You are on page 1of 4

De

kinderstem: bereik, mutatie



De kinderstem van 0 jaar tot even na de mutatie onderscheidt zich, evenals
de stem van de volwassene, in omvang en timbre. Het idee dat de
kinderzangstem een omvang heeft van c’ tot c’’ is wat achterhaald. Lange
tijd werden tijdens het zingen op school tonen buiten dit toongebied
gemeden. Onderzoek wees echter uit dat de omvang van de kinderzangstem
gemiddeld 1,5 octaaf bedraagt, waarbij een omvang van twee octaven en
zelfs meer geen uitzondering vormt.

Let wel dat het hier niet gaat om de totale omvang van de kinderstem, die is
uiteraard veel groter (roepen, juichen). Bij gezonde en getrainde kinderstemmen
is de gemiddelde omvang van de zangstem:
4 – 7 jaar…..d’ – e”
7 – 10 jaar….f ’- f ”
10 – 12 jaar…..c’ – g”
jongens 11 – 12 jaar…..c’ – f ”
jongens 13 – 14 jaar…..e – d”, met onder invloed van de mutatie een licht tenorale
klank

Zeer goed getrainde jongensstemmen blijken vaak, ook tot één à twee jaar na de
mutatie, de volledige omvang van de kinderzangstem behouden te hebben en
deze te kunnen gebruiken. Ook de gemiddelde scholier die muteert behoudt de
kinderstem. Wanneer zingen door hem echter als gek of kinderachtig wordt
ervaren zal hij zo snel mogelijk de nieuw verworven laagte benadrukken,
teneinde vooral flink zijn volwassenheid te manifesteren. Het spreekt voor zich
dat zulk gedrag funest is voor de jonge mannenstem. Het feit dat de kinderstem
niet meer aangesproken wordt betekent een onverbiddelijke teloorgang. Onder
invloed van fysiologische rijping de stembanden verandert de jongensstem
geleidelijk in een (jonge)mannenstem, die overigens nog niet het eindproduct is,
namelijk de volwassen mannenstem. De stem wint aan laagte en klinkt voller (tot
ongeveer e klein octaaf). De kinderstem blijft behouden en is bruikbaar of zou
bruikbaar moeten kunnen blijven tijdens de mutatie. Na de mutatie is de
gemiddelde omvang van de zangstem Bes (groot octaaf ) – c’.

Register
Een register is een groep tonen met een gelijke klankkleur en een gelijkwaardige
kwaliteit, bewerkstelligd door een en hetzelfde mechanisme van
klankvoortbrenging. De oorspronkelijke kinderstem blijft (latent) aanwezig. Deze
zal zich nu manifesteren als falsetregister (ook wel kopstem genoemd), omdat er
een duidelijk kleurverschil bestaat tussen de halfwas mannenstem en de
kinderstem. Bij zeer goed getrainde jongeren komt het voor dat er een vrijwel
“breukloze” overgang is tussen kinder- en jongemannenstem.

Men zou dan ook kunnen spreken van twee soorten falsetregisters:
– De tijdens en na de mutatie onbenutte oorspronkelijke kinderstem, die
verkommerd is en waarvan niets anders is overgebleven dan een zwak, hees en
klankarm restant.

– De tijdens en na de mutatie blijvend aangesproken en liefst goed geschoolde en
oorspronkelijke kinderstem, die nog steeds helder en vol van klank is. Geen
duidelijke breuk tussen kinder- en (jonge)mannenstem. Hier vormt het
falsetregister een wezenlijk bestanddeel van de totale omvang van de zangstem.
Daar muteren geen ziekte is kan de mutant gewoon blijven doorzingen, zij het dat
er op toegezien moet worden dat hij de stem in de laagte niet
forceert. Jongemannenstemmen zijn vaak nog niet duidelijk te onderscheiden in
tenoren en bassen. Toch vraagt de omvang om zang binnen het kader van de
gemengde stemmen, dus sopraan-alt-tenor-bas of sopraan-alt-bariton. Halfwas
mannenstemmen zijn dan ook doorgaans het meest gebaat bij een baritonligging
(c klein octaaf – as’). Ook meisjes muteren, zij het in zeer lichte mate. Vaak klinkt
de stem in deze periode wat hees en zingt het meisje liever laag, terwijl het
timbre toch duidelijk wijst in de richting van een hoge stem. Tijdelijk kan aan
haar wens gehoor gegeven worden. Na de mutatie zal het meisje -in de meeste
gevallen- uit zichzelf weer kiezen voor een plaats bij de ‘eerste stem’, de
sopranen.

Samenvatting en enige aanvullingen
1. Tot aan het tiende levensjaar verandert er binnen de totaalomvang weinig. Best
aansprekende stemgebied is gemiddeld: f1 – f2 (d1 – e1). Daarna wordt, bij
jongens, de onderste begrenzing van het best aansprekende en klinkende
stemgebied gestaag lager. Men noemt dit wel voormutatie. De klankkleur wordt
donkerder. De hoogte blijft intact, maar wordt niet graag benut en verkommert
vaak. Met de voormutatie moet tijdens het zingen in de klas rekening gehouden
worden: een lied nooit klakkeloos in de genoteerde toonsoort zingen, maar zo
nodig aanpassen of transponeren.

2. Bij meerstemmig zingen met gelijke stemmen af en toe de stemmen onderling
verwisselen. Voormutanten zingen de laagste partij (let op: licht zingen, niet
duwen). Canons zingen om ook de voormutanten de gelegenheid te geven het
hoogste stemgebied nog aan te spreken, daar dit anders wegkwijnt.

3. Zet nooit een kind met een hoog, helder stemgeluid bij de derde, meestal
laagste partij, omdat het zo muzikaal een tegenmelodie kan zingen!

Bereik van de stemsoorten




vrouwenstem Mannenstem

Sopraan Tenor

Mezzosopraan Bariton

Alt Bas

Sopraan

Mezzosopraan

Alt

Tenor
Bariton

Bas

You might also like