stedelijke planologie' doet zichzelf
graag gelden als een mogelijke logica v o o r de organisatie van de metropool. Dit
' k e e r p u n t ' uit zich in vele verschillende v o r m e n , zonder dat hierdoor echter
het idee van 'stedelijke planologie' als een herstellen van evenwicht verandert. Z o
zijn daar de rationalisering van de stedelijke groei, het territoriaal in evenwicht
b r e n g e n van de produktiefactoren, het 'harmoniseren' van stad en land.
K o r t o m , de idee van 'stedelijke planologie' als 'een proces van een apolitieke
integratie van de historische tegenstellingen, die d o o r een optimistisch t e c h n o -
31 logisch evolutionisme hersteld w o r d e n ' . 3 1 In deze zin richt het w e r k van
Ibidem, p. 56. Olmsted zich 'op serieuze wijze op het probleem van politieke en institutio-
nele h e r v o r m i n g e n (...), op de controle over de exploitatie van h u l p b r o n n e n
op het territoriaal niveau (...), op het verdwijnen van oude m e t h o d e n van
stedelijk beheer, zoals dit zichtbaar werd in de mislukking van de Pullman
T o w n ' . E n tegelijk is zijn w e r k een strijd tegen het verdwijnen van de g e m e e n -
schap en een utopische alliantie van wetenschap, techniek en natuur- de
32 natuur die o p n i e u w 'een formidabele inkomstenbro n v o o r de stad' wordt. 3 2
Ibidem, pp. 24-25. O p deze wijze w o r d e n de ideologie en de taal van de Beaux-Arts 'geharmoni-
seerd' in de 'City Beautiful' waarbij de 'absolute prioriteit van het mechanisme
33 van de vrije markt' o p n i e u w bevestigd wordt. 3 3
Ibidem, p. 48.
Zelfs het verkondigde 'realisme' van de Duitse stedelijke planning dat 'zich
richt op het o p n i e u w instellen van een natuurlijke conditie voor de i n k o m e n s-
mechanismen' d o o r 'het uitbannen van elke kunstmatige "verstoring" van de
grondmarkt, welke veroorzaakt w o r d t d o o r het m o n o p o l i e op b e b o u w b a re
grond', gaat vergezeld van 'een impliciete nostalgie naar de pre-metropolitane
34 "stad"'. 3 4 D e opvatting van een zuivere vrije markt blijft een ideologie van het
Ibidem, p. 51. E e n beslis-
sende o n t w i k k e l i n g in deze evenwicht. Sterker nog, in de m e t r o p o ol die tot een 'evenwichtig organisme'
periode is echter de v o r m i n g gemaakt is, w o r d t de architectonische v o r m gerechtvaardigd als een 'gebeur-
van de 'discipline' van het
tenis en creatie', zonder welke het individu zich nooit 'in zijn element' kan
technische behee r van
grondgebied, de ' b u r e a u - voelen.
craten' van het territorium.
D e z e 'discipline' heeft
H e t spel van de rede en de pozie van de vormen 3 5 van de Meesters in
Weberiaanse trekken, en
haar cultuur benvloedd e in afwachting van de n i e u w e Colberts die h u n utopien zullen realiseren,
belangrijke mate het p o l i - utopien die politiek zullen zijn in de 'klassieke' zin van het w o o r d , of filantro-
tiek-intellectuele klimaat
pisch-collectivistisch, maar in ieder geval anti-metropolitaan zijn op deze
van het Duitsland van keizer
W i l l e m 11. Vgl. G. Piccinato manier stevig geworteld in de ideologie van de hedendaagse 'stedelijke plano-
(red.), La costruzione dell'ur- logie'. 3 6 O o k de 'onttovering' in Hilbersheimers Grossstadt-architektur v o r m t
banistica. Germania 1871-1914,
R o m e , Officina, 1977;
geen effectieve kritiek op het ethisch formalisme van de Meesters: zijn beeld
Duitse vert, van Michael van de stad-machine m e t zijn gentegreerde functie, van de stad als 'naakte
Peterek: Stdtebau in structuur', is typerend v o o r het naeve 'machinisme', de mechanistische
Deutschland 1871-1914:
Genese einer uHssenschaftlichen w o o r d e n bij het m o r g e n - heid aan Nietzsche, maar maar het overwinnen van de o n t w e r p v o o r een Nietz-
Diziplin, Braunschweig, r o o d , het o n t l u i k en van de eerder van de totale afwezig- mens - de zee die de 'vuile sche-Denkmal in Weimar,
Vieweg, 1983. zon, 'Ik zou willen geven en heid van een 'architectoni- rivier' die de m e ns is kan dat laat zien h o e het onder-
35 delen totdat de wijzen o n d e r sche ideologie' bij de ontvangen, als een laatste zoek van Mosse, dat sowieso
Dit is de titel van het h o o f d - d e m e n s w e e r gelukkig 'Meester'. W e l k e gift brengt schuilplaats, als de ultieme o p een te vlkische basis
stuk over Le Corbusie r in w o r d e n m e t h u n dwaas- Zarathustra de mens? Is het vluchtplaats voor de d o de uitgevoerd was, opgerekt
Tafuri en Dal C o , Modem h e d e n , en de a r m e n het t r o u w zijn aan de aarde? G o d . Le Corbusier heeft kan w o r d e n ). O o k is er niets
architecture, p. 133. gelukkig m e t h u n rijkdom', G e w o o n heidense 'goede zeker niets van d o e n met de dat wijst op een subtiel
36 la M a i n O u v e r t e ' v o r m ' , Celsus versus d o o r Van d e Velde - en begrip van het Nietzsche-
H e t is waar dat Le Corbusie r opschreef (Tafuri en Dal C o , Origen? H e t vertelt van het Nietzsches zuster o m g e - aanse 'teken' d o o r Le
in zijn o u d e Franse editie Modem architecture,^). 143). ' u u r van grote minachting' v o r m d e Nietzsche tot een Corbusier, in tegenstelling
van de Zarathustra, volgend D i t is echter geen bewijs w a n n e e r de betekenis van de N r e n b e r g s ' C h a m p de tot Mies, zoals w e nog zullen
o p Zarathustra's eerste v o o r Le Corbusier's nabij - aarde niet de m e ns zeifis, Mars' (vgl. Van der Veldes zien.
obsessie die alle kritieken van de traditioneel verzoenende 'stedelijke plano-
logie' op de m e t r o p o o l doordringt. Hilbersheimer ziet geen 'alternatieven'
voor dit nauwkeurige beeld van de metropool. O p deze manier eindigt de w e e r -
legging van de utopie m e t de herbevestiging van de redenen voor een u t o p i -
sche spanning. E n het idee van de 'alternatieve stad', het 'gemeenschappelijke
eiland', geniet zijn meest extreme en misschien wel hoogste verschijningsvorm
in de W e e n s e Hfe de woonplaats van die individuen die trots zijn op h u n
afwijzing van de metropolitane werkelijkheid. Z e lijken mij eerder Schilleri-
aanse helden dan, zoals Tafuri en Dal C o het in enkele zeer fraaie pagina's
beschrijven, voorvechters van de grote burgerlijke r o m a n, van 'de m y t h e n van
de bourgeoisie [die] de hoogst bereikte "toverberg" van het Oostenrijkse
marxisme v o r m e n ' . 3 7 37
'Stedelijke planologie' domineer t als logica en als spel b i n n e n een niet- Ibidem, p. 193.

kritisch kader, te m i d d e n van onopgehelderde talen die m e t betrekking tot


h u n eigen grenzen wezenlijk dubbelzinnig zijn - het veld dat volgt op de neer-
gang van de synthese tussen v o r m en ethiek, de neergang van v o r m als
uitdrukking van ethische kritiek op de kapitalistische metropool. D e utopien
van de 'stedelijke planologie' van na de T w e e d e Wereldoorlog zijn slechts
logica en spel. Maar zelfs deze t e r m e n lijken elkaar wezenlijk tegen te spreken.
Sterker nog, dergelijke utopien presenteren zich als totalistische opvattingen:
h u n i n h o u d w o r d t niet langer gevorm d door Hfe of Siedlungen, of door de
specifieke functies van de m e t r o p o o l (hoe sterk deze o o k benadrukt worden),
maar juist d o o r de totaliteit van de functies. H e t bewustzijn van het utopische
karakter van dit ' o n t w e r p ' verandert niets aan zijn grondeloosheid: het spel
bestaat alleen in het enkelvoud. H e t is wezenlijk onzinnig te trachten de totaliteit
van de spelen te spelen of ze allemaal te vertegenwoordigen in een enkel
spel. D a a r o m ' w o r d t het totalistische beeld w e e r gereduceerd tot een decora-
tieve verrijking van de metropolitane chaos die het in eerste instantie wilde
beheersen'. 3 8 38
Dit totalistische beeld v o r m t in werkelijkheid het 'aura' van de metropool. Ibidem, p. 390.

In plaats van een ironisch spel, dat het vaak beweert te zijn, 'adverteert' dit
beeld, dat de ethische veroordeling van de m e t r o p o o l heeft o v e r w o n n e n (of,
voor zover het deze o v e r w o n n e n heeft), vaak nadrukkelijk de functies van de
m e t r o p o o l d o o r ze over te brenge n naar de dimensie van het heilige aura. H e t
'aura' van de m e t r o p o o l omringt de w o l k e n k r a b b e r - m o n u m e n t e n van N e w
York, Chicago, Boston, 'ervan overtuigd dat de fascinatie voor het uitzonder-
lijke, dat de magnaten van het Chicago van 1890 deed duizelen, n o g steeds
aanwezig is'. 39 Maar in het 'aura' van een allesomvattende technologische 39
utopie een simplistische rechtvaardiging v o o r een m e t r o p o o l die beschouwd Ibidem, p. 397.

w o r d t als een niet te stoppen 'creatieve natuur' - ontstonden ook de m o n u -


m e n t e n van het brutalisme en het neo-expressionisme van de jaren vijftig en
zestig. 40 H e t is noodzakelijk o m stil te staan bij de aanwezigheid van het 40
Vgl. h o o f d s t u k i v , p . 366.
m o n u m e n t . O f het nu in de technologische versie is, zoals zojuist besproken,
of in zijn rooftocht in het 'geheugen' (die een constante aanwijzing is voor de
nostalgie naar het w o n e n, een constante strijd o m 'het verlies van het centrum'
uit te bannen, zoals bij Kahn), zijn weigeing van het 'verwaarloosbare object'

41
van een hedendaagse architectuur 'zonder eigenschappen' 4 1 is een strijd die
Tafuri en Dal C o , Modem moet v o o r k o m e n dat de zich reeds voltrokken ontheiliging van de tijd zich
architecture, p. 402.
uitbreidt naar een ontheiliging van de ruimte. D e betekenis van deze laatste
onbestendigheid van de 'stedelijke planologie' kan alleen in de termen van
4 2
Foucault veklaard worden.

42 W e bevinden ons in een tijdperk, aldus Foucault, waarin de wereld

g e 6 o u w e n van t u p a / m o s nog steeds Moeien, ook met omdkc hec wonen nog
steeds mogelijk zou zijn, maar omdat in deze ruimte, wiens functie nu volledig
o n t h e i l i g d is. e c h t e g e h o u w e n n o g s t e e d s e e n p l a a t s v i n d e n , o o k al l i j k t h e t
a l s o f z e e r h e l e m a a l n i e t t h u i s h o r e n . Z e z i j n z o w e l w e r k e l i j k als a b s o l u u t (ab-
soluti): het zijn heterotopien. Foucault noem t deze heterotopien 'constanten'
in de praktische organisatie van de ruimte. Maar ze worden pas belangrijk
wanneer ze de zuiver serile aard van de metropolitane organisatie tegen-
spreken, wanneer ze proberen zich er tegenover te stellen als nieuwe 'plaatsen
43 van aanbidding', als 'symbolen die de geschiedenis trotseren'. 4 3 Wright sprak
Tafuri en Dal C o , Modem
architecture, p. 402. D e
van zijn Guggenheim Museum als een nieuw Pantheon. 4 4 Heterotopien zijn
verwijzing is naar Kahn. plaatsen waar 'abnormale' individuen 'zichzelf kunnen afzonderen' - plaatsen
44 van 'uitzonderlijke gedrag' waar de ruimte van de metropool op stuk breekt
Ibidem, p. 356.
zoals de golven van een o p k o m e n d tij. Maar de heterotopic plaatst zichzelf ook
vaak binnen de 'normale' functies, binnen de 'normale' informatiesystemen
van de metropool. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de 'lege en transparante'
binnenwereld van de Ford Foundation, die 'opgevat wordt als een enorme
45 broeikas'. 4 5
Ibidem, p. 397.
De heterotopic wordt interessant op het m o m e n t dat zij een compense-
rende en troostende werking ontwikkelt in confrontatie met de ruimte die
haar omringt. Zij wil zich v o o r d o e n als een veroordeling van de ontheiliging
van de haar o m r i n g e n d e ruimte, als de 'redding' van de hirarchische en cultu-
rele waarden van de tijd van de stad. D e ' G o e d e V o r m ' , waar de heterotopic
naar streeft, zou de chaos, het slechte beheer, het verlies van het c e n t r u m van
de m e t r o p o o l openlijk afkeuren. H e t m o n u m e n t , de perfect georganiseerde
'kolonie', de tuin, het zijn geen utopische o n t w e r p e n , maar werkelijke
ruimten, alleen anders m e t betrekking tot de informatie van de metropool. H e t
gaat niet o m de logische organisatie van de metropool, n o c h o m het spel van
de rede m e t de combinatie van zijn tekens, n o c h o m een utopische overwin -
ning van de vervreemding die er overheerst - maar eerder o m een ruimte voor
het b o u w e n van m o n u m e n t e n , dat wil zeggen, een ruimte v o o r het definiren
van plaatsen van aanbidding als m o n u m e n t e n v o o r niet bestaande 'mensen',
functies en talen van de m e t r o p o o l zelf. D e wezenlijke onwaarheid van de hete-
rotopic maakt het onmogelijk zichzelf te b e s c h o u w e n als een nieu w huis
zelfs w a n n e e r bepaalde herinneringen, bepaalde 'heroverde verledens' van de
eigentijdse architectuur aan een dergelijke nostalgie raken. Maar de hetero-
topic is n o g altijd Thuis: niet v o o r het individu, niet voor de b e w o n e r , maar
voor de W a a r d e n van de gemeenschap van individuen. Zelf blijven ze voor
altijd dolende, maar op deze manier h e r w i n n e n ze plaatsen o m naar terug te
keren, beloofde landen, kerken die troost bieden tegen de diaspora van talen
en disciplines.

Maar in de 'ideologische continuteit' van de hedendaagse 'stedelijke plano-


logie' of in de architectuur die het probleem van het w o n e n in de metropoo l
probeert op te lossen - is geen plaats v o o r iemand als Mies van der R o h e . D e
laatste w o o r d e n in het boek van Tafuri en Dal C o zijn gewijd aan het werk van
Mies. En met Mies 'besluiten' w e het vraagstuk dat w e in eerste instantie zijn
b e g o n n e n m e t de w o o r d e n van Heidegger. Laten w e beginnen met de tekst
uit 1923 getiteld Bouwen: ' W e willen dat b o u w e n enkel en alleen b o u w e n
betekent.' En dus niet w o n e n . E n inderdaad, in het project voor het bakstenen
huis uit 1923 'is de fragmentatie van de ruimtelijke c o m p o n e n t e n totaal: de
continuteit van de volumes in relatie tot de plattegrond is enkel schijn, omdat
de organisatie van de onderdelen geen logische route creert, en naar geen
enkele orde verwijst; het zijn tekens, maar ze suggereren dat het labyrint geen
uitgangen heeft'. 4 6 E n in het Duitse Barcelona-paviljoen van 1929 'is het 46
g e b o u w een verzameling van onderdelen, waarvan ieder een andere taal I b i d e m , p . 153.

spreekt, afgestemd op de toegepaste materialen'. 4 7 Enkel b o u w e n : verschil- 47


lende talen samenvoegen, aandacht hebben voor de details zonder naar de 'grote I b i d e m , p . 155.

synthese' van de klassieke V o r m te kijken, zonder te pretenderen dat dit vak


van b o u w e n de nostalgie naar het huis kan bevredigen. Deze nostalgie heeft
haar eigen taal, die echter niet te vertalen is in architectonische technieken.
Het teken m o e t een teken blijven, het mag enkel spreken van de o n t k e n n i n g

M. Tafuri, Jacopo Sansovino e


l'architettura del '500 a Venezia,
Padua, 1969.
van zijn eigen waarde en alleen d o o r middel van deze o n t k e n n i n g is hij in
staat de ware functies en zijn eigen bestemmin g te herkennen: enkel de taal die
48 d o o r zijn eigen grenzen verlicht wordt , zal in staat zijn te functioneren. 4 8
Vgl. p. 339- Mies' gebruik van glas t o o n t zijn anti-dialectiek. Glas is de tastbare
o n t k e n n i n g van het w o n e n . Niet alleen omdat de architectonische v o r m erin
verdrinkt, maar omdat glas, w a n n e e r het op deze wijze ingezet wordt, diegene
zichtbaar maakt die er onderdak in zoeken. Vanaf het project uit 1920-1921
v o o r een glazen wolkenkrabber in Berlijn, een uitzonderlijke o n t k e n n i ng van
de expressionistische transcendentie a la Scheerbart, tot en m e t het Seagram
Building in N e w York is er een constante in het werk van Mies aan te wijzen:
een t o p p u n t van onverschilligheid ten aanzien van het w o n e n , dat tot uitdruk-
king w o r d t gebracht in neutrale tekens: 'het maximale formele ordenen k o m t
49 overeen m e t een maximale afwezigheid van beelden'. 4 9 D e taal van de a f w e -
Ibidem, p. 340. zigheid getuigt hier van de afwezigheid van het w o n e n - van de volledige
scheiding van het b o u w e n van het w o n e n , een scheiding die door geen hete-
rotopic verholpen kan w o r d e n . D e 'grote glazen vensters' zijn de nietigheid,
5 de stilte van het w o n e n . 5 0 In h u n reflectie van de metropool o n t k e n n e n zij
D e dialectiek van het 'glas' is het w o n e n . E n enkel reflectie is deze v o r m e n toegestaan.
echter complexer dan het
hier lijkt. Elders h o o p ik dit
verder uit te w e r k e n . [ N o o t Vertaling: Francois Claessens,
van de vertaler: vgl. met dank aan Geert Hovingh en Ren Wubs
M . Cacciari, ' D e Klassieken
van Mies', in: Archis, 1989,
nr. 1, pp. 44-51; vertaling en
v o o r w o o r d van Eric Bolle.[

You might also like